PEUGEOT 3008 2009.5. Instructieboekje (in Dutch)

Page 181 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
177
PEUGEOT is niet aansprake-
lijk voor kosten die voortvloei-
en uit storingen veroorzaakt
door het monteren van extra acces-
soires die niet door aanbevolen en
geleverd worden, en niet volgens de
voorschriften van PEUGEOT zijn ge-
monteerd. Dit geldt met name als het
gezamenlijke stroomverbruik van de
extra accessoires meer dan 10 mil-
liampère bedraagt. Montage van elektrische
accessoires
Bij het ontwerp van het elek-
trische circuit van uw auto is reeds
rekening gehouden met de montage
van zowel de standaarduitrusting als
eventuele opties.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
voordat u andere elektrische voor-
zieningen of accessoires in de auto
monteert of laat monteren.
ZEKERINGEN VERVANGEN
In het geval van een storing in een be-
paalde functie kunt u de desbetreffende
defecte zekering vervangen volgens de
onderstaande procedure.
Toegang tot het gereedschap
De tang voor het verwijderen van zeke-
ringen bevindt zich aan de binnenzijde
van het deksel van de zekeringkast
dashboard:

 verwijder het deksel volledig,

 maak de tang los. Vervangen van een zekering
Voordat u een zekering vervangt, dient
u de oorzaak van de storing op te spo-
ren en te (laten) verhelpen.

 U kunt aan de draad van een zeke-
ring zien of deze defect is.

 Gebruik de speciale tang om de ze-
kering uit de zekeringkast te verwij-
deren.

 Vervang een defecte zekering al-
tijd door een zekering met dezelfde
stroomsterkte.

 Selecteer de zekering aan de hand
van het nummer op de zekering-
kast, de op de zekering aangegeven
stroomsterkte en het onderstaande
overzicht.
Goed Defect

Page 182 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
Zekeringen dashboard
De zekeringkast bevindt zich aan de
onderzijde van het dashboard (linker-
zijde). Overzicht zekeringen

Zekering

Ampère
(A)
Functies

F1 15 Ruitenwisser achter.

F2 - Niet gebruikt.

F3 5 Elektronische eenheid airbags.

F4 10 Automatisch dimmende binnenspiegel, airconditio-
ning, eenheid veiligheidsschakeling, multimediasy-
steem achter.

F5 30 Eentraps elektrische ruitbediening vóór.

F6 30 Eentraps elektrische ruitbediening achter.

F7 5 Plafonniers voor en achter, kaartleeslampjes, lees-
lampjes achter, verlichting zonneklep, verlichting
dashboardkastje, verlichting middenarmsteun, be-
diening relais 12 V bagageruimte.

Page 183 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
179
Toegang tot de zekeringen

 zie de paragraaf "Toegang tot het
gereedschap".
Zekering

Ampère
(A)
Functies

F8 20 Autoradio, autoradio/telefoon, CD-wisselaar, mul-
tifunctioneel display, detectie te lage bandenspan-
ning, sirene alarm, elektronische eenheid alarm,
telematica-eenheid, servicemodule (met Peugeot
Connect 3D Nav.

F9 30 12V-aansluiting vóór, aansteker, 12V-aansluiting
achter.

F10 15 Stuurkolomschakelaars.

F11 15 Contactslot met circuit lage stroomsterkte.

F12 15 Aanwezigheid aanhanger, regen-/lichtsterktesensor,
voeding zekeringen F32, F34, F35.

F13 5 Servicecentrale motor, elektronische eenheid airba gs.

F14 15 Instrumentenpaneel, display van het instrumenten-
paneel, voeding zekering F33.

F15 30 Vergrendeling en supervergrendeling.

F17 40 Achterruitverwarming, voeding zekering F30.

SH - Shunt tijdens opslag.

Page 184 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
180

Zekering

Ampère
(A)
Functies

F29 30 12V-aansluiting bagageruimte.

F30 5 Verwarming buitenspiegels.

F31 15 Aansluiting koelbox.

F32 5 Selectiehendel gestuurde handgeschakelde ver-
snellingsbak.

F33 10 Head-up display, handsfree set, airconditioning.

F34 5 Display waarschuwingslampjes veiligheidsgordels.

F35 10 Parkeerhulp, toestemming hifi -versterker.

F36 10 Elektronische eenheid servicecentrale trekhaakaan-
sluiting, paneel bestuurdersportier.

F37 20 Hifi -versterker.

F38 30 Elektrisch verstelbare bestuurdersstoel.

F39 20 Zonnescherm panoramadak.

F40 - Niet gebruikt.

Page 185 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
181
Zekeringen motorruimte
De zekeringkast bevindt zich onder de
motorkap, naast de accu (links).
Toegang tot de zekeringen

 Maak het deksel los.

 Vervang de zekering (zie de desbe-
treffende paragraaf).

 Sluit na het vervangen van de zeke-
ring zorgvuldig het deksel voor een
goede afdichting van de zekering-
kast. Overzicht zekeringen

Zekering

Ampère
(A)
Functies

F1 20 Voeding elektronische eenheid motor, elektroklep-
pen inspuitpomp en EGR (2.0 liter HDI 16V), ver-
stuivers (2.0 liter HDI 16V).

F2 15 Claxon.

F3 10 Ruitensproeiers voor en achter.

F4 10 Verlichting overdag.

F5 15 Elektrokleppen absorptievat, wastegate en druk-
regeling turbocompressor (1.6 liter THP 16V), ver-
warmingselement oliedampen (1.6 liter THP 16V),
voorverwarming brandstof (1.6 liter HDI 16V).

F6 10 Diagnoseaansluiting, bochtverlichting, pomp roetfi l-
ter (diesel), "waarschuwing afstand", niveaucontact
koelvloeistof, schakelaar bediening buitenspiegels.

F7 10 Elektronische eenheid stuurbekrachtiging, automa-
tische transmissie, motor hoogteregeling bochtver-
lichting.

F8 20 Bediening startmotor.

F9 10 Schakelaars koppeling- en rempedaal.

F10 30 Regelorganen elektronische eenheid motor (ben-
zine: bobines, elektrokleppen, lambdasondes, ver-
stuivers, verwarmingselementen, brandstofpomp,
elektronische thermostaat) (diesel: elektrokleppen,
verwarmingselementen).

F11 40 Aanjager airconditioning.

Page 186 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
182

Zekering

Ampère
(A)
Functies

F12 30 Lage/hoge snelheid ruitenwissers vóór.

F13 40 Voeding intelligente servicecentrale (BSI) (+ na con-
tact).

F14 30 Luchtpomp.

F15 10 Grootlicht rechts.

F16 10 Grootlicht links.

F17 15 Dimlicht links.

F18 15 Dimlicht rechts.

F19 15 Verwarmingselement oliedampen (1.6 liter VTi 16V),
elektroklep regeling turbodruk (diesel), niveaucon-
tact koelvloeistof (diesel).

F20 10 Elektronische thermostaat, elektrokleppen variabe-
le distributie, elektroklep turbodrukregeling (Diesel),
niveaucontact koelvloeistof (Diesel).

F21 5 Voeding relais motorventilateurgroep, voeding re-
lais Valvetronic (1.6 liter VTi 16V), koeling turbocom-
pressor (1.6 liter THP 16V), luchthoeveelheidsmeter
(1.6 liter HDI 16V).

Page 187 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
183
Overzicht minizekeringen en tussenmaat zekeringen boven de accu
Overzicht hoofdzekeringen
Zekering N° Ampère (A) Functies

F1 - Niet gebruikt.

F2 5 Rempedaalschakelaar met twee functies.

F3 5 Eenheid laadtoestand accu.

F4 25 Elektrokleppen ABS/ESP.

F5 5 Elektronische eenheid ABS/ESP.

F6 15 Automatische transmissie, gestuurde handgescha-
kelde versnellingsbak.

F7 * 80 Elektropompgroep stuurbekrachtiging.

F8 * 60 Koelventilateur.

F9 * 70/30 Elektronische eenheid voorgloeien (diesel), elektro-
motor Valvetronic (1.6 liter THP 16V).

F10 * 40 Elektropompgroep ABS/ESP.

F11 * 100 Eenheid veiligheidsschakeling.

F12 * 30 Elektropompgroep gestuurde handgeschakelde
versnellingsbak.
Zekering N° Ampère (A)
Functies

MF1 * - Niet gebruikt.

MF2 * 30 Servicecentrale trekhaakaansluiting.

MF3 * 50 Zekeringkast interieur.

MF4 * 80 Intelligente servicecentrale (BSI).

MF5 * 80 Intelligente servicecentrale (BSI).

MF6 * 30 Elektrische parkeerrem.

MF7 * 30 Stoelverwarming vóór.

MF8 * 20 Koplampsproeiers.
*
De hoofdzekeringen zorgen voor een extra
beveiliging van de elektrische installatie.
Werkzaamheden aan de hoofdzekeringen
dienen door het PEUGEOT-netwerk uitge-
voerd te worden.

Page 188 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
184
ACCU
Procedure voor het opladen van de
accu en het gebruik van een hulpaccu
voor het starten van de motor met be-
hulp van startkabels.
Toegang tot de accu Starten van de motor met een
hulpaccu en startkabels

 Sluit de rode kabel aan op de (+)
pool van de ontladen accu A en ver-
volgens op de (+) pool van de hulp-
accu B .

 Sluit de groene of zwarte kabel aan
op de (-) pool van de hulpaccu B .

 Sluit het andere uiteinde van de
groene of zwarte kabel aan op het
massapunt C van uw auto (motor-
steun).

 Stel de startmotor in werking en laat
de motor draaien.

 Wacht tot de motor stationair draait
en neem dan de kabels los.
De accu bevindt zich in de motorruimte.
Toegang tot de accu:

 open de motorkap met de hendel in
het interieur en vervolgens de veilig-
heidshaak aan de buitenzijde,

 bevestig de motorkapsteun,

 verwijder de kunststof afdekkap voor
toegang tot de twee accupolen.

 maak indien nodig de zekeringkast
los om de accu te verwijderen.

Page 189 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
185
Maak de accupoolklemmen
niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder
de accupoolklemmen los te
nemen.
Het aanduwen van een auto, met een
gestuurde handgeschakelde zesver-
snellingsbak of een automatische
transmissie, om de motor te starten
is niet toegestaan.
Accu's bevatten schadelijke
stoffen, zoals zwavelzuur en
lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden
afgevoerd en mogen in geen geval
bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men. De uitgeschakelde functies
kunnen tevens handmatig
weer worden ingeschakeld.
Hierbij bestaat het risico dat
de accu ontladen raakt. SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu enkele
functies (airconditioning, achterruitver-
warming, ...) tijdelijk worden uitgescha-
keld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los
te koppelen als uw auto lan-
ger dan een maand buiten ge-
bruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van
het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voor-
dat u de accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitiali-
seerd kunnen worden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk als er zich na deze
handeling toch nog problemen voor-
doen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofd-
stuk voor het zelf opnieuw initialiseren
van:
- de sleutel met afstandsbediening,
- het zonnescherm van het panora-
madak,
- het GPS navigatiesysteem.
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het au-
dio- en telematicasysteem, de ruitenwis-
sers, dimlichten, plafonniers, ... nog in
totaal maximaal 30 minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding
op het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de ac-
tieve functies worden in de ruststand
gezet.

Page 190 of 288

PRAKTISCHE INFORMATIE
185
Maak de accupoolklemmen
niet los bij draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder
de accupoolklemmen los te
nemen.
Het aanduwen van een auto, met een
gestuurde handgeschakelde zesver-
snellingsbak of een automatische
transmissie, om de motor te starten
is niet toegestaan.
Accu's bevatten schadelijke
stoffen, zoals zwavelzuur en
lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden
afgevoerd en mogen in geen geval
bij het huisvuil terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij
een speciaal afvalstoffendepot.
Laden met behulp van een
acculader

 Maak de accupoolklemmen los.

 Volg de aanwijzingen van de fabri-
kant van de acculader.

 Sluit de accukabels weer aan, te be-
ginnen met de (-) kabel.

 Controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze be-
dekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accuka-
bels los en reinig de polen en klem-
men. De uitgeschakelde functies
kunnen tevens handmatig
weer worden ingeschakeld.
Hierbij bestaat het risico dat
de accu ontladen raakt. SPAARFASE
De spaarfase stuurt de elektrische func-
ties van de auto aan om het ontladen
van de accu te voorkomen.
Tijdens het rijden kunnen in verband
met de laadtoestand van de accu enkele
functies (airconditioning, achterruitver-
warming, ...) tijdelijk worden uitgescha-
keld.
Deze functies worden automatisch in-
geschakeld zodra de laadtoestand van
de accu dit toelaat.
Het is raadzaam de accu los
te koppelen als uw auto lan-
ger dan een maand buiten ge-
bruik is. Vóór het loskoppelen van de
accukabels
Wacht 2 minuten na het afzetten van
het contact.
Sluit de ruiten en de voorportieren voor-
dat u de accukabels loskoppelt.
Na het weer aansluiten van de
accukabels
Zet het contact aan en wacht 1 minuut
alvorens de motor te starten, zodat
de elektronische systemen geïnitiali-
seerd kunnen worden. Raadpleeg het
PEUGEOT-netwerk als er zich na deze
handeling toch nog problemen voor-
doen.
Raadpleeg het desbetreffende hoofd-
stuk voor het zelf opnieuw initialiseren
van:
- de sleutel met afstandsbediening,
- het zonnescherm van het panora-
madak,
- het GPS navigatiesysteem.
ECO-MODE
De eco-mode bepaalt de maximale ge-
bruiksduur van een aantal functies om
te voorkomen dat de accu ontladen
raakt.
Nadat de motor is afgezet, kunt u een
aantal elektrische functies zoals het au-
dio- en telematicasysteem, de ruitenwis-
sers, dimlichten, plafonniers, ... nog in
totaal maximaal 30 minuten gebruiken.
Inschakelen van de eco-mode
Na deze 30 minuten geeft een melding
op het multifunctionele display aan dat
de eco-mode is ingeschakeld en de ac-
tieve functies worden in de ruststand
gezet.

Page:   < prev 1-10 ... 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 ... 290 next >