PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)

Page 141 of 288

138
Bij bepaalde weersomstandig-
heden (regen en/of sneeuw,
zeer zonnig, ...) kan de infor-
matie op het head-up display tijdelijk
minder goed leesbaar zijn.
Sommige brillen (ook zonnebrillen en
brillen met speciale glazen) kunnen
het lezen van de informatie hinderen.
Gebruik een schone en zachte doek,
bijvoorbeeld een brillendoekje, om de
doorzichtige strip te reinigen. Gebruik
nooit een droge doek, een schuur-
spons, schoonmaak- of oplosmiddel. Het is raadzaam de toetsen
uitsluitend bij stilstaande auto
te bedienen.
Leg geen voorwerpen op het dash-
board (tussen de voorruit en de pro-
jector) en dek de uitsparing voor de
doorzichtige strip niet af.

 Druk bij draaiende motor op de toets

1 . Het head-up display blijft inge-
schakeld/uitgeschakeld als de motor
na het afzetten weer wordt gestart.
Hoogteverstelling

 Stel het display bij draaiende motor
op de gewenste hoogte af met de
toets 3 :
- omhoog om het display hoger af te stellen,
- omlaag om het display lager af te stellen.
Inschakelen/uitschakelen Regelen van de lichtsterkte

 Stel bij draaiende motor de licht-
sterkte van het display in met de
toets 2 :
- omhoog om de lichtsterkte te ver- hogen,
- omlaag om de lichtsterkte te ver- lagen.

Page 142 of 288

139
DISTANCE ALERT
Raadpleeg voor het naleven van de
veilige tijdsinterval, de verkeersregels
en/of aanbevelingen hieromtrent in het
land waar u zich bevindt.
Het systeem werkt als de snelheid van uw
auto tussen de 70 km/h en 150 km/h ligt.
Dit systeem geeft een visuele melding
die kan worden geprogrammeerd en
die bij het afzetten van het contact in
het geheugen blijft opgeslagen.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen en zijn verantwoordelijkheid
moet nemen.
1. Knop aan/uit.

2. Knop voor het verhogen (+)/verla-
gen (-) van de waarschuwingsaf-
stand. De informatie wordt weergegeven op
het head-up display.
Als het systeem is geactiveerd:

A. De snelheid van uw auto ligt buiten
het werkingsgebied.

B. De snelheid van uw auto ligt binnen
het werkingsgebied, maar er rijdt
geen voertuig vóór u.

C. De snelheid van uw auto ligt binnen
het werkingsgebied en er wordt een
voertuig vóór u gesignaleerd.
De actuele afstand tussen uw auto en het voertuig vóór u wordt perma-
nent weergegeven.

D. De afstand (tijd) tussen het voertuig
vóór u is korter dan de geprogram-
meerde tijd (waarschuwingsafstand).
Bediening Weergave tijdens de werking
Dit hulpsysteem informeert de bestuur-
der over de tijdsinterval (in seconden)
tussen zijn auto en de auto die vóór
hem rijdt, als de rijomstandigheden
constant zijn.
Het systeem signaleert geen stilstaan-
de voertuigen en grijpt niet in tijdens
het rijden.

Page 143 of 288

140
Activeren
Uitschakelen

 Druk op de knop 1 om het systeem
uit te schakelen, het verklikkerlamp-
je gaat uit.
Weer inschakelen

 Druk nogmaals op de knop 1 om het
systeem weer in te schakelen.
De laatste geprogrammeerde waar- de blijft behouden en het verklikker-
lampje gaat branden. Laat het systeem, als het verklik-
kerlampje
1 knippert, controleren
door het PEUGEOT-netwerk.
Voorbeeld bij een afstand van 2 seconden:
Storing
Het systeem wordt automatisch uit-
geschakeld als de sensor het voertuig
vóór u niet goed waarneemt (slechte
weersomstandigheden, sensor slecht
afgesteld, ... ). Er verschijnt een mel-
ding op het multifunctionele display.
Le véhicule suivi peut, dans certaines
conditions, ne pas être détecté, comme
par exemple :
- als u in een bocht rijdt,
- als u van rijstrook wisselt,
- als het voertuig vóór u te veraf of te dichtbij is,
Lorsque le véhicule suivi est excessi-
vement proche (temps entre les deux
véhicules inférieur à 0,5 s), l'affi chage
reste fi xe à 0,5s.
Waarschuwing
Programmeren van de waarschuwingsafstand

 Stel de gewenste waarschuwingsaf-
stand in met de knop 2 , in stappen
van 0,1 seconde:
-
omhoog om de afstand te vergroten: "+",
-
omlaag om de afstand te verkleinen: "-".
Dit systeem is geen anti-botsradar
en grijpt niet in als de afstand te kort
wordt. Het systeem geeft uitsluitend
informatie en bij gebruik ervan moet
de bestuurder te allen tijde zijn aan-
dacht op het verkeer blijven vestigen
en zijn verantwoordelijkheid nemen.

 Druk op de knop 1 , het verklikker-
lampje gaat branden.
Het systeem is geactiveerd, maar treedt
pas in werking vanaf 70 km/h.
De te programmeren waarschuwingsafstand
bedraagt tussen 0,9 en 2,5 seconden.
L'alerte visuelle peut être désactivée en
programmant une valeur de 0 seconde. Als de afstand (in seconden) tussen
uw auto en het voertuig vóór u korter
is dan de geprogrammeerde tijd (waar-
schuwingsafstand), wordt een symbool
weergegeven.
Onder normale rijomstan-
digheden (geen gladheid of
overschrijding van de maxi-
mumsnelheid) wordt aanbevo-
len 2 seconden afstand te bewaren
om te voorkomen dat bij plotseling
remmen een aanrijding ontstaat.

Page 144 of 288

141
SNELHEIDSBEGRENZER
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat
de wagensnelheid de door de bestuur-
der ingestelde maximumsnelheid over-
schrijdt.
Als de ingestelde maximumsnelheid is
bereikt, heeft het dieper intrappen van
het gaspedaal geen effect. De bediening van de snelheidsbegren-
zer is ondergebracht in de hendel A .

1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer

2. Toets voor het verlagen van de inge-
stelde snelheid

3. Toets voor het verhogen van de in-
gestelde snelheid

4. Toets voor het in-/uitschakelen van
de snelheidsbegrenzing De informatie van de snelheidsbegren-
zer wordt weergegeven op het display
van het instrumentenpaneel.

5. Snelheidsbegrenzing AAN/UIT

6. Snelheidsbegrenzer geselecteerd

7. Ingestelde snelheid
Weergave op het display
Bij het gebruik van de snelheids-
begrenzer moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet
in acht nemen, zijn aandacht op het
verkeer blijven vestigen en zijn verant-
woordelijkheid nemen.
Het
inschakelen van de snelheidsbe-
grenzer geschiedt handmatig: de inge-
stelde snelheid dient minimaal 30 km/h
te bedragen.
Het uitschakelen van de snelheidsbe-
grenzer geschiedt eveneens handmatig
met de hendel.
Door het gaspedaal tot voorbij het zwa-
re punt in te trappen, kan de ingestelde
snelheid tijdelijk worden overschreden.
Als het gaspedaal vervolgens gelei-
delijk weer wordt losgelaten en de
wagensnelheid onder de ingestelde
maximumsnelheid komt, wordt de snel-
heidsbegrenzer weer geactiveerd.
De ingestelde maximumsnelheid blijft
na het afzetten van het contact opge-
slagen in het geheugen.
Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up
display.
Zie het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over het head-up display.

Page 145 of 288

142
Bij een steile afdaling of bij
het krachtig intrappen van het
gaspedaal kan de snelheids-
begrenzer niet voorkomen dat de inge-
stelde snelheid wordt overschreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Programmeren
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als het gaspedaal geleidelijk wordt ingetrapt, wordt de sn el-
heid niet verhoogd. Als het gaspedaal met kracht wordt
ingetrapt, tot voorbij het zware punt , wordt de begrenzer
tijdelijk uitgeschakeld en gaat de ingestelde snelheid op het
display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automati sch
als het gas wordt losgelaten.
Uitschakelen van de functie

 Draai de knop 1 in de stand "0" : de
selectie van de snelheidsbegrenzer
wordt ongedaan gemaakt. Op het
display wordt weer de kilometertel-
ler weergegeven.
Storing
In het geval van een storing in de snel-
heidsbegrenzer wordt de ingestelde
snelheid gewist en knipperen de streep-
jes op het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

 Uitschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nogmaals
op de toets 4 : het uitschakelen wordt bevestigd op het
display (OFF).

 Weer inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk nog-
maals op de toets 4 .

 Stel de snelheid in door op de toets 2 of 3 te drukken
(bijv.: 90 km/h).
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de
toetsen 2 en 3 :
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.

 Inschakelen van de snelheidsbegrenzer: druk op de
toets 4 .
 Draai de knop 1 in de stand

"LIMIT" : de snelheidsbegrenzer is
geselecteerd, maar nog niet inge-
schakeld (OFF).
Er kan een snelheid worden ingesteld
zonder de begrenzer in te schakelen.

Page 146 of 288

143
SNELHEIDSREGELAAR
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een constante
ingestelde snelheid rijden zonder gas te
hoeven geven.
Het inschakelen van de snelheidsrege-
laar geschiedt handmatig. Om de snel-
heidsregelaar te kunnen inschakelen,
moet de ingestelde snelheid minimaal
40 km/h bedragen en moet aan een van
de onderstaande voorwaarden worden
voldaan:
- bij auto's met handgeschakelde ver- snellingsbak moet minimaal de vier-
de versnelling zijn ingeschakeld,
- bij auto's met gestuurde handge- schakelde versnellingsbak of met
automatische transmissie moet mi-
nimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld,
- de stand A van de gestuurde hand-
geschakelde versnellingsbak of de
stand D van de automatische trans-
missie moet zijn geselecteerd. De bediening van de snelheidsregelaar
is ondergebracht in de hendel
A .

1. Knop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar

2. Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verlagen van de
ingestelde snelheid

3. Toets voor het programmeren van
een snelheid en het verhogen van
de ingestelde snelheid

4. Toets voor het uitschakelen / hervat-
ten van de snelheidsregeling De informatie van de snelheidsregelaar
wordt weergegeven op het display van
het instrumentenpaneel.

5. Snelheidsregelaar uitschakelen /
hervatten van de snelheidsregeling

6. Snelheidsregelaar geselecteerd

7. Ingestelde snelheid
Stuurkolomschakelaars Weergave op het display
Bij het gebruik van de snelheids-
regelaar moet de bestuurder te
allen tijde de snelheidslimiet in
acht nemen, zijn aandacht op het ver-
keer blijven vestigen en zijn verant-
woordelijkheid nemen.
Het
uitschakelen van de snelheids-
regelaar geschiedt handmatig met de
hendel, door het rem- of koppelingspe-
daal in te trappen of om veiligheidsre-
denen door activering van het ESP.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de inge-
stelde snelheid is het voldoende het
gaspedaal los te laten.
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist. Deze informatie wordt tevens
weergegeven op het head-up
display.
Zie het hoofdstuk "Rijden" voor meer
informatie over het head-up display.

Page 147 of 288

144
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer
u de snelheid met de toetsen
instelt; dit kan een plotselinge veran-
dering van de wagensnelheid veroor-
zaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet
op gladde wegen of bij zeer druk
verkeer.
Bij een steile afdaling kan de snel-
heidsregelaar niet voorkomen dat
de ingestelde snelheid wordt over-
schreden.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
- controleer of de mat goed op zijn plaats ligt,
- gebruik nooit meer dan één mat per plaats.
Programmeren
Overschrijden van de ingestelde snelheid
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden, gaat de in-
gestelde snelheid op het display knipperen.
Het knipperen van de ingestelde snelheid stopt automatisch
als de snelheid weer is gedaald tot de ingestelde snelhei d.
Uitschakelen van de functie

 Draai de knop 1 in de stand "0" : de selectie van de snel-
heidsregelaar wordt ongedaan gemaakt. Op het display
wordt weer de kilometerteller weergegeven.
Storing In het geval van een storing in de snel-
heidsregelaar wordt de ingestelde snel-
heid gewist en knipperen de streepjes op
het display.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.

 Stel de snelheid in door de wa-
gensnelheid op het gewenste ni-
veau te brengen en vervolgens op
de toets 2 of 3 te drukken (bijv.:
110 km/h).

 Uitschakelen van de snelheidsregelaar: druk op de
toets 4: het uitschakelen wordt bevestigd op het dis-
play (OFF).

 Weer inschakelen van de snelheidsregelaar: druk
nogmaals op de toets 4 .
U kunt de ingestelde snelheid vervolgens wijzigen met de
toetsen
2 en 3 :
- +/- 1 km = kort indrukken,
- +/- 5 km = lang indrukken,
- +/- in stappen van 5 km = ingedrukt houden.
 Draai de knop 1 in de stand

"CRUISE" : de snelheidsregelaar
is geselecteerd, maar nog niet in-
geschakeld (OFF).

Page 148 of 288

145
HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN
Voor uw veiligheid en om het
starten van de motor te verge-
makkelijken:
- zet de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
- trap het koppelingspedaal in. Schakel de achteruitversnel-
ling alleen in als de auto stil-
staat en de motor stationair
draait.
Inschakelen van de achteruitversnelling

 Trek de ring onder de pookknop om-
hoog en beweeg de versnellingshen-
del eerst naar links en dan naar voren.
* Afhankelijk van de motoruitvoering.
OPSCHAKELINDICATOR *
Dit systeem adviseert de bestuurder op
te schakelen om het brandstofverbruik
te reduceren (auto's met handgescha-
kelde versnellingsbak).
Werking
Het systeem geeft uitsluitend adviezen
als u rustig rijdt.
Afhankelijk van de rijomstandigheden
en de uitrusting van uw auto kan het
systeem u adviseren één of meerdere
versnellingen op te schakelen. U kunt
deze aanwijzingen opvolgen zonder de
tussenliggende versnellingen in te hoe-
ven schakelen.
Het is niet verplicht om de aanbevolen
versnellingen ook daadwerkelijk in te
schakelen. De keuze van de optimale
versnelling hangt namelijk altijd af van
de situatie op de weg, de verkeers-
drukte en de veiligheid. De bestuurder
blijft derhalve altijd zelf verantwoordelijk
voor het al dan niet opvolgen van een
schakeladvies van het systeem.
De functie kan niet worden uitgeschakeld. Voorbeeld:
- U rijdt in de derde versnelling.
In rijsituaties waarin veel van
de motor wordt gevraagd (diep
intrappen van het gaspedaal,
bijvoorbeeld tijdens een in-
haalmanoeuvre...) zal het systeem
geen schakeladvies geven.
Het systeem zal u nooit adviseren om:
- de eerste versnelling in te scha- kelen,
- de achteruitversnelling in te scha- kelen,
- terug te schakelen. - U trapt het gaspedaal redelijk ver in.
- Het systeem kan u in dit geval advi-
seren een hogere versnelling in te
schakelen.
De informatie wordt in de vorm van een
pijl op het display van het instrumenten-
paneel weergegeven.
Afhankelijk van de uitrusting van uw auto
verschijnt de pijl in combinatie met het
nummer van de aanbevolen versnelling.
Deze uitrusting is in de loop van het jaar
beschikbaar.

Page 149 of 288

146
GESTUURDE HANDGESCHAKELDE VERSNELLINGSBAK MET 6 VERSNELLINGEN
Selectiehendel

R. Achteruit

 Trap het rempedaal in en beweeg
de selectiehendel naar voren om
deze stand te selecteren.

N. Neutraalstand.

 Trap het rempedaal in en selecteer
deze stand om de motor te kunnen
starten.

A. Automatische stand.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
om deze stand te selecteren.

M. + / - Handmatig schakelen.

 Beweeg de selectiehendel omlaag
en vervolgens naar links om deze
stand te selecteren en:
- beweeg de selectiehendel kort naar voren om op te schakelen,
- of beweeg de selectiehendel kort naar achteren om terug te scha-
kelen.

S. Programma Sport.

 Druk op deze toets om dit program-
ma in of uit te schakelen.
Stuurbediening

+. Opschakelen (rechts van het stuurwiel).

 Druk op de achterzijde van de stuur-
bediening "+" om op te schakelen.

-. Terugschakelen (links van het stuurwiel).

 Druk op de achterzijde van de stuurbe-
diening "-" om terug te schakelen.
Met de stuurbediening is het
niet mogelijk om de neutraal-
stand of de achteruitversnel-
ling te selecteren.
Bij de gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak met zes versnellingen kunt
u kiezen tussen automatische bedie-
ning en handmatig schakelen.
Deze transmissie heeft drie gebruiks-
mogelijkheden:
- een
automatische stand om auto-
matisch te schakelen,
- een handmatige stand om zelf te
schakelen,
- een auto-sequentiële stand , waar-
mee u in de automatische stand op
ieder moment zelf kunt schakelen,
bijvoorbeeld voor een inhaalma-
noeuvre.
In de automatische en de handmatige
stand is een programma Sport beschik-
baar, waarin een meer dynamische rij-
stijl mogelijk is.

Page 150 of 288

147
Weergave op het instrumentenpaneel
Standen van de selectiehendel

N. Neutral (neutraalstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

1, 2, 3, 4, 5, 6 Versnellingen in de hand-
geschakelde stand

AUTO. Verschijnt bij de selectie van
de automatische stand en ver-
dwijnt weer als de handbedien-
de stand wordt geselecteerd.

S. Sport (programma Sport)
Starten van de auto

 Trap het rempedaal in als
dit pictogram verschijnt (bijv.:
starten van de motor).
 Selecteer de stand N .

 Houd het rempedaal ingetrapt.

 Start de motor.

 Selecteer de eerste versnelling
(stand M of A ) of de achteruitver-
snelling (stand R ).

 Zet de handrem los als deze niet in
de automatische stand staat inge-
steld.

 Neem uw voet van het rempedaal
en geef gas.
Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduidingen AUTO en 1 of R .
De aanduiding
N op het display
knippert als u de motor pro-
beert te starten zonder dat de
selectiehendel in de stand N staat.
Als bij het starten het rempedaal
niet wordt ingetrapt, knippert op het
instrumentenpaneel de aanduiding

voet op het rempedaal in combi-
natie met een geluidssignaal en
een melding op het multifunctionele
display.
Bij het inschakelen van de
achteruitversnelling klinkt een
geluidssignaal. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnt de
aanduiding
N .
Handbediende stand

 Beweeg na het starten van de auto de
selectiehendel in de stand M om de
handbediende stand in te schakelen.
De aanduiding AUTO ver-
dwijnt en de ingeschakelde
versnellingen verschijnen ach-
tereenvolgend op het display.
Het schakelen naar een andere ver-
snelling is alleen mogelijk als de snel-
heid van de auto en het motortoerental
dit toestaan.
Het is niet noodzakelijk om bij het scha-
kelen het gaspedaal los te laten.
Bij het remmen of het verminderen van
de snelheid schakelt de versnellingsbak
automatisch terug, zodat de juiste ver-
snelling is geselecteerd op het moment
dat u het gaspedaal weer intrapt.
Als bij stapvoets rijden de
achteruitversnelling wordt ge-
selecteerd, wordt deze pas
ingeschakeld als de auto vol-
ledig tot stilstand is gekomen. De
aanduiding voet op het rempedaal
kan gaan knipperen op het instru-
mentenpaneel om aan te geven dat
u moet remmen.
Als de achteruitversnelling bij hoge
snelheid wordt geselecteerd, knippert
het verklikkerlampje N en gaat de ver-
snellingsbak automatisch over in de
neutraalstand. Beweeg de selectiehen-
del terug in de stand A of M om weer in
een versnelling verder te rijden.

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 290 next >