Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 571 of 729
5123
Rijden met uw auto
Is het niet anders mogelijk dan de auto
op een helling te parkeren, doe dit dan
als volgt:
1. Zet de auto op de parkeerplaats. Draaihet stuurwiel in de richting van de
stoeprand (rechtsom als u parkeert opeen aflopende helling, linksom op eenstijgende helling).
2. Als de auto een handgeschakelde versnellingsbak heeft, zet u deze in de
vrijstand. Als de auto een
automatische versnellingsbak heeft,
zet u deze in de stand P (Park).
3. Trek de parkeerrem aan en sluit de auto af.
4. Plaats blokken voor de wielen van de aanhanger in de richting van deaflopende helling.
5. Start de auto, houd de rem ingetrapt, schakel in de vrijstand, zet de
parkeerrem los en laat het rempedaal
langzaam opkomen tot de blokken het
gewicht van de aanhangertegenhouden. 6. Trap het rempedaal weer in, trek de
parkeerrem weer aan en zet de
versnelling in de stand R (achteruit) bij
een handgeschakelde versnellingsbak
en in de stand P (parkeren) bij een
automatische versnellingsbak.
7. Zet de motor af en laat het rempedaal los, maar laat de parkeerrem
aangetrokken blijven. Wegrijden op een helling
1. Zet de handgeschakelde transmissie
in de vrijstand of de automatische
transmissie in stand P, houd het
rempedaal ingetrapt en:
versnelling of in stand D.
2. Laat het rempedaal langzaam los.
3. Rijd langzaam vooruit tot de aanhanger los komt van de blokken.
4. Stop en laat de blokken door iemand oprapen en opbergen.
WAARSCHUWING
- Parkeerrem
Stap niet uit voordat de parkeerrem
goed is aangetrokken.
Als u de motor laat draaien, kan de
auto plotseling in beweging komen.
Uzelf of andere mensen kunnen
hierdoor ernstig letsel oplopen.
Page 572 of 729
Rijden met uw auto
124
5
Onderhoud bij het rijden met een
aanhanger
Uw auto heeft vaker onderhoud nodig
wanneer u regelmatig met een
aanhanger rijdt. Belangrijke zaken die
speciale aandacht verdienen zijn: de
motorolie, de automatische-
transmissievloeistof, de smering van de
aandrijfassen en de koelvloeistof. De
toestand van de remmen moet ook
regelmatig gecontroleerd worden. Alle
zaken staan in dit instructieboekje
beschreven. De index is hierbij een
handig hulpmiddel. Het is verstandig
deze gedeeltes te lezen voordat u meteen aanhanger op pad gaat.
Vergeet ook niet de aanhanger en de
trekhaak te onderhouden. Volg het
onderhoudsschema van de aanhangeren controleer de aanhanger regelmatig.
Voer de controle bij voorkeur ieder keer
uit wanneer u gaat rijden. Het is van het
grootste belang dat de trekhaakmoeren
en -bouten vastzitten. Als u gaat rijden met een
aanhanger
Let op de volgende punten als u gaat
rijden met een aanhanger:
Overweeg de aanschaf van
stabilisatorkoppeling. Raadpleeg de
leverancier van de trekhaak voor meer
informatie.
Trek tijdens de inrijperiode van uw auto, gedurende de eerste 2.000 km
geen aanhanger.
Als u dat wel doet, kan schade aan de
motor of de transmissie ontstaan.
Als u van plan bent met uw auto een aanhanger te gaan trekken, adviseren
we u contact op te nemen met een
officiële HYUNDAI-dealer over de
benodigde zaken zoals een trekhaak,enz.
Rijd met een aanhanger niet harder dan wettelijk is toegestaan.
Rijd bij het oprijden van een lange helling niet harder dan 70 km/h of de
voorgeschreven maximum snelheid.
De tabel bevat belangrijke gegevens met betrekking tot gewicht.OPMERKING
Vanwege de hogere belasting
tijdens het rijden met een
aanhanger, kan bij warm weer ofbij bergop rijden de motoroververhit raken. Als de koelvloeistoftemperatuurmeter
aangeeft dat de motor oververhitdreigt te raken, schakel dan deairconditioning uit en breng de
auto op een veilige plaats tot stilstand om de motor af te latenkoelen.
Als met de auto een aanhanger getrokken wordt, moet de
transmissievloeistof vaker worden gecontroleerd.
Page 573 of 729
5125
Rijden met uw auto
Gewicht van de aanhanger
Wat is het maximale aanhangwagen-gewicht? Hij mag nooit meer wegen dan
het maximale aanhangergewicht voor
een geremde aanhanger. Maar dit kan al
te zwaar zijn.
Dat hangt af van de manier waarop de
aanhanger wordt gebruikt. Zo zijn onder
andere de rijsnelheid, de hoogte,
hellingshoek, buitentemperatuur en
ervaring belangrijke factoren. Het
maximale aanhangergewicht is ook
afhankelijk van eventuele voorzieningen
die op de auto zijn aangebracht.
M/T : Handgeschakeld
A/T : Automaat Motor
Onderwerp
Benzinemotor (2,4L)Dieselmotor (2,0L / 2,2L)
M/T A/TM/T M/T
Maximaal
aanhangerge-
wicht kg (Ibs.)
Ongeremd750
(1653) 750
(1653)750
(1653) 750
(1653)
Geremd
2500
(5512) 2000
(4409)2500
(5512) 2000
(4409)
Maximale kogeldruk: kg (Ibs.)
100
(220) 100
(220)100
(220) 100
(220)
Aanbevolen afstand hart
achterwiel - kogel mm (Inch)
1130
(44,5)
C190E01JM
Kogeldruk T otaal aanhangergewicht
Page 574 of 729
Rijden met uw auto
126
5
Kogeldruk
Bij het trekken van een aanhanger zijn
de kogeldruk en het maximaal
toelaatbaar totaalgewicht van belang.
Onder het totaalgewicht worden
gerekend het ledig gewicht van de auto
plus het gewicht van de belading en de
inzittenden. Bij het trekken van een
aanhanger dient bovendien het gewicht
van de aanhanger hierbij wordenopgeteld. De kogeldruk mag maximaal 10% van
het totale aanhangergewicht bedragen.
Controleer na het beladen van de
aanhanger of de kogeldruk in orde is. Als
dat niet het geval is, kan deze worden
aangepast door de belading van de
aanhanger anders te verdelen.
C190E02JM
Maximale asbelastingMaximaal toelaatbaar
voertuiggewicht
WAARSCHUWING
- Aanhanger
Zorg ervoor dat de aanhanger aan de voorzijde altijd zwaarder
is dan aan de achterzijde. Deverhouding tussen de belading
voor en achter dient ongeveer60/40 te zijn.
Belaad de aanhanger niet zwaarder dan volgens de
fabrikant van de aanhanger c.q.
trekhaak is toegestaan. Een
verkeerde belading kan
beschadiging van de auto en/of
persoonlijk letsel tot gevolg
hebben. Controleer het
aanhangergewicht met een
geschikte weegschaal of op eenweegbrug.
Door een verkeerde belading van de aanhanger bestaat de kans dat
u de controle over de autoverliest.
Page 575 of 729
5127
Rijden met uw auto
MASSA VAN DE AUTO
In dit deel vindt u informatie over de
juiste manier van beladen van uw auto
en/of aanhanger, zodat u ervoor kunt
zorgen dat u het maximaal toelaatbaar
totaalgewicht, met of zonder aanhanger,
niet overschrijdt. Een juiste manier van
beladen zorgt ervoor dat de prestaties
van de auto zo min mogelijk in negatieve
zin beïnvloed worden. Zorg ervoor dat u,
voordat u uw auto gaat beladen, weet
wat de volgende termen betekenen,
zodat u uw auto, met of zonder
aanhanger, op de juiste manier kunt
beladen. De informatie vindt u bij despecificaties en op het typeplaatje:
Rijklaar gewicht
Dit is het gewicht van de auto met een
volle brandstoftank en de complete
standaarduitrusting. Dit gewicht is zonder
passagiers, lading en extra uitrusting.
Leeggewicht
Dit is het gewicht van de auto bij
aflevering plus het gewicht van de
achteraf gemonteerde uitrusting. Belading Dit getal heeft betrekking op al het
gewicht dat opgeteld wordt bij het rijklaar
gewicht, dus het gewicht van de lading
en de extra uitrusting.
GAW (maximale asbelasting)
Dit is het totaalgewicht op elke as (voor
en achter) - opgebouwd uit het rijklaar
gewicht en de totale belasting.
GAWR (maximale toelaatbare asbelasting) Dit is de maximale toegestane belasting
op een enkele as (voor of achter). Deze
cijfers staan op het typeplaatje. De totale belasting op een as mag de
GAWR nooit overschrijden. GVW (maximaal toelaatbaar
totaalgewicht)
Dit is het rijklaar gewicht plus het gewicht
van de lading en van de passagiers. GVWR (maximale massa
voertuig)
Dit is het maximaal toelaatbaar gewicht
van de volledig belaste auto (inclusief
opties, uitrusting, passagiers en lading).
De GVWR staat op het typeplaatje.Overbeladen
WAARSCHUWING
- Maximale gewichten
De maximale asbelasting en de
maximale massa van het voertuigstaan vermeld op het typeplaatje
bevestigd aan het bestuurders
-portier (of voorpassagiersportier).
Het overschrijden van deze
waardes kan een ongeval of schade
aan de auto veroorzaken. U kunt
het gewicht van uw lading
berekenen door de voorwerpen (en
personen) vooraf te wegen. Wees
voorzichtig uw auto niet te
overbeladen.
Page 576 of 729
Wat te doen in een noodgeval
Waarschuwingssignalen . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2• Alarmknipperlichten . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-2
Wat te doen in een noodgeval tijdens het rijden . . 6-3
. . . . . . 6-3
. . . . . . . . . . . . 6-3
Als de motor niet gestart kan worden . . . . . . . . . . 6-4 . . . . . . . . . 6-4
aanslaat. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-4
Starten met hulpaccu . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-5 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-5
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-7
Als de motor oververhit raakt. . . . . . . . . . . . . . . . . 6-8
Controlesysteem lage bandenspanning (TPMS) . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-9
. . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-9
. . . . . . . . . . . . . . . 6-10
(bandenspanningscontrolesysteem) . . . . . . . . . . . . . 6-13
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-14 Lekke band (met reservewiel) . . . . . . . . . . . . . . . . 6-17
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-17
. . . . . 6-18
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-23
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-26
. . . . . . . . . . . 6-27
Lekke band (met Tire Mobility Kit). . . . . . . . . . . 6-28 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-29
. . . . . . . . . . 6-30
. . . . . . . . 6-31
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-33
. . . . . . . . . . . . 6-34
de Tire Mobility Kit . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-34
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-35
Slepen. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-36 . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-36
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-37
. . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . . 6-38
6
Page 577 of 729
Wat te doen in een noodgeval
2
6
WAARSCHUWINGSSIGNALEN
Alarmknipperlichten
De alarmknipperlichten dienen ervoor
om de overige weggebruikers te
waarschuwen om extra voorzichtigheid inacht te nemen bij het naderen, inhalen of
passeren van uw auto. Ze dienen te worden gebruikt innoodsituaties of als de auto aan de kant
van de weg tot stilstand is gekomen.
Druk de schakelaar van de
alarmknipperlichten in met het contact in
een willekeurige stand. De schakelaar
alarmknipperlichten bevindt zich in het
dashboard. De schakelaar zorgt ervoor
dat alle knipperlichten geactiveerd
worden.
• De alarmknipperlichten werken
ongeacht of de motor draait of niet.
De richtingaanwijzers werken niet wanneer de alarmknipperlichten
ingeschakeld zijn.
Wees voorzichtig bij het gebruiken van de alarmknipperlichten wanneer de
auto gesleept wordt.
ODM042242
ODM042243
■Type A
■Type B
Page 578 of 729
63
Wat te doen in een noodgeval
WAT TE DOEN IN EEN NOODGEVAL TIJDENS HET RIJDEN
Als de motor afslaat op een kruising of kruispunt
Zet de selectiehendel in stand N als de motor afslaat op een kruising of
kruispunt en duw de auto naar een
veilige plek.
handgeschakelde transmissie en niet
is voorzien van een contactslot, kan de
auto naar voren bewegen wanneer u
naar de tweede of derde versnelling
schakelt en vervolgens de startmotor
inschakelt zonder het
koppelingspedaal in te trappen. Als u tijdens het rijden een lekke band krijgt
Als tijdens het rijden een band leegloopt:
1. Laat het gaspedaal los en verminder
vaart terwijl u rechtuit blijft rijden. Trap niet direct het rempedaal in en probeer
ook niet direct naar de kant van de wegte sturen omdat u hierdoor de controle
over de auto zou kunnen verliezen.
Rem voorzichtig zodra de snelheid zo
laag is dat u dat veilig kunt doen en zet
de auto aan de kant van de weg.
Zet de auto zoveel mogelijk aan de
kant van de weg en parkeer op een
stevige, vlakke ondergrond. Parkeer
niet in de middenberm als u op een
snelweg rijdt met gescheiden rijbanen.
2. Zet als de auto stilstaat de alarmknipperlichten aan, activeer de
parkeerrem en zet de transmissie in
stand P (automatische transmissie) of
in de achteruit (handgeschakelde
transmissie).
3. Laat alle inzittenden uitstappen. Laat iedereen uitstappen aan die zijde van
de auto die van het langsrijdende
verkeer afgewend is.
4. Volg bij het vervangen van een lekke band de aanwijzingen in dit hoofdstuk. Als de motor afslaat tijdens het rijden
1. Laat de auto geleidelijk uitrollen en blijf
daarbij rechtuit rijden. Probeer de auto
op een veilige plaats tot stilstand tebrengen.
2. Schakel de alarmknipperlichten in.
3. Probeer nogmaals de motor te starten. We adviseren u contact op te nemen
met een officiële HYUNDAI-dealer als
de motor niet start.
Page 579 of 729
Wat te doen in een noodgeval
4
6
ALS DE MOTOR NIET GESTART KAN WORDEN
Als de motor niet of langzaam
ronddraait
1. Controleer als uw auto is uitgerust met een automatische transmissie of de selectiehendel in stand N of P staat en
of de parkeerrem geactiveerd is.
2. Controleer of de accuklemmen schoon zijn en goed vastzitten.
3. Schakel de interieurverlichting in. Als de interieurverlichting zwakker gaat
branden of uitgaat als u de startmotor
bedient, is de accu te ver ontladen.
4. Controleer of de aansluitingen van de startmotor goed vastzitten.
5. Probeer de auto niet aan te slepen of aan te duwen. Zie de aanwijzingen bij
“Starten met hulpaccu”. Als de motor wel ronddraait maar niet aanslaat
1. Controleer het brandstofniveau.
2. Zet het contact in stand LOCK/OFF en
controleer alle stekkerverbindingen
van de ontsteking, de bobine en de
bougies. Sluit een eventuele losse
stekker weer aan.
3. Controleer de brandstofleiding in de motorruimte.
4. Als de motor nog steeds niet start, neem dan telefonisch contact op met
een officiële HYUNDAI-dealer.
WAARSCHUWING
Probeer de auto niet aan te slepen
of aan te duwen. Hierdoor kan een
aanrijding of andere schade
ontstaan. Verder kan de katalysator
door overbelasting beschadigd
raken en brand veroorzaken als de
auto wordt aangesleept of
aangeduwd.
Page 580 of 729
65
Wat te doen in een noodgeval
STARTEN MET HULPACCU
Sluit de kabels in de aangegeven
volgorde aan en neem ze in de
omgekeerde volgorde los. Starten met een hulpaccu
Starten met een hulpaccu kan gevaarlijk zijn als dit niet op de juiste manier
gebeurt. Volg daarom de procedures
voor het starten met een hulpaccu om te
voorkomen dat u letsel oploopt of de auto
en de accu beschadigd raken. Wij
adviseren u met klem om bij twijfel een
expert te raadplegen.
OPMERKING
Maak alleen gebruik van een 12V-
hulpaccu. Door het gebruik van een 24V-spanningsbron (tweeseriegeschakelde 12V-accu's of een
24V-snelstartapparaat) kunt u destartmotor, het ontstekingssysteem en andere onderdelen van hetelektrisch systeem beschadigen.
WAARSCHUWING - Accu
• Houd vonken en open vuur uit de buurt van de accu. In de accu
komt waterstof vrij dat kan
exploderen wanneer het wordt
blootgesteld aan vlammen of
vonken.
Als deze instructies niet
nauwlettend worden gevolgd,kunt u ernstig letsel oplopen en
kan schade aan de auto ontstaan!Neem contact op met een
hulpdienst als u niet zeker weet
hoe u deze procedure moet
uitvoeren. Accu's bevatten
zwavelzuur. Dit is een giftige en
zeer agressieve stof. Draag bij
het starten met een hulpaccu
daarom altijd een beschermende
bril en zorg dat er geen accuzuur
op uzelf, uw kleding of uw auto
terechtkomt.
Probeer uw auto niet met een hulpaccu te starten als de lege
accu bevroren is of het
elektrolytpeil laag is; de accu kan
scheuren of exploderen.
Voorkom dat de startkabel (+) en (-) elkaar raken. Anders kunnen
vonken ontstaan.
(Vervolg)
WAARSCHUWING- Accu
Controleer nooit het
elektrolytniveau in de accu.
Hierdoor kan de accu scheuren of
ontploffen, waardoor ernstig letselkan ontstaan.
1VQA4001
Lege accu
Startkabels
Hulpaccu