JEEP GRAND CHEROKEE 2018 Instructieboek (in Dutch)
Page 201 of 410
Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense in te schakelen, drukt u eenmaal op de
schakelaar voor het actieve parkeerhulpsys-
teem ParkSense (LED gaat branden).
Om het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense uit te schakelen, drukt u nogmaals op
de schakelaar voor het actieve parkeerhulp-
systeem ParkSense (LED gaat uit).
Als het actieve parkeerhulpsysteem Park-
Sense is ingeschakeld, verschijnt de melding
"Active ParkSense Searching - Push OK to
Switch to Perpendicular" (actief parkeerhulp-
systeem bezig met zoeken - Druk op OK voorinsteekparkeren)" op het display in de instru-
mentengroep. Naar wens kunt u terugschake-
len naar insteekparkeren. Druk op de knop
OK op de linker stuurschakelaar om de instel-
ling van de parkeerplaats te wijzigen. Naar
wens kunt u terugschakelen naar fileparke-
ren.
Gebruik bij het zoeken naar een parkeer-
plaats de richtingaanwijzer om aan te geven
aan welke kant van de auto u de parkeerma-
noeuvre wilt uitvoeren.
OPMERKING:
Het actieve parkeerhulpsysteem ParkSense
zoekt automatisch naar een parkeerplaats
aan de passagierszijde van het voertuig als de
richtingaanwijzer niet is ingeschakeld.
Raadpleeg het instructieboekje voor meer in-
formatie.
RIJSTROOKDETECTIE
Werking van rijstrookdetectie
Het rijstrookdetectiesysteem werkt bij snel-
heden van meer dan 60 km/u (37 mph) en
onder de 180 km/u (112 mph). Het rijstrook-
detectiesysteem maakt gebruik van een voor-uitkijkcamera om rijstrookmarkeringen te de-
tecteren en meet de positie van het voertuig
binnen de markeringen.
Wanneer beide rijstrookmarkeringen zijn ge-
detecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
een voelbare waarschuwing op het stuurwiel
om de bestuurder erop te wijzen binnen de
rijstrookmarkeringen te blijven. Als de be-
stuurder buiten de rijstrook blijft rijden, geeft
het rijstrookdetectiesysteem een visuele
waarschuwing weer in het display in de in-
strumentengroep om de bestuurder erop te
wijzen binnen de rijstrookmarkeringen te blij-
ven.
De bestuurder kan de voelbare waarschuwing
op elk moment handmatig uitschakelen door
aan het stuur te trekken.
Wanneer slechts één rijstrookmarkering is
gedetecteerd en de bestuurder onbedoeld de
rijstrook verlaat (geen richtingaanwijzer inge-
schakeld), geeft het rijstrookdetectiesysteem
visuele waarschuwingen via het display in de
instrumentengroep en ook voelbare waar-
schuwingen, om de bestuurder erop te wijzen
Locatie van schakelaar van het actieve
parkeerhulpsysteem ParkSense
199
Page 202 of 410
op de rijstrook te blijven. Als slechts één
rijstrookmarkering is gedetecteerd, wordt
geen voelbare waarschuwing gegeven.
OPMERKING:
Wanneer aan de bedrijfsomstandigheden is
voldaan, controleert het rijstrookdetectiesys-
teem of de handen van de bestuurder aanwe-
zig zijn op het stuurwiel en geeft het een
geluidssignaal weer als de handen van de
bestuurder niet zijn gedetecteerd op het
stuurwiel. Het systeem wordt geannuleerd als
de bestuurder zijn handen niet aan het stuur
heeft.
Rijstrookdetectie in- of uitschakelen
De standaardstatus van rijstrookdetectie is
"off" (uit). Als het systeem is uitgeschakeld,
brandt de LED in de knop LaneSense.
De knop LaneSense bevindt zich
op het schakelpaneel onder het
Uconnect scherm.Om het rijstrookdetectiesysteem in te scha-
kelen, drukt u op de toets LaneSense (LED
gaat uit). Het bericht "LaneSense On" (rij-
strookdetectie ingeschakeld) verschijnt op
het display in de instrumentengroep.
Om het rijstrookdetectiesysteem uit te scha-
kelen, drukt u eenmaal op de toets Lane-
Sense (LED gaat aan).
OPMERKING:
Wanneer u de contactschakelaar in de stand
ON/RUN zet, wordt door de rijstrookdetectie
automatisch de systeemstatus (ingeschakeld
of uitgeschakeld) hersteld die actief was
voordat het contact werd uitgeschakeld.PARKVIEW
ACHTERUITRIJCAMERA
Symbolen en berichten op het display
Wanneer de schakelhendel in de achteruitrij-
stand staat, kunt u een beeld op het scherm
bekijken van de achterzijde van uw auto. Het
beeld van de ParkView-achteruitrijcamera
wordt weergegeven op het Uconnect-display,
in het middendeel van het instrumentenpa-
neel.Als het Uconnect-display wazig is, reinig dan
de cameralens aan de achterkant van de auto
boven de kentekenplaat achteraan.
Achteruitrijcamera — weergave tijdens rijden
Als de versnellingshendel in de stand PARK,
NEUTRAL of DRIVE staat, kan de achteruit-
rijcamera worden geactiveerd met de toets
"Rear View Camera" (achteruitrijcamera) In
het menu "Controls" (bedieningselementen).
Met deze functie kan de klant het gebied
direct achter het voertuig (of aanhanger, in-
dien aanwezig) gedurende maximaal tien se-
conden bekijken tijdens het rijden bij hogere
snelheden. Als de rijsnelheid lager blijft dan
13 km/u (8 mph), wordt het beeld van de
achteruitrijcamera continu weergegeven tot-
dat het wordt uitgeschakeld via de scherm-
toets "X".
Raadpleeg de paragraaf "ParkView achteruit-
rijcamera" in het hoofdstuk "Starten en rij-
den" in uw instructieboekje voor meer
informatie.
STARTEN EN RIJDEN
200
Page 203 of 410
WAARSCHUWING!
Bestuurders moeten altijd voorzichtig ach-
teruit rijden, ook wanneer gebruik wordt
gemaakt van de ParkView achteruitrijca-
mera. Controleer het gebied achter de auto
altijd zorgvuldig, kijk naar achteren en
wees bedacht op voetgangers, dieren, an-
dere voertuigen, obstakels en dode hoe-
ken, voordat u achteruitrijdt. Blijf oplet-
tend tijdens het achteruitrijden. Anders
bestaat er een risico op ernstig of zelfs
dodelijk letsel.
BRANDSTOF TANKEN —
BENZINEMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.2. Open de brandstofvulklep.
OPMERKING:
Onder bepaalde koude omstandigheden, kan
de brandstofvulklep mogelijk niet worden ge-
opend door ijsvorming. Als dit gebeurt, druk
dan licht op de brandstofvulklep om het ijs te
breken ontgrendel vervolgens brandstofvul-
klep met de ontgrendelknop in de auto. Pro-
beer de klep niet los te wrikken.
Ontgrendeling voor brandstofvulklepVergrendeling voor brandstofvulklep
201
Page 204 of 410
3. Er zit geen vuldop onder de brandstofvul-
klep. Het systeem wordt afgedicht door
middel van twee afsluitkleppen in de
leiding.
4. Steek het tankpistool volledig in de vullei-
ding, het tankpistool duwt de afsluitklep-
pen open en houdt deze open tijdens het
tanken.
5. Vul de tank met brandstof. Wanneer het
tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is
de brandstoftank vol.
6. Wacht vijf seconden voordat u het tank-
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
7. Verwijder het tankpistool en sluit de
brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge-
vallen
De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep-
pen niet openen.
Er wordt een trechter meegeleverd waarmee
u de afsluitkleppen kunt openen zodat u in
noodgevallen brandstof kunt bijvullen met
een jerrycan.1. Pak de trechter uit de opbergruimte van
het reservewiel.
2. Steek de trechter op dezelfde manier in
de vulleiding als het tankpistool.
3. Zorg ervoor dat de trechter volledig is
geplaatst, zodat deze de afsluitkleppen
openhoudt.
4. Giet de brandstof in de trechter.5. Verwijder de trechter uit de vulleiding,
reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de opbergruimte voor het reservewiel.
WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de meeste
plaatselijke richtlijnen en kan ertoe lei-
den dat het storingslampje gaat bran-
den.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Brandstofvulklep
STARTEN EN RIJDEN
202
Page 205 of 410
Noodontgrendeling voor brandstofvulklep
Wanneer u de brandstofvulklep niet kunt ope-
nen, kunt u gebruikmaken van de noodont-
grendeling van de tankklep.
1. Open de achterklep.
2. Druk de binnenrand van de linker opberg-
vak naar het midden zodat de buitenrand
omhoog komt.3. Pak de naar buiten gekomen buitenrand
met de andere hand vast om de vergren-
delingen los te klikken.
4. Verwijder de opbergruimte.
5. Trek aan de ontgrendelkabel om de brand-
stofvulklep te openen, duw de ontgrendel-
kabel terug naar de beginpositie om de
vergrendeling van de brandstofvulklep
weer in de gesloten stand te zetten.OPMERKING:
Als de brandstofvulklep niet vergrendelt na-
dat de handbediende ontgrendelkabel is ge-
activeerd, moet de vergrendeling handmatig
worden teruggezet in de gesloten stand.
BRANDSTOF TANKEN —
DIESELMOTOR
1. Druk op de ontgrendelknop voor de brand-
stofvulklep. De ontgrendelknop bevindt
zich onder de koplampschakelaar.
Locatie van opbergruimteOntgrendelkabel
Ontgrendelknop voor brandstofvulklep
203
Page 206 of 410
2. Open de brandstofvulklep.
OPMERKING:
Er zit geen vuldop onder de brandstofvulklep.
Het systeem wordt afgedicht door een afsluit-
klep in de leiding.3. Steek het tankpistool volledig in de vullei-
ding – het tankpistool duwt de afsluitklep
open en houdt de klep open tijdens het
tanken.
4. Vul de tank met brandstof – wanneer het
tankpistool "klikt" of wordt afgesloten, is
de brandstoftank vol.
5. Wacht vijf seconden voordat u het tank-
pistool verwijdert om de brandstof uit het
pistool te laten lopen.
6. Verwijder het tankpistool en sluit de
brandstofvulklep.
Brandstof bijvullen met een jerrycan in noodge-
vallen
De meeste jerrycans kunnen de afsluitklep
niet openen.
Een trechter wordt bijgeleverd waarmee u de
afsluitklep kunt openen zodat u in noodgeval-
len brandstof kunt bijvullen met een jerrycan.
1. Pak de trechter uit de reservewielset.2. Steek de trechter op dezelfde manier in
de vulleiding als het tankpistool.
Vulopening brandstof en
dieseluitlaatvloeistof
1 — Vulopening brandstof
2 — Vulopening dieseluitlaatvloeistof
Brandstofvultrechter/reservewiel/krik en
gereedschap
1 — Doploze brandstofvultrechter
2 — Reservewiel
3 — Gereedschap voor verwisselen van
banden en krik
STARTEN EN RIJDEN
204
Page 207 of 410
OPMERKING:
Zorg ervoor dat de trechter volledig is
geplaatst zodat hij de afsluitklep open-
houdt.
3. Giet de brandstof in de trechter.
4. Verwijder de trechter uit de vulleiding,
reinig hem voordat u hem terug plaatst in
de reservewielset.
WAARSCHUWING!
• Houd brandende sigaretten en vuur uit
de buurt van de auto wanneer de vulklep
is geopend of tijdens het tanken.
• Vul nooit brandstof bij wanneer de motor
draait. Dit is in strijd met de meeste
plaatselijke richtlijnen en kan ertoe lei-
den dat het storingslampje gaat bran-
den.
• Er kan brand ontstaan als u een jerrycan
die in een auto staat met brandstof vult.
Dit kan leiden tot brandwonden. Plaats
een jerrycan altijd op de grond alvorens
deze te vullen.
LET OP!
Voorkom morsen en overlopen van brand-
stof.
Gebruik van verontreinigde brandstof
vermijden
Brandstof die is verontreinigd door water of
vuil, kan ernstige schade aan het brandstof-
systeem van de motor veroorzaken. Goed on-derhoud van het brandstoffilter en de brand-
stoftank is essentieel. Raadpleeg de
paragraaf "Dealer Service" in het hoofdstuk
"Service en onderhoud" in uw instructie-
boekje voor meer informatie.
Brandstofopslag — dieselbrandstof
Als u hoeveelheden brandstof opslaat, is een
goed onderhoud van de opgeslagen brandstof
ook van groot belang. Brandstof verontreinigd
met water zal de groei van "bacteriën" bevor-
deren. Deze bacteriën vormen "slib" dat het
brandstoffiltersysteem en -leidingen ver-
stopt. Tap regelmatig condens van de toevoer-
tank af en vervang het filter van de leiding op
gezette tijden.
OPMERKING:
Wanneer een dieselmotor zonder brandstof
komt te staan, wordt er lucht in het brand-
stofsysteem gezogen.
Als het voertuig niet start, raadpleegt u de
paragraaf "Dealer Service / Voorvullen wan-
neer de motor geen brandstof heeft gehad" in
het hoofdstuk "Service en onderhoud" in uw
instructieboekje voor meer informatie.
Brandstofvulopening in noodgevallen
205
Page 208 of 410
WAARSCHUWING!
Open het hogedrukbrandstofsysteem niet
bij draaiende motor. Als de motor draait,
ontstaat er een hoge brandstofdruk. Weg-
spuitende brandstof onder druk kan ern-
stig letsel of de dood tot gevolg hebben.
Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Uw auto is uitgerust met een systeem voor
selectieve katalytische reductie (SCR-
systeem) om te voldoen aan de zeer strenge
dieselemissienormen van het Environmental
Protection Agency.
Het doel van het SCR-systeem is de hoeveel-
heid NOx (stikstofoxiden die motoren uitsto-
ten), dat schadelijk is voor onze gezondheid
en het milieu, tot vrijwel nul terug te brengen.
Een kleine hoeveelheid Diesel Exhaust Fluid
(DEF) wordt vóór de katalysator in de uitlaat
gespoten, waar deze na verdamping de smog
veroorzakende stikstofoxiden (NOx) omzet in
onschadelijke stikstof (N2) en waterdamp
(H2O), twee natuurlijke bestanddelen van de
lucht die we inademen. U kunt in uw autorijden met het geruststellende idee dat uw
voertuig bijdraagt aan een schoner en gezon-
der milieu voor de huidige én komende gene-
raties.
Systeemoverzicht
Dit voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem (Diesel Exhaust Fluid) en een
SCR-katalysator (selectieve katalytische re-
ductie) om te voldoen aan de emissie-eisen.
Het DEF-inspuitsysteem bestaat uit de vol-
gende onderdelen:
• DEF-tank
• DEF-pomp
• DEF-verstuiver
• Elektronisch verwarmde DEF-leidingen
• NOx-sensoren
• Temperatuursensoren
• SCR-katalysator
Het DEF-inspuitsysteem en de SCR-
katalysator zorgen ervoor dat aan de
dieselemissie-eisen wordt voldaan met be-
houd van een uitstekend brandstofverbruik,
rijgedrag, koppel en vermogen.Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor systeem-
berichten en waarschuwingen.
OPMERKING:
• Uw voertuig is uitgerust met een DEF-
inspuitsysteem. Af en toe hoort u mogelijk
een klikkend geluid bij stilstand dat onder
de auto vandaan komt. Dit is normaal.
• De DEF-pomp blijft gedurende enige tijd na
het uitschakelen van de motor in werking
om het DEF-systeem door te spoelen. Dit is
de normale werking en het is mogelijk hoor-
baar vanaf de achterkant van de auto.
Opslag van Diesel Exhaust Fluid (DEF)
Diesel Exhaust Fluid (DEF) wordt beschouwd
als een zeer stabiel product met een lange
houdbaarheid. Als DEF wordt bewaard bij
temperaturen tussen -12 °C en 32 °C (10
° en 90 °F), is het ten minste één jaar
houdbaar.
STARTEN EN RIJDEN
206
Page 209 of 410
DEF kan bij de laagste temperaturen bevrie-
zen. DEF kan bijvoorbeeld bevriezen bij een
temperatuur van of onder -11° C (12° F). Het
systeem is ontworpen voor gebruik in deze
omgeving.
OPMERKING:
Bij het werken met DEF is het volgende van
belang:
• Alle reservoirs of onderdelen die in contact
komen met DEF, moeten DEF compatibel
zijn (kunststof of roestvrij staal). Koper,
messing, aluminium, ijzer of niet-roestvrij
staal moet worden vermeden, omdat ze
onderhevig zijn aan corrosie door DEF.
• Als DEF wordt gemorst, moet het volledig
worden opgeveegd.
Diesel Exhaust Fluid (DEF) bijvullen
De DEF-meter (op het display in de instru-
mentengroep) geeft het niveau van de DEF
aan die zich nog in het reservoir bevindt.
Raadpleeg de paragraaf "Display in de instru-
mentengroep" in het hoofdstuk "Uw Instru-
mentenpaneel leren kennen" voor meer infor-
matie hierover.OPMERKING:
Rijomstandigheden (hoogte, rijsnelheid, be-
lading, enz.) zijn van invloed op het verbruik
van DEF door uw voertuig.
Vulprocedure DEF
OPMERKING:
Raadpleeg de paragraaf "Vloeistoffen en
smeermiddelen" in het hoofdstuk "Techni-
sche gegevens" voor de juiste vloeistofsoort.
1. Verwijder de dop van de vulopening voor
DEF (in de tankklep).
2. Steek de DEF-adapter / het DEF-
vulpistool in de DEF-vulopening.
Vuldop DEF en vulopening brandstof
1 — Vulopening dieselbrandstof
2 — Vulopening Diesel Exhaust Fluid
(DEF)
207
Page 210 of 410
OPMERKING:
• Het kan tot vijf seconden duren voordat
de DEF-meter actueel is nadat een liter
of meer Diesel Exhaust Fluid (DEF) is
getankt. Als er sprake is van een storing
met betrekking tot het DEF-systeem,
kan het zijn dat de meter de werkelijke
stand niet bijwerkt. Bezoek uw erkende
dealer voor onderhoud.
• De DEF-meter wordt mogelijk ook niet
onmiddellijk na het vullen bijgewerkt
als de temperatuur van de DEF-
vloeistof lager is dan -11 °C (12 °F). De
DEF-leidingverwarming zal de DEF-
vloeistof pas na een bepaalde bedrijfs-
periode verwarmen, waarna de meter
wordt bijgewerkt. Onder zeer koude om-
standigheden is het mogelijk dat de
meter het nieuwe vloeistofniveau pas
na meerdere ritten aangeeft.LET OP!
•Om morsen van dieseluitlaatvloeistof en
mogelijke schade aan het dieseluitlaat-
vloeistofreservoir als gevolg van overlo-
pen te voorkomen, mag u het reservoir
na het vullen niet "helemaal bijvullen".
• VUL NOOIT TE VEEL VLOEISTOF
BIJ. Dieseluitlaatvloeistof bevriest onder
-11 °C (12 °F). Het systeem voor de
dieseluitlaatvloeistof is ontworpen om te
werken bij temperaturen lager dan het
vriespunt van de dieseluitlaatvloeistof,
als echter het reservoir te vol en bevriest,
kan het systeem beschadigd raken.
• Wanneer u dieseluitlaatvloeistof morst,
reinig dan onmiddellijk de plaats met
water en gebruik een absorberend mate-
riaal om de gemorste vloeistof op de
grond op te nemen.
• Probeer niet de motor te starten als per
ongeluk dieseluitlaatvloeistof in de
brandstoftank heeft bijgevuld, aange-
zien dit kan leiden tot ernstige motor-
schade, met inbegrip van maar niet be-
perkt tot storingen in de brandstofpomp
en de verstuivers.
LET OP!
• Vul nooit de tank nooit met iets anders
dan DEF – met name vormen van kool-
waterstof, zoals dieselbrandstof, brand-
stofadditieven, benzine of andere pro-
ducten op oliebasis. Zelfs een zeer
kleine hoeveelheid hiervan, minder dan
100 deeltjes per miljoen of minder dan
30 ml (1 oz.) per 295 liter (78 gallon)
zal het hele DEF-systeem dusdanig ver-
ontreinigen dat het moet worden vervan-
gen. Als eigenaars een jerrycan, trechter
of mondstuk gebruiken tijdens het vul-
len van de tank, moeten deze nieuw zijn
of alleen zijn gebruikt voor het vullen
met DEF. Mopar levert een aansluitbaar
mondstuk mee met DEF voor dit doel-
einde.
3. Stop onmiddellijk met het vullen van de
DEF-tank wanneer een van de volgende
dingen gebeurt: de DEF stroomt niet meer
uit de vulfles in de DEF-vulopening, er
spat DEF uit de vulopening of het DEF-
vulpistool wordt automatisch
uitgeschakeld.
4. Plaats de dop weer op de DEF-vulopening.
STARTEN EN RIJDEN
208