Peugeot 308 2018 Handleiding (in Dutch)

Page 131 of 324

129
- als u, bij een handgeschakelde versnellingsbak , het koppelingspedaal
volledig intrapt,
-

b
ij een automatische transmissie :


a
ls u, met de selectiehendel in stand D of
M , het rempedaal loslaat,


o
f als u, met de selectiehendel in stand
N en het rempedaal losgelaten, de
selectiehendel in stand D of M zet,


o
f als u de achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: START-stand
automatisch geactiveerd
De START-stand wordt automatisch
geactiveerd als:
-
he
t bestuurdersportier wordt geopend,
-
de

veiligheidsgordel van de bestuurder
wordt losgemaakt,
-

s
neller wordt gereden dan 3 km/h,
-

d
e elektrische parkeerrem wordt
aangetrokken,
-
e

r bepaalde bijzondere omstandigheden
zijn (laadtoestand accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, instelling airconditioning
enz.) waarbij de motor nodig is voor de
regeling van het systeem of de auto.
In dat geval knippert dit
verklikkerlampje een paar seconden,
waarna het uitgaat.
Dit is volkomen normaal.
Uitschakelen/weer inschakelen
In bepaalde gevallen, bijvoorbeeld om het
thermische comfort in het interieur op peil te
houden, kan het nuttig zijn het Stop & Start-
systeem uit te schakelen.
Het systeem kan bij aangezet contact op elk
gewenst moment worden uitgeschakeld.
Als het systeem in de STOP-stand wordt
uitgeschakeld, dan wordt de motor direct weer
gestart.
Het Stop & Start-systeem wordt automatisch weer
ingeschakeld als het contact wordt aangezet.
Met de toets op het dashboard
F Druk op deze toets. Het desbetreffende oranje lampje gaat branden.
Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het instrumentenpaneel.
Als u nogmaals op de toets drukt, wordt de functie weer
ingeschakeld. Het desbetreffende lampje gaat uit.
Het uitschakelen wordt bevestigd door een
melding op het instrumentenpaneel.
Bij een nieuwe selectie wordt de functie weer
ingeschakeld.
Het inschakelen wordt bevestigd door een
melding op het instrumentenpaneel.
Motorkap openen
Schakel het Stop & Start-systeem altijd uit
als u handelingen onder de motorkap wilt
uitvoeren, om letsel door het automatisch
activeren van de START-stand te
voorkomen.
Met de toets van het touchscreen
Deze functie kan geactiveerd/
gedeactiveerd worden via het menu
Auto/Rijden van het touchscreen.
Selecteer het tabblad " Rijfuncties" en daarna
het tabblad " Stop & Star t ".
6
Rijden

Page 132 of 324

130
Rijden op een overstroomde weg
Storing
Een storing in het systeem wordt aangeduid
door een melding en, afhankelijk van de
uitvoering, door:Het knipperen van het
verklikkerlampje van de toets.
of
Het knipperen van dit lampje op het
instrumentenpaneel.
Laat het systeem controleren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing optreedt, kan
de auto afslaan.
Alle lampjes op het instrumentenpaneel gaan
branden.
Afhankelijk van de uitvoering kan er daarnaast
een waarschuwingsmelding verschijnen, waarbij
verzocht wordt om stand N te selecteren en
opnieuw het rempedaal in te trappen.
U moet het contact afzetten en de motor opnieuw
starten.
Het Stop & Start-systeem maakt gebruik
van een speciale 12V-accu.
Laat werkzaamheden aan dit type accu
uitsluitend uitvoeren door het PEUGEOT-
netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de 12V-accu .
Schakel het Stop & Start-systeem uit
wanneer u over een overstroomde weg
moet rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer rijadviezen
, met name over het
rijden op overstroomde wegen.
Snelheden opslaan
Touchscreen
Met deze functie, die is gekoppeld aan de
snelheidsbegrenzer en de programmeerbare
snelheidsregelaar, kunt u snelheden opslaan
die ver volgens kunnen worden gebruikt voor
het instellen van de snelheidsbegrenzer en de
snelheidsregelaar.
U kunt voor beide systemen meerdere
snelheden opslaan.
Er zijn standaard al enkele snelheden
opgeslagen.
Om veiligheidsredenen mogen de
geprogrammeerde snelheden alleen
worden gewijzigd als de auto stilstaat.
Wijzigen van een
geprogrammeerde snelheid
Deze functie is toegankelijk via
het menu Auto/Rijden van het
touchscreen.
F

S

electeer het tabblad " Rijfuncties".
F

Sel

ecteer de functie " Instelling snelheid ".
F

D

ruk op " ON" om de functie in te schakelen.
F

Sel

ecteer de ingestelde snelheden 1 tot en
met 5 die u wilt gebruiken.
F

Sel

ecteer de ingestelde snelheid die u wilt
wijzigen.
Rijden

Page 133 of 324

131
F Voer de nieuwe waarde in met de nummertoetsen en bevestig.
F

B
evestig het opslaan van de wijzigingen en
sluit het menu af.
Verkeersbordherkenningssysteem
Deze functie is een hulpmiddel voor de
bestuurder die echter te allen tijde zijn
aandacht op het verkeer moet blijven vestigen
en de verkeersregels moet naleven.
De snelheidslimietborden langs of boven de
weg hebben altijd prioriteit boven de door het
systeem weergegeven snelheidslimieten.
De borden moeten voldoen aan de regels
van het Verdrag van Wenen betreffende
verkeersborden.
Met dit systeem kan de maximaal toegestane
snelheid op het instrumentenpaneel worden
weergegeven, in overeenstemming met de
snelheidslimieten in het land waarin wordt
gereden, aan de hand van: -

D
oor de camera gedetecteerde
verkeersborden met een snelheidslimiet.
-
I
nformatie over snelheidslimieten uit de
kaartgegevens van het navigatiesysteem.
Om er zeker van te zijn dat de informatie
over snelheidslimieten afkomstig van
het navigatiesysteem actueel is, dienen
de kaartgegevens geregeld te worden
geüpdatet.
De eenheid van de snelheidslimiet (mph of
km/h) hangt af van het land waarin u rijdt.
Houd hier rekening mee om te voorkomen
dat u de snelheidslimiet overschrijdt.
Als u in een ander land bent, moet
de eenheid van snelheid die door het
instrumentenpaneel wordt aangegeven
gelden voor het land waarin u rijdt; anders
werkt het systeem niet correct. Het verkeersbordherkenningssysteem is
een hulpsysteem; het geeft niet altijd de
juiste snelheidslimiet aan.
De snelheidslimietborden langs of boven
de weg hebben altijd prioriteit boven
de door het systeem weergegeven
snelheidslimieten.
Deze systemen zijn hulpmiddelen voor de
bestuurder die desondanks waakzaam
moet blijven.
De bestuurder moet zich houden aan de
verkeersregels en de snelheid van het
voertuig aanpassen aan het weer en het
verkeer.
Het systeem geeft de snelheidslimiet
mogelijk niet weer wanneer binnen
een vooraf ingestelde periode geen
snelheidslimietbord wordt gedetecteerd.
Het systeem is ontworpen voor het
detecteren van borden die voldoen aan
de regels van het Verdrag van Wenen
betreffende verkeersborden.
Voor een correcte werking van het
systeem: reinig regelmatig het gebied vóór
de camera.
De binnenkant van de voorruit kan ook
beslaan ter hoogte van de camera. Bij
vochtige en koude weersomstandigheden
moet u de voorruit regelmatig
ontwasemen.
6
Rijden

Page 134 of 324

132
Bepaalde snelheidslimieten, zoals voor
vrachtwagens, worden niet weergegeven.
De weergave van de snelheidslimiet in het
instrumentenpaneel wordt bijgewerkt als
u een snelheidslimietbord bedoeld voor
auto's (lichte voertuigen) passeert.
Inschakelen/uitschakelen
Standaard wordt het systeem automatisch
ingeschakeld als de motor wordt gestart.
Weergave op het instrumentenpaneel
1.Weergave van de gedetecteerde
snelheidslimiet.
of
2. Weergave van het einde van de
snelheidslimiet. Het systeem is ingeschakeld maar ontvangt
geen informatie over de snelheidslimiet.
Zodra er informatie over de snelheidslimiet wordt
ontvangen, geeft het systeem de waarde weer.
Beperkingen van de werking
De regelgeving met betrekking tot
snelheidslimieten verschilt per land.
Het systeem houdt geen rekening met lagere
snelheidslimieten die in de volgende gevallen
van kracht kunnen zijn:
-

s
lecht weer (regen, sneeuw),
-


luchtvervuiling,
-

h
et trekken van een aanhanger,
-

r
ijden met een noodreser vewiel of
sneeuwkettingen,
-

r
ijden met een band die met een
bandenreparatieset is gerepareerd,
-
b

eginnende bestuurders enz.
Het systeem werkt in de volgende situaties
mogelijk minder goed of helemaal niet:
-

s
lecht zicht (slecht verlichte weg,
sneeuwval, regen, mist),
Deze functie kan geactiveerd en
gedeactiveerd worden via het menu
Auto
/Rijden van het touchscreen. -
g
edeelte van de voorruit vóór de camera
vuil, beslagen, bevroren, bedekt door
sneeuw, beschadigd of bedekt door een
s t i c ke r,
-
s
toring van de camera,
-
v
erouderde of onjuiste kaartgegevens,
-
a
fgeschermde of onleesbare borden (door
andere voertuigen, vegetatie, sneeuw),
-
s
nelheidslimietborden die niet aan de norm
voldoen, of die beschadigd of ver vormd zijn.
Advies
Raadpleeg de desbetreffende
rubriek voor meer informatie
over de snelheidsbegrenzer , de
snelheidsregelaar of de adaptieve
snelheidsregelaar .
Ter aanvulling op het
verkeersbordherkenningssysteem k an
de bestuurder de weergegeven snelheid
als snelheidsinstelling aanhouden voor de
snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar met
behulp van de toets voor het opslaan op de hendel
van de snelheidsbegrenzer of snelheidsregelaar.
Rijden

Page 135 of 324

133
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar.
2. Opslaan van de ingestelde snelheid.
Weergave op het instrumentenpaneel
3.Weergave van de snelheidslimiet.
4. Biedt aan om de snelheid op te slaan.
5. Huidige snelheidsinstelling.
Opslaan van de snelheid
Bij de detectie van een verkeersbord met een
andere snelheid, geeft het systeem de waarde
aan en MEM knippert een paar seconden om
de nieuwe ingestelde snelheid op te slaan.
Bij een verschil van minder dan 10 km/h
t ussen de ingestelde snelheid en de door het
verkeersbordherkenningssysteem weergegeven
snelheid wordt het symbool MEM niet
weergegeven.
F Druk toets 2 eenmaal in om de
voorgestelde snelheid te kunnen opslaan.
Er wordt een melding weergegeven om het
verzoek te bevestigen.
F

S

chakel de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar in.
De informatie over de snelheidsbegrenzer/
snelheidsregelaar wordt weergegeven. F

D
ruk toets 2 toets nogmaals in om deze
nieuwe ingestelde snelheid te bevestigen en
op te slaan.
Het display keert na enige tijd terug naar de
vorige weergave.
Snelheidsbegrenzer
Dit systeem voorkomt dat de auto
de door de bestuurder ingestelde
snelheid overschrijdt.
De snelheidsbegrenzer moet handmatig
worden ingeschakeld .
De ingestelde snelheid moet minimaal 30
km/h
bedragen.
De ingestelde snelheidswaarde blijft na het
afzetten van het contact opgeslagen in het
geheugen.
De snelheidsbegrenzer is niet meer dan
een hulpmiddel, hetgeen inhoudt dat
de snelheidslimiet altijd gerespecteerd
moet worden en dat de bestuurder altijd
waakzaam moet blijven.
Stuurkolomschakelaars
6
Rijden

Page 136 of 324

134
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het opslaan van
snelheden of over het verkeersbordherkenn
ingssysteem .
Weergave op het instrumentenpaneel
Inschakelen/onderbreken
F Draai knop 1 in de stand LIMIT : de
snelheidsbegrenzer is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F Als de ingestelde snelheid (laatste in het systeem opgeslagen snelheid) de door u gewenste
snelheidslimiet is, druk dan op toets 4 om de
snelheidsbegrenzer in te schakelen.
F Druk nogmaals op toets 4 om de werking van de functie tijdelijk te onderbreken
(Pause).
Instellen van de snelheidslimiet
(ingestelde snelheid)
Er kan een snelheid worden ingesteld zonder
de begrenzer in te schakelen.
Wijzigen van de ingestelde snelheidslimiet,
uitgaande van de actuele wagensnelheid:
F

i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op toets 2 of 3 ,
F

c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd
toets 2 of 3 ingedrukt.
1.
Selecteren van de snelheidsbegrenzer.
2.Verlagen van de ingestelde waarde.
3.Verhogen van de ingestelde waarde.
4.Inschakelen/onderbreken van de snelheidsbegrenzer.
5.Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de snelheidslimieten in het geheugen
van de programmeerbare snelheidsbegrenzer
of
Gebruik de door het verkeersbordherkenningssysteem
weergegeven snelheid.
6.Weergeven en instellen van de opgeslagen afstand tot
de voorligger.
6.
Snelheidsbegrenzer A AN/UIT.
7. Snelheidsbegrenzer geselecteerd. 8.
Ingestelde snelheid.
9. De door het
verkeersbordherkenningssysteem
weergegeven snelheid (afhankelijk van de
uitvoering). Wijzigen van de ingestelde snelheid met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F
d
ruk op toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F
d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt de nieuwe ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de actuele ingestelde
snelheid op basis van de door het
verkeersbordherkenningssysteem
weergegeven snelheidslimiet:
F
d
e door het systeem gedetecteerde
snelheid wordt weergegeven op het
instrumentenpaneel,
F
d
ruk één keer op toets 5
; er verschijnt een
melding ter bevestiging van het verzoek om
de snelheid op te slaan,
F
d
ruk nogmaals op toets 5 om de
weergegeven snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
F Als u de ingestelde snelheidslimiet tijdelijk wilt overschrijden, trap dan het gaspedaal
stevig in, tot voorbij het zware punt .
De snelheidsbegrenzer wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Rijden

Page 137 of 324

135
Het loslaten van het gaspedaal is voldoende
om weer terug te keren naar de ingestelde
snelheid.Bij een steile afdaling of bij het krachtig
intrappen van het gaspedaal kan de
snelheidsbegrenzer niet voorkomen dat de
ingestelde snelheid wordt overschreden.
U moet dan mogelijk het rempedaal intrappen om
de wagensnelheid te beperken.
Als het overschrijden van de ingestelde
snelheidslimiet niet wordt veroorzaakt door
het stevig intrappen van het gaspedaal, klinkt
bovendien een geluidssignaal.
Zodra de rijsnelheid is afgenomen tot de ingestelde
snelheid, schakelt de snelheidsbegrenzer weer in:
de ingestelde snelheid knippert niet meer.
Uitschakelen
F Draai knop 1 in stand 0 : de informatie over
de snelheidsbegrenzer wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Het gebruik van matten die niet door
PEUGEOT zijn goedgekeurd, kan de
werking van de snelheidsbegrenzer
hinderen.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-

c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-

l
eg nooit meerdere matten boven op
elkaar.
Het knipperen van de streepjes wijst op een
storing in de snelheidsbegrenzer.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Snelheidsregelaar
Met behulp van de snelheidsregelaar
kan de bestuurder met een ingestelde
constante snelheid rijden zonder gas
te hoeven geven.
De snelheidsregelaar moet handmatig worden
ingeschakeld .
Daar voor moet de auto met een snelheid van
minstens 40
km/h rijden.
Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak moet minimaal de derde
versnelling zijn ingeschakeld.
Bij auto's met een automatische transmissie
moet stand D zijn geselecteerd of moet, in
stand M , minimaal de tweede versnelling zijn
ingeschakeld. Bij auto's met een handgeschakelde
versnellingsbak en het Stop & Start-
systeem blijft de snelheidsregeling na het
schakelen actief.
De werking van de snelheidsregelaar kan
tijdelijk worden onderbroken (Pause):
-
d
oor op toets 4 te drukken of door het
rempedaal in te trappen,
-
a
utomatisch, als de dynamische
stabiliteitscontrole in werking treedt.
Na het afzetten van het contact worden
alle geprogrammeerde snelheden gewist.
De snelheidsregelaar is een
rijhulpsysteem; de bestuurder moet te
allen tijde de snelheidslimieten in acht
nemen en zijn aandacht op het verkeer
blijven vestigen.
Houd om veiligheidsredenen uw voeten
altijd in de buurt van de pedalen.
Stuurkolomschakelaars
6
Rijden

Page 138 of 324

136
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het opslaan van
snelheden of over het
verkeersbordherkenningssysteem .
Weergave op het instrumentenpaneel
Inschakelen/onderbreken
F Draai knop 1 in de stand CRUISE: de
snelheidsregelaar is geselecteerd, maar
nog niet ingeschakeld (Pause).
F

D
ruk, wanneer de gewenste snelheid
is bereikt, op toets 2 of 3 om de
snelheidsregelaar te activeren en een
ingestelde snelheid op te slaan. De actuele
wagensnelheid wordt de ingestelde
snelheid.
U kunt het gaspedaal nu loslaten.
F

D
ruk op toets 4 om de werking van de
functie tijdelijk te onderbreken (Pause).
F

D
ruk nogmaals op toets 4 om de
snelheidsregelaar weer in te schakelen
(ON).
Wijzigen van de ingestelde
snelheid
De snelheidsregelaar moet zijn ingeschakeld.
Wijzigen van de actuele ingestelde snelheid:
F

i
n stappen van +/- 1 km/h: druk meerdere
keren kort op toets 2 of 3 ,
1.
Selecteren van de snelheidsregelaar.
2.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verlagen van de ingestelde
rijsnelheid.
3.De actuele rijsnelheid instellen als de aan te
houden snelheid/verhogen van de ingestelde
rijsnelheid.
4.Onderbreken/hervatten van de snelheidsregelaar.
5.Afhankelijk van de uitvoering:
Weergeven van de snelheidsdrempels in
het geheugen van de programmeerbare
snelheidsregelaar
of
Gebruik de door het
verkeersbordherkenningssysteem weergegeven
snelheid.
6.
Snelheidsregelaar onderbroken/hervat.
7. Snelheidsregelaar geselecteerd.
8. Ingestelde snelheid.
9.
De door het verkeersbordherkenningssysteem
weergegeven snelheid (afhankelijk van de
uitvoering).Let op: tijdens het ingedrukt houden van
toets 2 of 3 kan de rijsnelheid zeer snel
veranderen.
Stel om veiligheidsredenen een snelheid
in die niet al te veel afwijkt van de actuele
wagensnelheid. Zo voorkomt u dat de
auto onver wacht gaat accelereren of vaart
minderen.
F

c
ontinu, in stappen van +/- 5 km/h: houd
toets 2 of 3 ingedrukt.
De ingestelde snelheid wijzigen met behulp
van de geprogrammeerde snelheden en het
touchscreen:
F

d
ruk op toets 5 om de geprogrammeerde
snelheden weer te geven,
F

d
ruk op de toets van de door u gewenste
snelheid.
Na enkele ogenblikken sluit het selectiescherm.
Deze snelheid wordt nu de nieuwe ingestelde
snelheid.
Wijzigen van de actuele ingestelde
snelheid op basis van de door het
verkeersbordherkenningssysteem aangegeven
snelheid:
F

D
e gedetecteerde snelheidslimiet wordt
weergegeven op het instrumentenpaneel.
F

D
ruk één keer op toets 5 ; er verschijnt een
melding ter bevestiging van het verzoek om
de snelheid op te slaan.
Rijden

Page 139 of 324

137
F Druk nogmaals op toets 5 om de weergegeven snelheid op te slaan.
Deze waarde verschijnt direct als nieuwe
ingestelde snelheid op het instrumentenpaneel.
Tijdelijk overschrijden van
de ingestelde snelheid
Indien noodzakelijk (inhaalmanoeuvre enz.) kan
de ingestelde snelheid worden overschreden
door het gaspedaal in te trappen.
De snelheidsregelaar wordt tijdelijk
uitgeschakeld en de weergegeven ingestelde
snelheid knippert.
Als het gaspedaal wordt losgelaten, wordt de
ingestelde snelheid weer aangehouden.
Zodra de auto de ingestelde snelheid heeft
bereikt, schakelt de snelheidsregelaar in: de
weergegeven ingestelde snelheid knippert niet
meer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
U moet dan mogelijk het rempedaal
intrappen om de rijsnelheid te beperken.
De werking van de snelheidsregelaar
wordt dan automatisch onderbroken.
Druk op toets 4 om het systeem opnieuw
te activeren bij een rijsnelheid hoger dan
40


km/h.
Uitschakelen
F Draai knop 1 in stand 0 : de informatie
over de snelheidsregelaar wordt niet meer
weergegeven.
Storing
Als de streepjes knipperen wijst dit op een
storing in de snelheidsregelaar.
Laat het systeem controleren door het
PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats. Let tijdens het gebruik van de
snelheidsregelaar op wanneer u de
snelheid met de toetsen instelt; dit kan
een plotselinge verandering van de
wagensnelheid veroorzaken.
Gebruik de snelheidsregelaar niet op
gladde wegen of bij druk verkeer.
Op een steile afdaling kan de
snelheidsregelaar niet voorkomen dat de
auto de ingestelde snelheid overschrijdt.
Op een steile helling of bij het trekken van
een zware aanhanger kan het voorkomen
dat de ingestelde snelheid niet wordt
gehaald of vastgehouden.
Matten die niet door PEUGEOT zijn
goedgekeurd kunnen hinderlijk zijn bij het
gebruik van de snelheidsregelaar.
Om te voorkomen dat de pedalen blijven
hangen:
-

c
ontroleer of de mat goed op zijn
plaats ligt,
-

g
ebruik nooit meer dan één mat per
plaats.
6
Rijden

Page 140 of 324

138
Adaptieve
snelheidsregelaar
Dit systeem heeft de volgende functies:
- A utomatisch aanhouden van de
door de bestuurder ingestelde
snelheid.
-

A
utomatisch aanhouden van de
afstand tussen uw auto en de
voorligger.
Bij uitvoeringen met de automatische transmissie
EAT8 of de BlueHDi 150 S&S EAT6 -motor kan
de auto tijdens het automatisch aanhouden van
de afstand tot de voorligger volledig tot stilstand
worden gebracht.
Het systeem versnelt de auto of remt deze af
door automatisch het motortoerental te regelen
en het remsysteem te bedienen.
Werkingsprincipe
Het systeem past automatisch de snelheid van
uw auto aan die van de voorligger aan om een
constante afstand te behouden.
Als uw voorligger langzamer rijdt, vermindert
het systeem de snelheid van uw auto of
brengt het uw auto indien nodig zelfs volledig
tot stilstand (uitvoeringen met de EAT8 -
transmissie of de BlueHDi 150 S&S EAT6 -
motor) door op de motor af te remmen en het
remsysteem te bedienen.
Als de voorligger versnelt of een andere
rijstrook kiest, verhoogt de snelheidsregelaar
geleidelijk de rijsnelheid tot de ingestelde
snelheid weer is bereikt.
Als u de richtingaanwijzer inschakelt om
een langzamer voertuig in te halen, staat de
snelheidsregelaar tijdelijk toe dat uw auto
de voorligger dichter nadert om het inhalen
te vergemakkelijken; hierbij wordt echter de
ingestelde snelheid niet overschreden.
De remlichten lichten op zodra het
remsysteem wordt geactiveerd en de auto
snelheid mindert. Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder, die desondanks altijd de
snelheidslimiet en een veilige afstand
tot de voorligger in acht moet nemen en
de aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Sommige voertuigen op de weg kunnen
niet goed gedetecteerd of verkeerd
geïnterpreteerd worden door de camera
en/of radar (bijv. een vrachtwagen), wat
kan leiden tot een slechte inschatting van
de afstanden en het onjuist versnellen of
afremmen van de auto.
De bestuurder moet op elk moment
de controle over de auto weer kunnen
overnemen door het stuur wiel steeds met
beide handen vast te houden en de voeten
bij het rempedaal en het gaspedaal te
houden.
Stuurkolomschakelaars
1.Selecteren van de snelheidsregelaar.
Dit systeem is hoofdzakelijk ontworpen
voor snelwegen en autowegen. Het werkt
alleen bij bewegende voertuigen
die in
dezelfde richting als uw auto rijden.
Hier voor is de auto voorzien van een radar in
de voorbumper.
Rijden

Page:   < prev 1-10 ... 91-100 101-110 111-120 121-130 131-140 141-150 151-160 161-170 171-180 ... 330 next >