Peugeot 308 2021 Handleiding (in Dutch)
Page 131 of 244
129
Rijden
6de dode hoek worden aangezien voor een
voertuig).
Let er bij slecht weer en in de winter altijd op
dat de sensoren niet met modder, sneeuw of
ijs bedekt zijn.
Plak geen stickers of andere voorwerpen op
het gedeelte van de buitenspiegels waar het
waarschuwingsgebied zich bevindt of op de
detectiezones op de voor- en achterbumper,
omdat de dodehoekbewaking dan mogelijk
niet goed werkt.
Actief dodehoekbewakings-
systeem
Als aanvulling op het permanent branden
van het lampje in de buitenspiegel aan de
desbetreffende zijde, geeft het systeem bij het
overschrijden van een rijstrookmarkering met
ingeschakelde richtingaanwijzers een rukje aan
het stuurwiel om u te helpen een aanrijding met
het voertuig in de dode hoek te voorkomen.
Dit systeem is de combinatie van de Active Lane
Keeping Assistance en de Dodehoekbewaking.
Deze twee functies moeten ingeschakeld en
storingsvrij zijn.
De snelheid van de auto moet tussen 65 en
140
km/h liggen.
Deze functies zijn met name geschikt voor het
rijden op autowegen en snelwegen.
Raadpleeg de desbetreffende rubrieken voor
meer informatie over de Active Lane Keeping
Assistance en de Dodehoekbewaking.
Dit systeem is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks altijd zijn
aandacht op het verkeer moet blijven
vestigen.
Parkeerhulp
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem waarschuwt met behulp van
sensoren in de bumper voor obstakels in de
nabijheid van de auto (zoals voetgangers,
auto's, bomen en slagbomen) die binnen het
detectiebereik van de sensoren vallen.
Parkeerhulp achter
Het systeem wordt geactiveerd zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld. Hierbij
klinkt een geluidssignaal.
Het systeem wordt uitgeschakeld als er weer
een andere versnelling wordt geselecteerd.
Geluidssignalen
Het systeem geeft de aanwezigheid van
obstakels binnen het detectiegebied van de
sensor aan.
De bestuurder wordt via een onderbroken
geluidssignaal gewaarschuwd bij het naderen
van obstakels. De frequentie van het
geluidssignaal neemt toe naarmate de auto het
obstakel nadert.
Zodra de afstand tussen de auto en het obstakel
kleiner dan ongeveer dertig centimeter is, klinkt
het geluidssignaal ononderbroken.
U hoort via de luidspreker (rechts of links)
aan welke zijde van de auto het obstakel zich
bevindt.
Grafische weergave
Page 132 of 244
130
Rijden
Dit is een aanvulling op het geluidssignaal. Dit
systeem geeft met balken op het scherm de
afstand tussen het obstakel en de auto aan (wit:
veraf, oranje: in de buurt en rood: heel dichtbij).
Als de auto het obstakel zeer dicht is genaderd,
verschijnt het symbool "Gevaar" op het scherm.
Parkeerhulp vóór
De parkeerhulp vóór is een aanvulling op de
parkeerhulp achter en wordt geactiveerd zodra
er bij een wagensnelheid van maximaal 10 km/h
vóór de auto een obstakel wordt gedetecteerd.
De parkeerhulp vóór wordt gedeactiveerd zodra
de auto langer dan drie seconden stilstaat met
een ingeschakelde versnelling vooruit, als er
geen obstakel meer wordt gedetecteerd of
wanneer de rijsnelheid hoger wordt dan 10
km/h.
Het geluid dat uit de luidspreker komt (
voor of achter), geeft de positie van het
obstakel ten opzichte van de auto aan (in de
rijrichting van de auto, voor of achter).
Uitschakelen/inschakelen
Deze functie wordt ingesteld via het
configuratiemenu van de auto.
De status van het systeem wordt opgeslagen bij
het uitzetten van het contact.
Het parkeerhulpsysteem achter wordt
automatisch uitgeschakeld wanneer er
een aanhanger of fietsendrager wordt
aangekoppeld aan een trekhaak die volgens
de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd.
De parkeerhulp wordt uitgeschakeld wanneer de
functie Park Assist bezig is om de beschikbare
ruimte van een parkeerplaats te meten.
Zie het betreffende hoofdstuk voor meer
informatie over de Park Assist.
Werkingslimieten
Bij zware belading van de bagageruimte kan
de hoek van de auto de afstandsmetingen
verstoren.
Storing
Als er een storing optreedt wanneer u de
achteruitversnelling inschakelt, dan gaat
dit waarschuwingslampje op het
instrumentenpaneel branden, in combinatie met
een melding en een geluidssignaal (kort
piepsignaal).
Neem contact op met een PEUGEOT-dealer of
een gekwalificeerde werkplaats om het systeem
te laten controleren.
Visiopark 1
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Wanneer de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld bij draaiende motor, geeft dit
systeem beelden van de directe omgeving van
de auto op het touchscreen weer met behulp van
een camera aan de achterzijde van de auto.
Het scherm is in twee delen opgedeeld, met
in het ene deel de omgeving zoals die door de
camera('s) wordt geregistreerd en in het andere
deel het beeld van bovenaf van de directe
omgeving van de auto.
De informatie van de parkeerhulpsensoren vult
het beeld van bovenaf aan.
Er kunnen diverse weergaven worden
weergegeven:
– Standaardweergave.
– 180° weergave.
– Ingezoomde weergave.
Standaard is de stand AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem voor de beste
weergave (standaard of ingezoomd).
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst
moment de weergave wijzigen.
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert met de camera
achterop de omgeving van de auto tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid.
Van boven de auto wordt er, in realtime en
terwijl de manoeuvre wordt uitgevoerd, een
beeld van de directe omgeving gereconstrueerd
(weergegeven tussen de haakjes).
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid om de
obstakels in de buurt van de auto te zien. Dit
Page 133 of 244
131
Rijden
6Er kunnen diverse weergaven worden
weergegeven:
– Standaardweergave.
–
180° weergave.
–
Ingezoomde weergave.
Standaard is de stand
AUTO geactiveerd.
In deze stand kiest het systeem voor de beste
weergave (standaard of ingezoomd).
U kunt tijdens het manoeuvreren op elk gewenst
moment de weergave wijzigen.
De systeemstatus wordt niet opgeslagen bij het
afzetten van het contact.
Werkingsprincipe
Dit systeem registreert met de camera
achterop de omgeving van de auto tijdens het
manoeuvreren bij lage snelheid.
Van boven de auto wordt er, in realtime en
terwijl de manoeuvre wordt uitgevoerd, een
beeld van de directe omgeving gereconstrueerd
(weergegeven tussen de haakjes).
Deze weergave maakt het recht inparkeren
gemakkelijker en biedt de mogelijkheid om de
obstakels in de buurt van de auto te zien. Dit beeld verdwijnt automatisch als de auto langere
tijd stilstaat.
Beeld achterzijde
U activeert de camera op de achterklep door
de achteruitversnelling in te schakelen en niet
harder dan 10
km/h te rijden.
De functie wordt uitgeschakeld:
–
Zodra er een aanhanger wordt aangekoppeld
of een fietsendrager op de trekhaak wordt
gemonteerd (bij auto's met een trekhaak die
volgens de voorschriften van de fabrikant is
gemonteerd).
–
Automatisch, bij snelheden hoger dan
ongeveer 10
km/h,
–
Automatisch, als de achterklep wordt
geopend.
–
Als er uit de achteruitversnelling wordt
geschakeld (het beeld wordt dan nog 7
seconden weergegeven).
–
Als op de witte pijl linksboven in de hoek van
het touchscreen wordt gedrukt.
Stand AUTO
Deze stand is standaard geactiveerd.
Wanneer een obstakel zich ter hoogte van de
rode lijn bevindt (minder dan 30
cm van de auto)
wordt dankzij de sensoren in de achterbumper
automatisch overgeschakeld van de weergave
van de omgeving achter de auto (standaard)
naar de weergave van het beeld van bovenaf
(ingezoomd) van de auto.
Standaardweergave
Page 134 of 244
132
Rijden
Het gebied achter de auto wordt weergegeven
op het scherm.
De blauwe lijnen (1) geven de breedte van de
auto weer met uitgeklapte buitenspiegels; ze
verplaatsen zich afhankelijk van de stand van
het stuurwiel.
De rode lijn 2 geeft een afstand van 30
cm vanaf
de achterbumper weer; de twee blauwe lijnen 3
en 4 een afstand van respectievelijk 1 m en 2 m.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
Ingezoomde weergave
De camera registreert de omgeving tijdens het
manoeuvreren om een samengesteld beeld
van bovenaf van de achterzijde van de auto en
van zijn nabije omgeving te creëren zodat de
obstakels rondom de auto goed zichtbaar zijn.
Deze weergave is beschikbaar in de stand
AUTO of door deze te selecteren in het menu
voor het veranderen van de weergave.
De obstakels kunnen verder weg lijken
dan ze in werkelijkheid zijn.
Tijdens het manoeuvreren moet u de
zijkanten van de auto via de buitenspiegels in
de gaten houden.
De parkeersensoren geven ook extra
informatie over het gebied rondom de auto.
180°-weergave
Wanneer u achteruitrijdend een parkeerplaats
verlaat, kunt u dankzij de 180°-weergave voertuigen, voetgangers of fietsers zien
aankomen.
Wij raden u aan om deze weergave niet tijdens
de gehele manoeuvre te gebruiken.
De weergave heeft drie zones: links
A, midden B
en rechts C.
Deze weergave is alleen beschikbaar door deze
te selecteren in het menu voor het veranderen
van de weergave.
Park Assist
Lees de algemene adviezen over het gebruik
van de rij- en parkeerhulpsystemen.
Dit systeem helpt u actief bij het parkeren: het
detecteert een parkeerplek en neemt vervolgens
het sturen van u over bij het inparkeren.
Bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak bedient de bestuurder het
gaspedaal, het rempedaal, de versnellingsbak
en de koppeling.
Bij een auto met een automatische transmissie
(EAT6/EAT8) bedient de bestuurder het
gaspedaal, het rempedaal en de selectiehendel.
Tijdens het in- en uitparkeren informeert het
systeem de bestuurder met beelden op het
scherm en geluidssignalen, zodat hij erop
kan toezien dat de manoeuvres veilig worden
uitgevoerd. Bij het parkeren kan het noodzakelijk
zijn om enkele keren vooruit en achteruit te
steken.
De bestuurder kan altijd de controle weer
overnemen door het stuurwiel vast te pakken.
Page 135 of 244
133
Rijden
6Onder bepaalde omstandigheden
detecteren de sensoren mogelijk geen
kleine obstakels die zich in hun dode hoeken
bevinden.
Het Park Assist-systeem werkt niet als de
motor is afgezet.
Het Park Assist-systeem assisteert u bij de
volgende manoeuvres:
A. Fileparkeren.
B. Uitparkeren na fileparkeren.
C. Inparkeren in een vak haaks op de rijbaan.
Tijdens de manoeuvres draait het
stuurwiel snel rond: houd daarom het
stuurwiel niet tegen en steek niet uw handen
tussen de spaken van het stuurwiel.
Let op voorwerpen die het draaien van het
stuurwiel kunnen hinderen (zoals wijde
kleding, sjaals en dassen) - Kans op letsel!
Als Park Assist is geactiveerd, gaat Stop & Start niet in de STOP-stand. In de
STOP-stand wordt bij het activeren van de
Park Assist de motor gestart.
Het Park Assist-systeem neemt de
controle van de stuurinrichting
gedurende maximaal 4 parkeercycli over. Na
deze 4 cycli wordt de functie gedeactiveerd.
Als u vindt dat uw auto op dat moment niet
goed geparkeerd staat, moet u zelf het
stuurwiel weer ter hand nemen om de
manoeuvre te voltooien.
Het verloop van de manoeuvres en de
rijinstructies worden op het touchscreen
weergegeven.
De assistentie is geactiveerd: de
weergave van dit pictogram in
combinatie met een maximumsnelheid geeft
aan dat het sturen wordt overgenomen door
het systeem: raak het stuurwiel niet aan.
De assistentie is gedeactiveerd: de
weergave van dit pictogram geeft aan
dat het sturen niet meer door het systeem
wordt uitgevoerd: u moet het stuurwiel zelf
weer ter hand nemen.
Controleer altijd de directe omgeving van
uw auto voordat u met een
parkeermanoeuvre begint.
De functie parkeerhulp is niet
beschikbaar tijdens de meting van de
beschikbare ruimte. Na deze meting
waarschuwt de functie u tijdens de
manoeuvre als uw auto een obstakel nadert:
het geluidssignaal klinkt ononderbroken als
de ruimte tussen de auto en het obstakel
minder dan 30 cm bedraagt.
Als u de functie parkeerhulp hebt
gedeactiveerd, wordt deze automatisch weer
geactiveerd gedurende de geassisteerde
parkeermanoeuvres.
Als de Park Assist wordt ingeschakeld, wordt het Dodehoekbewaking
uitgeschakeld.
Werking
Hulp bij fileparkeren
Zodra u een vrij parkeervak hebt gevonden:► Selecteer " Park Assist" in het menu
Auto/Rijverlichting en daarna het
tabblad Snelkoppelingen
van het touchscreen
om de functie te activeren.
Page 136 of 244
134
Rijden
► Beperk de rijsnelheid tot maximaal 20
km/h en selecteer " Inparkeren" op het
touchscreen.
Bij het fileparkeren herkent het systeem
geen parkeervakken die aanzienlijk
korter of langer zijn dan de auto.
► Bedien de richtingaanwijzer aan de zijkant
waar u wilt parkeren, om de meetfunctie te
activeren. Zorg er daarbij voor dat u een afstand
van 0,5 tot 1,5 meter tussen de geparkeerde
auto's en uw auto aanhoudt.
► Rijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
► Rijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
► Schakel de achteruitversnelling in, laat het
stuurwiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.
► De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
–
Rijd niet sneller dan 7
km/h voor of achteruit
en volg de aanwijzingen van de "Parkeerhulp" tot
wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
► Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
– De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Hulp bij het verlaten van een
parkeervak na parallel parkeren
► Als u na parallel parkeren vanuit een
parkeervak wilt wegrijden, start dan eerst de
motor.
► Laat de auto stilstaan en selecteer
"Park Assist" in het menu Auto/
Rijverlichting en daarna het tabblad
Snelkoppelingen van het touchscreen om de
functie te activeren.
► Druk op "Uitparkeren " op het
touchscreen.
Page 137 of 244
135
Rijden
6
► Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
–
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Hulp bij het verlaten van een
parkeervak na parallel parkeren
► Als u na parallel parkeren vanuit een
parkeervak wilt wegrijden, start dan eerst de
motor
.
► Laat de auto stilstaan en selecteer
" Park Assist" in het menu Auto/
Rijverlichting en daarna het tabblad
Snelkoppelingen
van het touchscreen om de
functie te activeren.
► Druk op " Uitparkeren" op het
touchscreen.
► Bedien de richtingaanwijzer aan de zijkant
waar u het vak wilt verlaten.
►
Schakel de achteruitversnelling of een
versnelling vooruit in en laat het stuurwiel los.
► De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig. Rijd niet sneller dan 5 km/h vooruit
of achteruit en volg de aanwijzingen van de
"Parkeerhulp" totdat er wordt aangegeven dat de
manoeuvre is voltooid.
De manoeuvre is voltooid zodra beide
voorwielen van de auto zich buiten het
parkeervak bevinden.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje op het instrumentenpaneel
uit en wordt er een melding weergegeven in
combinatie met een geluidssignaal.
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Hulp bij haaks inparkeren
► Wanneer u een parkeervak hebt
gevonden, selecteer " Park Assist" in het
menu Auto/Rijverlichting en daarna het tabblad
Snelkoppelingen
van het touchscreen om de
functie te activeren.
► Beperk de rijsnelheid tot maximaal 20
km/h en selecteer " Vakparkeren" op het
touchscreen.
Page 138 of 244
136
Rijden
De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt het Park Assist-systeem automatisch
uitgeschakeld zodra de achterzijde van de
auto een obstakel tot minder dan 50 cm is
genaderd.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van een parkeervak kan de functie
Achteruitrijcamera in werking treden. Deze
functie zorgt ervoor dat u een beter overzicht
hebt van de directe omgeving van de auto
door aanvullende informatie op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Achteruitrijcamera.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeactiveerd door op
de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
– als het contact wordt afgezet,
– als de motor afslaat,
– als er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet wordt gestart met een
manoeuvre,
– als de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
– als de antispinregeling (ASR) in werking
treedt,
► Bedien de richtingaanwijzer aan de zijkant
waar u wilt parkeren de meetfunctie te activeren.
Zorg er daarbij voor dat u een afstand van 0,5 tot
1,5 meter tussen de geparkeerde auto's en uw
auto aanhoudt.
► Rijd langzaam en volg de instructies tot het
systeem een vrij parkeervak vindt.
Als er meerdere parkeervakken naast elkaar worden gedetecteerd, wordt uw
auto naar het laatste parkeervak geleid.
► Rijd langzaam vooruit tot er een
geluidssignaal klinkt en er een melding
wordt weergegeven die u verzoekt de
achteruitversnelling in te schakelen.
► Schakel de achteruitversnelling in, laat het
stuurwiel los en laat de auto rijden met een
snelheid van maximaal 7
km/h.
► De geassisteerde parkeermanoeuvre is
bezig.
–
Rijd niet sneller dan 7
km/h, volg de instructies
op het instrumentenpaneel en let op de
waarschuwingen van de "Parkeerhulp" totdat
wordt aangegeven dat de manoeuvre is voltooid.
Als de manoeuvre is voltooid, gaat het
controlelampje van de functie op het
instrumentenpaneel uit en wordt een
melding weergegeven in combinatie met een
geluidssignaal.
Page 139 of 244
137
Rijden
6De parkeerhulp is gedeactiveerd: u kunt het
stuur weer overnemen.
Tijdens het haaks inparkeren wordt het Park Assist-systeem automatisch
uitgeschakeld zodra de achterzijde van de
auto een obstakel tot minder dan 50
cm is
genaderd.
Tijdens het inparkeren of het uitrijden van een parkeervak kan de functie
Achteruitrijcamera in werking treden. Deze
functie zorgt ervoor dat u een beter overzicht
hebt van de directe omgeving van de auto
door aanvullende informatie op het
instrumentenpaneel weer te geven.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over de Achteruitrijcamera.
Uitschakelen
Het systeem kan worden gedeactiveerd door op
de toets te drukken.
Het systeem wordt automatisch gedeactiveerd:
–
als het contact wordt afgezet,
–
als de motor afslaat,
–
als er binnen 5 minuten na het selecteren van
het type manoeuvre niet wordt gestart met een
manoeuvre,
–
als de auto tijdens de manoeuvre langdurig
blijft stilstaan,
–
als de antispinregeling (ASR) in werking
treedt, –
als de maximale wagensnelheid wordt
overschreden,
–
als de bestuurder het stuurwiel tegenhoudt,
–
na meer dan 4 parkeercycli,
–
als het bestuurdersportier wordt geopend,
–
als één van de voorwielen op een obstakel
stuit.
Dit pictogram wordt op het touchscreen
getoond en er verschijnt een melding op
het scherm in combinatie met een
geluidssignaal.
De bestuurder moet nu het stuur weer
overnemen.
Als het systeem tijdens een manoeuvre wordt
gedeactiveerd, moet de bestuurder het systeem
weer activeren om de meting voort te zetten.
Uitschakelen
Het systeem wordt automatisch uitgeschakeld:
– bij het trekken van een aanhanger ,
–
als het bestuurdersportier wordt geopend,
–
bij een wagensnelheid van meer dan 70 km/h.
Raadpleeg een PEUGEOT
-dealer of een
gekwalificeerde werkplaats wanneer u het
systeem voor langere tijd wenst uit te schakelen.
Storingen
Dit waarschuwingslampje gaat op het
instrumentenpaneel branden en er wordt
een melding weergegeven, combinatie met een
geluidssignaal.
Als de ruimte tussen uw auto en de parkeerplek te groot is, kan het systeem
mogelijk de beschikbare ruimte niet meten.
Tijdens een manoeuvre houdt het Park Assist-
systeem geen rekening met onderdelen of
voorwerpen die buiten de carrosserie van de
auto uitsteken.
Controleer bij slecht weer en bij winterse
omstandigheden of de sensoren niet met
vuil, ijs of sneeuw zijn bedekt.
Laat het systeem bij een storing door een
PEUGEOT-dealer of door een gekwalificeerde
werkplaats controleren.
Page 140 of 244
Compatibiliteit van
brandstoffen
Benzine die voldoet aan de norm EN228 met
respectievelijk tot 5% en 10% ethanol.
Diesel die voldoet aan de normen
EN590, EN16734 en EN16709, met een
methylvetzuurgehalte tot respectievelijk 7%,
10%, 20% en 30%. Bij het gebruik van B20- of
B30-brandstof, zelfs af en toe, gelden speciale
onderhoudsvoorschriften die onder "Zware
omstandigheden" vallen.
Diesel met paraffine volgens de norm EN15940.
Het gebruik van elk ander type (bio)
brandstof (zuivere of verdunde
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan
de motor en het brandstofcircuit).
Alleen brandstofadditieven die voldoen aan de norm B715001(benzine) of
B715000 (diesel) zijn toegestaan.
Al ruim 20 jaar zoekt PEUGEOT TOTAL de limieten op en heeft daarbij
successen onder de zwaarste omstandigheden gehaald, met overwinningen
in de 24 uur van Le Mans en de Dakar Rally, en die van al onze Rally-klanten
over de hele wereld. Voor deze uitzonderlijke prestaties kozen de teams van
Peugeot Sport voor TOTAL QUARTZ, een hoogwaardig smeermiddel dat de
motor onder de meest extreme omstandigheden beschermt.
T QUA
des tijds
TOTAL QUARTZ INEO FIRST is een zeer hoogwaardig smeermiddel dat
door de R&D-teams van Peugeot en Total gezamenlijk is ontwikkeld. De
innovatieve technologie van deze speciaal voor auto's van het merk Peugeot
ontwikkelde motorolie draagt in belangrijke mate bij tot het terugdringen van
de CO
2-emissies en beschermt uw motor tegen verstoppingen.
PEUGEO & T
P ARTNERS IN PERF