PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)

Page 171 of 450

169
2008_nl_Chap08_securite-enfants_ed01-2016
Elektrische kinderbeveiliging
Met behulp van dit systeem kan vanaf de bestuurdersplaats worden voorkomen dat beide
achterportieren van binnenuit kunnen worden geopend.
Inschakelen
F Druk bij ingeschakeld contact op deze knop.
Het verklikkerlampje van de knop gaat
branden in combinatie met een melding die het
inschakelen bevestigt.
Het lampje blijft branden zolang de elektrische
kinderbeveiliging is ingeschakeld.
Het blijft mogelijk de portieren van buitenaf te
openen en de elektrisch bedienbare achterste
zijruiten te bedienen vanaf de bestuurdersstoel.
Uitschakelen
F Druk nogmaals bij ingeschakeld contact op deze knop.
Het verklikkerlampje van de knop gaat
uit in combinatie met een melding die het
uitschakelen bevestigt.
Het lampje blijft uit zolang de elektrische
kinderbeveiliging is uitgeschakeld.
Als het lampje een ander signaal geeft,
wijst dit op een storing in de elektrische
kinderbeveiliging.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Dit systeem werkt onafhankelijk van
de centrale vergrendeling; gebruik het
nooit in plaats daarvan.
Controleer bij het aanzetten van
het contact altijd de stand van de
kinderbeveiliging.
Neem vóór het verlaten van de auto
altijd de sleutel uit het contact, zelfs
voor korte periodes.
Kinderbeveiliging
Vergrendelen
F Draai de rode knop met de contactsleutel tot de aanslag:
-

n
aar links bij het linker achterportier,
-

n
aar rechts bij het rechter achterportier.
Ontgrendelen
F Draai de rode knop met de contactsleutel tot de aanslag:
-

n
aar rechts bij het linker achterportier,
-

n
aar links het rechter achterportier.
Beide achterportieren zijn voorzien van een kinderslot
om het openen van binnenuit te verhinderen.
De knop bevindt zich op de zijkant van beide
achterportieren.
Mechanisch kinderslot
8
Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen

Page 172 of 450

170
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Waarschuwing brandstofniveau
Als dit verklikkerlampje gaat
branden, is het minimale niveau in
de brandstoftank bereikt. Op dat
moment zit er nog ongeveer
5 liter brandstof in de tank. Als het
verklikkerlampje knippert, zit er nog
maar een minimale hoeveelheid
brandstof in de tank .
Zolang de brandstoftankdop niet is
vastgedraaid, kan de sleutel niet uit de
dop worden verwijderd.
Bij het openen van de brandstoftankdop
kan een aanzuiggeluid van lucht
hoorbaar zijn. Dit is normaal en
komt doordat de afdichting van
het brandstofcircuit een onderdruk
veroorzaakt.
Brandstoftank
Inhoud van de brandstoftank: ongeveer 50 liter.
1.
O
penen van de tankklep.
2.
O

penen van de tankdop.
3.
A

an de haak bevestigen van de tankdop.
Ta n k e n
Veilig tanken:
F z et altijd de motor af,
F

o
pen de brandstoftankklep door op het
achterste deel 1
ervan te drukken,
F

s
teek de sleutel in de dop en draai de
sleutel linksom 2 ,
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de
sleutel. F

v
er wijder de dop en bevestig deze aan de
haak aan de binnenzijde van de klep 3 ,
F

u k
unt de auto aftanken, maar laat het
vulpistool nooit meer dan 3
keer
afslaan . Indien dit wel gebeurt, kunnen er
storingen optreden.
Ga zo snel mogelijk tanken om te voorkomen
dat u met een lege tank strandt.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over wat u moet doen bij een
lege brandstoftank (diesel).
Op een label aan de binnenzijde van de
tankklep staat de voorgeschreven soort
brandstof voor uw auto aangegeven.
Voor een juiste weergave van de
brandstofmeter is het noodzakelijk minimaal
5

liter brandstof te tanken.
Praktische informatie

Page 173 of 450

171
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Brandstofafsluiter
Voor uw veiligheid wordt bij een aanrijding de
brandstoftoevoer door de brandstof-afsluiter
onderbroken.
Na het tanken:
F

b

reng de dop aan,
F

d

raai de sleutel naar rechts en ver wijder
deze vervolgens uit de dop,
F

s

luit de brandstoftankklep.
Wanneer er brandstof wordt getankt
die niet geschikt is voor de motor
van uw auto, moet de tank worden
afgetapt en weer met de juiste
brandstof worden gevuld alvorens de
motor opnieuw kan worden gestar t.
9
Praktische informatie

Page 174 of 450

172
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Werking
Wanneer u bij een dieseluitvoering een
benzinetankpistool in de tankopening plaatst,
wordt dit tegengehouden door een klep,
waardoor het vergrendeld blijft en er dus niet
getankt kan worden.
Probeer in dat geval niet toch te tanken
maar kies een dieseltankpistool.
Tankbeveiliging (diesel)*
Het vullen van de brandstoftank met
behulp van een jerrycan is wel mogelijk.
Houd de tuit van de jerrycan recht,
druk deze niet tegen de klep van de
vulpistoolrestrictie en giet voorzichtig
om ervoor te zorgen dat de brandstof
netjes in de vulopening stroomt.Reizen naar het buitenland
Omdat de tankpistolen voor het tanken
van Diesel per land kunnen verschillen,
kan de aanwezigheid van een
tankbeveiliging op de auto er toe leiden
dat tanken niet mogelijk is.
Niet alle auto's met een dieselmotor
zijn voorzien van een tankbeveiliging.
Daarom adviseren wij u voordat u naar
het buitenland afreist bij het PEUGEOT-
netwerk te informeren of uw auto
geschikt is om in het desbetreffende
land te kunnen tanken.
Dit mechanisme is aangebracht in auto's met een dieselmotor, waardoor het onmogelijk is om benzine te tanken. Hiermee wordt schade aan motoren,
ontstaan door het tanken van de verkeerde brandstof, voorkomen.
Deze voorziening, die in de tankopening is ingebouwd, is zichtbaar zodra u de brandstoftankdop ver wijdert.
* Volgens land van bestemming.
Praktische informatie

Page 175 of 450

173
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Brandstof voor
benzinemotoren
Auto's met benzinemotoren kunnen rijden
op biobrandstoffen van het type E10 (deze
bevatten 10% ethanol) die voldoen aan de
Europese richtlijnen EN 228
en EN 15376.
Brandstoffen van het type E85
(deze bevatten
tot 85% ethanol) zijn uitsluitend geschikt voor
auto's die speciaal bestemd zijn voor dit type
brandstof (BioFlex-auto's). De kwaliteit van de
ethanol moet voldoen aan de Europese
richtlijn EN 15293.
Brandstof voor
dieselmotoren
De dieselmotoren zijn geschikt voor
biobrandstoffen die aan de huidige en
toekomstige Europese richtlijnen voldoen en
die aan de pomp getankt kunnen worden:
-

D
iesel die voldoet aan de richtlijn
EN590
gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN 14214,
-

D
iesel die voldoet aan de richtlijn
EN
16734 gemengd met biobrandstof die
voldoet aan de richtlijn EN 14214 (met een
gehalte aan methyl-estervetzuren van 0
tot
10


%) ,
-

Paraffinehoudende diesel die voldoet aan de
richtlijn EN15940 gemengd met biobrandstof
die voldoet aan de richtlijn EN
14214 (met
een gehalte aan methyl-estervetzuren van
0
tot 7 %).
De brandstof B20 of B30 die voldoet aan
d e richtlijn EN 16709 is ook geschikt voor
de dieselmotor van uw auto. Maar als deze
brandstof, ook al is het slechts incidenteel,
wordt gebruikt, moeten de bijzondere
onderhoudsvoorschriften (voor "Zware
rijomstandigheden") strikt worden nageleefd.
Raadpleeg voor meer informatie het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Het gebruik van elk ander type (bio)brandstof
(zuivere of verdunde plantaardige of dierlijke
olie, stookolie ...) is nadrukkelijk verboden
(kans op schade aan de motor en het
brandstofcircuit).
Alleen het gebruik van dieseladditieven die
voldoen aan de norm B715000
is toegestaan.
9
Praktische informatie

Page 176 of 450

174
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Bij auto's met HDi-motor is het in het geval van
een lege brandstoftank noodzakelijk om het
brandstofsysteem te ontluchten.
Raadpleeg voor uitvoeringen met een
handopvoerpomp de desbetreffende afbeelding
van de motorruimte.
Als de tank van uw auto is voorzien van
een tankbeveiliging, raadpleeg dan de
desbetreffende rubriek.
Brandstoftank leeg (diesel)
Als de motor niet direct aanslaat,
beëindig dan uw startpoging en herhaal
de procedure.F

V
ul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F
Z
et het contact aan (zonder de motor te
st a r te n).
F
W
acht ongeveer 6 seconden en zet
vervolgens het contact weer af.
F
H
erhaal deze procedure 10 keer.
F
S
tart de motor.
1.6
BlueHDi-motoren
F Vul de brandstoftank met minimaal 5 liter
diesel.
F

O
pen de motorkap.
F

M
aak indien nodig de sierkap los om de
handopvoerpomp te kunnen bereiken.
F

B
edien de handopvoerpomp totdat er
weerstand wordt gevoeld (de eerste keer
indrukken kan zwaar zijn).
F

B
edien de startmotor om de motor te
starten (als de motor niet gelijk aanslaat,
wacht dan ongeveer 15
seconden en start
de motor opnieuw).
F

A
ls de motor na meerdere pogingen niet
aanslaat, bedien dan de handopvoerpomp
en vervolgens de startmotor opnieuw.
F

P
laats de sierkap terug en klem deze vast.
F

S
luit de motorkap.
1.6 e-HDi 92-motor
Praktische informatie

Page 177 of 450

175
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
AdBlue® en SCR-systeem
voor BlueHDi-dieselmotoren
Om het milieu zo min mogelijk te belasten en
om aan de nieuwe Euro 6 -norm te voldoen,
heeft PEUGEOT ervoor gekozen zijn auto's
met dieselmotor te voorzien van een systeem
waarbij het roetfilter (FAP) wordt gecombineerd
met een SCR-systeem (Selective Catalytic
Reduction) voor de behandeling van de
uitlaatgassen zonder dat de prestaties
veranderen of het brandstofverbruik toeneemt.
SCR-systeem
Met behulp van de vloeistof AdBlue®, die
ureum bevat, zet een katalysator tot 85%
van de stikstofoxides (NOx) om in stikstof en
water, stoffen die onschadelijk zijn voor de
gezondheid en het milieu. De AdBlue
® bevindt zich in een specifiek
reservoir. Het reservoir heeft een inhoud
van 17

liter, goed voor een actieradius
van ongeveer 20.000
km voordat een
waarschuwingssysteem u meldt dat u met de
resterende hoeveelheid AdBlue
® nog maximaal
2400

km kunt rijden.
Om ervoor te zorgen dat het SCR-systeem
goed blijft werken, wordt bij elke periodieke
onderhoudscontrole aan uw auto in het
PEUGEOT-netwerk of bij een gekwalificeerde
werkplaats het reservoir van de AdBlue
®
bijgevuld.
Als u ver wacht tussen twee periodieke
onderhoudscontroles meer dan 20.000

km te
rijden, raden wij u aan het reservoir tussentijds
te laten bijvullen door het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats. Als het AdBlue
®-reservoir leeg is, zorgt
een wettelijk verplicht systeem ervoor
dat de motor niet opnieuw kan worden
gestart.
Als het SCR-systeem niet goed werkt,
stoot uw auto te veel schadelijke stoffen
uit, waardoor hij niet meer aan de Euro
6-emissienorm voldoet.
Neem bij een storing in het SCR-
systeem zo snel mogelijk contact op
met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats: na 1100
km
wordt een systeem geactiveerd dat
het opnieuw starten van de motor
blokkeert.
9
Praktische informatie

Page 178 of 450

176
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gesignaleerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart door een te laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is. Actieradius groter dan 2400 km
Als het contact wordt aangezet, wordt er niet
automatisch een melding over de actieradius
weergegeven op het instrumentenpaneel.
Druk op deze knop om de actieradius tijdelijk
weer te geven.
Bij een actieradius van meer dan 5000
km is de
waarde minder nauwkeurig.
Praktische informatie

Page 179 of 450

177
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Zodra het contact wordt aangezet, gaat
dit verklikkerlampje branden in combinatie
met een geluidssignaal en een melding
(bijvoorbeeld "Vul brandstofadditief bij: Starten
geblokkeerd binnen 1500 km") die aangeeft
hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met
de resterende hoeveelheid vloeistof.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300
km weergegeven zolang er geen vloeistof
is bijgevuld.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om AdBlue
®
te laten bijvullen.
U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het bijvullen van AdBlue
®.
Actieradius tussen 600


en 2400


km
Actieradius tussen 0

en 600

km
Storing in verband met een te laag AdBlue®
-niveau
Zodra het contact wordt aangezet, knippert
dit verklikkerlampje in combinatie met een
geluidssignaal en een melding (bijvoorbeeld
"Vul brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd
binnen 600
km") die aangeeft hoeveel
kilometer of mijl u nog kunt rijden met de
resterende hoeveelheid vloeistof.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30


seconden weergegeven zolang er geen
vloeistof is bijgevuld.
Neem contact op met het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om AdBlue
®
te laten bijvullen.
U kunt het bijvullen ook zelf uitvoeren.
Als niet op tijd vloeistof wordt bijgevuld, kan de
motor niet meer worden gestart. Om de motor weer opnieuw te kunnen
starten, raden wij u aan contact op te
nemen met het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats om
de benodigde hoeveelheid vloeistof te
laten bijvullen.
Als u zelf vloeistof bijvult, moet het
reservoir met minimaal 3,8
liter AdBlue
®
worden gevuld.
Als het contact wordt aangezet, knippert
dit verklikkerlampje in combinatie met
een geluidssignaal en de melding " Vul
brandstofadditief bij: Starten geblokkeerd".
Het AdBlue
®-reservoir is leeg: het wettelijk
verplichte startblokkeringssysteem voorkomt
dat de motor opnieuw wordt gestart.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over het bijvullen
van AdBlue
®.
9
Praktische informatie

Page 180 of 450

178
2008_nl_Chap09_info-pratiques_ed01-2016
Als een storing wordt gedetecteerd
Als een storing in het SCR-systeem wordt gedetecteerd
Tijdens de geautoriseerde rijfase (tussen
1100 km en 0 km)
Er wordt automatisch een
startblokkeringssysteem geactiveerd als
meer dan 1100

km is gereden nadat de
storing in het SCR-systeem is bevestigd.
Laat het systeem zo snel mogelijk
controleren door het PEUGEOT-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.
In het geval van een tijdelijke storing
verdwijnt de waarschuwing tijdens
de volgende rit na controle van de
zelfdiagnose van het SCR-systeem.
Deze verklikkerlampjes gaan branden in
combinatie met een geluidssignaal en de
melding "Storing emissieregeling".
De waarschuwing wordt tijdens het rijden
gegeven als de storing voor de eerste keer
wordt gedetecteerd en vervolgens steeds bij
het aanzetten van het contact zolang de storing
niet is verholpen.
Als een storing in het SCR-systeem is
bevestigd (nadat 50
km is gereden ter wijl
de melding van de storing permanent wordt
weergegeven), gaan deze verklikkerlampjes
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding (bijvoorbeeld "Storing
emissieregeling: Starten geblokkeerd binnen
300
km") die aangeeft hoeveel kilometer of mijl
u nog met de resterende hoeveelheid additief
kunt rijden.
Tijdens het rijden wordt de melding elke
30
seconden weergegeven zolang de storing in
het SCR-systeem niet is verholpen.
De waarschuwing wordt opnieuw weergegeven
zodra het contact wordt aangezet.
Neem zo snel mogelijk contact op met het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Als u dit niet doet, kan de motor niet meer
worden gestart.
Praktische informatie

Page:   < prev 1-10 ... 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 ... 450 next >