Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)
Page 111 of 324
109
Rijadviezen
Houd u aan de verkeersregels en let onder alle
omstandigheden goed op.
Richt uw aandacht op het verkeer en houd
uw handen op het stuur wiel, zodat u snel kunt
reageren op onverwachte situaties.
Uit veiligheidsoverwegingen moet de
bestuurder handelingen die veel aandacht
vergen altijd bij stilstaande auto uitvoeren.
Las tijdens een lange rit om de twee uur een
pauze in.
Rijd bij slecht weer defensief, rem eerder af en
houd meer afstand tot uw voorligger.
Rijden op een
overstroomde weg
Probeer het rijden over overstroomde wegen zo
veel mogelijk te vermijden, want het water kan
de motor, versnellingsbak en het elektrische
systeem van uw auto ernstig beschadigen.
Belangrijk!
Rijd nooit met aangetrokken parkeerrem
– Kans op over verhitting en beschadiging
van het remsysteem!
Het uitlaatsysteem van uw auto wordt
erg warm en blijft ook na het afzetten
van de motor nog enige tijd warm. Zet uw
auto daarom niet stil (om te parkeren of
met draaiende motor) op een plaats met
brandbaar materiaal (gras, afgevallen
bladeren enz.). Brandgevaar!Laat de auto nooit onbewaakt met
draaiende motor achter. Als u uw auto
met draaiende motor moet verlaten,
trek dan de parkeerrem aan en zet de
versnellingsbak in de neutraalstand of in
de stand N of P
, afhankelijk van het type
versnellingsbak.
Bij het trekken van een aanhanger
Bent u genoodzaakt over een overstroomd
weggedeelte te rijden, doe dan het volgende:
-
c
ontroleer dat de diepte van het water
nergens meer is dan 15
cm en houd daarbij
rekening met de golven die kunnen worden
veroorzaakt door andere gebruikers;
-
s
chakel de functie Stop & Start uit,
-
r
ijd zo langzaam mogelijk zonder de motor
te laten afslaan. Rijd in elk geval niet sneller
dan 10
km/h,
-
z
et de auto niet stil en zet de motor niet af.
Als u het overstroomde weggedeelte
achter u hebt gelaten, rem dan, zodra de
verkeerssituatie dat toelaat, meerdere keren
licht af om de remschijven en remblokken te
drogen.
Als u twijfels hebt over de staat van uw auto,
neem dan contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats. Het rijden met een aanhanger heeft veel
invloed op het rijgedrag van de auto en
vergt daarom extra aandacht van de
bestuurder.
Zijwind
F Houd er rekening mee dat de
windgevoeligheid van de auto groter is.
Koeling
Het trekken van een aanhanger op
een helling veroorzaakt een hogere
koelvloeistoftemperatuur.
De koelventilator wordt elektrisch bediend en is
niet afhankelijk van het motortoerental.
F
P
as uw snelheid aan om het motortoerental
te beperken.
Het maximale aanhangergewicht op een helling
is afhankelijk van het hellingspercentage en de
buitentemperatuur.
Houd in elk geval de koelvloeistoftemperatuur
in de gaten.
6
Rijden
Page 112 of 324
110
F Als dit lampje gaat branden in combinatie met het lampje STOP ,
stop dan zo snel mogelijk en zet
de motor af.
Nieuwe auto
Gebruik uw auto de eerste 1000
km niet
voor het trekken van een aanhanger.
Remmen
Het trekken van een aanhanger verlengt de remweg.
Vermijd langdurig gebruik van de remmen om te
voorkomen dat de remmen over verhit raken. In dat
geval is het raadzaam om op de motor af te remmen.
Banden
F Controleer de bandenspanning van de auto en de aanhanger en breng deze indien
nodig op de juiste waarde.
Verlichting
F Controleer de verlichting van de aanhanger en de hoogteverstelling van de koplampen
van uw auto.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek
voor meer informatie over de handmatige
hoogteverstelling van de koplampen .Sommige rijhulp- of parkeerhulpfuncties
worden automatisch uitgeschakeld
wanneer een goedgekeurde trekhaak
wordt gebruikt.
Diefstalbeveiliging
Elektronische startblokkering
In de sleutel is een chip aangebracht die
over een specifieke code beschikt. Om te
kunnen starten, moet bij het aanzetten van het
contact deze code worden herkend door de
startblokkering.
Deze elektronische startblokkering blokkeert
het motormanagementsysteem zodra het
contact wordt afgezet en voorkomt zo het
starten van de motor bij een inbraak.
Bij een storing in het systeem wordt
u gewaarschuwd door dit lampje in
combinatie met een geluidssignaal en
een melding op het display.
De auto kan dan niet gestart worden.
Raadpleeg zo snel mogelijk het PEUGEOT-
netwerk.
Bewaar de sticker die u bij de aflevering
van uw auto samen met de sleutels is
overhandigd zorgvuldig op een plaats
buiten de auto.
Starten/afzetten van
de motor, sleutel met
afstandsbediening
Plaats de versnellingshendel in de neutraalstand.
Contactslot
1.Stand Stop .
2. Stand Contact aan.
3. Stand Starten .
Starten met de sleutel
De parkeerrem moet zijn
aangetrokken.
F Auto's met een handgeschakelde versnellingsbak:
zet de versnellingshendel in de neutraalstand en
trap het koppelingspedaal volledig in.
F
A
uto's met een automatische transmissie: zet
de selectiehendel in stand P of N en trap het
rempedaal volledig in.
Rijden
Page 113 of 324
111
F Steek de sleutel in het contactslot.Het systeem herkent de code van de
startblokkering.
F
O
ntgrendel het stuurslot door tegelijkertijd
aan het stuur wiel en aan de contactsleutel
te draaien.
In bepaalde situaties moet u veel kracht
uitoefenen om het stuur wiel te kunnen
draaien (bijvoorbeeld als de wielen tegen
het trottoir aan liggen).
F
A
uto's met een benzinemotor: activeer de
startmotor door de sleutel in stand 3 te
houden tot de motor is aangeslagen. Geef
hierbij geen gas. Laat de sleutel los zodra
de motor draait.
F
A
uto's met een dieselmotor: draai de sleutel
in stand 2 (aanzetten van het contact) om
de motor te laten voorgloeien.
F
A
ctiveer, zodra dit lampje op het
instrumentenpaneel is gedoofd,
de startmotor door de sleutel in
stand 3 te houden tot de motor is
aangeslagen; geef daarbij geen
gas. Laat de sleutel los zodra de
motor draait.
Onder winterse omstandigheden blijft het
lampje langer branden.
Als de motor warm is, gaat het lampje niet
branden.Als de motor niet onmiddellijk aanslaat, zet
dan het contact uit.
Wacht enkele seconden voordat u de motor
opnieuw gaat starten. Als de motor ook na
een aantal pogingen niet aanslaat, probeer
dan niet langer de motor te starten: de
startmotor en de motor zouden beschadigd
kunnen raken.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Laat de motor bij gematigde temperaturen
niet stationair warmdraaien, maar rijd zo
snel mogelijk weg zonder de motor veel
toeren te laten draaien.
Laat de motor nooit draaien in een
onvoldoende geventileerde, afgesloten
ruimte: verbrandingsmotoren
stoten gevaarlijke gassen uit, zoals
koolmonoxide. Risico van vergiftiging met
dodelijke afloop!
Laat bij winterse omstandigheden
(temperaturen onder -23°C) de motor
gedurende 4
minuten stationair draaien
voordat u wegrijdt. Dit is belangrijk voor
de goede werking en de levensduur van
de mechanische onderdelen van uw auto,
motor en transmissie.
Afzetten met de sleutel
F Breng de auto tot stilstand.
F D raai de sleutel linksom in stand 1 (Stop) .
F
V
er wijder de sleutel uit het contactslot.
F
D
raai om het stuurslot te vergrendelen aan
het stuur wiel tot het blokkeert.
Zet de voor wielen in de rechtuitstand
alvorens de motor af te zetten. Dit
vergemakkelijkt het ontgrendelen van het
stuurslot. F
C
ontroleer of de parkeerrem
correct is aangetrokken, met
name als de auto op een helling
staat.
•
B
ij een handbediende
parkeerrem moet de hendel zijn
aangetrokken.
•
B
ij een elektrische parkeerrem
moet het lampje van de hendel
branden.
Zet nooit het contact af voordat de auto
volledig tot stilstand is gekomen.
Neem bij het verlaten van de auto de
sleutel mee en vergrendel de portieren.
6
Rijden
Page 114 of 324
112
Bij het afzetten van de motor is de
rembekrachtiging niet meer actief.
Hang geen zware voor werpen aan de
sleutel of de afstandsbediening: dit kan
namelijk storingen met het contactslot
veroorzaken.
Sleutel vergeten
Als de sleutel onbedoeld in stand 2
(Contact aan) van het contactslot
blijft staan, zal het contact na een uur
automatisch worden afgezet.
Draai de sleutel in stand 1 (Stop) en
ver volgens opnieuw in stand 2 (Contact
aan) om het contact weer aan te zetten.
Starten – afzetten van de
motor met "Keyless entry
and start"
Starten
Het stuurslot wordt ontgrendeld en de motor
start vrijwel direct.
(Lees de waarschuwing voor de
dieseluitvoeringen).
Bij temperaturen onder het
vriespunt wordt bij auto's met
een dieselmotor de motor pas
na het doven van het lampje
"Voorgloeien" gestart.
Als dit lampje gaat branden nadat
u op de knop "START/STOP"
hebt gedrukt, moet u het rem- of
het koppelingspedaal ingetrapt
houden tot het lampje dooft.
Druk niet nogmaals op de knop
"START/STOP" voordat de motor
draait. De elektronische sleutel van het "Keyless
entry and start"-systeem moet zich in
de detectiezone bevinden. Verlaat om
veiligheidsredenen deze zone niet als de
motor draait.
Als de elektronische sleutel niet binnen
de zone wordt gedetecteerd, wordt een
melding weergegeven. Om de motor te
kunnen starten, moet u er voor zorgen dat
de elektronische sleutel zich binnen de
zone bevindt.
Als aan een van de voor waarden voor
het starten niet wordt voldaan, wordt
hier van een melding op het display van
het instrumentenpaneel weergegeven. In
sommige gevallen moet het stuur wiel heen
en weer worden bewogen ter wijl de knop
"START/STOP" wordt ingedrukt om de
stuurkolom te ontgrendelen; u wordt hier van
via een melding op de hoogte gebracht.
Bij benzinemotoren
kan, na een
koude start, het voor ver warmen van
de katalysator 2
minuten lang duidelijk
voelbare motortrillingen veroorzaken
wanneer de motor stationair draait (bij
verhoogd stationair toerental).
F Zorg er voor dat de elektronische sleutel zich in het interieur van de auto, binnen de
detectiezone, bevindt.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan
de versnellingshendel in de neutraalstand en
trap vervolgens het koppelingspedaal volledig
in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een automatische
transmissie, selecteer dan stand P of N en
trap ver volgens het rempedaal volledig in.
F
D
ruk op de knop " START/STOP".
Rijden
Page 115 of 324
113
Afzetten
F Breng de auto tot stilstand.
F D ruk ter wijl de elektronische sleutel zich in
de auto bevindt op de knop " START/STOP".
De motor wordt afgezet en het stuurslot wordt
vergrendeld. Als de auto niet stilstaat, wordt de motor
niet afgezet.
Contact aanzetten (zonder
te starten)
Het contact kan worden aangezet met de
elektronische sleutel van het Keyless entry
en start-systeem in de auto door zonder de
pedalen in te trappen op de knop " S TA R T/
STOP " te drukken.
U kunt dan ook de verschillende accessoires
activeren (audiosysteem, verlichting, enz.).
F Druk op de knop " START/STOP": de verlichting
en lampjes van het instrumentenpaneel gaan
branden zonder dat de motor wordt gestart.
F Druk nogmaals op de knop om het contact af te zetten en de auto te kunnen
vergrendelen.
Als het contact aanstaat, gaat het systeem
na een bepaalde tijd automatisch over op
de eco-mode om de laadtoestand van de
accu op peil te houden.
Sleutel niet herkend
Noodprocedure voor het starten van de motorNoodprocedure voor het afzetten van de motor
Als de elektronische sleutel niet wordt herkend
of zich niet meer in het detectiegebied
bevindt, verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel als een portier wordt
gesloten of bij een poging om de motor af te
zetten.
F
H
oud om het afzetten van de motor te
bevestigen de knop " START/STOP"
ongeveer vijf seconden ingedrukt.
Neem bij een storing in de elektronische sleutel
contact op met het PEUGEOT-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Procedure voor het in noodgevallen afzetten van de motor
Uitsluitend in noodgevallen kan de motor
geforceerd worden afgezet (zelfs tijdens het
rijden).
Houd de knop " START/STOP" ongeveer vijf
seconden ingedrukt.
In dat geval wordt het stuurslot ingeschakeld
zodra de auto stilstaat.
Bij bepaalde uitvoeringen met een
automatische transmissie (EAT6/EAT8) wordt
het stuurslot niet vergrendeld.
Sleutel vergeten
Als de elektronische sleutel niet uit de
lezer is gehaald, wordt u bij het openen
van het bestuurdersportier door een
melding gewaarschuwd.
Als de elektronische sleutel zich in het
detectiegebied bevindt en uw auto niet start als
u op de knop "START/STOP" drukt:
F
P
laats de elektronische sleutel in de lezer.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
handgeschakelde versnellingsbak, zet dan
de versnellingshendel in de neutraalstand
en trap vervolgens het koppelingspedaal
volledig in.
F
A
ls uw auto is uitgerust met een
automatische transmissie, zet dan
de selectiehendel in stand P en houd
ver volgens het rempedaal volledig
ingetrapt. F
D
ruk op de knop "START/STOP".
De motor wordt gestart.
6
Rijden
Page 116 of 324
114
Handbediende
parkeerrem
Aantrekken
F Trap het rempedaal in en trek de hefboom van de parkeerrem aan om uw auto stil te
zetten.
Vrijzetten
Als tijdens het rijden dit lampje brandt
in combinatie met een geluidssignaal
en een melding, geeft dit aan dat de
parkeerrem nog (iets) is aangetrokken.
Draai bij het parkeren van de auto op een
helling de wielen naar het trottoir, trek de
parkeerrem aan, schakel een versnelling
in en zet het contact af. Door het rempedaal in te trappen kan de
handbediende parkeerrem gemakkelijker
worden aangetrokken en vrijgezet.
Elektrische parkeerrem
Verklikkerlampje
Dit verklikkerlampje gaat zowel op het
instrumentenpaneel als op de hendel
branden om te bevestigen dat de
parkeerrem is aangetrokken.
Als de parkeerrem wordt vrijgezet, gaat dit
verklikkerlampje uit om dit te bevestigen.
De bestuurder kan op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met de
hendel.
-
D
oor kort aan de hendel te trekken om de
parkeerrem aan te trekken. Het verklikkerlampje op de hendel gaat
knipperen als u de hendel bedient om
de parkeerrem aan te trekken of vrij te
zetten.
In het geval van een lege accu werkt de
bediening van de elektrische parkeerrem
niet.
Om veiligheidsredenen, als de parkeerrem
niet aangetrokken is:
Schakel bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak een
versnelling in om de auto op zijn plaats te
houden.
Zet bij een auto met de automatische
transmissie EAT6 de selectiehendel
in stand P om de auto op zijn plaats te
houden.
Plaats bij een auto met de automatische
transmissie EAT8 wielblokken voor en
achter een van de wielen.
Neem contact op met het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Laat kinderen nooit alleen in de auto
wanneer het contact is aangezet: ze
zouden de parkeerrem kunnen vrijzetten.
F
T
rap het rempedaal in, trek de hefboom
van de parkeerrem iets omhoog, druk de
ontgrendelknop in en duw de hefboom
geheel omlaag. Dit systeem zorgt er voor dat de parkeerrem
automatisch wordt aangetrokken bij het
afzetten van de motor en automatisch wordt
vrijgezet bij het wegrijden. -
D
oor de hendel kort in te drukken ter wijl
het rempedaal ingetrapt wordt gehouden
om de parkeerrem vrij te zetten.
Rijden
Page 117 of 324
115
Als een aanhanger achter uw auto is
gekoppeld, op een steile helling wordt
geparkeerd of uw auto zwaar is beladen,
dient u bij het parkeren de voor wielen naar
het trottoir te sturen en een versnelling in
te schakelen.
Als een aanhanger achter uw auto is
gekoppeld, moet bij het parkeren het
hellingspercentage lager zijn dan 12%.
Vanwege de voor de elektrische
parkeerrem gebruikte technologie is de
montage van 15 inch-velgen niet mogelijk.
Automatisch vrijzetten
Controleer eerst of de motor is gestart en het
bestuurdersportier goed is gesloten.
De elektrische parkeerrem wordt automatisch
geleidelijk vrijgezet bij het wegrijden.
Auto met een handgeschakelde
versnellingsbak : trap het koppelingspedaal
volledig in, schakel de 1e versnelling of de
achteruitversnelling in, geef gas en laat de
koppeling opkomen.
Auto met een automatische transmissie :
selecteer stand D , M of R en geef gas. Als de parkeerrem volledig is
vrijgezet, wordt dit bevestigd door het
doven van het lampje remsysteem
en het lampje P op de hendel in
combinatie met de weergave van een
melding.
Trap bij stilstaande auto niet onnodig het
gaspedaal in, omdat hierbij de parkeerrem
kan worden vrijgezet.
Automatisch aantrekken
Wanneer de auto stilstaat, wordt de
parkeerrem automatisch aangetrokken als
het contact wordt afgezet.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op
de hendel in combinatie met de
weergave van een melding.
Als de motor is afgeslagen of in de STOP-stand
van het Stop & Start-systeem is gezet, wordt de
parkeerrem niet automatisch aangetrokken.
Als de automatische werking is
geactiveerd, kunt u op elk moment zelf de
parkeerrem aantrekken of vrijzetten met
de hendel.
Handmatig vrijzetten
Om bij aangezet contact of draaiende motor de
parkeerrem vrij te zetten:
F
t
rap het rempedaal in,
F
d
ruk de hendel kort in.
Als de parkeerrem volledig is vrijgezet, wordt
dit bevestigd door het doven van het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel in
combinatie met een melding en een permanent
geluidssignaal tot de portieren zijn gesloten.
Als u de hendel indrukt zonder het
rempedaal in te trappen, wordt de
parkeerrem niet vrijgezet en wordt een
melding weergegeven.
Handmatig aantrekken
Wanneer de auto stilstaat: trek kort aan de
hendel.
Als de parkeerrem wordt aangetrokken, wordt
dit bevestigd door het knipperen van het lampje
van de hendel. Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op
de hendel in combinatie met de
weergave van een melding.
6
Rijden
Page 118 of 324
116
De ruimte vóór de hendel van de
elektrische parkeerrem is niet bedoeld als
opbergruimte.
Aanbevelingen
Controleer voordat u de auto verlaat
of de parkeerrem is aangetrokken:
de lampjes van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel en op de hendel
moeten allebei permanent branden.
Als de parkeerrem niet is aangetrokken,
klinkt een geluidssignaal en wordt
een melding weergegeven als het
bestuurdersportier wordt geopend.
Stilzetten van de auto, bij
draaiende motor
Trek om de auto stil te zetten bij draaiende
motor kort aan de hendel.
Als de parkeerrem is aangetrokken,
wordt dit bevestigd door het lampje
remsysteem en het lampje P op de hendel
in combinatie met de weergave van een
melding.
Parkeren van de auto met
vrijgezette parkeerrem
Onder zeer koude weersomstandigheden
(kans op vastvriezen), bij het slepen en
in een wasstraat is het raadzaam de
parkeerrem niet te gebruiken.
Schakel een versnelling in, zet de
selectiehendel in stand P (Parkeren) of
plaats een wielblok bij een van de wielen
om te voorkomen dat de auto wegrolt.
F
Z
et de motor af.
Het branden van het lampje op het
instrumentenpaneel en op de hendel geeft aan
dat de parkeerrem is aangetrokken.
F
Z
et het contact weer aan, zonder de motor
te starten.
F
Z
et de parkeerrem handmatig vrij door
op de hendel te drukken ter wijl u het
rempedaal ingetrapt houdt. Als de parkeerrem volledig is vrijgezet,
wordt dit bevestigd door het doven van
het lampje remsysteem en het lampje
P op de hendel in combinatie met de
weergave van een melding.
F
Z
et het contact af.
Bij een auto met de automatische
transmissie EAT8 wordt stand P
automatisch ingeschakeld als het contact
wordt afgezet.
De wielen zijn dan geblokkeerd.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de automatische
transmissie EAT8 , in het bijzonder met
betrekking tot het in de vrijloop zetten van
de auto.
Uitschakelen van de
automatische werking
Onder bepaalde omstandigheden, bijvoorbeeld
bij zeer koud weer, bij het trekken van een
aanhanger of bij slepen (in het geval van
autopech), kan het noodzakelijk zijn om de
automatische werking van het systeem uit te
schakelen.
F
S
tart de motor.
F
T
rek met de hendel de parkeerrem aan als
deze is vrijgezet.
F
L
aat het rempedaal volledig los.
Rijden
Page 119 of 324
117
F Houd de hendel 10 tot 15 seconden in de
stand voor het vrijzetten.
F
L
aat de hendel los.
F
T
rap het rempedaal in en houd dit ingetrapt.
F
H
oud de hendel gedurende 2
seconden in
de stand voor het aantrekken.
Het uitschakelen van de automatische
werking wordt bevestigd door het
branden van dit lampje op het
instrumentenpaneel.
F
L
aat de hendel en het rempedaal los.
Vanaf dit moment kan de parkeerrem alleen
handmatig met behulp van de hendel worden
aangetrokken en vrijgezet.
Herhaal deze procedure om de automatische
werking weer in te schakelen.
Het inschakelen van de automatische werking
wordt bevestigd door het doven van het lampje
op het instrumentenpaneel.
Noodremfunctie
De noodremfunctie mag uitsluitend in
uitzonderlijke gevallen worden gebruikt.
kan de auto worden gestopt door aan de hendel
te trekken en deze vast te houden. De auto wordt
afgeremd zolang aan de parkeerremhendel wordt
getrokken. Het afremmen wordt onderbroken als de
parkeerremhendel wordt losgelaten.
De systemen ABS en DSC zorgen er voor dat de auto
stabiel blijft wanneer de noodremfunctie actief is.
In geval van een storing aan het systeem van de
noodremfunctie verschijnt het bericht "Storing
parkeerrem".
Wanneer het rempedaal niet werkt of in uitzonderlijke
situaties (bijv. wanneer de bestuurder onwel wordt,
bij rijles geven (indien wettelijk toegestaan), enz.),
Bij een storing aan de systemen ABS en DSC,
aangegeven door het branden van een van
de twee lampjes op het instrumentenpaneel,
kan de stabiliteit van de auto niet meer worden
gegarandeerd.
In dat geval moet de bestuurder er zelf
voor zorgen dat de auto stabiel blijft door
afwisselend aan de hendel te trekken en deze
weer los te laten tot de auto stilstaat.
Hill Start Assist
Dit systeem houdt uw auto bij het wegrijden op
een helling ongeveer 2 seconden op zijn plaats.
In die tijd kunt u uw voet van het rempedaal
naar het gaspedaal verplaatsen.
Het systeem is alleen actief als:
-
d
e auto volledig stilstaat met het rempedaal
ingetrapt,
-
al
s aan bepaalde hellingcondities wordt
voldaan,
-
he
t bestuurdersportier is gesloten. De Hill Start Assist kan niet worden
uitgeschakeld.
Verlaat de auto niet in de korte periode dat
u de Hill Start Assist gebruikt.
Trek de parkeerrem handmatig aan
als u de auto moet verlaten ter wijl de
motor draait. Controleer ver volgens of
het lampje van de parkeerrem op het
instrumentenpaneel permanent brandt
(niet knippert).
Als de auto bergopwaarts stilstaat, wordt
deze even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak : als de eerste versnelling is
ingeschakeld of als de versnellingsbak in de
neutraalstand staat.
Bij een auto met een automatische
transmissie : als stand D of M is geselecteerd.
6
Rijden
Page 120 of 324
118
Storing
Handgeschakelde 5-versnellingsbak
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Schakel de achteruitversnelling alleen in als
de auto stilstaat en de motor stationair draait.
Voor uw veiligheid en om het starten van de motor te
vergemakkelijken:
-
z
et de versnellingshendel altijd in de neutraalstand,
-
t
rap het koppelingspedaal in.
Als de auto bergafwaarts stilstaat en de
achteruitversnelling ingeschakeld is, wordt de
auto even op zijn plaats gehouden als u het
rempedaal loslaat.
Bij een storing in de Hill Start Assist gaat
dit lampje branden en wordt een melding
weergegeven. Raadpleeg het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats om
het systeem te laten controleren. F
T
rap het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingshendel in de neutraalstand.
F
B
eweeg de versnellingshendel naar rechts
en vervolgens naar achteren.
Handgeschakelde 6-versnellingsbak
Inschakelen van de 5e of de
6e versnelling
F Beweeg de versnellingshendel zo ver
mogelijk naar rechts om de 5e of de 6e
versnelling in te schakelen.
Doet u dit niet, dan kan de versnellingsbak
zwaar beschadigd raken (per ongeluk
inschakelen van de 3
e of 4e versnelling).
Inschakelen van de
achteruitversnelling
Rijden