Peugeot 308 2015 Handleiding (in Dutch)

Page 141 of 416

139
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Snelheden opslaan
Opslaan
Met behulp van deze functie kunt u snelheden opslaan die u vervolgens kunt gebruiken voor de configuratie van de twee functies snelheidsbegrenzer
(maximumsnelheid) en snelheidsregelaar (kruissnelheid).
U kunt voor beide functies zes snelheden opslaan in het geheugen van het systeem. Er zijn standaard al snelheden opgeslagen.
F
S
electeer het menu " Rijhulpsysteem ".
Voer deze handelingen omwille van de
veiligheid alleen uit als de auto stilstaat. F

S
electeer de functie waarvoor u nieuwe
snelheden wilt opslaan:
Deze functie kan worden ingesteld via het
touchscreen tablet.
F

V
oer de nieuwe waarde in met de
nummertoetsen en bevestig.
F

B
evestig om de wijzigingen op te slaan en
sluit het menu af.
● snelheidsbegrenzer
of
F

D
ruk op de toets van de snelheid die u wilt
wijzigen. Als u op deze toets drukt, worden de
fabrieksinstellingen weer teruggezet.
Touchscreen
F Druk op de secundaire pagina op
" Inst. snelheden ".
● snelheidsregelaar.
4
Rijden

Page 142 of 416

140
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bediening op het stuurwiel
6. Snelheidsbegrenzer ingeschakeld/onderbroken.
7.
S

nelheidsbegrenzer geselecteerd.
8.
I

ngestelde snelheid.
Snelheidsbegrenzer
De snelheidsbegrenzer voorkomt dat de auto de door de bestuurder ingestelde maximumsnelheid overschrijdt.
Bij het gebruik van de
snelheidsbegrenzer moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Als de ingestelde maximumsnelheid is bereikt,
heeft het dieper intrappen van het gaspedaal
geen effect.
1.
K

nop voor het selecteren van de
snelheidsbegrenzer.
2.
T

oets voor het verlagen van de waarde.
3.
T

oets voor het verhogen van de waarde.
4.
T

oets voor het inschakelen/onderbreken
van de snelheidsbegrenzing.
5.
T

oets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Het inschakelen van de snelheidsbegrenzer
geschiedt handmatig: de ingestelde snelheid
dient minimaal 30
km/h te bedragen.
Het onderbreken van de snelheidsbegrenzer
geschiedt eveneens via de toets.
Trap het gaspedaal voorbij de weerstand in om
de ingestelde snelheid tijdelijk te overschrijden.
Laat om terug te keren naar de ingestelde
maximumsnelheid het gaspedaal los tot de
wagensnelheid weer beneden de ingestelde
snelheid ligt.
De ingestelde maximumsnelheid
blijft na het afzetten van het contact
opgeslagen in het geheugen. Raadpleeg de rubriek "Opslaan van
snelheden" voor meer informatie
over het overzicht van de opgeslagen
snelheden.
Rijden

Page 143 of 416

141
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Inschakelen / Pause
F Draai de rolknop 1 in de stand "LIMIT": de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F

S
chakel de snelheidsbegrenzer in door
op de toets 4
te drukken, als de gewenste
snelheid wordt weergegeven (standaard de
laatste geprogrammeerde snelheid).
F

U k
unt de werking van de
snelheidsbegrenzer tijdelijk onderbreken
door nogmaals op de toets 4
te drukken:
het onderbreken wordt bevestigd op het
display (Pause). Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Als de functie is geselecteerd, kunt u als volgt
de waarde van de snelheid wijzigen:
-

d
oor op de toets 5 te drukken:
F

d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F

d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
D

e waarde wordt direct weergegeven op
het instrumentenpaneel.
H

et selectiescherm wordt na enkele
seconden gesloten. -

d
ruk op de toets 2 of 3 om de weergegeven
snelheid te verhogen of te verlagen:
F

h
erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1
km/h,
F

i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5
km/h.
Instellen van de
maximumsnelheid (instelling)
4
Rijden

Page 144 of 416

142
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bij snel accelereren, bijvoorbeeld
in een steile afdaling, kan de
snelheidsbegrenzer niet altijd
voorkomen dat de ingestelde snelheid
wordt overschreden.
De snelheidsbegrenzer wordt dan
tijdelijk uitgeschakeld en de ingestelde
snelheid knippert op het display.
Als de ingestelde snelheid zonder
ingreep van de bestuurder wordt
overschreden, knippert de snelheid in
combinatie met een geluidssignaal.
Bij gebruik van matten die niet zijn
goedgekeurd door PEUGEOT kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
worden gehinderd.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-
c
ontroleer of de mat goed is
bevestigd,
-

g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Het knipperen van streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Storing
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Uitschakelen
F Trap het gaspedaal met kracht in tot
voorbij het zware punt om de ingestelde
snelheid te overschrijden.
De werking van de snelheidsregelaar wordt
tijdelijk onderbroken en de weergegeven
ingestelde snelheid knippert.
Als de ingestelde snelheid zonder ingreep
van de bestuurder wordt overschreden
(bijvoorbeeld in een steile afdaling), knippert de
snelheid in combinatie met een geluidssignaal.
Zodra de wagensnelheid weer is gedaald
tot beneden de ingestelde snelheid, werkt
de snelheidsbegrenzer weer en stopt het
knipperen van de snelheid.
F

D
raai de knop 1 in de stand "0".
D

e informatie van de snelheidsbegrenzer
wordt niet meer weergegeven.
Rijden

Page 145 of 416

143
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Bediening aan de stuurkolom
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8.
I

ngestelde snelheid.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar kan de bestuurder met een constante ingestelde snelheid rijden zonder gas te hoeven geven.
Bij het gebruik van de snelheidsregelaar
moet de bestuurder te allen tijde de
snelheidslimiet in acht nemen en zijn
aandacht op het verkeer blijven vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van de
pedalen.
Het inschakelen
van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig: daarvoor moet de auto
met een snelheid van minstens 40
km/h rijden.
1.
K

nop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar.
2.
T

oets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid of het programmeren van de actuele
wagensnelheid als aan te houden snelheid.
3.
T

oets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid of het programmeren van de actuele
wagensnelheid als aan te houden snelheid.
4.
T

oets voor het onderbreken / hervatten van
de snelheidsregeling.
5.
T

oets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden.
Weergave op het instrumentenpaneel
Na het afzetten van het contact worden
alle ingestelde snelheden gewist.
Het
onderbreken van de snelheidsregelaar
geschiedt handmatig met de toets, door het
rem- of koppelingspedaal in te trappen of om
veiligheidsredenen, door activering van de ESC.
Door het gaspedaal in te trappen, kan
de ingestelde snelheid tijdelijk worden
overschreden.
Om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid is het voldoende het gaspedaal los te
laten tot de wagensnelheid weer gelijk is aan
de geprogrammeerde snelheid.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak
moet ook minimaal de derde of vierde versnelling
(afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van
snelheden" voor meer informatie
over het overzicht van de opgeslagen
snelheden.
Bij een auto met automatische transmissie
moet ook minimaal de tweede versnelling
(volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
4
Rijden

Page 146 of 416

144
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Inschakelen
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
u vervolgens de snelheid wijzigen:
-
d
oor op de toets 5 te drukken:
F

d
e zes opgeslagen snelheden worden
weergegeven op het touchscreen,
F

s
electeer een waarde: deze verschijnt op
het instrumentenpaneel.
H

et selectiescherm wordt na enkele
seconden gesloten.
D

e wijziging is opgeslagen.
Onderbreken
F Draai de rolknop 1 in de stand "CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F

D
ruk op de toets 2 of 3: de actuele snelheid
van uw auto wordt de ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Wijzigen van de
oorspronkelijke (ingestelde)
snelheid
- met behulp van de toetsen 2 of 3 :
F h erhaaldelijk kort indrukken om te
wijzigen in stappen van + of - 1
km/h,
F

i
ngedrukt houden om te wijzigen in
stappen van + of - 5
km/h.
Als de snelheidsregelaar is ingeschakeld, kunt
de werking ervan tijdelijk onderbreken door op
de toets 4
te drukken: op het display wordt de
onderbreking aangegeven (Pause).
Rijden

Page 147 of 416

145
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Als streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar. Laat dit
controleren door het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Storing
Overschrijden van de
ingestelde snelheid
Uitschakelen
Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij zeer druk verkeer.
Bij een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen
dat de ingestelde snelheid wordt
overschreden.
Op een steile helling of bij het trekken
van een zware aanhanger kan het
voorkomen dat de ingestelde snelheid
niet wordt gehaald.
Matten die niet door PEUGEOT zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij
het gebruik van de snelheidsbegrenzer.
Om te voorkomen dat de pedalen
blijven hangen:
-

c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-

g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
Als de ingestelde snelheid wordt overschreden,
gaat de weergegeven snelheid knipperen.
Het knipperen stopt als de snelheid weer is
gedaald tot de ingestelde snelheid.
F

D

raai de knop 1

in de stand "0" .
D

e informatie van de snelheidsregelaar
wordt niet meer weergegeven.
4
Rijden

Page 148 of 416

146
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Actieve snelheidsregelaar
Dit systeem zorgt ervoor dat de auto
automatisch de door de bestuurder ingestelde
snelheid aanhoudt.
Bovendien kan dit systeem (wanneer de
situatie dit toelaat) een bepaalde afstand, die
u zelf kunt selecteren, tussen uw auto en de
voorligger aanhouden.Werkingsprincipes
Met behulp van een radar aan de voorzijde
van de auto, die een bereik heeft van ongeveer
100 meter, signaleert het systeem een
voorligger.
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem geleidelijk de snelheid van uw
auto door alleen op de motor af te remmen
(hetzelfde effect als bij het indrukken van de
mintoets "- ").
Als uw auto de voorligger te dicht of te snel
nadert, wordt de actieve snelheidsregelaar
automatisch gedeactiveerd. De bestuurder
wordt dan gewaarschuwd door een
geluidssignaal en een melding.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de actieve
snelheidsregelaar geleidelijk de wagensnelheid
tot de ingestelde snelheid weer is bereikt.
Als de bestuurder de richtingaanwijzer
inschakelt om aan te geven dat hij een
langzamer voertuig gaat inhalen, staat de
actieve snelheidsregelaar tijdelijk toe dat hij
de voorligger dichter nadert om het inhalen
gemakkelijker te maken, zonder dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
Selecteren van het type
snelheidsregeling
Via het menu " Rijhulpsysteem " kunt u kiezen
voor de "actieve" snelheidsregelaar of de
"normale" snelheidsregelaar.
De rolknop voor het selecteren van de
snelheidsregelaar moet in de stand "CRUISE"
staan, anders wordt de keuze niet doorgevoerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de werking
van de normale snelheidsregelaar.
Bij het afzetten van het contact wordt de status
van de functie opgeslagen. F

D
ruk op de toets om
over te schakelen
van de "actieve"
snelheidsregelaar
naar de "normale"
snelheidsregelaar
en omgekeerd.
Rijden

Page 149 of 416

147
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
De actieve snelheidsregelaar werkt
zowel overdag als 's nachts, ook bij mist
en matige regen.
De functie remt de auto niet af via het
remsysteem, maar alleen op de motor.
Het bereik van de actieve
snelheidsregeling is beperkt: de
snelheid wordt niet meer aangepast
als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van de voorligger te groot wordt. Als deze functie wordt geselecteerd,
wordt de weergave van de afstand in
tijd tot de voorligger uitgeschakeld.
Als het verschil tussen de ingestelde
snelheid van uw auto en de snelheid
van uw voorligger te groot wordt, kan
het systeem de snelheid van uw auto
niet meer aanpassen: de regelaar wordt
automatisch uitgeschakeld.De actieve snelheidsregelaar moet handmatig
worden ingeschakeld , daarbij moet de
wagensnelheid tussen 40
km/h en 150 km/h liggen.
Algemeen
Het onderbreken van de actieve
snelheidsregelaar kan handmatig (met de toets)
of automatisch worden uitgevoerd:
-

d
oor het rem- of koppelingspedaal in te
trappen,
-
o

m veiligheidsredenen bij een ingreep van
het ESP-systeem,
-

a
ls de elektrische parkeerrem wordt
bediend,
-

a
ls een grenswaarde voor de afstand in tijd
tot de voorligger wordt bereikt (berekend
op basis van het snelheidsverschil tussen
uw auto en uw voorligger en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger),
-

a
ls de afstand tussen uw auto en uw
voorligger te klein wordt,
-

a
ls de snelheid van uw voorligger te laag is,
-

a
ls de snelheid van uw auto te laag wordt.
Bij het gebruik van de actieve
snelheidsregelaar moet de bestuurder
te allen tijde de snelheidslimiet in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Houd uw voeten altijd in de buurt van
de pedalen. Als het contact wordt afgezet, wordt
de ingestelde afstand in tijd tot de
voorligger opgeslagen.
Bij een auto met handgeschakelde versnellingsbak
moet ook minimaal de derde of vierde versnelling
(afhankelijk van de motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Bij een auto met automatische transmissie
moet ook minimaal de tweede versnelling
(volgens motoruitvoering) zijn ingeschakeld.
Als de ingestelde snelheid hoger is dan
150
km/h, gaat de actieve snelheidsregelaar
automatisch over op een conventionele
snelheidsregeling (zonder automatische
regeling van de afstand tot de voorligger).
4
Rijden

Page 150 of 416

148
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
1. Rolknop voor het selecteren van de snelheidsregelaar.
2.
T

oets voor het verlagen van de ingestelde
snelheid of het programmeren van de
actuele wagensnelheid als de aan te
houden snelheid.
3.
T

oets voor het verhogen van de ingestelde
snelheid of het programmeren van de
actuele wagensnelheid als de aan te
houden snelheid.
4.
T

oets voor het onderbreken / hervatten van
de snelheidsregeling.
5.
T

oets voor een overzicht van de
opgeslagen snelheden en de ingestelde
afstand in tijd tot de voorligger.
Bediening aan de
stuurkolom
De actieve snelheidsregelaar moet worden
geselecteerd in het menu " Rijhulpsysteem ".
F

D
raai de rolknop 1 in de stand "CRUISE":
de snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F

D
ruk op een van de toetsen 2 of 3: de
actuele snelheid van uw auto wordt de
ingestelde snelheid.
De snelheidsregelaar is geactiveerd (ON).
Standaard is de afstand in tijd tot de voorligger
ingesteld op 2


seconden.
Zo niet, dan wordt de laatst ingestelde waarde
gebruikt bij het inschakelen van de functie.
Inschakelen
6. Snelheidsregeling onderbroken / hervat.
7. Sn elheidsregelaar geselecteerd of
bijs

telfase van de wagensnelheid.
8.
I

ngestelde snelheid.
Weergave op het
instrumentenpaneel
Raadpleeg de rubriek "Opslaan van
snelheden" voor meer informatie
over het overzicht van de opgeslagen
snelheden.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 181-190 ... 420 next >