OPEL KARL 2016.5 Gebruikershandleiding (in Dutch)
Page 141 of 203
Verzorging van de auto139Dop goed vastdraaien. Koelvloeistof‐
gehalte door een werkplaats laten
controleren en oorzaak van het koel‐
vloeistofverlies laten verhelpen.
Sproeiervloeistof
Schoon water vermengd met een
passende hoeveelheid goedge‐
keurde sproeiervloeistof bijvullen die
antivries bevat.
Voorzichtig
Alleen sproeiervloeistof met vol‐
doende antivries biedt voldoende
bescherming bij lage temperatu‐
ren of een plotselinge daling van
de temperatuur.
Remmen
Wanneer de remvoering een mini‐male dikte heeft, hoort u een piepend
geluid wanneer u remt.
Verder rijden is mogelijk maar laat de remblokken zo spoedig mogelijk ver‐
vangen.
Na de montage van nieuwe remblok‐
ken de eerste paar ritten niet onnodig hard remmen.
Remvloeistof
9 Waarschuwing
Remvloeistof is giftig en bijtend.
Contact met ogen, huid, textiel en
lakwerk vermijden.
De remvloeistof moet tussen de
merktekens MIN en MAX staan.
Roep de hulp in van een werkplaats
als het vloeistofpeil lager dan MIN is.
Rem- en koppelingsvloeistof 3 174.
Accu
De accu van de auto is onderhouds‐ vrij mits uw rijstijl zodanig is dat deaccu voldoende wordt opgeladen. Bij
korte ritten en veelvuldig starten kan
de accu ontladen raken. Vermijd het
gebruik van onnodige elektrische ver‐ bruikers.
Page 142 of 203
140Verzorging van de auto
Batterijen horen niet in het huisvuil
thuis. Ze moeten via speciale inza‐
melpunten gerecycled worden.
Wanneer de auto meer dan vier we‐ ken achtereen stilstaat, kan de accu
ontladen raken. Poolklem van de min‐
pool van de accu loskoppelen.
Accu van de auto alleen bij uitgescha‐ keld contact aansluiten en loskoppe‐
len.
Ontlaadbeveiliging van accu 3 94.
Accu vervangen Let op
Elke afwijking van de in dit hoofdstuk gegeven instructies kan leiden tot
een tijdelijke uitschakeling van het
stop- startsysteem.
Let er bij het vervangen van de accu
op dat er bij de pluspool geen lucht‐
roosters open zijn. Als er in dit gebied een ventilatieopening open is, moet
deze met een afdekkap worden afge‐ sloten en moet de ventilatie bij de
minpool worden geopend.
Vervang bij auto's met een AGM-accu
(Absorptive Glass Mat) de accu door een andere AGM-accu.
Wij bevelen het gebruik aan van een
originele Opel-accu.
Let op
Als u een andere AGM-accu ge‐ bruikt dan de originele Opel accu,
kunnen slechtere prestaties het ge‐
volg zijn.
Het wordt geadviseerd de accu door
een werkplaats te laten vervangen.
Stop-startsysteem 3 108.
Accu opladen9 Waarschuwing
Bij auto's met een stop-startsys‐
teem moet u ervoor zorgen dat het
oplaadvermogen geen 14,6 volt
overschrijdt wanneer u een accu-
oplader gebruikt. Anders kunt u de accu beschadigen.
Starthulp gebruiken 3 168.
Waarschuwingssticker
Betekenis van de symbolen: ● Geen vonken, open vuur en niet roken.
● Altijd een veiligheidsbril dragen. Explosieve gassen kunnen aan‐
leiding geven tot blindheid of let‐
sel.
● Houd de accu buiten het bereik van kinderen.
● De accu bevat zwavelzuur dat aanleiding kan geven tot blind‐
heid of ernstige brandwonden.
Page 143 of 203
Verzorging van de auto141● Zie het Instructieboekje voormeer informatie.
● Er kan explosief gas aanwezig zijn in de buurt van de accu.
Wisserblad vervangen
De wisserarm optillen. Druk het ont‐
grendelingshendeltje in en haak het
wisserblad los.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Wisserblad achterruit
Til de ruitenwisser op. Duw het wis‐
serblad onder een kleine hoek ten op‐ zichte van de wisserarm omlaag tot
hij loskomt.
Maak het ruitenwisserblad in een
lichte hoek vast aan de ruitenwisser‐ arm en druk het in tot het vastklikt.
Breng de ruitenwisserarm voorzichtig
naar omlaag.
Gloeilamp vervangen
Zet het contact uit en schakel de des‐ betreffende schakelaar uit of sluit de
portieren.
Nieuwe gloeilamp alleen aan fitting vastpakken! Raak het glas van de
gloeilamp niet aan met blote handen.
Gebruik bij vervanging altijd hetzelfde
type gloeilamp.
Vervang de gloeilampen van de kop‐
lampen vanuit de motorruimte.
LampcontroleSchakel het contact in na het vervan‐
gen van een lamp en bedien en con‐
troleer de lichten.
Page 144 of 203
142Verzorging van de autoHalogeenkoplampen
Grootlicht en dimlicht
1. Aan de linkerkant van de auto: draai aan de vulpijp van het voor‐
ruitsproeiervloeistofreservoir en
trek hem eruit.
2. Verwijder het deksel van de zeke‐
ringenkast (alleen linkerkant van
de auto).
3. Druk beide clips bij elkaar en trek de stekker uit de gloeilamp.
4. Beschermkap demonteren.
5.Druk de veerklem in en maak hem
los.
Page 145 of 203
Verzorging van de auto143
6. Gloeilamp uit reflectorhuis ne‐men.
7. Bij het aanbrengen van de nieuwe
gloeilamp de lipjes in de uitsparin‐ gen van het reflectorhuis steken.
8. Draadveerklem vastklikken.
9. Koplampafdekking aanbrengen en vastdraaien.
10. Zorg dat de beschermkap goed geplaatst is om binnendringende
water en veel condensvorming te
voorkomen.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht
1. Verwijder het deksel van de zeke‐
ringenkast (alleen linkerkant van
de auto).
2. Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.
3. Haal de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
4. Draai de lampfitting rechtsom in de reflector vast.
Zijmarkeringslicht/dagrijlicht met
leds
Zijmarkeringslicht en dagrijlicht zijn
uitgevoerd met leds en kunnen niet
worden vervangen. Neem bij een de‐
fecte led contact op met een werk‐
plaats.
Page 146 of 203
144Verzorging van de autoMistlampen
1. Verdraai het wiel en verwijder detwee drukmoeren op de buiten‐
kant van het binnenscherm.
2. Ontkoppel de stekker van de lamphouder.
3. Draai de lampeenheid linksom en
trek hem er recht uit.
4. Plaats een nieuwe lampeenheid recht in de lamp en draai hem
rechtsom.
5. Sluit de stekker weer aan.
Richtingaanwijzers vooraan
1. Draai de lamphouder linksom en verwijder hem.
2. Draai de lamp linksom uit delamphouder.
3. Vervang de lamp.
4. Draai de lamphouder rechtsom in de reflector vast.
Page 147 of 203
Verzorging van de auto145AchterlichtenAchterlichten, richtingaanwijzers,
remlichten en achteruitrijlichten
1. Draai beide schroeven los.
2. Achterlicht-unit verwijderen. De kabelgeleider moet op zijn plaats
blijven zitten.
3. achterlicht/remlicht 1
richtingaanwijzer 2
achterlicht 3
achteruitrijlicht (passagierszijde) / mistachterlicht (bestuurderszijde)
4 .4. Lamphouder linksom draaien.
5. Lamphouder verwijderen. Gloei‐
lamp iets in lamphouder duwen,
linksom draaien, verwijderen en
nieuwe gloeilamp plaatsen.
Page 148 of 203
146Verzorging van de auto6. Steek de lamphouder in de ach‐terlicht-unit en schroef deze vast.
Stekker aansluiten. Achterlicht-
unit in carrosserie aanbrengen en boutjes vastdraaien. Afdekkingen
sluiten en vastklikken.
7. Schakel de ontsteking in en kijk of
alle lampen werken.
Zijrichtingaanwijzers
Demonteer voor het vervangen van
de gloeilamp de lampbehuizing:
1. Schuif de lamp naar voren en ver‐
wijder ze met de achterkant uit het spatbord voor.
2. Draai de lamphouder linksom uit de behuizing.
3. Trek de lamp uit de lamphouderen vervang deze.
4. Breng de lamphouder aan en draai deze rechtsom.
5. Steek de voorkant in het spatbord
voor, schuif naar voren en steek
de achterkant erin.
Derde remlicht
Leds door een werkplaats laten ver‐
vangen.
Page 149 of 203
Verzorging van de auto147Kentekenverlichting
1. Draai beide schroeven los.
2. Lamphuis naar beneden toe ver‐ wijderen, hierbij niet aan de kabel
trekken.
Lamphouder linksom losdraaien.
3. Verwijder de lamp uit de lamphou‐
der en vervang hem.
4. Plaats de lamphouder in het lamp‐
huis en draai hem rechtsom.
5. Lamphouder aanbrengen en met een schroevendraaier vast‐
draaien.
Binnenverlichting
Interieurverlichting, leeslampjes 1. Wrik de kant tegenover de licht‐ schakelaar met een platte schroe‐
vendraaier los om deze te verwij‐
deren (maak geen krassen).
2. Verwijder de gloeilamp.
3. Vervang de gloeilamp.
4. Plaats de lampeenheid terug.
Bagageruimteverlichting
1. Lampelement met schroeven‐ draaier loswerken.
2. Lamp verwijderen.
3. Nieuwe gloeilamp plaatsen.
4. Lampelement aanbrengen.
Instrumentenverlichting Laat de gloeilampen vervangen in
een werkplaats.
Page 150 of 203
148Verzorging van de autoElektrisch systeemZekeringen Controleren of het opschrift op de ver‐ vangende zekering overeenkomt met
dat op de defecte zekering.
Er zitten twee zekeringendozen in de
auto:
● Linksvoor in de motorruimte.
● Achter een deksel in het instru‐ mentenpaneel aan de bestuur‐
derskant.
Alvorens een zekering te vervangen,
de desbetreffende schakelaar en het
contact uitschakelen.Er zitten verschillende soorten zeke‐
ringen in de auto. Bepaalde typen ze‐
keringen in de auto kunnen afwijken
van die in de afbeeldingen.
Afhankelijk van het type zekering is
een doorgebrande zekering herken‐
baar aan de gesmolten draad. Zeke‐
ring pas vervangen wanneer de oor‐
zaak van de storing verholpen is.
Sommige functies worden door meer‐ dere zekeringen beveiligd.
Er kunnen zekeringen aanwezig zijn
die geen functie hebben.
Zekeringtrekker
In de zekeringenkast in de motor‐
ruimte zit mogelijk een zekeringtrek‐
ker.