MAZDA MODEL CX-5 2017 Instruktionsbog (in Danish)

Page 281 of 889

4–93
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Achterruitenwisser en
ruitensproeier
Voor gebruik van de ruitenwissers moet
het contact op ON staan.
Achterruitenwisser

Schakel de ruitenwisser in door het draaien
van de achterruitenwisser/ruitensproeier
schakelaar.

Schakelaarstand
Bediening van de
ruitenwissers
Nr. Ty p e
A Ty p e
B

Stop


Intervalwerking


Normaal

Achterruitensproeier
Voor het sproeien van sproeiervloeistof de
schakelaar achterruitenwisser/-sproeier
naar de stand
draaien. Na het loslaten
van de schakelaar, zal de ruitensproeier
stoppen.
Indien de ruitensproeier niet werkt, het
vloeistofniveau inspecteren (pagina
6-36 ). Als het vloeistofniveau in orde is
en de ruitensproeier werkt nog steeds niet,
raadpleeg dan een deskundige reparateur,
bij voorkeur een of¿ ciële Mazda-
reparateur.

Page 282 of 889

4–94
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Koplampsproeier *
De motor dient gestart te zijn en de
koplampen dienen ingeschakeld te zijn.

Als u de koplampsproeiers wilt gebruiken,
de ruitenwisserhendel tweemaal naar u toe
trekken.


Ruitensproeier
UIT

OPMERKING
  Wanneer na het inschakelen van de
koplampen de voorruitensproeier
voor de eerste keer wordt gebruikt,
werken de koplampsproeiers
automatisch.
  Als er lucht in de
koplampsproeiervloeistoÀ eiding
aanwezig is, bijvoorbeeld in
gevallen wanneer de auto pas
nieuw is of nadat een leeg
sproeiervloeistofreservoir opnieuw
met sproeiervloeistof gevuld is,
zal wanneer de ruitenwisserhendel
bediend wordt geen sproeiervloeistof
gesproeid worden. Volg in dit geval
onderstaande procedure:

1. Start de motor.
2. Schakel de koplampen in.
3. Trek de ruitenwisserhendel
herhaalde malen tweemaal naar u
toe totdat de sproeiervloeistof naar
buiten sproeit.
Achterruitverwarming
D e a c h t e r r u i t v e r w a r m i n g o n t d o e t d e
achterruit van wasem.

Voor gebruik van de achterruitverwarming
moet het contact op ON staan.

Druk op de schakelaar om de
achterruitverwarming in te schakelen.
De achterruitverwarming functioneert
gedurende ongeveer 15 minuten en wordt
dan automatisch uitgeschakeld.
Wanneer de achterruitverwarming in
werking is brandt het indicatielampje.

Druk nogmaals op de schakelaar om de
achterruitverwarming uit te schakelen
alvorens de 15 minuten zijn verstreken.
Handbediende airconditioning

Indicatielampje

Page 283 of 889

4–95
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
*Bepaalde modellen.
Volledig automatische airconditioning

Indicatielampje

OPGELET
Gebruik nooit scherpe voorwerpen
of ruitreinigingsmiddelen die
schuurmiddelen bevatten om de
binnenzijde van de achterruit te
reinigen. Dit om beschadiging van
de verwarmingsdraden in de ruit te
voorkomen.
OPMERKING
  Deze achterruitverwarming is niet
bestemd voor het doen smelten
van sneeuw. Als sneeuw zich op
de achterruit heeft opgehoopt,
deze eerst verwijderen alvorens de
achterruitverwarming te gebruiken.
  De instelling van de
achterruitverwarming kan gewijzigd
worden. Na het veranderen
van de instelling, stopt de
achterruitverwarming automatisch
nadat 15 minuten zijn verstreken en
wanneer de omgevingstemperatuur
hoog is. Wanneer de
omgevingstemperatuur laag is, blijft
de achterruitverwarming in werking
totdat de schakelaar opnieuw wordt
ingedrukt.
 Zie Gebruikersinstellingen op pagina
9-12 .
Spiegelverwarming *
De spiegelverwarmingen ontdooien de
buitenspiegels.

De spiegelverwarmingen werken in
combinatie met de achterruitverwarming.
Voor het inschakelen van de
spiegelverwarmingen, het
contact op ON zetten en de
achterruitverwarmingsschakelaar
indrukken (pagina 4-94 ).

Page 284 of 889

4–96
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Handbediende airconditioning

Indicatielampje

Volledig automatische airconditioning

Indicatielampje

Voorruitenwisserontdooier
De thermische elementen op de volgende
posities worden warm en maken het
mogelijk sneeuw te verwijderen die zich
op de voorruit heeft opgehoopt.
Model met links stuur


Model met rechts stuur


De voorruitenwisserontdooier werkt in
combinatie met de achterruitverwarming.
Voor het inschakelen van de
voorruitenwisserontdooier, het
contact op ON zetten en de
achterruitverwarmingsschakelaar
indrukken (pagina 4-94 ).

Page 285 of 889

4–97
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Handbediende airconditioning

Indicatielampje

Volledig automatische airconditioning

Indicatielampje

Claxon
Druk voor het gebruik van de claxon op
het
symbool op het stuurwiel.

Page 286 of 889

4–98
Tijdens het rijden
Schakelaars en regelaars
Waarschuwingsknipperlichten
De waarschuwingsknipperlichten dienen
steeds te worden gebruikt wanneer u de
auto in een noodgeval op de rijbaan of
langs de kant van de weg tot stilstand
brengt.



De waarschuwingsknipperlichten
dienen als waarschuwing voor de
overige weggebruikers om bijzondere
voorzichtigheid in acht te nemen bij het
benaderen of passeren van uw auto.



Druk de
waarschuwingsknipperlichtschakelaar
in en alle richtingaanwijzerlampen
zullen gaan knipperen. De
waarschuwingsknipperlichtindicatielampjes in
de instrumentengroep gaan tegelijkertijd
knipperen.
OPMERKING
  De richtingaanwijzers kunnen
niet gebruikt worden wanneer de
waarschuwingsknipperlichten zijn
ingeschakeld.
  Controleer de plaatselijk geldende
bepalingen betreffende het gebruik
van de waarschuwingsknipperlichten
bij het slepen van de auto om na
te gaan of er geen inbreuk wordt
gedaan op de wettelijke bepalingen.
  Als het rempedaal tijdens het rijden
op gladde wegen wordt ingetrapt,
kan het noodstopsignaalsysteem
in werking treden waardoor alle
richtingaanwijzers en signalen voor
rijbaanverandering gaan knipperen.
Zie Noodstopsignaalsysteem op
pagina 4-111 .
  Wanneer het noodstopsignaalsysteem
in werking is, gaan alle
richtingaanwijzers automatisch
snel knipperen om de bestuurder
van het voertuig achter u
te waarschuwen voor een
plotselinge noodstopsituatie. Zie
Noodstopsignaalsysteem op pagina
4-111 .

Page 287 of 889

4–99
Tijdens het rijden
Remmen
R e m s y s t e e m
Vo e t r e m
Deze auto is uitgerust met een bekrachtigd
remsysteem dat bij normaal gebruik
zichzelf automatisch afstelt.

In het geval de rembekrachtiging uitvalt,
tengevolge van het afslaan van de motor
of enige andere reden, kunt u de auto
alsnog tijdig tot stilstand brengen door
het rempedaal met een grotere kracht dan
normaal in te drukken. De remafstand
wordt dan echter langer dan gebruikelijk.
WAARSCHUWING
Laat de auto nadat de motor is
afgeslagen of stopgezet niet doorrijden,
maar zoek een veilige plaats op om te
stoppen:
De auto laten doorrijden wanneer de
motor is afgeslagen of stopgezet is
gevaarlijk. Voor het indrukken van het
rempedaal is dan meer kracht vereist
en wanneer u het rempedaal pompend
blijft indrukken, bestaat de kans dat
de rembekrachtiging wegvalt. Dit heeft
een langere remweg tot gevolg en kan
zelfs ongelukken veroorzaken.

Schakel bij afdaling van steile
hellingen in een lagere versnelling:
Het is gevaarlijk wanneer u tijdens
het rijden uw voet onafgebroken op
het rempedaal laat rusten of over
lange afstanden de remmen continu
gebruikt. Dit veroorzaakt oververhitting
van de remmen, hetgeen een langere
remweg en zelfs volledige weigering
van de remmen tot gevolg kan hebben.
Dit kan er toe leiden dat u de macht
over het stuur verliest en een ongeluk
veroorzaakt. Vermijd doorlopend
gebruik van de remmen.

Droog remmen die nat geworden zijn
door langzaam te rijden, het gaspedaal
los te laten en het rempedaal enkele
malen licht in te trappen totdat de
remwerking weer normaal wordt:
Rijden met natte remmen is gevaarlijk.
De grotere remafstand of het naar
één kant trekken van de auto tijdens
het remmen kan een ernstig ongeluk
veroorzaken. Licht afremmen geeft aan
of het remvermogen verminderd is.

Page 288 of 889

4–10 0
Tijdens het rijden
Remmen
OPGELET
  Laat uw voet tijdens het rijden
niet op het koppelingspedaal of
rempedaal rusten en houd het
koppelingspedaal niet onnodig
halverwege ingetrapt. Anders kan dit
onderstaande gevolgen hebben:
 


 De onderdelen van koppeling en
rem zullen sneller slijten.
 


 De remmen kunnen oververhit
raken waardoor de remwerking
nadelig beïnvloed wordt.
 
 Trap het rempedaal altijd met
uw rechtervoet in. Wanneer u het
rempedaal met de niet gewende
linkervoet intrapt, kan dit in een
noodsituatie uw reactietijd vertragen
wat een onvoldoende remwerking tot
gevolg kan hebben.
  Draag schoenen die geschikt zijn
voor het rijden om te voorkomen
dat uw schoen bij het intrappen van
het gaspedaal met het rempedaal in
aanraking komt.
Elektrische handrem (EPB)
De EPB-installatie trekt de handrem aan
met behulp van een elektrische motor.
Wanneer de EPB wordt aangetrokken, gaat
het indicatielampje van de EPB schakelaar
branden.

Indicatielampje

WAARSCHUWING
Ga niet met de auto rijden terwijl de
EPB is aangetrokken:
Als er met aangetrokken handrem
met de auto wordt gereden, kunnen de
remonderdelen oververhit raken en kan
het remsysteem onklaar worden, wat
ongelukken kan veroorzaken.
Zet de EPB vrij voordat u gaat
rijden en controleer of het EPB
indicatielampje uit is.

Page 289 of 889

4–101
Tijdens het rijden
Remmen
OPMERKING
  De EPB kan niet aangetrokken of
vrijgezet worden wanneer de accu
van de auto uitgeput is.
  Als de EPB veelvuldig achtereen
wordt aangetrokken en vrijgezet,
bestaat de kans dat de werking ervan
wordt stopgezet om oververhitting
van de motor te voorkomen. Wacht
in dit geval ongeveer 1 minuut
alvorens de EPB schakelaar opnieuw
te bedienen.
  Tijdens het aantrekken of vrijzetten
van de EPB is een werkingsgeluid
hoorbaar, echter dit duidt niet op een
defect.
  Als de EPB gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt, wordt
terwijl de auto geparkeerd staat
een automatische inspectie van
het systeem uitgevoerd. Er is een
werkingsgeluid hoorbaar, echter dit
duidt niet op een probleem.
  Wanneer de EPB wordt aangetrokken
en het contact op OFF wordt gezet,
is er een werkingsgeluid hoorbaar,
echter dit duidt niet op een probleem.
  Het is mogelijk dat het rempedaal
beweegt terwijl de EPB wordt
aangetrokken of vrijgezet, echter dit
duidt niet op een probleem.
  Als tijdens het rijden continu aan de
EPB schakelaar wordt getrokken,
wordt de EPB aangetrokken en
wordt de waarschuwingszoemer
van de EPB geactiveerd. Wanneer
de schakelaar wordt losgelaten,
wordt de EPB vrijgezet en stopt de
zoemtoon.
OPMERKING
  Als de EPB wordt aangetrokken
terwijl het contact uit staat of in de
stand ACC staat, is het mogelijk
dat het EPB indicatielampje in
de instrumentengroep en het
indicatielampje in de schakelaar
gedurende 15 seconden gaan
branden.
  Wanneer u de auto door een
automatische autowasinstallatie laat
rijden, kan het nodig zijn het contact
uit te zetten en de handrem vrij te
zetten, afhankelijk van het type
automatische autowasinstallatie.
Aantrekken van de EPB
De EPB kan worden aangetrokken
ongeacht de stand van de
contactschakelaar.
Trap het rempedaal stevig in en trek de
EPB schakelaar omhoog.
De EPB wordt aangetrokken en het EPB
indicatielampje en het indicatielampje van
de EPB schakelaar gaan branden.
Zie Waarschuwings-/indicatielampjes op
pagina 4-53 .

Page 290 of 889

4–102
Tijdens het rijden
Remmen
Vrijzetten van de EPB
De EPB kan vrijgezet worden terwijl
het contact op ON staat of de motor
draait. Wanneer de EPB wordt vrijgezet,
gaan het EPB indicatielampje en het
indicatielampje van de EPB schakelaar uit.
Handmatig vrijzetten van EPB
Trap het rempedaal stevig in en druk de
EPB schakelaar omlaag.


Trap het rempedaal stevig in en druk de
EPB schakelaar in.
Als de EPB schakelaar wordt
ingedrukt zonder het rempedaal in te
trappen, waarschuwt de display of het
indicatielampje in de instrumentengroep
de bestuurder dat het rempedaal niet is
ingetrapt.
(Type A instrumentengroep)
Er wordt een bericht getoond in de multi-
informatiedisplay in de instrumentengroep.
Zie Berichten die verschijnen op de multi-
informatiedisplay op pagina 7-67 . (Type B instrumentengroep)
Het indicatielampje van
rempedaalbediening vereist (groen) in de
instrumentengroep gaat branden.

(Groen)
Automatisch vrijzetten van EPB
Als het gaspedaal wordt ingetrapt terwijl
de EPB is aangetrokken en aan alle
onderstaande voorwaarden is voldaan,
wordt de handrem automatisch vrijgezet.
 


 Wanneer de motor draait.



 Het bestuurdersportier is gesloten.



 De veiligheidsgordel van de bestuurder
is vastgemaakt.

(Handgeschakelde versnellingsbak) 



 De versnellingshendel staat in een
andere stand dan neutraal.
 


 Het koppelingspedaal wordt halverwege
ingetrapt

(Automatische transmissie) 



 De keuzehendel staat in stand D, M of R

Page:   < prev 1-10 ... 241-250 251-260 261-270 271-280 281-290 291-300 301-310 311-320 321-330 ... 890 next >