MAZDA MODEL CX-30 2019 Handleiding (in Dutch)

Page 391 of 759

Schermaanzicht

Weergave/pictogram Inhoud
(1) Bandenpictogram Geeft de richting van de banden aan. Beweegt in combi-
natie met de bediening van het stuurwiel.
(2) Verwachte rijlijnen (geel en rood) Geeft bij benadering het geprojecteerde traject van de
auto aan. Beweegt in combinatie met de bediening van
het stuurwiel.
a) Geven het pad aan dat de rand van de voorbumper
naar verwachting zal volgen.
b) Geeft het pad aan dat de binnenzijde van de auto
naar verwachting zal volgen.
(3) Verruimde voertuigbreedtelijnen
(blauw)Geeft bij benadering de breedte van de auto aan.
(4) Afstandsrichtlijnen verwachte rijlijn
(geel en rood)Geeft de afstand aan (vanaf voorste uiteinde van bum-
per) aan de voorzijde van de auto.
xDe rode lijn geeft het punt aan ongeveer 0,5 m vanaf
het voorste uiteinde van de bumper.
xDe gele lijnen geven de punten aan ongeveer 1,0 m en
2,0 m vanaf het voorste uiteinde van de bumper.
OPGELET
Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf de
zijkant naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet
gedetecteerd. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de
auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de
waarschuwingszoemer van de parkeersensor.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-279.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-221

Page 392 of 759

OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden
getoond.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda Connect instructieboekje.
Gebruik van de functie voor verwachte rijlijn
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke conditie)

Controleer of zich binnen de verwachte rijlijnen geen obstakels bevinden.
Rijd vooruit en draai het stuur zo dat er geen obstakels binnen de verwachte rijlijnen
komen.
▼Bovenaanzicht/groothoekvooraanzicht
Gebruik bij het wegrijden na een stop of bij het oprijden van een T-splitsing en
kruising het bovenaanzicht/groothoekvooraanzicht als hulp bij het controleren van
de veiligheid van de omgeving.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-222

Page 393 of 759

Weergavebereik
1. Doelobject
OPMERKING
xIn het bovenaanzichtscherm zijn de zwarte gebieden aan de voor- en achterzijde
van het beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s
samenkomen blinde vlekken.
xOmdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s
zijn gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende
manieren beïnvloeden.
xAls een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de
camera’s wordt gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het schermgedeelte
voor elke camera waardoor het mogelijk in die kleur wordt getoond.
xObstakels die worden weergegeven in het vooraanzicht worden mogelijk niet
getoond in het bovenaanzichtscherm.
xAls de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat,
kan het beeld vervormd zijn.
xStrepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de
camera’s samenkomen.
xHet schermgedeelte voor elke camera kan helder/donker zijn, afhankelijk van
het verlichtingsniveau rondom een van de camera’s.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-223

Page 394 of 759

Schermaanzicht

Weergave/pictogram Inhoud
(1) Verruimde voertuigbreedtelijnen en
afstandsrichtlijnen (rood/blauw)Geeft bij benadering de breedte van de auto en de af-
stand (vanaf voorste uiteinde van bumper) aan de voor-
zijde van de auto aan.
xDe rode lijnen geven de punten aan ongeveer 0,5 m
vanaf het voorste uiteinde van de bumper.
OPMERKING
Het scherm met het groothoekvooraanzicht toont het beeld voor de auto in een
brede hoek en corrigeert het beeld om van de zijkant aankomende obstakels te
detecteren. Er is dus verschil met het werkelijke beeld.
▼Zijaanzicht
Gebruik bij het wegrijden na een stop, het parkeren of het stilzetten van de auto het
zijaanzicht als hulp bij het controleren van de veiligheid van de omgeving.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-224

Page 395 of 759

Weergavebereik
1. Doelobject
Schermaanzicht

Weergave/pictogram Inhoud
(1) Verwachte rijlijnen (geel) Geeft bij benadering het geprojecteerde traject van de
auto aan. Beweegt in combinatie met de bediening van
het stuurwiel.
De verwachte rijlijnen (geel) geven het pad aan dat de
binnenzijde van de auto naar verwachting zal volgen.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-225

Page 396 of 759

Weergave/pictogram Inhoud
(2) Parallelrichtlijnen van auto (blauw) Geeft bij benadering de breedte van de auto aan, inclu-
sief de portierspiegels.
(3) Richtlijnen voorste uiteinde van au-
to (blauw)Geeft het punt aan ongeveer 0,25 m vanaf de voorkant
van de auto (voorkant van de bumper).
OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden
getoond.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda Connect instructieboekje.
Gebruik van de functie voor verwachte rijlijn
1. (Schermdisplay)
2. (Werkelijke conditie)

Controleer of zich binnen de verwachte rijlijnen geen obstakels bevinden.
Draai het stuur zo dat de verwachte rijlijnen binnen het obstakel (A) blijven en rijd
vooruit totdat de auto het obstakel is gepasseerd.
Als de verwachte rijlijnen van de auto in de richting van een obstakel (B) of voorbij
het obstakel (C) zijn, bestaat de kans dat de auto bij een scherpe draaiing in
aanraking komt met het obstakel.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-226

Page 397 of 759

OPGELET
¾Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf
de zijkant naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet
gedetecteerd. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de
auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de
waarschuwingszoemer van de parkeersensor.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-279.
¾Draai het stuur niet meer totdat de auto het obstakel gepasseerd is, ook als het
obstakel niet op het beeld van het zijaanzicht zichtbaar is. Als het stuur nog verder
gedraaid wordt, bestaat de kans dat de auto bij een scherpe bocht met het
obstakel in aanraking komt.
OPMERKING
xAangezien er een verschil kan zijn tussen het beeld dat op het scherm wordt
weergegeven en de werkelijke omstandigheden, tijdens het rijden altijd de
veiligheid van de omgeving in de spiegels en rechtstreeks visueel controleren.
xAlhoewel het kan lijken dat de op het scherm geprojecteerde object, zoals een
stoeprand of een verdeelstreep van een parkeerruimte, parallel loopt met de
parallelrichtlijnen van de auto, zijn deze in feite mogelijk niet parallel.
▼Bovenaanzicht/achteraanzicht
Gebruik bij het wegrijden na een stop, het parkeren of het stilzetten van de auto het
bovenaanzicht/achteraanzicht als hulp bij het controleren van de veiligheid van de
omgeving.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-227

Page 398 of 759

Bereik van getoond schermbeeld
1. Doelobject
OPMERKING
xIn het bovenaanzichtscherm zijn de zwarte gebieden aan de voor- en achterzijde
van het beeld van de auto en de randen waar de beelden van de camera’s
samenkomen blinde vlekken.
xOmdat de beelden in het bovenaanzichtscherm op informatie van alle camera’s
zijn gebaseerd, kan dit het beeld in het bovenaanzichtscherm op de volgende
manieren beïnvloeden.
xAls een beeld met een object met een opvallende kleur door een van de
camera’s wordt gedetecteerd, kan dat invloed hebben op het schermgedeelte
voor elke camera waardoor het mogelijk in die kleur wordt getoond.
xObstakels die worden weergegeven in het achteraanzicht worden mogelijk niet
getoond in het bovenaanzichtscherm.
xAls de positie of hoek van elke camera verandert doordat de auto schuin staat,
kan het beeld vervormd zijn.
xStrepen op de weg kunnen bij de randen vervormen waar de beelden van de
camera’s samenkomen.
xHet schermgedeelte voor elke camera kan helder/donker zijn, afhankelijk van
het verlichtingsniveau rondom een van de camera’s.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-228

Page 399 of 759

Schermaanzicht

Weergave/pictogram Inhoud
(1) Bandenpictogram Geeft de richting van de banden aan. Beweegt in combi-
natie met de bediening van het stuurwiel.
(2) Verwachte rijlijnen (geel en rood) Geeft bij benadering het geprojecteerde traject van de
auto aan. Beweegt in combinatie met de bediening van
het stuurwiel.
a) Geven het pad aan dat de rand van de achterbumper
naar verwachting zal volgen.
b) Geeft het pad aan dat de buitenzijde van de auto naar
verwachting zal volgen.
(3) Verruimde voertuigbreedtelijnen
(blauw)Deze richtlijnen geven bij benadering de breedte van de
auto aan.
(4) Afstandsrichtlijnen verwachte rijlijn
(geel en rood)Deze richtlijnen geven bij benadering de afstand naar
een punt aan gemeten vanaf de achterzijde van de auto
(vanaf het uiteinde van de bumper).
xDe rode lijn geeft het punt aan ongeveer 0,5 m vanaf
het achtereinde van de bumper.
xDe gele lijnen geven de punten aan ongeveer 1,0 m en
2,0 m vanaf het achtereinde van de bumper.
OPMERKING
De instelling kan zodanig worden gewijzigd dat de verwachte rijlijnen niet worden
getoond.
Zie de sectie Instellingen in het Mazda Connect instructieboekje.
Gebruik van de functie voor verwachte rijlijn
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-229

Page 400 of 759

OPGELET
¾De voorzijde van de auto zwaait breed uit wanneer het stuurwiel bij het
achteruitrijden gedraaid wordt. Houd voldoende afstand tussen de auto en een
obstakel.
¾Het detectiebereik van de parkeersensor heeft beperkingen. Obstakels die vanaf
de zijkant naderbij komen en lage objecten worden bijvoorbeeld mogelijk niet
gedetecteerd. Controleer tijdens het rijden steeds visueel de veiligheid rondom de
auto.
Zie voor bijzonderheden de hindernisdetectieaanduiding en de
waarschuwingszoemer van de parkeersensor.
Zie Parkeersensorsysteem op pagina 4-279.
OPMERKING
xAangezien er een verschil kan zijn tussen de getoonde afbeelding, zoals hierna
aangegeven, en de werkelijke omstandigheden tijdens het parkeren, altijd de
veiligheid aan de achterzijde van de auto en het omliggende gebied rechtstreeks
visueel controleren.
xAlhoewel het achterste uiteinde van de parkeerruimte (of garage) zoals getoond
op het scherm en de afstandsrichtlijnen parallel lijken te staan, zijn deze in feite
mogelijk niet parallel.
xBij het parkeren in een ruimte die enkel aan één zijde van de parkeerruimte een
verdeelstreep heeft, is het mogelijk dat alhoewel de verdeelstreep en de
voertuigbreedterichtlijn parallel lijken te staan, deze in feite niet parallel zijn.
xHet volgende toont een voorbeeld van parkeren waarbij het stuurwiel bij het
achteruitrijden naar links gedraaid wordt. De besturing is omgekeerd bij het
achteruitrijden in een parkeerruimte vanuit tegenovergestelde richting.
Tijdens het rijden
i-ACTIVSENSE
4-230

Page:   < prev 1-10 ... 351-360 361-370 371-380 381-390 391-400 401-410 411-420 421-430 431-440 ... 760 next >