Lexus CT200h 2014 Handleiding (in Dutch)

Page 211 of 624

2114-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Door de schakelaar in te drukken
wordt de tussenafstand als volgt gewij-
zigd:
Lang
Gemiddeld
Kort
De tussenafstand wordt automatisch op
lang ingesteld als het contact AAN
wordt gezet.
Als er een auto voor u rijdt, wordt het
symbool voor een voorligger ook weer-
gegeven.
Selecteer een afstand in de onderstaande tabel. Houd er rekening mee dat de
aangegeven afstanden overeenkomen met een rijsnelheid van 80 km/h. De tus-
senafstand is afhankelijk van de rijsnelheid.
Als u de hendel naar u toe trekt,
wordt de cruise control uitgescha-
keld.
De snelheidsregeling wordt eveneens
onderbroken als het rempedaal wordt
ingetrapt.
Door de hendel omhoog te drukken,
wordt de cruise control hervat en
wordt de opgeslagen snelheid inge-
steld.
Hervatten van de cruise control is
mogelijk vanaf een rijsnelheid van onge-
veer 40 km/h of meer.
Wijzigen van de tussenafstand
Symbool voorligger
1
2
3
Instellen afstand tot voorligger
AfstandsoptiesTu s s e n a f s t a n d
LangOngeveer 50 m
GemiddeldOngeveer 40 m
KortOngeveer 30 m
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling
1
2

Page 212 of 624

2124-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
In deze stand registreert een radarsensor of er binnen ongeveer 120 meter voor
u een voertuig rijdt. Deze sensor wordt tevens gebruikt om de afstand tussen uw
auto en de voorligger te berekenen.
Let erop dat de afstand tot uw voorligger kleiner wordt als u een lange helling afrijdt.
Voorbeeld van het rijden met een constante snelheid
Wanneer er geen voorliggers zijn
De auto rijdt met de snelheid die door de bestuurder is ingesteld. De gewenste tus-
senafstand kan ook worden ingesteld door de afstandsregeling te bedienen.
Voorbeeld van deceleratie
Wanneer de voorligger langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Als er een voorligger wordt gesignaleerd, verlaagt het systeem automatisch de snel-
heid van uw auto. Als de snelheid nog meer moet worden gereduceerd, schakelt het
systeem het remsysteem in. Als het systeem de snelheid niet genoeg kan verlagen om
een veilige afstand tot de voorligger te creëren, klinkt er een waarschuwingssignaal.
Voorbeeld van rijden met de volgregeling
Volgen van een voorligger die langzamer rijdt dan de ingestelde snelheid
Het systeem regelt de snelheid van de auto zo dat de afstand die de bestuurder heeft
ingesteld tot de voorligger gehandhaafd blijft.
Voorbeeld van acceleratie
Als er geen voorliggers meer zijn die langzamer rijden dan de ingestelde
snelheid
Het systeem verhoogt de snelheid totdat de ingestelde snelheid bereikt wordt. Het
systeem schakelt vervolgens weer over op het rijden met constante snelheid.
Rijden in de afstandsregelmodus
1
2
3
4

Page 213 of 624

2134-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Wanneer uw auto een voorligger te dicht nadert en automatisch decelereren
door middel van de cruise control niet mogelijk is, zal het scherm gaan knippe-
ren en een zoemer klinken om de bestuurder te waarschuwen. Dit kan bijvoor-
beeld gebeuren als een andere bestuurder vóór u invoegt terwijl u een
voorligger volgt. Gebruik het remsysteem om voldoende afstand tot uw voorlig-
ger te houden.
■Mogelijk worden geen waarschuwingen gegeven
In de volgende gevallen is het mogelijk dat de waarschuwing niet verschijnt:
●Als de snelheid van de auto voor u gelijk is aan of hoger is dan de snelheid
van uw eigen auto
●Als de voorligger extreem langzaam rijdt
●Direct nadat de snelheid van de cruise control is ingesteld
●Op het moment dat het gaspedaal wordt ingetrapt
De constante-snelheidsregelmodus is anders dan de afstandsregelmodus. Wan-
neer de constante-snelheidsregeling is geselecteerd, blijft de auto met een inge-
stelde snelheid rijden, ongeacht of zich voorliggers op de rijbaan bevinden.
Schakel de cruise control in met de
toets ON-OFF.
Druk nogmaals op de toets om de
cruise control uit te schakelen.
Schakel de constante-snelheidsre-
geling in.
(Duw de hendel naar voren en houd
de hendel in die stand ongeveer 1 s
vast.)
Het controlelampje cruise control gaat
branden.
Als u tijdens de constante-snelheidsregeling terug wilt keren naar de afstandsregel-
modus, drukt u de hendel weer naar voren en houdt u hem ongeveer 1 seconde vast.
Nadat de gewenste snelheid is ingesteld, kunt u niet terugkeren naar de afstandsre-
gelmodus.
Als het contact UIT en vervolgens weer AAN wordt gezet, wordt automatisch de
afstandsregelmodus weer ingesteld.
Wijzigen van de ingestelde snelheid: Blz. 210
Uitschakelen en hervatten van de snelheidsregeling: Blz. 211
Naderingswaarschuwing
Selecteren van de conventionele constante-snelheidsregeling
1
2

Page 214 of 624

2144-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■De Dynamic Radar Cruise Control kan worden gebruikt als
●Schakelstand D is geselecteerd.
●De rijsnelheid hoger is dan 50 km/h.
■Accelereren na het instellen van de rijsnelheid
Er kan normaal met de auto geaccelereerd worden. Na de acceleratie gaat de auto
weer rijden met de ingestelde snelheid. Als de afstandsregelmodus is ingeschakeld,
neemt de rijsnelheid echter mogelijk af tot onder de ingestelde snelheid, zodat de
afstand tot de voorligger gehandhaafd blijft.
■Ingestelde snelheid
Afhankelijk van de rijomstandigheden kan de ingestelde snelheid mogelijk niet gehand-
haafd worden.
■Automatisch uitschakelen van de afstandsregeling
De afstandsregeling wordt automatisch uitgeschakeld in de volgende situaties:
●Werkelijke rijsnelheid zakt onder ongeveer 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
●De sensor kan niet goed werken omdat hij ergens door bedekt is.
●De ruitenwissers voor werken op hoge snelheid (wanneer de ruitenwisserschakelaar in
stand AUTO of de stand voor hoge snelheid staat).
Als de afstandsregeling om een andere dan de hierboven genoemde redenen automa-
tisch uitgeschakeld wordt, kan er een storing in het systeem aanwezig zijn. Neem con-
tact op met een erkende Lexus-dealer of hersteller/reparateur of een andere naar
behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
■Automatisch uitschakelen van de constante-snelheidsregeling
De snelheidsregeling door de cruise control wordt in de volgende gevallen onderbro-
ken:
●Actuele rijsnelheid zakt tot meer dan ongeveer 16 km/h onder de ingestelde rijsnel-
heid. In dit geval blijft de geprogrammeerde snelheid niet bewaard.
●De rijsnelheid zakt onder de 40 km/h.
●De VSC is geactiveerd.
■Radarsensor en lenskap
Houd de sensor en de lenskap altijd schoon omdat de afstandsregeling anders niet goed
werkt. (Sommige belemmeringen, zoals sneeuw, ijs of plastic, worden niet door de sen-
sor gesignaleerd.) Als er gesignaleerd wordt dat er iets op de sensor aanwezig is, wordt
de Dynamic Radar Cruise Control uitgeschakeld.
■Waarschuwingsmeldingen en zoemers voor Dynamic Radar Cruise Control
Waarschuwingsmeldingen en zoemers worden gebruikt om een systeemstoring aan te
geven of om de bestuurder te informeren dat hij tijdens het rijden extra moet opletten.
(Blz. 523) Lenskap
Radarsensor
1
2

Page 215 of 624

2154-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
■Verklaring
De meest recente DECLARATION of CONFORMITY (DoC) is beschikbaar op het
volgende adres:
http://www.globaldenso.com/en/products/oem/index.html#2

Page 216 of 624

2164-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Voor het gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Vertrouw niet te veel op de afstandsregeling.
Houd rekening met de ingestelde rijsnelheid. Regel zelf de snelheid en de afstand tot
uw voorligger bij door te remmen, enz. als de deceleratie/acceleratie die het systeem
verzorgt niet toereikend is om de afstand tot de voorligger te regelen.

Page 217 of 624

2174-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
4
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Waarschuwingen met betrekking tot de ondersteunende systemen
Neem de volgende voorzorgsmaatregelen in acht.
Als u dat niet doet, kunt u een ongeval veroorzaken, waardoor ernstig letsel kan ont-
staan.
●De bestuurder helpen bij het meten van de volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control dient alleen ter ondersteuning van de bestuurder
bij het bepalen van de volgafstand tussen de eigen auto en een bepaalde voorligger.
Het systeem is niet bedoeld om zorgeloos of roekeloos rijgedrag te rechtvaardigen
en kan de bestuurder ook niet helpen tijdens het rijden bij slecht zicht. Het blijft nood-
zakelijk dat de bestuurder zelf de omgeving van de auto goed in de gaten houdt.
●De bestuurder helpen bij het bepalen van de juiste volgafstand
De Dynamic Radar Cruise Control bepaalt of de volgafstand tussen de eigen auto en
een bepaalde voorligger voldoende is of niet. Het systeem kan geen andere beoor-
delingen maken. Het is daarom strikt noodzakelijk dat u zelf alert blijft en inschat of
een situatie mogelijk gevaarlijk is.
●De bestuurder helpen bij het bedienen van de auto
De Dynamic Radar Cruise Control kan geen aanrijdingen met een voorligger voor-
komen. Daarom dient u wanneer er gevaar dreigt direct de controle over de auto te
nemen en juist te handelen om de veiligheid van alle betrokkenen te garanderen.
■Voorkomen van onachtzaam activeren van de cruise control
Schakel de cruise control uit met de toets ON-OFF als deze niet wordt gebruikt.
■Situaties die niet geschikt zijn voor gebruik van de Dynamic Radar Cruise Control
Gebruik de Dynamic Radar Cruise Control niet in de volgende situaties.
Als u dat wel doet, wordt de snelheid mogelijk niet goed geregeld waardoor een onge-
val met ernstig letsel kan ontstaan.
●In druk verkeer
●Op wegen met scherpe bochten
●Op slingerende wegen
●Op wegen die door regen, ijs of sneeuw glad zijn
●Op steile afdalingen of bij afwisselend sterk dalende en sterk stijgende wegen
Bij het afdalen van een helling kan de rijsnelheid de geprogrammeerde snelheid
overschrijden.
●Op invoegstroken van autosnelwegen
●Als de weersomstandigheden zo slecht zijn dat ze een juiste werking van de senso-
ren onmogelijk zouden kunnen maken (mist, sneeuw, zandstorm, zware regenval,
enz.)
●Als er vaak een naderingswaarschuwing hoorbaar is
●Tijdens het slepen in een noodgeval

Page 218 of 624

2184-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
WA A R S C H U W I N G
■Omstandigheden waarin de sensor voorliggers niet of niet op de juiste manier signa-
leert
Rem indien nodig zelf af als een van de volgende voertuigen voor u rijdt.
Omdat de sensor deze voertuigen wellicht niet op de juiste manier signaleert, wordt er
geen naderingswaarschuwing (Blz. 213) gegeven en kan een ernstig ongeval het
gevolg zijn.
●Auto's die plotseling voor u invoegen
●Auto's die met lage snelheden rijden
●Auto's die stilstaan
●Voertuigen met een relatief kleine achterzijde (aanhangwagens zonder lading, enz.)
●Motorfietsen die op dezelfde rijstrook rijden
■Omstandigheden waaronder de afstandsregeling mogelijk niet goed werkt
Rem indien nodig in de volgende situaties zelf af omdat de radarsensor voorliggers
misschien niet op de juiste manier signaleert, waardoor er een ernstig ongeval zou
kunnen ontstaan:
●Als door omringend verkeer opgeworpen water of sneeuw de werking van de sensor
hindert
●Als de achterzijde van de auto ver ingezakt is (omdat er zware lading in de bagage-
ruimte vervoerd wordt, enz.)
●Als de weg erg bochtig is of de rijstroken erg smal zijn
●Als u veelvuldig stuurcorrecties moet uitvoeren of frequent van rijstrook wisselt
●Als uw voorligger plotseling decelereert
■Behandelen van de radarsensor
Volg onderstaande aanwijzingen op om te waarborgen dat het cruise control-systeem
goed kan werken.
Anders werkt het systeem mogelijk niet correct wat kan leiden tot een aanrijding.
●Houd de sensor en de lenskap altijd schoon.
Reinig de sensor en de lenskap met een zachte doek zodat er geen krassen of
beschadigingen ontstaan.
●Stel de sensor en de omgeving van de sensor niet bloot aan krachtige schokken.
Als de sensor ook maar iets verplaatst wordt, werkt het systeem mogelijk niet meer
goed. Als de sensor en de omgeving van de sensor aan krachtige schokken zijn
blootgesteld, moet het desbetreffende gedeelte van de auto altijd worden gecontro-
leerd en indien nodig gerepareerd door een erkende Lexus-dealer of hersteller/
reparateur of een andere naar behoren gekwalificeerde en uitgeruste deskundige.
●Neem de sensor niet uit elkaar.
●Monteer geen accessoires en plak geen stickers op de sensor, de lenskap of in de
directe omgeving.
●Wijzig of spuit de sensor en de lenskap niet.
●Vervang ze niet door niet-originele onderdelen.

Page 219 of 624

219
4 4-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
Rijden
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Lexus Parking Assist-sensor*
Hoeksensoren voor
Hoeksensoren achter
Middelste sensoren achter
Schakelt Lexus Parking Assist-sensor
in/uit
Als de schakelaar aan is, gaat het con-
trolelampje branden om de bestuurder
te informeren dat het systeem geacti-
veerd is.
: Indien aanwezig
De afstand van uw auto tot obstakels bij het fileparkeren en achteruit inparke-
ren in een garage wordt gemeten door sensoren en wordt doorgegeven via
de displays en een zoemer. Controleer bij gebruik van dit systeem ook altijd
zelf de omgeving.
Soorten sensoren
1
2
3
Schakelaar Lexus Parking Assist-sensor

Page 220 of 624

2204-5. Gebruik van de ondersteunende systemen
CT200h_OM_OM76135E_(EE)
Wanneer de sensoren een obstakel signaleren, wordt de bestuurder door mid-
del van de volgende displays geïnformeerd over de positie en afstand tot het
obstakel.
■Multi-informatiedisplay
Werking hoeksensoren voor
Werking hoeksensoren achter
Werking binnenste sensoren achter
■Scherm Lexus display-audiosysteem of navigatiesysteem (indien aanwezig)
Weergave Lexus Parking Assist-
sensor
Wanneer het Rear View Monitor-
systeem* of de Lexus Parking Assist
Monitor
* niet wordt weergegeven.
De grafische voorstelling wordt
automatisch weergegeven wanneer
een obstakel gesignaleerd wordt.
Het scherm kan zo worden ingesteld
dat de afbeelding niet wordt weerge-
geven. (Blz. 223)
: Hiermee kunt u de geluiden
van de zoemer uitschake-
len.
Hulpdisplay
Wanneer het Rear View Monitor-
systeem
* of de Lexus Parking Assist
Monitor* wordt weergegeven.
Bij signalering van een obstakel ver-
schijnt er in de rechter bovenhoek
van het navigatiesysteemscherm een
vereenvoudigde weergave van het
beeld.
*: indien aanwezig
Display
Auto's met monochroomdisplayAuto's met kleurendisplay
1
2
3
1
2

Page:   < prev 1-10 ... 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 ... 630 next >