Peugeot 308 2015 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2015, Model line: 308, Model: Peugeot 308 2015Pages: 416, PDF Size: 10.64 MB
Page 171 of 416

169
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Achteruitrijcamera
Als de achterklep wordt geopend,
verdwijnen de beelden van de camera.
De achteruitrijcamera wordt automatisch
geactiveerd wanneer de versnellingsbak in de
achteruit staat.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto
worden de beelden op het touchscreen of in het
instrumentenpaneel weergegeven.
Wassen met een hogedrukspuit
Bewaar een afstand van minimaal 30
cm
tussen de lans van de hogedrukreiniger
en de lens van de camera.
De op de beelden weergegeven strepen
kunnen u helpen bij de manoeuvre.
Ze worden weergegeven als strepen "op de
weg" en geven geen indicatie van de positie
van de auto ten opzichte van hoge obstakels
(bijvoorbeeld andere auto's).
Het is normaal als de afbeelding een vertekend
beeld geeft.
De achteruitrijcamera is een hulpmiddel
voor de bestuurder die desondanks
waakzaam moet blijven.
De achteruitrijcamera is gecombineerd met het
parkeerhulpsysteem. De blauwe strepen geven de rijrichting van de
auto weer (de afstand tussen de strepen komt
overeen met de breedte van uw auto zonder de
buitenspiegels).
De rode steep geeft een ruimte van 30 cm
direct achter de achterbumper van uw auto
w e e r.
De groene strepen geven een afstand van circa
1
en 2
meter weer achter de achterbumper van
uw auto.
De turquoise gebogen lijnen geven de
maximale draaicirkels weer.
Maak de achteruitrijcamera regelmatig schoon
met een zachte, droge doek.
4
Rijden
Page 172 of 416

170
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Park Assist
Dit systeem assisteert u actief bij het parkeren
door een parkeerplek te detecteren en
vervolgens het sturen van u over te nemen bij
het inparkeren.
Het systeem bedient de stuurinrichting
ter wijl de bestuurder het gaspedaal, het
rempedaal, de versnellingsbak en de koppeling
(handgeschakelde versnellingsbak) bedient.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert het
systeem de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen, zodat hij erop
kan toezien dat de manoeuvres veilig worden
uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk
zijn dat u enkele keren moet steken.Tijdens de manoeuvres draait het
stuur wiel snel rond: houd daarom het
stuur wiel niet tegen, steek niet uw
handen tussen de spaken en zorg dat
ook uw kleding, uw sjaal, een handtas
en dergelijke niet tussen de spaken
terechtkomen. U zou hierdoor letsel
kunnen oplopen.
Als de Park Assist is geactiveerd, gaat
het Stop & Start-systeem niet over op
de STOP-stand. In de STOP-stand
wordt bij het activeren van de Park
Assist de motor weer gestart.
Het Park Assist-systeem is een
hulpmiddel voor de bestuurder die
echter te allen tijde zijn aandacht op het
verkeer moet blijven vestigen.
De bestuurder moet ervoor zorgen dat
de auto tijdens de gehele manoeuvre
onder controle blijft en geen obstakels
kan raken.
Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode
hoeken bevinden.
De bestuurder kan op elk gewenst moment het
stuur zelf weer overnemen. De Park Assist assisteert u bij de
volgende parkeermanoeuvres:
-
fileparkeren
-
u
itparkeren na fileparkeren
-
ha
aks inparkerenDe Park Assist kan maximaal
4
parkeercycli achter elkaar uitvoeren.
Na deze 4
cycli wordt de functie
gedeactiveerd. Als u vindt dat uw auto
op dat moment niet goed geparkeerd
staat, moet u zelf het stuur weer ter
hand nemen om de manoeuvre te
voltooien.
De functie Park Assist werkt niet als de
motor is afgezet.
Rijden
Page 173 of 416

171
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Het verloop van de manoeuvres
en de rijinstructies worden op het
instrumentenpaneel weergegeven.Controleer altijd de directe omgeving
van uw auto voordat u met een
parkeermanoeuvre begint.
De assistentie is
gedeactiveerd: als
dit pictogram wordt
weergegeven, geeft dit aan
dat het sturen niet meer
door het systeem wordt
uitgevoerd: u moet het stuur
zelf weer ter hand nemen. De assistentie is
geactiveerd: als dit
pictogram wordt
weergegeven in combinatie
met een maximumsnelheid,
geeft dit aan dat het sturen
wordt overgenomen door
het systeem: raak het
stuurwiel niet aan. De functie parkeerhulp is niet
beschikbaar tijdens de meting van de
beschikbare ruimte. Na deze meting
waarschuwt de functie u tijdens de
manoeuvre als uw auto een obstakel
nadert: het geluidssignaal klinkt
ononderbroken als de ruimte tussen de
auto en het obstakel minder dan 30
cm
bedraagt.
Als u de functie parkeerhulp hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch
weer geactiveerd bij de geassisteerde
manoeuvres.
Als de Park Assist is ingeschakeld, is
de dodehoekbewaking niet actief.
4
Rijden
Page 174 of 416

172
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Werking
Hulp bij fileparkeren
F Druk op deze toets.
F
Sel
ecteer " Park Assist " in het
menu " Rijhulpsysteem " van
het touchscreen om de functie te
activeren. Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeervakken die aanzienlijk
korter of langer zijn dan de auto.
of F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en
selecteer " Inparkeren " op het
touchscreen. F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan
de zijde waar u wilt parkeren om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0,5
t
ot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
F
R
ijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
F
Z
odra u een vrij parkeervak hebt
gevonden,
Rijden
Page 175 of 416

173
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Rijd langzaam vooruit tot er in combinatie met een geluidssignaal een
melding verschijnt die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
F
S
chakel de achteruitversnelling in, laat het
stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 8
km/h.F
D e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
R
ijd niet sneller dan 8 km/h voor of
achteruit en volg de waarschuwingen van
de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven dat
de manoeuvre is voltooid. F
A ls de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met
een geluidssignaal.
D
e assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt
het stuur weer overnemen.
4
Rijden
Page 176 of 416

174
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Hulp bij uitparkeren na
fileparkeren
F Druk bij stilstaande auto op deze toets.
F
D
ruk op " Uitparkeren " op het
touchscreen. F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van de rijbaan.
F
S
chakel de achteruit- of vooruitversnelling
in en laat het stuur wiel los.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig. Rijd niet sneller dan 5
km/h vooruit
of achteruit en volg de waarschuwingen
van de "Parkeerhulp" tot wordt aangegeven
dat de manoeuvre is voltooid. De manoeuvre is voltooid zodra beide
voor wielen van de auto zich buiten het
parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
F
S
tart als u vanuit een fileparkeervak wilt
wegrijden eerst de motor.
of F
Sel
ecteer " Park Assist " in het
menu " Rijhulpsysteem " van
het touchscreen om de functie te
activeren.
Rijden
Page 177 of 416

175
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Druk zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden op deze toets op
het stuurwiel,
Hulp bij haaks inparkeren
F Selecteer " Park Assist " in het
menu " Rijhulpsysteem " de
touchscreen om de functie te
activeren. F
S
chakel de richtingaanwijzer in aan de
zijde van het gekozen parkeervak om de
meetfunctie te activeren. Zorg er daarbij
voor dat u een afstand van 0,5
t
ot 1,5 meter
tussen de geparkeerde auto's en uw auto
aanhoudt.
F
R
ijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt. F
R
ijd langzaam vooruit tot er in
combinatie met een geluidssignaal een
melding verschijnt die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
of
F
R
ijd niet sneller dan 20 km/h en
selecteer " Vakparkeren " op het
touchscreen. Als er meerdere parkeervakken naast
elkaar worden gedetecteerd, wordt uw
auto naar het laatste parkeervak geleid.
4
Rijden
Page 178 of 416

176
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
F Schakel de achteruitversnelling in, laat het stuur wiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 8
km/h.
F
D
e geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
R
ijd niet sneller dan 8 km/h en volg de
instructies op het instrumentenpaneel en
de waarschuwingen van de "Parkeerhulp"
tot wordt aangegeven dat de manoeuvre is
voltooid. Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De assistentie wordt gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden
van een parkeervak kan de functie
achteruitrijcamera in werking treden.
Deze functie zorgt ervoor dat u een
beter overzicht hebt van de directe
omgeving van de auto door aanvullende
informatie op het instrumentenpaneel
weer te geven (zie de desbetreffende
rubriek). Tijdens het haaks inparkeren wordt
de functie Park Assist automatisch
gedeactiveerd zodra de achterzijde van
de auto een obstakel tot minder dan
50
cm is genaderd.
Rijden
Page 179 of 416

177
308_nl_Chap04_conduite_ed01-2015
Het systeem kan worden gedeactiveerd door
op de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
-
a
ls het contact wordt afgezet,
-
a
ls de motor afslaat,
-
a
ls er binnen 5 minuten na het selecteren
van het type manoeuvre niet wordt gestart
met een manoeuvre,
-
a
ls de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
-
a
ls de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
-
a
ls de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
-
a
ls de bestuurder het stuur wiel tegenhoudt,
-
n
a meer dan 4 parkeercycli,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
a
ls één van de voor wielen op een obstakel
stuit.
Het verklikkerlampje van de functie op het
instrumentenpaneel gaat uit en er wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Deactiveren
Als het systeem tijdens een manoeuvre
wordt gedeactiveerd, moet de bestuurder het
systeem weer activeren om de meting voort te
zetten. Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
-
b
ij het trekken van een aanhangwagen,
-
a
ls het bestuurdersportier wordt geopend,
-
b
ij een wagensnelheid van meer dan
70
km/h.
Raadpleeg om het systeem voor langere duur
te laten uitschakelen het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
-
d
it verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel gaat
branden en er wordt een
melding weergegeven,
in combinatie met een
geluidssignaal,
Storing
In het geval van een storing in
de stuurbekrachtiging wordt dit
pictogram weergegeven op het
instrumentenpaneel in combinatie
met een waarschuwingsmelding.
Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Uitschakelen
Controleer bij slecht weer en bij
winterse omstandigheden of de
sensoren niet worden bedekt met vuil,
rijp of sneeuw.
Laat in het geval van een storing
het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
-
d
it pictogram schakelt over op
de waarschuwingsmodus, het
verklikkerlampje knippert enige
tijd waarna het dooft. Als de ruimte tussen uw auto en de
parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Objecten die groter zijn dan de
afmetingen van de auto, worden bij een
manoeuvre niet gedetecteerd door het
Park Assist-systeem.
Afhankelijk van de uitvoering gebeurt het
volgende:
4
Rijden
Page 180 of 416

178
308_nl_Chap05_visibilite_ed01-2015
Spiegels
VerstellenDe verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de
auto. De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in een smalle
straat.
Ontwaseming - ontdooiing
Buitenspiegels
Deze functie kunt u inschakelen door
bij draaiende motor op de toets van
de achterruitverwarming te drukken.
Zie de rubriek "Ontwaseming -
Ontdooiing achterruit".De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
F Zet de knop A naar links of rechts om de desbetreffende spiegel te selecteren.
F
D
uw de knop B in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
F
Z
et de knop A weer in het midden.
Stel om veiligheidsredenen de spiegels zo
af dat de dode hoek zo klein mogelijk is.
Zicht