PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)

Page 151 of 288

148
De versnellingsbak werkt dan automa-
tisch, zonder dat u zelf hoeft te schakelen.
De versnellingsbak kiest voortdurend de
meest geschikte versnelling, afhankelijk
van de volgende parameters:
- de rijstijl,
- het profi el van de weg. Op het display van het instru-
mentenpaneel verschijnen de
aanduiding
AUTO en de inge-
schakelde versnelling.
Automatische stand

 Selecteer vanuit de handbediende
stand de stand A om terug te keren
naar de automatische stand.
Auto-sequentiële stand
In de automatische stand kunt u, bij-
voorbeeld voor een inhaalmanoeuvre,
op ieder moment de functies van de
handbediende stand gebruiken.

 Druk op de stuurbediening "+" of "-" .
De versnellingsbak wordt dan in de
desbetreffende versnelling geschakeld,
als de snelheid van de auto en het mo-
tortoerental dit toestaan. De aanduiding

AUTO blijft op het display staan.
Als de stuurbediening enige tijd niet
meer gebruikt wordt, gaat de trans-
missie weer over op de automatische
stand.
Bij krachtig accelereren wordt
de hoogste versnelling niet inge-
schakeld zonder tussenkomst
van de bestuurder met behulp van de
selectiehendel of de stuurbediening.
Selecteer de neutraalstand N nooit
tijdens het rijden.
Selecteer de achteruitversnelling
(stand R ) uitsluitend als de auto vol-
ledig stilstaat en de voet op het rem-
pedaal wordt gehouden.
Trap om krachtig te accele-
reren (bijvoorbeeld voor een
inhaalmanoeuvre) het gas-
pedaal met kracht in, tot voorbij het
zware punt.

Page 152 of 288

149
Stilzetten van de auto Storing
Als bij aangezet contact dit
verklikkerlampje gaat branden
en de aanduiding AUTO gaat
knipperen in combinatie met
een geluidssignaal en een
melding op het multifunctionele display,
duidt dit op een storing in de versnel-
lingsbak.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Houd bij het starten van de
motor altijd het rempedaal in-
getrapt.
Trek altijd de handrem aan om de
auto volledig stil te zetten.
Selecteer wanneer u de auto
met draaiende motor stilzet
altijd de neutraalstand
N .
Controleer voordat u werkzaam-
heden onder de motorkap uitvoert
altijd of de selectiehendel in de neu-
traalstand N staat en de handrem is
aangetrokken.
Programma Sport

 Druk na het selecteren van de hand-
bediende of auto-sequentiële stand
op de toets S om het programma
Sport te activeren, waarin een meer
dynamische rijstijl mogelijk is.
De aanduiding S verschijnt
naast de ingeschakelde ver-
snelling op het display van het
instrumentenpaneel.

 Druk nogmaals op de toets S om het
programma uit te schakelen.
De aanduiding S verdwijnt van het dis-
play van het instrumentenpaneel.
Na het afzetten van het contact
wordt automatisch de normale
stand weer ingeschakeld. Voordat u de motor afzet, kunt u:
- de selectiehendel in de stand
N be-
wegen om de neutraalstand te se-
lecteren,
- een versnelling ingeschakeld laten. In dat geval kan de auto niet worden
verplaatst.
Trek in beide gevallen altijd de handrem
aan om de auto volledig stil te zetten
(als de handrem niet in de automati-
sche stand staat ingesteld).

Page 153 of 288

150
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE MET "TIPTRONIC TECHNIEK SYSTEEM PORSCHE"
Bij de automatische transmissie met
zes versnellingen kunt u kiezen uit au-
tomatische bediening, aangevuld met
de programma's Sport en Sneeuw. U
kunt met de selectiehendel ook hand-
matig schakelen.
Deze transmissie heeft vier gebruiks-
mogelijkheden:
- automatisch schakelen : het scha-
kelen wordt elektronisch aange-
stuurd door de transmissie,
- programma Sport : dit schakelpro-
gramma maakt een meer dynami-
sche rijstijl mogelijk,
- programma Sneeuw : dit schakel-
programma vereenvoudigt het rijden
op een ondergrond met weinig grip,
- handmatig schakelen : deze stand
maakt het zelf schakelen met de se-
lectiehendel mogelijk.
Selectiehendel

P. Parkeerstand.
- Stilzetten van de auto, met of zon- der aangetrokken handrem.
- Starten van de motor.

R. Achteruitversnelling.
- Achteruitrijden, stilstaande auto, stationair toerental.

N. Neutraalstand.
- Stilzetten van de auto, met aange- trokken handrem.
- Starten van de motor.

D. Automatische werking.

M.+ / - Zelf schakelen tussen de zes
versnellingen.

 Beweeg de selectiehendel kort naar
voren om op te schakelen.
of

 Beweeg de selectiehendel kort naar
achteren om terug te schakelen.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Wanneer u de selectiehendel door het
schakelpatroon beweegt, verschijnt het
desbetreffende pictogram op het instru-
mentenpaneel.

P. Parking (parkeerstand)

R. Reverse (achteruitversnelling)

N. Neutral (neutraalstand)

D. Drive (automatisch schakelen)

S. Programma Sport

 . Programma Sneeuw

1 t/m 6. Ingeschakelde versnelling bij
handmatig schakelen

-. Ongeldige waarde bij handmatig
schakelen
Schakelpatroon

1. Selectiehendel.

2. Toets "S" (Sport) .

3. Toets "  " (Sneeuw) .

Page 154 of 288

151
Wegrijden

 Trap het rempedaal in en selecteer
de stand P of N .

 Start de motor.
Als niet aan de bovenstaande voor-
waarden wordt voldaan, klinkt een ge-
luidssignaal en verschijnt een melding
op het multifunctionele display.

 Trap bij draaiende motor het rempe-
daal in.

 Zet de handrem los als deze niet in
de automatische stand staat.

 Selecteer de stand R , D of M ,

 Laat het rempedaal geleidelijk los.
De auto begint te rijden.
Als tijdens het rijden per onge-
luk de stand N wordt geselec-
teerd, laat het motortoerental
dan zakken tot stationair toerental,
zet de selectiehendel in de stand D
en trap het gaspedaal weer in. De versnellingsbak werkt dan in de
auto-adaptieve stand, zonder dat u zelf
hoeft te schakelen. De versnellingsbak
kiest voortdurend de meest geschikte
versnelling, afhankelijk van de rijstijl,
het profi el van de weg en de belading
van de auto.
Voor een maximale acceleratie zon-
der de stand van de selectiehendel te
wijzigen, moet het gaspedaal volledig
worden ingetrapt (kickdown). De ver-
snellingsbak schakelt automatisch terug
of handhaaft de ingeschakelde versnel-
ling totdat de motor het maximum toe-
rental bereikt.
Bij het remmen schakelt de versnel-
lingsbak automatisch terug om sterker
op de motor af te remmen.
Om de veiligheid te verbeteren schakelt
de versnellingbak niet naar een hogere
versnelling als u het gaspedaal plotse-
ling loslaat.
Automatisch schakelprogramma

 Selecteer de stand D om automa-
tisch te laten schakelen tussen de
zes versnellingen.
Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding  .
Programma Sneeuw "
 "

 Druk op de toets "  " als de motor is
gestart.
De transmissie past zich aan voor het
rijden op gladde wegen.
Het schakelprogramma zorgt ervoor dat
u gemakkelijker kunt rijden op een onder-
grond met weinig grip. Op het instrumentenpaneel
verschijnt de aanduiding
S .
Programma Sport "S"

 Druk op de toets "S" als de motor is
gestart.
Het schakelprogramma maakt dan au-
tomatisch een dynamische rijstijl mo-
gelijk.
Zet de selectiehendel nooit in
de stand N als de auto rijdt.
Zet de selectiehendel nooit in de
stand P of R als de auto niet volledig
stilstaat.
Als de motor stationair draait,
het rempedaal is losgelaten
en de stand
R , D of M is ge-
selecteerd, zet de auto zich zelfs al
in beweging als het gaspedaal niet is
ingetrapt.
Laat bij draaiende motor daarom geen
kinderen alleen in de auto achter.
Trek de handrem aan en selecteer
de stand P indien er onderhouds-
werkzaamheden moeten worden uit-
gevoerd bij draaiende motor.
Programma's Sport en Sneeuw
Deze twee specifi eke programma's vul-
len de automatische werking aan onder
bijzondere rijomstandigheden.
Terugkeren naar het automatische programma

 Om terug te keren naar het auto-
matische programma kunt u het
programma Sport of Sneeuw op elk
gewenst moment uitschakelen door
opnieuw op de desbetreffende toets
te drukken.

Page 155 of 288

152
Parkeren van de auto
Voordat u de motor afzet, kunt u de se-
lectiehendel in de stand P of N bewe-
gen om de neutraalstand te selecteren.
Trek in beide gevallen de handrem aan
om de auto stil te zetten (als de handrem
niet in de automatische stand staat).
Storing
Als bij aangezet contact dit ver-
klikkerlampje gaat branden in
combinatie met een geluidssig-
naal en een melding op het mul-
tifunctionele display, duidt dit op
een storing in de transmissie
In dit geval werkt de transmissie met een
noodprogramma en blijft de 3e versnel-
ling ingeschakeld. U kunt dan een hevige
schok waarnemen bij het selecteren van R
vanuit de stand P , of R vanuit de stand N .
Dit heeft geen gevaar voor de transmissie.
Rijd niet harder dan 100 km/h (afhanke-
lijk van de geldende snelheidslimiet).
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk.
Dit verklikkerlampje kan ook gaan bran-
den bij het openen van een portier.
Als de accu geen stroom le-
vert en de selectiehendel in
de stand P staat, is het onmo-
gelijk om naar een andere stand te
schakelen.
Forceer in geen geval de selectie-
hendel; hierdoor kan de automati-
sche transmissie beschadigd raken.
Trap het rempedaal en het gaspedaal
nooit gelijktijdig in. Voor remmen en
gasgeven mag uitsluitend de rechter
voet worden gebruikt.
Het gelijktijdig intrappen van beide
pedalen kan de versnellingsbak be-
schadigen.
Handmatig schakelen

 Selecteer de stand M om sequentieel
te schakelen in de zes versnellingen.

 Duw de selectiehendel naar het sym-
bool + om één versnelling op te scha-
kelen.

 Trek de selectiehendel naar het sym-
bool - om één versnelling terug te
schakelen.
Op het instrumentenpaneel ver-
dwijnt de aanduiding D en ver-
schijnen achtereenvolgens de
ingeschakelde versnellingen.
Als de selectiehendel niet in de
stand P staat, klinkt bij het ope-
nen van het bestuurdersportier
of na ongeveer 45 seconden een ge-
luidssignaal en verschijnt een melding
op het display.

 Zet de selectiehendel in de stand

P ; het geluidssignaal stopt en de
melding verdwijnt.
Het schakelen naar een andere versnel-
ling kan alleen als de snelheid van de
auto en het toerental van de motor dit
toestaan, anders wordt er tijdelijk over-
gegaan op de automatische bediening.
Onjuiste waarde bij handmatige
bediening
Dit symbool verschijnt als een
versnelling niet goed is inge-
schakeld (de selectiehendel
bevindt zich tussen twee stan-
den in).
Er kan elk moment van de stand D (rij-
den in de automatische stand) naar de
stand M (rijden in de handbediende
stand) worden geschakeld.
Als de auto stopt of langzaam rijdt, kiest
de automatische transmissie automa-
tisch de stand M1 .
De programma's Sport en Sneeuw kun-
nen niet worden ingeschakeld in de
handbediende stand.
Als het motortoerental te laag of te hoog
is, knippert de geselecteerde versnel-
ling enkele seconden en vervolgens
wordt de werkelijk ingeschakelde ver-
snelling weergegeven.

Page 156 of 288

153
PARKEERHULP VOOR EN/OF ACHTER MET GRAFISCHE WEERGAVE EN GELUIDSSIGNALEN
Dit systeem bestaat uit vier afstands-
sensoren die zijn aangebracht in de
voor- en/of achterbumper.
Het systeem waarschuwt de bestuurder
voor elk obstakel (persoon, auto, boom,
hek, …) dat zich achter de auto bevindt.
Het waarschuwt u echter niet voor ob-
jecten die zich direct onder de bumper
bevinden. Het systeem wordt
ingeschakeld :
- zodra de achteruitversnelling wordt ingeschakeld,
- bij vooruitrijden met een snelheid la- ger dan 10 km/h.
Dit wordt aangegeven door een geluids-
signaal en/of door de weergave van de
auto op het multifunctionele display.
Paaltjes, pionnen bij wegwerk-
zaamheden of gelijksoortige
voorwerpen worden waarge-
nomen bij aanvang van de aanrijma-
noeuvre, maar niet meer wanneer de
auto te dicht genaderd is. De afstand tot het obstakel wordt aan-
gegeven door:
- geluidssignalen, die elkaar sneller
opvolgen naarmate de auto dichter
bij het obstakel komt,
- een grafi sche weergave op het mul- tifunctionele display, met blokjes die
steeds dichter bij de auto komen.
De plaats van het obstakel wordt aan-
gegeven door de luidsprekers die het
geluidssignaal weergeven (voor/achter
en links/rechts).
Als de auto minder dan ongeveer der-
tig centimeter van het obstakel verwij-
derd is, is het geluidssignaal continu
hoorbaar en/of verschijnt het symbool
"Gevaar", afhankelijk van het type mul-
tifunctioneel display.

Page 157 of 288

154
De parkeerhulp is een hulp-
middel voor de bestuurder die
desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
De parkeerhulp wordt
uitgeschakeld :
- als de achteruit wordt uitgeschakeld,
- als bij het vooruitrijden de wagen- snelheid hoger dan 10 km/h is,
- als de auto langer dan 3 seconden stilstaat. Deactiveren Storing
Het systeem zal automatisch
worden uitgeschakeld bij het
trekken van een aanhangwa-
gen of de montage van een fi etsen-
drager (auto uitgerust met een door
PEUGEOT aanbevolen trekhaak of
fi etsendrager).
Activeren

 Druk nogmaals op de toets A . Het
verklikkerlampje gaat uit en het sy-
steem is weer ingeschakeld.

 Druk op de toets A . Het verklikker-
lampje gaat branden en het systeem
is volledig uitgeschakeld. Zorg ervoor dat de sensoren
in de winter of bij slecht weer
niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw. Als de sensoren vuil
zijn, wordt dit bij het inschakelen
van de achteruitversnelling aange-
geven door een geluidssignaal (lan-
ge piep).
Wanneer de auto langzamer rijdt dan
ongeveer 10 km/h kunnen omge-
vingsgeluiden (motor, vrachtwagen,
pikhamer, ...) er voor zorgen dat de
geluidssignalen van de parkeerhulp
worden weergegeven. In het geval van een storing
zal bij het inschakelen van de
achteruitversnelling dit picto-
gram worden weergegeven
op het instrumentenpaneel
en/of een melding op het multifunctio-
nele display verschijnen, in combinatie
met een geluidssignaal (kort piepje).
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk.

Page 158 of 288

ONDERHOUD
156
MOTORKAP
De motorkap biedt toegang tot de mo-
torruimte, zodat u de verschillende ni-
veaus kunt controleren.

 Duw de veiligheidshaak B naar links
en til de motorkap op.

 Neem de motorkapsteun C uit de
houder.

 Bevestig de motorkapsteun in de
uitsparing om de motorkap geopend
te houden. Sluiten

 Haal de motorkapsteun uit de uit-
sparing.

 Bevestig de motorkapsteun in de
houder.

 Laat de motorkap voorzichtig zak-
ken en laat deze aan het einde van
de slag in het slot vallen.

 Trek aan de motorkap om te contro-
leren of deze goed is vergrendeld.
Openen

 Open het linker voorportier.

 Trek de hendel A aan de onderzijde
van het portierkader naar u toe. De plaats van de ontgrende-
lingshendel in het interieur zorgt
ervoor dat de motorkap niet ge-
opend kan worden als het linker
voorportier is gesloten.

Page 159 of 288

ONDERHOUD
157
BRANDSTOFTANK LEEG (DIESEL)
Bij auto's met HDI-motor is het in het
geval van een lege brandstoftank nood-
zakelijk om het brandstofsysteem te
ontluchten.
Het ontluchtingssysteem bestaat uit
een handopvoerpomp, een transparan-
te slang en een ontluchtingsnippel on-
der de motorkap (zie de desbetreffende
afbeelding). 1,6 liter 16V HDI
turbodieselmotor

 Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

 Open de motorkap.

 Verwijder de afdekkap van de motor
voor toegang tot de opvoerpomp.

 Bedien de handopvoerpomp tot
u brandstof door de transparante
slang met de groene aansluiting ziet
stromen.

 Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.

 Breng de afdekkap van de motor
aan.

 Sluit de motorkap. 2 liter 16V HDI turbodieselmotor

 Vul de brandstoftank met minimaal
5 liter diesel.

 Open de motorkap.

 Verwijder de afdekkap van de motor
voor toegang tot de opvoerpomp.

 Draai de ontluchtingsnippel los.

 Bedien de handopvoerpomp tot u
brandstof door de transparante
slang met de groene aansluiting ziet
stromen.

 Draai de ontluchtingsnippel vast.

 Bedien de startmotor tot de motor
aanslaat.

 Breng de afdekkap van de motor
aan.

 Sluit de motorkap.
Als de motor niet direct aan-
slaat, beëindig dan uw start-
pogingen.
Bedien de opvoerpomp nogmaals
en probeer de motor vervolgens op-
nieuw te starten. Als de motor niet direct aan-
slaat, beëindig dan uw start-
pogingen.
Bedien de opvoerpomp nogmaals
en probeer de motor vervolgens op-
nieuw te starten.

Page 160 of 288

ONDERHOUD
BENZINEMOTOREN
Dit overzicht is een hulpmiddel bij het controleren van de verschillende vloeistofniveaus en het verv angen van bepaalde onderdelen.

1. Reservoir stuurbekrachtiging.

2.
Reservoir ruiten- en koplampsproeiers.

3. Reservoir koelvloeistof.
4. Reservoir remvloeistof.

5. Accu.

6. Zekeringkast.
7. Luchtfi lter * .

8. Oliepeilstok.

9. Motorolie (bij)vullen.
* Volgens motoruitvoering.

Page:   < prev 1-10 ... 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 ... 290 next >