JEEP COMPASS 2020 Instructieboek (in Dutch)
Page 181 of 370
179
(Vervolgd)
ACTIEF PARKEERHUL-
PSYSTEEM PARKSENSE —
INDIEN AANWEZIG
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
is bedoeld om de bestuurder te helpen bij
fileparkeren, insteekparkeren en file-uitpar-
keren door een geschikte parkeerplaats aan
te wijzen, hoorbare/visuele instructies te
geven en het stuurwiel te bedienen. Het
actieve parkeerhulpsysteem ParkSense is
een semi-automatisch systeem, omdat de
bestuurder het gaspedaal, de schakelhendel
en de remmen zelf moet bedienen. Afhanke -
lijk van de door de bestuurder gekozen
parkeermanoeuvre, kan het actieve parkeer -
hulpsysteem ParkSense insteekparkeren of
fileparkeren aan beide zijden (bestuurders-
of passagierszijde) en file-uitparkeren. OPMERKING:
De bestuurder is te allen tijde zelf verant
-
woordelijk voor het besturen van het voer -
tuig, verantwoordelijk voor eventuele
objecten in de omgeving, en moet zo nodig
ingrijpen.
Het systeem is bedoeld als hulpmiddel
voor de bestuurder, niet als vervanging van
de bestuurder.
Als de bestuurder tijdens een semi-auto-
matische manoeuvre het stuurwiel
aanraakt nadat hij de instructie heeft
gekregen het stuur los te laten, wordt het
systeem geannuleerd en dient de
bestuurder de parkeermanoeuvre hand -
matig te voltooien.
Het systeem werkt mogelijk niet onder alle
omstandigheden (bijv. weersomstandig-
heden zoals zware regen, sneeuw, enz., of
bij het zoeken naar een parkeerplaats met
oppervlakken die de ultrasone sensor -
golven absorberen).
Nieuwe voertuigen van de dealer moeten
ten minste 48 km (30 mijl) hebben
gereden voordat het actieve parkeerhul -
psysteem ParkSense volledig is gekali -
breerd en nauwkeurig werkt. Dit is te
Het wordt sterk aanbevolen de afneem -
bare trekhaak te verwijderen voordat u
ParkSense gaat gebruiken, wanneer u de
trekhaak niet nodig heeft. Als u dit niet
doet, kan persoonlijk letsel of schade
aan voertuigen ontstaan doordat de trek-
haakkogel zich veel dichter bij het
obstakel bevindt dan de achterkant van
de auto, wanneer via de luidspreker een
continue toon klinkt. Afhankelijk van de
afmetingen en vorm van de trekhaak is
het ook mogelijk dat de sensoren de trek-
haak detecteren en abusievelijk
aangeven dat er een obstakel achter de
auto aanwezig is.
LET OP!
ParkSense is uitsluitend bedoeld als
hulpmiddel tijdens het parkeren en is
niet in staat ieder voorwerp, inclusief
kleine obstakels, waar te nemen. Stoe-
pranden worden mogelijk tijdelijk of
helemaal niet gedetecteerd. Op kleine
afstanden worden obstakels boven of
onder de sensoren niet gedetecteerd.
WAARSCHUWING! (Vervolgd)
Bij gebruik van ParkSense moet u lang-
zaam rijden, zodat u tijdig kunt stoppen
wanneer een obstakel wordt gedetec-
teerd. Het is raadzaam om over uw
schouder te kijken, ook wanneer u
gebruik maakt van ParkSense.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 179
Page 182 of 370
STARTEN EN RIJDEN
180
wijten aan dynamische voertuigkalibratie
van het systeem ter verbetering van de
prestaties van de functie. Het systeem
voert eveneens continu de dynamisch
voertuigkalibratie uit om rekening te
houden met verschillen, zoals te harde of
te zachte banden en nieuwe banden.
Het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense in- en uitschakelen
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
kan worden in- en uitgeschakeld met de
ParkSense schakelaar, die zich op het scha-
kelpaneel onder het Uconnect scherm
bevindt.
Om het actieve parkeerhulpsysteem
ParkSense in te schakelen, drukt u
eenmaal op de schakelaar voor het
actieve parkeerhulpsysteem Park -
Sense (LED gaat branden).
Om het actieve parkeerhulpsysteem Park -
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhul -
psysteem ParkSense (LED gaat uit). Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
wordt automatisch uitgschakeld voor elk van
de volgende omstandigheden:
De parkeermanoeuvre is voltooid.
De rijsnelheid is hoger is dan 18 mph
(30 km/u) tijdens het zoeken naar een
parkeerplaats.
De rijsnelheid is hoger is dan 5 mph
(7 km/u) tijdens de actieve stuurgeleiding
in de parkeerplaats.
Het stuurwiel wordt aangeraakt tijdens de
actieve stuurgeleiding in de parkeerplaats.
Er wordt op de schakelaar voor de Park-
Sense parkeersensoren voor en achter
gedrukt.
Het bestuurdersportier wordt geopend.
De achterklep wordt geopend.
Ingreep van ESC/ABS.
Het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense laat een maximaal aantal schake-
lingen toe tussen DRIVE en REVERSE. Als
de manoeuvre niet binnen het maximale
aantal schakelingen kan worden uitge-
voerd, wordt deze door het systeem gean
-
nuleerd en wordt de bestuurder via het display in de instrumentengroep begeleid
bij het handmatig voltooien van de
manoeuvre.
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
werkt alleen en zoekt alleen naar een
parkeerplaats als aan de volgende voor -
waarden wordt voldaan:
De versnellingsbak staat in DRIVE.
Contactschakelaar staat in de stand RUN.
De schakelaar voor het actieve parkeerhul -
psysteem ParkSense is bediend.
Het bestuurdersportier is gesloten.
De achterklep is gesloten.
Het oppervlak en de onderkant van achter -
kant/achterbumper en de voorkant/voor -
bumper van de auto moeten vrij zijn van
sneeuw, ijs, modder, vuil of andere obsta-
kels.
De voertuigsnelheid is lager dan 25 km/u
(15 mph).
OPMERKING:
Als sneller wordt gereden dan ongeveer
25 km/u (15 mph), dan wordt de bestuurder
via het display van de instrumentengroep
geïnstrueerd om langzamer te rijden. Als
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 180
Page 183 of 370
181
sneller wordt gereden dan ongeveer 30 km/u
(18 mph), wordt het systeem geannuleerd.
De bestuurder moet dan het systeem
opnieuw inschakelen door op de schakelaar
voor het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense te drukken.
Wanneer de schakelaar wordt ingedrukt,
knippert de LED op de schakelaar voor het
actieve parkeerhulpsysteem ParkSense tijde -
lijk. De LED gaat vervolgens uit als niet aan
alle bovenstaande voorwaarden wordt
voldaan.
De parkeerplaats verlaten
OPMERKING:
De functie werkt niet voor insteekparkeren,
maar alleen voor fileparkeren.
Activeren
Om deze functie te activeren, drukt u op de
harde Active-ParkSense-toets en gebruikt
vervolgens de pijltoetsen op het stuur om de
file-uitparkeren-functie te selecteren. Na de
keuze, wordt het systeem geactiveerd en
waarschuwt het de bestuurder via het display
in het instrumentenpaneel over de hande -
lingen die moeten worden uitgevoerd om de
manoeuvre correct uit te voeren. Selectie van richting voor manoeuvre
Gebruik de richtingaanwijzers om de richting
te kiezen waarin u de manoeuvre wilt
uitvoeren.
Tijdens de manoeuvre vraagt het systeem u
om de achteruitversnelling in te schakelen.
Schakel de richtingaanwijzer in aan de kant
van het voertuig waar u de parkeerplaats wilt
verlaten. Laat het stuur los en trap de betref
-
fende pedalen in terwijl het systeem uw voer -
tuig automatisch uit de parkeerplaats rijdt.
Als de bestuurder tijdens de manoeuvre
bewust of onbewust het stuurwiel blokkeert
(het stuurwiel vasthoudt of aanraakt zodat
het niet kan draaien), wordt de manoeuvre
onderbroken.
Einde van de manoeuvre
De semi-automatische manoeuvre eindigt
wanneer het display de volgende melding
over een uitgevoerde manoeuvre weergeeft.
Aan het einde van de manoeuvre krijgt de
bestuurder weer de controle over het voer -
tuig.
Belangrijke informatie
Als de positie van sensoren door de impact
verandert, kan dit grote gevolgen hebben
voor de werking van het systeem.
De sensoren bereiken de beste prestaties
nadat de auto ongeveer 30 mijl (50 km)
gereden heeft, vanwege de dynamische
bandomtrekberekeningen die gebruikt
worden bij het parkeren.
Reinig de ParkSense sensoren regelmatig,
maar let daarbij op dat u geen krassen of
andere schade toebrengt. De sensoren
mogen niet bedekt zijn met ijs, sneeuw,
modder, vuil of afval. Verontreiniging van
de sensoren kan ertoe leiden dat het
systeem niet goed werkt. Mogelijk kan het
ParkSense systeem hierdoor obstakels
voor of achter de auto niet detecteren, of
geeft het systeem foutieve melding van
een obstakel voor of achter de auto.
Bouwmachines, grote vrachtwagens en
andere bronnen van trillingen kunnen de
werking van ParkSense nadelig beïn -
vloeden.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 181
Page 184 of 370
STARTEN EN RIJDEN
182
Sensoren kunnen een niet-bestaand
obstakel detecteren (echogeluid) door
mechanische geluiden, bijvoorbeeld
tijdens het wassen van het voertuig of in
geval van regen, sterke wind en hagel.
De sensoren detecteren objecten met een
bepaalde vorm of gemaakt van bepaalde
materialen (zeer dunne palen, aanhanger-
balken, panelen, netten, struiken,
parkeerpalen, stoepen, afvalbakken,
motoren, enz.) mogelijk niet. Controleer
altijd goed op obstakels rond het voertuig
en de baan naar de parkeerplaats die het
systeem heeft geïdentificeerd.
Wanneer wielen en banden worden
gebruikt met andere afmetingen dan de
originele wielen en banden, kan dit een
nadelige invloed hebben op de werking
van het systeem.
De werking van de sensoren achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer de
elektriciteitsstekker van de aanhanger in
de contactdoos van de trekhaak van het
voertuig wordt gestoken. De sensoren voor
blijven ingeschakeld en kunnen akoesti -
sche en visuele waarschuwingen geven.
De sensoren achter worden automatisch
weer ingeschakeld wanneer de stekker van de aanhangerkabel uit de contactdoos
wordt gehaald.
In de modus "Search in progress" (bezig met
zoeken) kan het systeem een ongeschikte
parkeerplaats voor de manoeuvre identifi
-
ceren (bijv. een kruising, oprit, plekken die
de rijrichting doorkruisen, enz.).
Bij parkeermanoeuvres op een helling
kunnen prestaties van het systeem
afnemen en wordt het systeem mogelijk
uitgeschakeld.
Als een parkeermanoeuvre wordt uitge-
voerd tussen twee geparkeerde voertuigen
langs de stoep, kan het voorkomen dat het
systeem het voertuig op de stoep rijdt.
Sommige manoeuvres met zeer scherpe
bochten kunnen mogelijk niet worden
uitgevoerd.
Controleer tijdens de parkeermanoeuvre
voortdurend of de omstandigheden niet
veranderen (bijv. er bevinden zich
personen en/of dieren op de parkeerplaats,
rijdende voertuigen, enz.) en grijp indien
nodig direct in.
Let tijdens parkeermanoeuvres op voertuigen
die uit de tegengestelde richting komen.
Houd u altijd aan de wet en verkeersregels.
OPMERKING:
Wanneer sneeuwkettingen of het ruimte-
besparende wiel zijn aangebracht, kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
De functie informeert de bestuurder alleen
over de laatste geschikte parkeerplaats
(insteekparkeren en fileparkeren) die door
de parkeersensoren is gedetecteerd.
Sommige meldingen gaan vergezeld van
akoestische waarschuwingen.
RIJSTROOKDETECTIE —
INDIEN AANWEZIG
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel
-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het
rijstrookdetectiesysteem maakt gebruik van
een vooruitkijkcamera om rijstrookmarke -
ringen te detecteren en meet de positie van
het voertuig binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge -
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 182
Page 185 of 370
183
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel,
alsmede een visuele waarschuwing op het
display in de instrumentengroep om de
bestuurder erop te wijzen binnen de
rijstrookmarkeringen te blijven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.
Wanneer slechts één rijstrookmarkering is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een visuele waarschuwing via het display in
de instrumentengroep om de bestuurder erop
te wijzen op de rijstrook te blijven. Als
slechts één rijstrookmarkering is gedetec -
teerd, wordt geen voelbare waarschuwing
gegeven.
OPMERKING:
Wanneer aan de bedrijfsomstandigheden is
voldaan, controleert het rijstrookdetectiesy -
steem of de handen van de bestuurder
aanwezig zijn op het stuurwiel en geeft het
een visuele waarschuwing en een geluidssig -
naal weer als de handen van de bestuurder
niet zijn gedetecteerd op het stuurwiel. Het
systeem wordt geannuleerd als de bestuurder
zijn handen niet aan het stuur heeft.Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrookde -
tectie is "Off" (uit).
De knop LaneSense bevindt zich op
het schakelpaneel onder het Uconnect
scherm.
Om het rijstrookdetectiesysteem in te scha -
kelen, drukt u op de toets LaneSense (LED
gaat uit). Het bericht "Lane Sense On"
(rijstrookdetectie ingeschakeld) verschijnt op
het display in de instrumentengroep.
Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha -
kelen, drukt u eenmaal op de toets Lane -
Sense (LED gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.
Waarschuwingsbericht rijstrookdetectie
De rijstrookdetectie geeft de huidige afwij -
king van de rijstrook aan via het display in de
instrumentengroep. Basisdisplay in de instrumentengroep — indien
aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha
-
keld, zijn de rijstrookmarkeringen grijs
wanneer geen van beide rijstrookgrenzen zijn
gedetecteerd en is het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie continu wit.
Links verlaten van rijstrook — alleen linker
rijstrook gedetecteerd
Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, is het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie continu wit wanneer
alleen de markering van de linker rijstrook
is gedetecteerd en is het systeem gereed
voor het geven van visuele waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep wanneer de rijstrook onbedoeld
wordt verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering van wit naar grijs, blijft
de dunne linker lijn continu wit en veran -
dert de kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie van continu wit
naar knipperend geel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 183
Page 186 of 370
STARTEN EN RIJDEN
184
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde
gedrag voor het rechts verlaten van de
rijstrook, wanneer alleen de rechter rijstrook-
markering is gedetecteerd.
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje van
de rijstrookdetectie is continu groen
wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd en het systeem gereed is
voor het geven van visuele waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep en een voelbare waarschuwing in
het stuur als een rijstrook onbedoeld wordt
verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarke-
ring en de dunne linker lijn in continu wit.
De kleur van het verklikkerlampje van
de rijstrookdetectie verandert van continu
groen naar continu geel. Op dit moment
wordt kracht op het stuurwiel in de tegen -overgestelde richting van de grens van
rijstrook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij
-
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering van wit naar grijs, blijft
de dunne linker lijn continu wit en veran -
dert de kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie van continu geel
naar knipperend geel. Op dit moment
wordt kracht op het stuurwiel in de tegen -
overgestelde richting van de grens van
rijstrook uitgeoefend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij -
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde
gedrag voor het rechts verlaten van de
rijstrook.
Premium display in de instrumentengroep —
indien aanwezig
Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha -
keld, zijn de rijstrookmarkeringen grijs wanneer geen van beide rijstrookgrenzen zijn
gedetecteerd en is het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie continu wit.
Links verlaten van rijstrook — alleen linker
rijstrook gedetecteerd
Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, is het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie continu wit wanneer
alleen de markering van de linker rijstrook
is gedetecteerd en is het systeem gereed
voor het geven van visuele waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep wanneer de rijstrook onbedoeld
wordt verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de dikke linker
rijstrookmarkering geel, blijft de dunne
linker lijn continu geel en verandert de
kleur van het verklikkerlampje van de
rijstrookdetectie van continu wit naar
knipperend geel.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde
gedrag voor het rechts verlaten van de
rijstrook, wanneer alleen de rechter rijstrook -
markering is gedetecteerd.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 184
Page 187 of 370
185
Links verlaten van rijstrook — beide rijstroken
gedetecteerd
Wanneer de rijstrookdetectie is ingescha-
keld, verandert de kleur van de rijstrook-
markeringen van grijs in wit om aan te
geven dat beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd. Het verklikkerlampje van
de rijstrookdetectie is continu groen
wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn
gedetecteerd en het systeem gereed is
voor het geven van visuele waarschu -
wingen op het display in de instrumenten -
groep en een voelbare waarschuwing in
het stuur als een rijstrook onbedoeld wordt
verlaten.
Wanneer de rijstrookdetectie een afwijking
van de rijstrook waarneemt, verandert de
kleur van de dikke linker rijstrookmarke-
ring en de dunne linker lijn in continu
geel. De kleur van het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie verandert van
continu groen naar continu geel. Op dit
moment wordt kracht op het stuurwiel in
de tegenovergestelde richting van de grens
van rijstrook uitgeoefend. Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij
-
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
Wanneer de rijstrookdetectie merkt dat de
rijstrook wordt benaderd en een rijstrook
wordt verlaten, knippert de linker dikke
rijstrooklijn geel en blijft de linker dunne
lijn continu branden. het verklikkerlampje
van de rijstrookdetectie blijft continu
geel branden. Op dit moment wordt kracht
op het stuurwiel in de tegenovergestelde
richting van de grens van rijstrook uitgeoe-
fend.
Bijvoorbeeld: als de linkerzijde van de rij -
strook wordt genaderd, draait het stuur -
wiel naar rechts.
OPMERKING:
De rijstrookdetectie werkt met hetzelfde
gedrag voor het rechts verlaten van de
rijstrook.
Status van rijstrookdetectie wijzigen
Het rijstrookdetectiesysteem heeft instel -
lingen om de intensiteit van de voelbare
waarschuwing (laag/gemiddeld/hoog) en de
gevoeligheid van de waarschuwingszone
(vroeg/gemiddeld/laat) te configureren via
het scherm van het Uconnect systeem. Raadpleeg de paragraaf "Instellingen van
Uconnect" in het hoofdstuk "Multimedia" in
het instructieboekje voor meer informatie.
OPMERKING:
Het systeem geeft geen voelbare waar
-
schuwing op het stuurwiel wanneer een
veiligheidssysteem wordt geactiveerd
(antiblokkeersysteem, tractieregelsy-
steem, elektronische stabiliteitsregeling,
Forward Collision Warning etc.).
Bij gebruik van de richtingaanwijzers en
de waarschuwingsknipperlichten worden
de waarschuwingen ook onderdrukt.
PARKVIEW ACHTERUITRIJ -
CAMERA — INDIEN
AANWEZIG
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij -
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld van de ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display,
in het middendeel van het instrumentenpa -
neel.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 185
Page 188 of 370
STARTEN EN RIJDEN
186
(Vervolgd)
Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera" in het hoofdstuk "Starten en
rijden" in het instructieboekje voor meer
informatie.
BRANDSTOF TANKEN
Het doploze brandstofsysteem maakt gebruik
van een klep die op de vulleiding van de
brandstoftank is geplaatst; deze wordt auto -
matisch geopend en gesloten bij het
plaatsen/uitnemen van het vulpistool. In
bepaalde landen is het doploze brand -
stofsysteem zo ontworpen dat het tanken van
de verkeerde soort brandstof wordt voor -
komen.
1. Ontgrendel de brandstofvulklep door op de ontgrendelknop op de sleutelhouder
of de ontgrendelknop op het bekledings -
paneel van het bestuurdersportier te
drukken.
2. Open de brandstofvulklep door op de buitenste rand van de vulklep te drukken. Brandstofvulklep
Vulprocedure
3. Er zit geen vuldop onder de brandstofvul -
klep. Het systeem wordt afgedicht door
een afsluitklep in de leiding.
4. Steek het tankpistool volledig in de vulleiding; het tankpistool duwt de afsl -
uitklep open en houdt de klep open
tijdens het tanken.
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig
achteruit rijden, ook wanneer gebruik
wordt gemaakt van de ParkView
achteruitrijcamera. Controleer het gebied
achter de auto altijd zorgvuldig, kijk naar
achteren en wees bedacht op voetgangers,
dieren, andere voertuigen, obstakels en
dode hoeken, voordat u achteruitrijdt. U
bent verantwoordelijk voor de veiligheid
van uw omgeving en moet blijven opletten
als u achteruitrijdt. Anders bestaat er een
risico op ernstig of zelfs dodelijk letsel.
LET OP!
Om voertuigschade te voorkomen mag
ParkView alleen worden gebruikt als
parkeerhulp. De ParkView camera kan
niet elk obstakel of voorwerp zien.
Om voertuigschade te voorkomen moet u
langzaam rijden bij gebruik van Park-
View, zodat u tijdig kunt stoppen als een
obstakel wordt waargenomen. Het is
raadzaam om tijdens het achteruitrijden
over uw schouder te kijken, ook wanneer
u gebruik maakt van ParkView.
LET OP! (Vervolgd)
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 186
Page 189 of 370
187
5. Vul de tank met brandstof en wanneerhet tankpistool "klikt" of wordt afge -
sloten, is de brandstoftank vol.
6. Wacht 10 seconden voordat u het tank -
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
7. Verwijder het tankpistool en sluit de brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge -
vallen
De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep
niet openen. Een trechter wordt bijgeleverd
waarmee u de afsluitklep kunt openen zodat
u in noodgevallen brandstof kunt bijvullen
met een jerrycan.
1. Pak de trechter uit de opbergruimte van het reservewiel.
2. Steek de trechter op dezelfde manier in de vulleiding als het tankpistool. Brandstoftrechter
3. Zorg ervoor dat de trechter volledig is geplaatst zodat hij de afsluitklep open -
houdt.
4. Giet de brandstof in de trechter.
5. Verwijder de trechter uit de vulleiding, reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de opbergruimte voor het reservewiel.
OPMERKING:
Onder bepaalde koude omstandigheden,
kan de brandstofvulklep mogelijk niet
worden geopend door ijsvorming. Als dit
gebeurt, druk dan licht op de brandstof -
vulklep om het ijs te breken ontgrendel
vervolgens brandstofvulklep met de ontgrendelknop in de auto. Probeer de
klep niet los te wrikken.
Wanneer het mondstuk aan de vulslang
klikt of afsluit, is de brandstoftank vol.
WAARSCHUWING!
Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de richtlijnen
in de meeste landen en kan ertoe leiden
dat het storingslampje gaat branden.
Breng geen object/dop dat/die niet
specifiek voor de auto is geleverd aan op
het uiteinde van de vulleiding. Het
gebruik van niet-compatibele objecten/
doppen kan leiden tot een drukverhoging
in de tank, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 187
Page 190 of 370
STARTEN EN RIJDEN
188
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep
Wanneer u de brandstofvulklep niet kunt
openen, kunt u gebruikmaken van de nood-
ontgrendeling van de tankklep.
1. Open de achterklep.
2. Verwijder de hoedenplank indien aanwezig.
3. Verwijder met de punt van uw sleutel het klepje van de ontgrendelkabel in het
rechter bekledingspaneel.
4. Pak de ontgrendelkabel vast en trek hem voorzichtig omhoog om de brandstofvul -
klep te ontgrendelen.
OPMERKING:
De bevestiging van de kabel kan breken als
er te veel kracht wordt uitgeoefend. Grendel van de bandstofvulklep
5. Druk op de buitenste rand om de brand -
stofvulklep te openen.
Brandstofvulklep Vulleiding
BRANDSTOF TANKEN —
DIESELMOTOR
Het doploze brandstofsysteem maakt gebruik
van een klep die op de vulleiding van de
brandstoftank is geplaatst; deze wordt auto
-
matisch geopend en gesloten bij het
plaatsen/uitnemen van het vulpistool. Het
doploze brandstofsysteem is zo ontworpen
dat het tanken van de verkeerde soort brand -
stof wordt voorkomen.
1. Ontgrendel de brandstofvulklep door op de ontgrendelknop op de sleutelhouder
of de ontgrendelknop op het bekledings -
paneel van het bestuurdersportier te
drukken.
20_MP_UG_NL_EU_t.book Page 188