JEEP CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)

Page 211 of 352

Duitse vertaling
209

Page 212 of 352

Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
de krik
Ter aanvulling van het handboek voor gebruik
en onderhoud waarbij dit supplement hoort,
worden hieronder enkele aanwijzingen gege-
ven over het juiste gebruik van de krik.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat de slinger bij gebruik vrij
kan draaien zonder dat u met uw hand over
de grond schuurt.
Ook de bewegende delen van de krik, de
"wormschroef" en koppelingen kunnen let-
sel veroorzaken: raak ze niet aan. Reinig
de krik grondig als er vet aan zit.
LET OP!
De krik is een hulpmiddel dat uitsluitend
is ontworpen voor het verwisselen van een
wiel, in het geval van een lekke band of
een beschadigde band van de auto waarin
deze is aangebracht of op auto's van het-
zelfde model. Ieder ander gebruik, bijv.
het opkrikken van andere automodellen of
LET OP!
andere zaken, is ten strengste verboden.
Gebruik hem nooit voor het uitvoeren van
onderhoud of reparaties onder de auto of
om zomerbanden te vervangen door win-
terbanden om omgekeerd. Begeef u nooit
onder de opgekrikte auto. Als er werk-
zaamheden onder het voertuig nodig zijn,
neemt u contact op met erkende dealer.
Onjuiste plaatsing van de krik kan ertoe
leiden dat de auto valt: zet de krik alleen
op de aangegeven plaatsen. Gebruik de
krik niet voor lasten die groter zijn dan die
op het label. Start de motor nooit terwijl de
auto is opgekrikt. Als de auto verder wordt
opgekrikt dan nodig, kan het geheel min-
der stabiel worden, met het risico dat de
auto plotseling met kracht valt. Krik de
auto daarom alleen zo ver als nodig voor
het vervangen van het (reserve)wiel.
Onderhoud
• Zorg ervoor dat er zich geen vuil ophoopt op
de "wormschroef".

Zorg dat de "wormschroef" altijd gesmeerd is.
• Pas de krik nooit aan.Gebruik de krik nooit:
• Bij temperaturen lager dan -40 °C.
• Op een zanderige of modderige onder-
grond.
• Op een ongelijke ondergrond.
• Op steile wegen.
• Onder extreme weersomstandigheden: on-
weer, tyfoons, orkanen, sneeuwstormen,
stormen, enz.
BANDENSERVICEKIT —
INDIEN AANWEZIG
Kleine gaatjes tot 6 mm (1/4 inch) in het
loopvlak van de band kunnen worden gedicht
met de bandenservicekit. Voorwerpen, zoals
als spijkers en schroeven, mogen niet uit de
band worden verwijderd. De bandenservice-
kit is te gebruiken bij buitentemperaturen tot
-20 °C (-4°F).
Met deze set kan een tijdelijke reparatie
worden uitgevoerd, waarmee u maximaal
160 km (100 mijl) met een snelheid van
maximaal 90 km/u (55 mph) kunt rijden.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
210

Page 213 of 352

Opslagplaats van bandenservicekit
De bandenservicekit is opgeborgen onder de
laadvloer achter de achterbank.
1. Open de achterklep.
2. Til de afdekking met behulp van de laad-
vloergreep omhoog.
Onderdelen en gebruik van de
bandenservicekitGebruik van de functieregelknop en slangen
Uw bandenservicekit is voorzien van de vol-
gende symbolen, die de lucht- en afdicht-
functie aangeven.
Luchtfunctie selecteren
Draai de functieregelknop (5) naar de stand
voor alleen luchtpompbediening. Gebruik de
zwarte luchtpompslang (7) wanneer u deze
functie selecteert.
Afdichtfunctie selecteren
Draai de functieregelknop (5) naar deze
stand om het afdichtingsmiddel van de ban-
denservicekit in te spuiten en de band op te
pompen. Gebruik de afdichtingsslang (door-
zichtige slang) (6) wanneer u deze functie
kiest.
Gebruik van de aan/uit-knop
Druk eenmaal op de aan/uit-knop (4) om de
bandenservicekit in te schakelen. Druk nog-
maals op de aan/uit-knop (4) om de banden-
servicekit uit te schakelen.
Onderdelen bandenservicekit
1 — Fles met afdich-
tingsmiddel5 — Functieregelknop
2 — Knop voor leeglo-
pen6 — Afdichtingsslang
(transparant)
3 — Bandenspan-
ningsmeter7 — Luchtpompslang
(zwart)
4 — Aan/Uit-knop 8 —
Stekker (bevindt
zich aan de onderzijde
van de bandenservicekit)
211

Page 214 of 352

Gebruik van de knop voor leeglaten
Druk op de knop voor leeglaten (2) om de
luchtdruk in de band te verlagen wanneer de
bandenspanning te hoog is.
Voorzorgsmaatregelen voor gebruik van
bandenservicekit
• Vervang de fles met afdichtingsmiddel uit
de servicekit (1) en de afdichtingsslang (6)
voordat de houdbaarheidsdatum (vermeld
op het etiket van de fles) is verstreken, om
er zeker van te zijn dat het systeem opti-
maal werkt. Raadpleeg de paragraaf "(F)
Fles met afdichtingsmiddel en slang ver-
vangen" in "Een band repareren met de
bandenservicekit" in dit hoofdstuk.
• De fles met afdichtingsmiddel (1) en de
afdichtingsslang (6) zijn bedoeld voor een-
malig gebruik en moeten telkens na gebruik
worden vervangen. Laat deze onderdelen
altijd onmiddellijk vervangen door een er-
kende dealer.
• Als het afdichtingsmiddel van de banden-
servicekit vloeibaar is, kan het met schoon
water en een vochtige doek van de lak of de
band- en wielonderdelen worden afge-
veegd. Als het afdichtingsmiddel droog is,kan het makkelijk worden verwijderd en op
de juiste wijze worden afgevoerd.
• Voor de beste prestaties dient u ervoor te
zorgen dat het ventiel op het wiel schoon is
voordat u de bandenservicekit aansluit.
• U kunt de luchtpomp uit de bandenservice-
kit gebruiken om fietsbanden op te pom-
pen. De set bevat tevens twee naalden, die
zich in de opbergruimte voor toebehoren
(aan de onderkant van de luchtpomp) be-
vinden, waarmee u ballen, luchtbedden of
andere opblaasbare voorwerpen kunt op-
pompen. Gebruik uitsluitend de zwarte
luchtpompslang (7) en zorg ervoor dat de
functieregelknop (5) op de luchtmodus is
afgesteld als zulke voorwerpen worden op-
gepompt om te voorkomen dat ze worden
ingespoten met afdichtingsmiddel. Het af-
dichtingsmiddel uit de bandenservicekit is
uitsluitend bedoeld voor het afdichten van
gaatjes met een maximale diameter van
1/4 inch (6 mm) in het loopvlak van een
band.
• U mag de bandenservicekit niet aan de
slangen optillen of dragen.
WAARSCHUWING!
• Probeer geen band af te dichten aan de
zijde van de auto waar ander verkeer
langs rijdt. Ga ver genoeg van de weg af
staan om ongelukken te voorkomen bij
gebruik van de bandenreparatieset.
• Onder de volgende omstandigheden
mag u de bandenreparatieset niet ge-
bruiken en niet met de auto rijden:
– Als het gat in het loopvlak van de
band ongeveer 6 mm (1/4 inch) of
groter is.
– Als de wang van de band bescha-
digd is.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met zeer lage bandenspanning.
– Als de band is beschadigd door rij-
den met een lekke band.
– Als het wiel beschadigd is.
– Als u niet zeker weet in welke staat
de band of het wiel verkeert.
• Houd de bandenreparatieset uit de
buurt van open vuur en warmtebronnen.
• Een losse bandenreparatieset kan bij
een noodstop of ongeval naar voren
schieten en zo de inzittenden ernstig
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
212

Page 215 of 352

WAARSCHUWING!
letsel toebrengen. Berg de bandenrepa-
ratieset altijd op de daarvoor voorziene
plaats op. Als geen gehoor wordt gege-
ven aan deze waarschuwingen, kan dit
ernstig of dodelijk letsel tot gevolg heb-
ben voor u, uw passagiers en anderen in
uw omgeving.
• Voorkom dat de bandenreparatieset in
contact komt met uw haar, ogen of kle-
ding. Het afdichtmiddel van de banden-
reparatieset is schadelijk bij inademen,
inslikken en huidcontact. Het veroor-
zaakt irritatie van de huid, ogen en
luchtwegen. Spoel onmiddellijk met
veel water na eventuele aanraking met
de ogen of de huid. Trek zo snel mogelijk
andere kleding aan wanneer TIREFIT in
aanraking is gekomen met de kleding.
• De afdichtingsoplossing van de banden-
reparatieset bevat latexrubber. Raad-
pleeg bij een allergische reactie of huid-
uitslag onmiddellijk een arts. Houd de
bandenreparatieset buiten het bereik
van kinderen. Bij inslikken de mond met
veel water uitspoelen en veel water drin-
WAARSCHUWING!
ken. Braken niet opwekken! Direct een
arts raadplegen.
Een band repareren met de
bandenservicekit
(A) Wanneer u stopt om de bandenservice-
kit te gebruiken:
1. Parkeer de auto op een veilige plaats en
schakel de waarschuwingsknipperlichten
in.
2. Zorg dat het ventiel (op het wiel van de
lekke band) zich vlakbij de grond bevindt.
In die stand reiken de slangen (6) en (7)
van de bandenservicekit tot het ventiel en
kan de bandenservicekit recht op de
grond staan. Hierdoor bevindt de set zich
in de beste positie voor het inspuiten van
het afdichtingsmiddel in de lekke band en
het bedienen van de luchtpomp. Verplaats
de auto zo nodig om het ventiel in die
positie te brengen voordat u begint.3. Zet de versnellingsbak in de stand PARK
(automatische versnellingsbak) of in een
versnelling (handmatige versnellingsbak)
en zet het contact in de stand OFF.
4. Trek de handrem aan.
(B) Voorbereiding van het gebruik van band-
servicekit:
1. Druk de functieregelknop (5) in en draai
hem naar de stand voor de
afdichtingsfunctie.
2. Rol de afdichtingsslang (6) uit en verwij-
der de dop van de fitting aan het uiteinde
van de slang.
3. Zet de bandservicekit recht op de grond,
naast de lekke band.
4. Verwijder het dopje van het ventiel en
schroef de fitting aan het uiteinde van de
afdichtingsslang (6) op het ventiel.
5. Maak de stekker (8) los en steek de stek-
ker in de 12 Volt-aansluiting van de auto.
OPMERKING:
Verwijder geen voorwerpen (bijvoorbeeld
schroeven of spijkers) uit de band.
213

Page 216 of 352

(C) Afdichtingsmiddel uit de bandservicekit
in de lekke band spuiten:
• Start altijd de motor voordat u de bandser-
vicekit inschakelt.
OPMERKING:
Bij auto's met handmatige versnellingsbak
moet de handrem zijn aangetrokken en de
schakelhendel in de stand NEUTRAL staan.
• Nadat op de aan/uit-knop (4) wordt ge-
drukt, stroomt het afdichtingsmiddel (witte
vloeistof) van de fles (1) naar de afdich-
tingsslang (6) en in de band.
OPMERKING:
Het is mogelijk dat afdichtingsmiddel uit het
gaatje in de band lekt.
Als het afdichtingsmiddel (witte vloeistof) niet
binnen 0 tot 10 seconden door de slang (6)
stroomt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen. Maak de af-
dichtingsslang (6) los van het ventiel.
Zorg dat het ventiel schoon is. Sluit de
afdichtingsslang (6) weer aan op het ven-
tiel. Controleer of de functieregelknop (5)in de stand voor de afdichtingsfunctie
staat en niet in de stand voor de lucht-
functie. Druk op de aan/uit-knop (4) om
de bandservicekit in te schakelen.
2. Sluit de stekker (8) aan op een andere
12 Volt-aansluiting in uw auto of, indien
mogelijk, in een andere auto. Zorg dat de
motor draait voordat u de bandservicekit
inschakelt.
3. De fles (1) met afdichtingsmiddel is mo-
gelijk eerder gebruikt en daarom leeg.
Schakel hulp in.
OPMERKING:
Als de functieregelknop (5) in de stand voor
de luchtfunctie staat en de pomp in bedrijf
is, wordt lucht alleen via de luchtpompslang
(7) gedoseerd, niet via de afdichtingsslang
(6).
Als er afdichtingsmiddel (witte vloeistof) door
de afdichtingsslang (6) stroomt:
1. Laat de pomp werken totdat er geen af-
dichtingsmiddel meer door de slang
stroomt (dit duurt meestal 30 tot 70 se-
conden). Terwijl het afdichtingsmiddel
door de afdichtingsslang (6) stroomt, kande drukmeter (3) een waarde tot 4,8 bar
(70 psi) aangeven. De waarde van de
drukmeter (3) neemt snel af van ongeveer
4,8 bar (70 psi) tot de werkelijke banden-
spanning wanneer de fles met afdich-
tingsmiddel (1) leeg is.
2. Als de fles met afdichtingsmiddel (1) leeg
is, begint de pomp onmiddellijk met het
inspuiten van lucht in de band. Laat de
pomp werken en vul de band totdat de
bandenspanning is bereikt die op de stic-
ker op de B-stijl aan de bestuurderszijde
is vermeld (aanbevolen bandenspanning).
Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de band niet binnen 15 minuten wordt ge-
vuld tot een druk van ten minste 1,8 bar
(26 psi):
• De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen) om
de bandenspanning te verminderen tot de
voorgeschreven bandenspanning voordat u
verder gaat.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
214

Page 217 of 352

Als de band binnen 15 minuten is gevuld tot de
aanbevolen bandenspanning of tot een span-
ning van ten minste 1,8 bar (26 psi):
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de band-
servicekit uit te schakelen.
2. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van de bovenkant van de fles met
afdichtingsmiddel (1) en breng de sticker
aan op het instrumentenpaneel.
3. Maak de afdichtingsslang (6) onmiddel-
lijk los van het ventiel, breng de dop weer
aan op de fitting aan het uiteinde van de
slang, en berg de bandservicekit op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
Ga snel door naar (D) "Rijden met de
auto".
LET OP!
• De metalen fitting van de stekker (8) kan
na gebruik heet zijn en moet daarom
voorzichtig worden gehanteerd.
• Als u de dop niet op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6)
aanbrengt, kan afdichtingsmiddel in
aanraking komen met uw huid, kleiding
LET OP!
en het interieur van de auto. Ook kan
dan afdichtingsmiddel in contact komen
met interne onderdelen van de banden-
servicekit, waardoor de kit onherstelbaar
beschadigd kan raken.
(D) Rijden met het voertuig:
Rijd onmiddellijk na het inspuiten van het
afdichtingsmiddel en het vullen van de band
ongeveer 8 km (5 mijl) of tien minuten om
ervoor te zorgen dat het afdichtingsmiddel uit
de bandservicekit goed in de band wordt
verdeeld. Rijd niet sneller dan 90 km/u
(55 mph).
WAARSCHUWING!
Met de bandenreparatieset kunt u een
lekke band niet permanent repareren. Laat
de band controleren, repareren of vervan-
gen na gebruik van de bandenreparatieset.
Rijd niet sneller dan 90 km/u (55 mph)
totdat de band is gerepareerd of vervan-
gen. Als geen gehoor wordt gegeven aan
deze waarschuwing, kan dit ernstig of do-
WAARSCHUWING!
delijk letsel tot gevolg hebben voor u, uw
passagiers en anderen in uw omgeving.
(E) Na het rijden:
Parkeer op een veilige plaats. Lees eerst
"Wanneer u stopt om de bandenservicekit te
gebruiken" voordat u verder gaat.
1. Druk de functieregelknop (5) in en draai
hem naar de stand voor de luchtfunctie.
2. Maak de stekker los en steek de stekker in
de 12 Volt-aansluiting van de auto.
3. Maak de luchtpompslang (7) (zwart) los
en schroef de fitting aan het uiteinde van
de slang (7) op het ventiel.
4. Controleer de bandenspanning op de
drukmeter (3).
Als de bandenspanning lager is dan 1,3 bar
(19 psi):
De schade aan de band is te groot. Probeer
niet door te rijden. Schakel hulp in.
215

Page 218 of 352

Als de bandenspanning 1,3 bar (19 psi) of meer
bedraagt:
1. Druk op de aan/uit-knop (4) om de ban-
denservicekit in te schakelen en vul de
band totdat de bandenspanning is bereikt
die op de band en op de band- en bela-
dingsinformatiesticker in de portierope-
ning aan de bestuurderszijde is vermeld.
OPMERKING:
Druk, als de band een te hoge spanning
heeft, op de knop Deflation (leeglopen)
om de bandenspanning te verminderen
tot de voorgeschreven bandenspanning
voordat u verder gaat.
2. Koppel de bandenservicekit los van het
ventiel, breng de dop weer aan op het
ventiel en verwijder de stekker uit de
12 Volt-aansluiting.
3. Berg de bandenserviceset op de daarvoor
bestemde plaats in de auto op.
4. Laat de band bij de eerste gelegenheid
repareren of vervangen door een erkende
dealer of een bandenservicebedrijf.5. Verwijder de sticker met de snelheidsli-
miet van het instrumentenpaneel nadat
de band is gerepareerd.
6. Laat de fles met afdichtingsmiddel (1) en
de afdichtingsslang (6) zo snel mogelijk
vervangen door een erkende dealer. Raad-
pleeg paragraaf "(F) Fles met afdichtings-
middel en slang vervangen".
OPMERKING:
Als u de band laat repareren, laat de erkende
dealer of het bandenservicebedrijf dan weten
dat de band is afgedicht met de bandenser-
vicekit.
(F) Fles met afdichtingsmiddel en slang
vervangen:
1. Maak de afdichtingsslang (6) (doorzich-
tig) los.
2. Zoek de ronde knop voor het losmaken van
de fles in het verzonken gedeelte onder de
fles.
3. Druk op de knop voor het losmaken van de
fles met afdichtingsmiddel. De fles met
afdichtingsmiddel (1) springt omhoog.
Verwijder de fles en voer deze volgens de
voorschriften af.4. Verwijder eventuele resten van het afdich-
tingsmiddel van de houder van de
bandenservicekit.
5. Breng de nieuwe fles met afdichtingsmid-
del (1) zo aan in de houder dat de afdich-
tingsslang (6) wordt uitgelijnd met de
slangsleuf in de voorzijde van de behui-
zing. Druk de fles in de behuizing. U hoort
een klik die aangeeft dat de fles goed op
zijn plaats zit.
6. Controleer of de dop op de fitting aan het
uiteinde van de afdichtingsslang (6) is
aangebracht en berg de slang op (aan de
onderzijde van de luchtpomp).
7. Berg de bandenservicekit weer op de
daarvoor bestemde plaats in de auto op.
STARTEN MET
STARTKABELS
Wanneer de accu van uw voertuig leeg is, kan
de motor met behulp van een set startkabels
en een accu in een ander voertuig of met een
draagbare snellader weer worden gestart. Bij
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
216

Page 219 of 352

onjuist gebruik kan het starten met startka-
bels gevaarlijk zijn. Houd u daarom zorgvul-
dig aan de hier beschreven procedures.
OPMERKING:
Bij gebruik van een draagbare snellader moe-
ten instructies en vereiste voorzorgsmaatre-
gelen van de fabrikant worden uitgevoerd.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met startkabels
te starten wanneer de accu bevroren is. De
accu kan hierdoor openscheuren of explo-
deren, met kans op persoonlijk letsel.
LET OP!
Gebruik geen draagbare snellader of een
andere lader met een systeemspanning
groter dan 12 volt. Dit kan schade toebren-
gen aan de accu, startmotor, dynamo of
het elektrische systeem.
Voorbereiding voor het starten met
startkabels
De accu in uw auto bevindt zich voor in de
motorruimte, achter de linker
koplampeenheid.
WAARSCHUWING!
• Pas op voor de radiateurventilator wan-
neer de motorkap is geopend. Als het
contact is ingeschakeld, kan deze venti-
WAARSCHUWING!
lator op elk moment gaan draaien. Er
bestaat gevaar voor letsel door draaiende
ventilatorbladen.
• Verwijder alle metalen sieraden zoals
ringen, horloges en armbanden die on-
bedoeld elektrisch contact kunnen ma-
ken. Dit kan ernstig letsel veroorzaken.
• Accu's bevatten zwavelzuur dat in uw
huid en ogen kan branden en ze produ-
ceren waterstofgas dat ontvlambaar en
explosief is. Houd open vuur of vonken
uit de buurt van de accu.
1. Trek de handrem aan, zet de automati-
sche versnellingsbak in de stand PARK
(handgeschakelde versnellingsbak in
NEUTRAL) en zet de contactschakelaar in
de stand LOCK.
2. Schakel de verwarming, de radio en alle
overbodige stroomverbruikers uit.
3. Wanneer u de accu van een ander voertuig
gebruikt voor het starten met startkabels,
parkeer het voertuig dan zo, dat de accu
Positieve accupool
217

Page 220 of 352

met de startkabels bereikbaar is, trek de
handrem aan en zorg ervoor dat de con-
tactschakelaar in de stand OFF staat.
WAARSCHUWING!
Zorg ervoor dat beide voertuigen geen con-
tact kunnen maken. Hierdoor kan een
massaverbinding ontstaan met mogelijk
persoonlijk letsel als gevolg.
Starten met startkabels
WAARSCHUWING!
Als u deze procedure niet volgt, kan dit
persoonlijk letsel en schade aan eigen-
dommen tot gevolg hebben door het explo-
deren van de accu.
LET OP!
Het niet opvolgen van deze procedure kan
leiden tot schade aan het laadsysteem van
het voertuig dat de starthulp biedt, of van
de auto met de lege accu.Aansluiten van de startkabels
1. Sluit het einde van de pluskabel(+)van
de hulpstartkabel aan op de positieve ac-
cupool(+)van het voertuig met de ontla-
den accu.
2. Sluit het andere einde van de pluskabel
(+)aan op de pluspool(+)van de
hulpaccu.
3. Sluit het min-uiteinde(-)van de startka-
bel aan op de minpool(-)van de
hulpaccu.
4. Verbind het andere uiteinde van de mas-
sakabel(-)met een geschikt massapunt
op de motor (blootliggend metalen onder-
deel van de ontladen motor van het voer-
tuig), uit de buurt van de accu en het
brandstofinspuitsysteem.
WAARSCHUWING!
Sluit de startkabel niet aan op de minpool
(-) van de lege accu. De vonk die daardoor
ontstaat kan de accu doen exploderen en
persoonlijk letsel veroorzaken. Gebruik
uitsluitend de voorgeschreven massa-
WAARSCHUWING!
aansluiting; gebruik geen andere blootlig-
gende metalen onderdelen.
5. Start de motor van het voertuig met de
hulpaccu. Laat de motor enkele minuten
stationair draaien en start dan de motor
van het voertuig met de lege accu.
6. Nadat de motor is gestart moeten de start-
kabels in omgekeerde volgorde worden
verwijderd:
Loskoppelen van de startkabels
1. Koppel het min-uiteinde(-)van de start-
kabel los van het massapunt op de motor
van de auto met de lege accu.
2. Koppel de minkabel(-)van de startkabel
los van de minpool(-)van de hulpaccu.
3. Koppel het einde van de pluskabel(+)los
van de positieve(+)accupool van de
hulpaccu.
4. Koppel de pluskabel(+)van de startkabel
los van de pluspool(+)van de auto met de
lege accu.
IN GEVAL VAN NOOD/PECH
218

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 360 next >