PEUGEOT 5008 2018 Instructieboekje (in Dutch)

Page 81 of 364

79
Deze aansluitpanelen zijn niet ontworpen om
een gewicht van meer dan 30 kg te dragen.
Controleer voordat u
de aansluitpanelen
uitklapt of de stoelen van de 2e zitrij zo ver
mogelijk naar achteren zijn gezet.
Toegang tot de 3e zitrij
De 3e zitrij is toegankelijk via de 2e zitrij. Van buitenaf of vanaf de 3e zitrij:
F

C
ontroleer of de uitklaptafeltjes op de rugleuning
van de voorstoelen volledig zijn ingeklapt.
F
T
rek aan de hendel D
, beweeg de rugleuning
naar voren om deze te kantelen en schuif de
stoel naar voren.
De rugleuning van de stoel weer terugzetten in de
normale positie:
F
Z
et de rugleuning rechtop tot de stoel wordt
vergrendeld.
Ongeacht de oorspronkelijke stand van de stoel
wordt deze automatisch op 1/3 van het bereik van
de verstelling in lengterichting gezet om voldoende
ruimte over te houden voor de passagiers op de 3e
zitrij.
In het geval dat dit systeem niet werkt (met
hendel D ) kunnen de passagiers op de 3e
zitrij ook uitstappen door de rugleuning van
de stoelen op de 2e zitrij neer te klappen met
behulp van de lus C .
Laat kinderen de stoelen niet bedienen zonder
toezicht van volwassenen.
-

v
oorkomt dat er voor werpen onder de stoelen op
de 2e zitrij terechtkomen.
De aansluitpanelen worden met een magneet tegen
de rugleuningen aan gehouden.
Stoelen van de derde zitrij
De twee stoelen van de derde zitrij zijn
in opgevouwen positie opgeborgen in de
bagageruimte. Elke stoel wordt afgedekt door een
harmonicapaneel dat aan de auto is bevestigd. Laat kinderen de stoelen niet bedienen zonder
toezicht van volwassenen.
Elk harmonicapaneel kan een gewicht van
100


kg
dragen als de stoelen van de derde
zitrij zijn weggeklapt.
Als de stoelen van de derde zitrij zijn
ver wijderd, kunnen de geplaatste
harmonicapanelen een gewicht van maximaal
40 kg dragen.
Als een stoel aanwezig is in de bagageruimte, is de
ver wijderbare steun tegen de wand vóór de houder
bevestigd.
Als voor extra bagageruimte de stoel uit de
bagageruimte wordt ver wijderd, moet de
ver wijderbare steun op twee pennen aan de
middenwand worden bevestigd.
3
Ergonomie en comfort

Page 82 of 364

80
Samenvouwen van de
harmonicapanelen
Als de stoelen van de derde zitrij zijn geplaatst,
kunnen deze harmonicapanelen worden geplaatst:
-
p
lat op de vloer, achter de stoelen,
-

o
f verticaal,
zodat de ruimte waarin de stoelen worden
opgeborgen, kan worden gebruikt als extra
opbergruimte.
Opklappen van de stoelen
Dit gebeurt vanaf de dorpel van de bagageruimte. F
V
erwijder de bagageafdekking.
F
Z
et de aansluitpanelen van de stoelen van de
tweede zitrij rechtop.
F
K
lap het harmonicapaneel terug en zet dit
rechtop (verticaal).
F
T
rek aan de zwarte riem E aan de achterzijde
van de rugleuning.
De rugleuning kantelt naar achteren, waardoor de
zitting omhoogkomt; de stoel wordt in de opgeklapte
positie vergrendeld.
De bagageafdekking kan achter de rugleuningen van
stoelen in de derde zitrij opgeborgen worden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over de voorzieningen in het interieur ,
met name over de bagageafdekking.
Wegklappen van de stoelen
F Trek aan de lus; de 3 delen van het
desbetreffende harmonicapaneel worden
samengevouwen. F
Z et de aansluitpanelen van de stoelen van de
tweede zitrij rechtop.
F Z et de hoofdsteunen in de laagste stand.
F

C
ontroleer of de veiligheidsgordels van de derde
zitrij correct en zonder vouwen of verdraaien
langs de zijbekleding zijn opgeborgen.
F

T
rek aan de riem F onder aan de rugleuning.
De stoel wordt ontgrendeld.
F

D
uw de rugleuning iets naar voren.
De rugleuning kantelt naar voren op de zitting; de
weggeklapte stoel wordt aan de achterzijde van de
opbergruimte opgeborgen.
F

P
laats het harmonicapaneel terug op de
weggeklapte stoel.
Ergonomie en comfort

Page 83 of 364

81
Hoofdsteunen achter
Voordat er iets met de stoelen van de derde
zitrij wordt gedaan, moeten de aansluitpanelen
van de stoelen van de tweede zitrij rechtop
gezet worden.
Probeer een stoel in de derde zitrij niet terug
te klappen voordat deze uitgeklapt is en de
rugleuning volledig vergrendeld is.
Laat niets op of onder de stoelen van de derde
zitrij achter wanneer deze weggeklapt worden.
Houd bij het wegklappen van de stoel de riem
F niet vast – uw vingers kunnen bekneld raken!
De hoofdsteunen hebben twee standen:
-

de hoge stand (gebruiksstand):
F

b
eweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag.
-

de lage stand (opgeborgen stand), als de
zitplaats onbezet is:
F

d
ruk de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en duw de hoofdsteun omlaag. De hoofdsteunen achter kunnen worden verwijderd.
Verwijderen van een hoofdsteun:
F

b
eweeg de hoofdsteun omhoog tot aan de
aanslag,
F

d
ruk ver volgens de pal A in om de hoofdsteun te
ontgrendelen en beweeg hem helemaal omhoog.
F

b
erg de hoofdsteun op.
Terugplaatsen van een hoofdsteun:
F

s
teek de pennen van de hoofdsteun in de
geleiders van de desbetreffende rugleuning,
F

d
uw de hoofdsteun omlaag tot aan de aanslag,
F

d
ruk de blokkeerpal A in en duw de hoofdsteun
omlaag.
Ga nooit rijden met passagiers op de
achterbank als de hoofdsteunen zijn
verwijderd; de hoofdsteunen moeten zijn
geplaatst en in de hoge stand staan.
Verwijderen van de stoel
Het is raadzaam eerst de rechter stoel te ver wijderen
om er voor te zorgen dat de ontgrendeling van de
linker stoel gemakkelijker bereikbaar is. F

V
ouw de harmonicapanelen samen.
De stoel moet eerst zijn neergeklapt.
De handelingen moeten vanaf de dorpel van de
bagageruimte worden uitgevoerd.
F
B
eweeg de gele hendel G aan de rechterzijde
omhoog tot de aanslag om de stoel te
ontgrendelen.
F
H
oud de gele hendel bij de aanslag en breng de
achterzijde van de stoel omhoog met behulp van
de rode riem F .
3
Ergonomie en comfort

Page 84 of 364

82
De stoelen in de
oorspronkelijke stand
terugzetten
De handelingen moeten vanaf de dorpel van de
bagageruimte worden uitgevoerd.Zo lang de stoel niet in de correcte stand staat,
moet deze met beide handen aan de zijkanten
ingeklapt worden vastgehouden.
F

C
ontroleer vooraf of de opbergruimte onder
de stoel leeg is en of de verplaatsbare houder
correct is bevestigd tegen de voorwand. Controleer of de voorste haken van de stoel
correct op de twee nokken zijn geplaatst.
Is dit niet het geval, dan moet de stoel omhoog
worden gebracht en de procedure opnieuw
worden uitgevoerd.Als de stoel niet volledig horizontaal staat,
druk dan niet op de rugleuning en probeer
deze niet weg te klappen – Kans op
beschadiging van het mechanisme!
Ver wijder de stoel en voer de handeling
opnieuw uit.
Modulariteit van de stoelen
Voorbeelden van opstellingen
F Pak nadat de achterzijde van de stoel omhoog is
gebracht elke kant van de onderzijde ter hoogte
van de kunststof afdekkingen vast en schuif de
stoel onder een gelijke hoek naar u
toe.F
P ak de stoel aan de zijkanten ter hoogte van de
kunststof afdekkingen vast en kantel de stoel
naar voren.
F

P
laats de haken aan de voorzijde van de stoel
tegelijkertijd op de gekleurde borgnokken aan
de rechterzijde en linkerzijde aan de onderzijde
van de opbergruimte onder de stoel. F

L
aat de achterzijde van de stoel zakken (deze
wordt vergrendeld door het eigen gewicht).
De gele hendel G wordt automatisch in zijn
oorspronkelijke stand gezet.
7

plaatsen 5

plaatsen Transport van voor werpen
Ergonomie en comfort

Page 85 of 364

83
Als u de stoelen van de tweede zitrij neerklapt
e n die van de derde zitrij inklapt, ontstaat
er een doorlopende laadvloer tot aan de
achterzijde van de voorstoelen.
Als u
de voorpassagiersstoel in de tafelstand
zet, ontstaat er een doorlopende laadvloer tot
aan het dashboard.
Het neerklappen en rechtop zetten van de
stoelen mag uitsluitend worden uitgevoerd bij
stilstaande auto.
6


plaatsen 4

plaatsen
Functie i-Cockpit Amplify
Met deze functie kunt u twee ambiances voor het
r ijden kiezen.
Beide ambiances worden gekenmerkt door
specifieke instellingen van de uitrustingselementen.
Inhoud van een ambiance Openen van de startpagina van
het systeem i-Cockpit Amplify
Rechtstreeks via deze toets
Via het menu Applicaties
F

Sel
ecteer "i-Cockpit Amplify ".
Activeren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F
S electeer een ambiance: " Relax" of "Boost ".
Afhankelijk van de gekozen instellingen
voor de ambiance worden de verschillende
uitrustingselementen direct geactiveerd.
Deactiveren van een ambiance
Deze ambiances kunt u via het touchscreen aan uw
p ersoonlijke smaak aanpassen.
Een ambiance wordt bepaald door de instellingen
van de volgende uitrustingselementen: -
s

feerverlichting van het interieur,
(inschakelen/uitschakelen en instellen
van de lichtsterkte).
- geluidssfeer,
(selecteren van een vooraf bepaalde instelling
van de equalizer van het audiosysteem).
- parfumeur,
(inschakelen/uitschakelen, selecteren
van de par fumeur en instellen van de
intensiteit van de verspreiding van de
geur).
- meerkeuzemassagefunctie,
(selecteren van de stoel, inschakelen/
uitschakelen, selecteren van het soort
massage en de intensiteit van de massage).
- Driver Sport Pack,
(inschakelen/uitschakelen). Vanaf de startpagina:
F
D ruk op "Ambiance uitschakelen ".
of
F

S
electeer de andere ambiance.
De ambiance wordt automatisch gedeactiveerd bij
het afzetten van het contact.
3
Ergonomie en comfort

Page 86 of 364

84
Personaliseren van een ambiance
Vanaf de startpagina:
F S electeer de ambiance om deze te activeren.
F

D
ruk op " Instellingen " om de pagina voor het
instellen van de ambiance te openen.
F

S
electeer een uitrustingselement waarvan u

de
instellingen wilt wijzigen.
F

D
ruk, om terug te keren naar de pagina voor
het instellen van de ambiance, na het wijzigen
van de instellingen op een deel van het scherm
buiten het venster voor het instellen van het
uitrustingselement.
F

D
ruk als u alle gewenste wijzigingen hebt
doorgevoerd op " Parameters opslaan ".
De wijzigingen in de parameters worden direct
doorgevoerd.
U kunt op elk gewenst moment tijdelijk een
ambiance wijzigen door de instellingen van een
of meer uitrustingselementen die bepalend zijn
voor de ambiance te wijzigen, buiten de functie
i- Cockpit Amplify om.
U kunt bijvoorbeeld de massage uitschakelen
of de intensiteit er van aanpassen door te
drukken op de massageknop van uw stoel of
de sfeerverlichting in het interieur activeren/
deactiveren via het menu Auto/Rijden .
In dat geval worden de nieuwe instellingen niet
opgeslagen in de op dat moment geactiveerde
ambiance.Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd en wordt van
buitenaf toegevoerd via het luchtrooster onder de
voorruit, of in het interieur gerecirculeerd.
Knoppen
De lucht kan afhankelijk van de instellingen van
de bestuurder, voorpassagier of achterpassagiers
(afhankelijk van het uitrustingsniveau) via
verschillende circuits worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid wordt
verhoogd of verlaagd.
Afhankelijk van de uitvoering van uw auto kan de
verwarming en ventilatie worden bediend via het
menu " Airconditioning " van het touchscreen of via
het bedieningspaneel van de middenconsole.
Luchtverdeling
1. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2. Uitstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten vóór.
3. Afsluitbare en verstelbare zijventilatieroosters.
4. Afsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters.
5. Uitstroomopeningen voetenruimte
voorpassagiers.
Ergonomie en comfort

Page 87 of 364

85
Sluiten van de ventilatieroosters:
F b uitenste ventilatieroosters: zet de knop in
de middelste stand en beweeg hem zijwaarts
richting het portier.
F

m
iddelste ventilatieroosters: zet de knop in de
middelste stand en beweeg hem zijwaarts naar
u
toe. Gebruiksadviezen voor de ver warming,
ventilatie en airconditioning
Neem voor een optimale werking van de
verwarming, ventilatie en airconditioning de
volgende gebruiksadviezen in acht:
F
L et erop dat voor een gelijkmatige
verdeling van de lucht naar het interieur
de uitstroomopening onder de voorruit, de
verschillende luchtkanalen, ventilatieroosters
en overige uitstroomopeningen alsmede de
ventilatieopening in de bagageruimte vrij
blijven.
F

D
ek de zonnesensor op het dashboard niet af;
deze wordt gebruikt voor het regelen van het
automatische airconditioningssysteem.
F

Z
et de airconditioning minstens één tot twee
keer per maand vijf tot tien minuten aan om het
systeem in per fecte staat te houden.
F

C
ontroleer regelmatig de staat van het
interieurfilter en laat de filterelementen
periodiek ver vangen. Wij raden u
een
gecombineerd interieurfilter aan. Dankzij
het toegevoegde speciale actieve middel
draagt het bij tot een gezuiverde lucht voor
de inzittenden en een schoon interieur
(vermindering van allergische reacties, stank
en vetaanslag). F

L
aat de airconditioning regelmatig controleren
zoals voorgeschreven in het garantie- en
onderhoudsboekje, om het systeem in per fecte
staat te houden.
F G ebruik de airconditioning niet als deze niet
koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Bij een zware belasting van de motor (trekken van
een aanhanger op een steile helling bij een hoge
buitentemperatuur) kan de airconditioning tijdelijk
worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht
van de motor.
6.
Uitstroomopeningen voetenruimte
achterpassagiers.
7. Verstelbare ventilatieroosters met aanjager.
3
Ergonomie en comfort

Page 88 of 364

86
Handbediende airconditioning
1.Temperatuurregeling.
2. Airconditioning A AN/UIT.
3. Regeling luchtverdeling.
4. Regeling luchtopbrengst.
5. Recirculatie van de interieurlucht.
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende
motor.
Temperatuurregeling
F Draai deze knop van blauw (koel) naar rood (warm).
Regeling luchtverdeling Luchtopbrengstregeling
F Druk op de knop "grote ventilator
"
of " kleine ventilator " om de
luchtopbrengst te verhogen of te
verlagen.
De desbetreffende oranje lampjes gaan
branden.
Wanneer u
op de knop " kleine ventilator " drukt tot
alle lampjes uit zijn (uitschakeling van het systeem),
wordt het thermische comfort niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u
in staat:
-

d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-

i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op deze toets. Het oranje lampje gaat branden.
Als de auto lange tijd in de zon heeft gestaan
en de temperatuur in het interieur hoog is
opgelopen, zet dan de ruiten enige tijd open.
Zorg er voor dat de aanjagersnelheid
voldoende hoog is ingesteld, zodat de lucht
in het interieur goed ver verst wordt.
Condensvorming door de airconditioning kan
ertoe leiden dat zich een klein plasje water
onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
Stop & Star t
De verwarmings- en airconditioningssystemen
werken alleen als de motor draait.
Als u

het thermische comfort in de auto op
het door u

gewenste niveau wilt houden, kunt
u

tijdelijk de functie Stop & Start uitschakelen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het Stop & Star t -
systeem. Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Voetenruimte.
F

D

ruk op deze knop tot de gewenste
luchtverdeling is geselecteerd.
De luchtstroom kan worden verdeeld door meerdere
oranje lampjes te laten branden.
Ergonomie en comfort

Page 89 of 364

87
De airconditioning werkt niet als de aanjager is
uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. Het lampje gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
r ui te n).
Semi-automatische
airconditioning met centrale
regeling
Druk op de toets van het menu
Airconditioning om de pagina met de
bedieningstoetsen van het systeem weer
te geven. De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende
motor.
De temperatuur van de lucht die uit de
ventilatieroosters en -openingen stroomt, wordt door
het systeem geregeld afhankelijk van de temperatuur
in het interieur en de ingestelde waarden voor de
temperatuur.1.
Automatisch programma "Zicht".
2. Recirculatie van de interieurlucht.
3. Regeling van de luchtopbrengst.
4. Regeling van de temperatuur.
5. Regeling van de luchtverdeling
6. Uitschakelen van het systeem.
7. In-/uitschakelen van de airconditioning.
8. Maximale stand van de airconditioning
Temperatuurregeling
F Druk op een van deze toetsen om
de waarde te verlagen (blauw) of te
verhogen (rood). De weergegeven waarde heeft betrekking op een
bepaald comfortniveau en niet op een exacte
temperatuur.
Regeling luchtopbrengst
Druk op een van deze toetsen om de
aanjagersnelheid te verhogen (+) of te
verlagen (-).
Het symbool van de luchtopbrengst (ventilator) wordt
geleidelijk opgevuld, afhankelijk van de gewenste
aanjagersnelheid.
Door de aanjagersnelheid in de laagst mogelijke
stand te zetten wordt de aanjager volledig
uitgeschakeld.
Rijd niet te lang met uitgeschakelde aanjager –
Kans op beslaan van de ruiten en vermindering
van de luchtkwaliteit!
Regeling luchtverdeling
Met deze toetsen regelt u de verdeling van de
l uchtstroom naar het interieur.
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
3
Ergonomie en comfort

Page 90 of 364

88
Airconditioning AAN/UIT
De airconditioning werkt doeltreffend in elk
jaargetijde, mits de ruiten zijn gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-

d
e temperatuur in het interieur 's zomers te
verlagen,
-

i
n de winter bij temperaturen boven 3°C
beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Inschakelen
F Druk op deze toets. Het lampje gaat branden. De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
Om het interieur sneller te verkoelen kunt
u
korte tijd de recirculatiestand inschakelen.
Schakel daarna de toevoer van buitenlucht
weer in.
Uitschakelen
F Druk nogmaals op deze toets. Het lampje gaat uit.
Het uitschakelen van de airconditioning kan
negatieve effecten hebben (vocht, beslaan van de
r ui te n).
Maximale stand van de
airconditioning
In deze stand wordt de lucht in het interieur sneller
gekoeld.
Het systeem stelt automatisch de temperatuur in op
het laagste comfortniveau, verdeelt de lucht over de
middelste ventilatieroosters en zijventilatieroosters
en schakelt de maximale aanjagersnelheid en de
recirculatie van de interieurlucht in.
F

D
ruk op deze toets om de functie
in te schakelen; het lampje van de
toets gaat branden.
Automatisch programma
"Zicht "
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het ontdooien/ontwasemen van de
voorruit .
Uitschakelen van het systeem
F Druk op deze toets. Het lampje
van de toets gaat branden en alle
andere lampjes van het systeem
gaan uit.
Rijd niet te lang met een uitgeschakelde
airconditioning – Kans op beslaan van de
ruiten en vermindering van de luchtkwaliteit!
Door op een willekeurige toets te drukken
wordt het systeem weer ingeschakeld waarbij
de instellingen van vóór het uitschakelen weer
worden gebruikt.
Voetenruimte.
De luchtstroom kan met meerdere toetsen worden
aangepast: als het lampje brandt, stroomt er lucht in
de aangegeven richting; als het lampje uit is, stroomt
er geen lucht in de aangegeven richting.
Voor een gelijkmatige verdeling van de lucht over
het interieur kunnen de drie toetsen gelijktijdig zijn
geactiveerd.
F

D

ruk nogmaals op deze toets om de functie uit
te schakelen en de vorige instellingen weer te
gebruiken; het lampje van de toets gaat uit. Hiermee worden alle functies van de airconditioning
uitgeschakeld.
Het thermische comfort wordt niet meer geregeld.
Er blijft door de rijwind echter nog wel een kleine
luchtstroom gehandhaafd.
Ergonomie en comfort

Page:   < prev 1-10 ... 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 91-100 101-110 111-120 121-130 ... 370 next >