PEUGEOT 2008 2016 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 450

29
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
De afstand tot de eerstvolgende
beurt is overschreden
Als het contact wordt aangezet, gaat gedurende
7 seconden de sleutel knipperen om aan te
geven dat de onderhoudswerkzaamheden zo
spoedig mogelijk uitgevoerd moeten worden.
Voorbeeld: u hebt de afstand tot de eerstvolgende
onderhoudsbeurt met 300 km overschreden.
Als het contact wordt aangezet, geeft het display
gedurende 7 seconden het volgende aan: Bij de uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor wordt deze waarschuwing
gecombineerd met het permanent
branden van het verklikkerlampje
Service (zodra het contact is aangezet).
De factor tijd kan worden meegewogen
bij de nog af te leggen kilometers,
afhankelijk van de rijgewoonten van de
bestuurder.
De sleutel kan dus ook gaan
branden als de tijd sinds de laatste
onderhoudsbeurt, zoals aangegeven in
het garantie- en onderhoudsboekje, is
overschreden.
Bij de uitvoeringen met een BlueHDi-
dieselmotor kan de sleutel ook
voortijdig gaan branden vanwege de
mate van vervuiling van de motorolie.
De vervuiling van de motorolie is
afhankelijk van de rijomstandigheden
van de auto.
7
seconden na het aanzetten van het contact
treedt de kilometerteller weer in werking en
blijft de sleutel branden .
1
Controle tijdens het rijden

Page 32 of 450

30
Opnieuw weergeven van de
onderhoudsinformatie
U kunt op elk moment de onderhoudsinformatie
weergeven.
F
D
ruk op de knop voor nulstelling van de
dagteller.
D

e onderhoudsinformatie wordt enkele
seconden weergegeven en verdwijnt
vervolgens weer.
Als u na deze handeling de accu wilt
loskoppelen, vergrendel dan de auto
en wacht minimaal 5

minuten. Het op
0

zetten van de onderhoudsindicator zal
anders niet worden opgeslagen.
Op 0 zetten van de
o nderhoudsindicator
De onderhoudsindicator moet na elke
onderhoudsbeurt op 0
gezet worden.
Als u zelf het onderhoud van uw auto uitvoert:
F

zet
het contact af,
F

d
ruk op de resetknop van de dagteller en
houd deze ingedrukt,
F

z
et het contact aan; de kilometerteller
begint terug te tellen,
F

l
aat de knop los als het display "=0"
aangeeft; de sleutel verdwijnt.
Controle tijdens het rijden

Page 33 of 450

31
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Olieniveau
Te laag olieniveau
F Zoek de olievuldop op.
F V erwijder de olievuldop.
F

V
ul motorolie bij, waarbij het olieniveau niet
oven het merkteken A uit mag komen.
F

B
reng de olievuldop weer aan.
Oliepeilstok
Zie de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de motorruimte en de
oliepeilstok.
2 merktekens op de peilstok: -

A
= maxi; het olieniveau
mag nooit boven dit niveau
uitkomen,
-

B
= mini; als het olieniveau
niet boven het niveau B
uitkomt, moet het voor
de motor van uw auto
voorgeschreven type
motorolie worden bijgevuld
via de vuldop.
Controle
F Open de motorkap en bevestig de motorkapsteun om hem open te houden.
F

V
er wijder de oliepeilstok en veeg hem af
met een schone doek.
F

S
teek de oliepeilstok weer volledig in de
houder en verwijder hem weer om het
olieniveau te controleren aan de hand van
de merktekens.
F

S
teek de oliepeilstok weer in de houder.
Praktische informatie
Let bij werkzaamheden onder de
motorkap goed op, want bepaalde
delen van de motor kunnen zeer
heet zijn (kans op brandwonden) en
de koelventilator kan ieder moment
aanslaan (zelfs bij afgezet contact).
Laat in het geval van een sterk gedaald
niveau het desbetreffende circuit
controleren door het PEUGEOT-
netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Een controle van het olieniveau is
alleen betrouwbaar als de auto op een
vlakke, horizontale ondergrond staat
en de motor ten minste 30
minuten niet
heeft gedraaid.
Oliekwaliteit: gebruik motorolie van het
type dat wordt voorgeschreven in het
onderhouds- en garantieboekje van de
auto.
1
Controle tijdens het rijden

Page 34 of 450

32
Elektronische olieniveaumeter
Het olieniveau wordt enkele seconden na
het aanzetten van het contact automatisch
gecontroleerd, waarbij een melding verschijnt
op het display of het scherm (volgens
uitvoering).
Het weergegeven niveau is alleen betrouwbaar
als de auto op een vlakke, horizontale
ondergrond staat en de motor ten minste
30 minuten niet heeft gedraaid. Het is normaal om tussen twee
onderhoudsbeurten (of tussen twee
keer olie verversen) olie bij te vullen.
PEUGEOT adviseert u elke 5000
km het
olieniveau te controleren met de peilstok
en indien nodig olie bij te vullen.
Storing
Als de motorolieniveaumeter defect is, gaat
het symbool " OIL _ _" knipperen of wordt
een melding op het instrumentenpaneel
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Niveau correct
Niveau te laag
Als het motorolieniveau te laag is, gaat het
symbool " OIL" knipperen of wordt een melding
op het instrumentenpaneel weergegeven.
Controleer het olieniveau met de peilstok. Als
blijkt dat het olieniveau te laag is, moet olie
worden bijgevuld om te voorkomen dat ernstige
motorschade ontstaat.
Controle tijdens het rijden

Page 35 of 450

33
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Koelvloeistoftemperatuurmeter
Als bij draaiende motor de wijzer zich bevindt
in:
- zone A, is de temperatuur in orde,
-
zone B, is de temperatuur te
hoog. Het waarschuwingslampje
maximumtemperatuur en het
waarschuwingslampje STOP
gaan branden, in combinatie
met een geluidssignaal en een
waarschuwingsmelding op het display.
Stop zo snel mogelijk op een veilige plaats.
Wacht enkele minuten voordat u de motor
afzet.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats. De temperatuur en de druk in het koelcircuit
beginnen na enkele minuten rijden te stijgen.
Om koelvloeistof bij te vullen:
F

w
acht tot de motor is afgekoeld,
F
d
raai de dop iets los om de druk te laten
dalen,
F
v
erwijder vervolgens de dop,
F
v
ul bij tot aan het merkteken "MA XI".
Wees voorzichtig bij het bijvullen
van de koelvloeistof: kans op
brandwonden. Vul niet bij tot boven het
maximumniveau (aangegeven op het
reservoir).
1
Controle tijdens het rijden

Page 36 of 450

34
Touchscreen
Uit veiligheidsoverwegingen moet
de bestuurder handelingen die veel
aandacht vergen altijd bij stilstaande
auto uitvoeren.
Bepaalde functies zijn niet beschikbaar
als de auto rijdt.
Het heeft de volgende functies:
-

t

oegang tot de configuratiemenu's van de
functies en de systemen van de auto,
-

t

oegang tot de configuratiemenu's van het
audiosysteem en de weergave,
-

b

ediening van het audiosysteem, de
telefoon en weergave van de bijbehorende
informatie.
En bovendien, volgens uitvoering:
-

d

e weergave van de
waarschuwingsmeldingen en de grafische
weergave van de parkeerhulp,
-

d

e bediening van het navigatiesysteem en
de internetdiensten en weergave van de
bijbehorende informatie.
Algemene werking
Adviezen
Het scherm moet voelbaar worden aangeraakt,
met name bij bewegingen (door lijsten
bladeren, over de kaart scrollen, enz.).
Lichtjes aanraken is niet voldoende.
Als u het scherm met meerdere vingers
aanraakt, worden de commando's niet
uitgevoerd.
Deze technologie werkt bij elke temperatuur en
werkt ook wanneer u handschoenen draagt.
Houd geen puntige voorwerpen tegen het
touchscreen.
Raak het touchscreen niet aan met vochtige
vingers.
Gebruik een schone en zachte doek om het
touchscreen te reinigen.
Status van de verklikkerlampjes
Bepaalde toetsen zijn voorzien van een
verklikkerlampje dat de status van de
desbetreffende functie aangeeft.
Groen verklikkerlampje: u hebt de
desbetreffende functie geactiveerd.
Oranje verklikkerlampje: u hebt de
desbetreffende functie uitgeschakeld.
Principes
Druk op de toets " MENU" om de verschillende
menu's te openen en druk vervolgens op
de toetsen die op het touchscreen worden
weergegeven.
Elk menu wordt op één pagina of op twee
pagina's (hoofdpagina en secundaire pagina)
weergegeven.
Gebruik deze toets om de secundaire
pagina te openen.
Als gedurende enkele seconden geen
handelingen op de secundaire pagina
worden uitgevoerd, wordt automatisch
de hoofdpagina weer weergegeven. Gebruik deze toets om terug te gaan
naar de hoofdpagina.
Gebruik deze toets om toegang te
krijgen tot extra informatie en de
instellingen van bepaalde functies.
Gebruik deze toets om uw keuze te
bevestigen.
Gebruik deze toets om de pagina te
verlaten.
Controle tijdens het rijden

Page 37 of 450

35
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Menu's
Druk op deze toets om de
verschillende menu's weer te geven.
Navigatie.
Afhankelijk van het uitrustingsniveau
is het navigatiesysteem niet
leverbaar, optioneel of standaard.
Zie de rubriek "Audio en telematica". Rad Media
.
Zie de rubriek "Audio en telematica". Instellingen
.
Hiermee kunnen de weergave en het
systeem worden geconfigureerd.
Hiermee hebt u toegang tot een
interactieve hulp met betrekking
tot de belangrijkste uitrusting en
verklikkerlampjes van de auto.
Internetdiensten
Deze diensten zijn niet beschikbaar,
optioneel of standaard.
Zie de rubriek "Audio en telematica". Telefoon
.
Zie de rubriek "Audio en telematica". Rijden
.
Hiermee kan de boordcomputer
worden weergegeven en kunnen,
volgens uitvoering, bepaalde functies
worden geconfigureerd.
Zie de desbetreffende rubriek.
1.
I

nstellen van het geluidsvolume/
onderbreken van het geluid.
Zie de rubriek "Audio en telematica".
1
Controle tijdens het rijden

Page 38 of 450

36
Menu "Instellingen"
De via dit menu toegankelijke functies zijn in de volgende tabel weergegeven.To e t s Desbetreffende functie Aanwijzingen
Audio- instellingen Instellen van het geluidsvolume, de balans enz.
Scherm uit Scherm uitschakelen.
Thema's Keuze van een grafisch thema.
Interactieve hulp Toegang tot het interactieve instructieboekje.
Systeeminstellingen Keuze van de eenheden:
-
t

emperatuur (°Celsius of °Fahrenheit)
-

a
fstand en verbruik (l/100 km, mpg of km/l).
Tijd/datum Instellen van datum en tijd.
Ta l e n Keuze van de op het scherm weergegeven taal.
Scherminst. Configureren van de scherminstellingen (lichtsterkte, weergavewijze van teksten,
animaties, ...)
Rekenmachine
Kalender
Controle tijdens het rijden

Page 39 of 450

37
2008_nl_Chap01_controle-de-marche_ed01-2016
Menu "Rijden"
De via dit menu toegankelijke functies zijn in de volgende tabel weergegeven.To e t s Desbetreffende functie Aanwijzingen
Configuratie auto De te configureren functies zijn verdeeld over drie tabbladen:
-
" Rijhulpsysteem "
● "Automatisch
inschakelen achterruitenwisser bij inschakelen achteruitversnelling"
(

inschakelen van deze functie: raadpleeg de desbetreffende rubriek).
-
" Verlichting "
● "Follow
me home-verlichting" (automatische follow me home-verlichting: raadpleeg de
de

sbetreffende rubriek),
● "LED-dagrijverlichting"
(raadpleeg de desbetreffende rubriek),
● "Sfeerverlichting"
(sfeerverlichting: raadpleeg de desbetreffende rubriek).
Selecteer of deselecteer de tabs onder aan het scherm om de gewenste functies weer te
geven.
Inst. snelheden Opslaan van de snelheden voor de snelheidsbegrenzer en de snelheidsregelaar.
Initialisatie bandensp.controle Resetten van het bandenspanningscontrolesysteem.
1
Controle tijdens het rijden

Page 40 of 450

38
De boordcomputer geeft actuele informatie over het rijden (actieradius, brandstofverbruik...).
Boordcomputer
Instrumentenpaneel
Weergave van de informatie
F Druk op de toets op het uiteinde van de ruitenwisserschakelaar om
achtereenvolgens de verschillende functies
weer te geven. -

A
ctuele informatie:
● actieradius,
● actueel
br
andstofverbruik,
● de teller van het Stop & Start-
systeem.
- Traject
"1":
● gemiddelde
s
nelheid,
● gemiddeld
b
randstofverbruik,
● de afgelegde afstand,
v

oor het eerste traject.
- Traject
"2" :
● gemiddelde
s
nelheid,
● gemiddeld
b
randstofverbruik,
● de afgelegde afstand,
v

oor het tweede traject.
Traject resetten
F Druk zodra het gewenste traject wordt
aangegeven de toets op het uiteinde van
de ruitenwisserschakelaar langer dan twee
seconden in.
De trajecten "1" en "2" zijn onafhankelijk en
hebben dezelfde eigenschappen.
Traject "1" kan bijvoorbeeld gebruikt worden
voor een dagelijks verbruik en traject "2" voor
een maandelijks verbruik.
Controle tijdens het rijden

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 450 next >