Peugeot 508 RXH 2016 Handleiding (in Dutch)
Page 81 of 364
79
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Massagefunctie
Deze functie zorgt voor een massage ter
hoogte van de lendenen van de bestuurder. De
functie werkt alleen bij draaiende motor en als
de STOP-stand van het Stop & Start-systeem
is geactiveerd.
Inschakelen
F Druk op deze knop.
Het verklikkerlampje gaat branden en de
massagefunctie wordt voor een tijdsduur van 1 uur
ingeschakeld. Gedurende deze tijdsduur wordt
de massage in cycli van 6
minuten uitgevoerd
(4
minuten massage worden gevolgd door 2 minuten
rust). Het systeem voert in totaal 10
cycli uit.
Na een uur wordt de functie uitgeschakeld, het
verklikkerlampje gaat dan uit.
Uitschakelen
U kunt de massagefunctie op elk
gewenst moment uitschakelen door
op deze knop te drukken.
Stuurwielverstelling
F Zorg dat de auto stilstaat en duw de hendel omlaag om het stuur wiel te
ontgrendelen.
F
V
erstel het stuur wiel in hoogte en diepte
voor een optimale zithouding.
F
T
rek aan de hendel om het stuur wiel te
vergrendelen.
Voer deze handelingen om
veiligheidsredenen uitsluitend uit bij
stilstaande auto.
3
Ergonomie en comfort
Page 82 of 364
80
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Spiegels
De verstelbare buitenspiegels zorgen voor
het benodigde zicht naar achteren bij een
inhaalmanoeuvre of het parkeren van de auto.
De buitenspiegels kunnen ook worden
ingeklapt voor het parkeren in een smalle
straat.
Buitenspiegels
Als de buitenspiegels zijn ingeklapt met behulp
van de schakelaar A, worden ze niet automatisch
uitgeklapt als de auto wordt ontgrendeld. Trek
nogmaals de schakelaar A naar achteren om de
buitenspiegels uit te klappen.
Het automatisch in- en uitklappen van de
buitenspiegels kan worden gedeactiveerd
door het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Klap de buitenspiegels in als u uw auto
in een automatische autowasstraat laat
wassen.
De waargenomen objecten in de
buitenspiegels lijken verder af dan ze in
werkelijkheid zijn.
Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
Deze functie kunt u inschakelen door
bij draaiende motor op de toets van
de achterruitverwarming te drukken.
Verstellen
F Zet de knop A naar links of rechts om de
desbetreffende spiegel te selecteren.
F
D
uw de knop B in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
F
Z
et de knop A weer in het midden.
Inklappen
- Automatisch: vergrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
-
H
andmatig: trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
Uitklappen
- Automatisch: ontgrendel de auto met de afstandsbediening of de sleutel.
-
H
andmatig: trek bij aangezet contact de
schakelaar A naar achteren.
Stel om veiligheidsredenen de spiegels
zo af dat de dode hoek zo klein
mogelijk
is. Indien nodig kunt u de buitenspiegels
handmatig inklappen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over het ontwasemen en
ontdooien van de achterruit.
Ontwaseming - ontdooiing
Ergonomie en comfort
Page 83 of 364
81
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Automatisch kantelen
buitenspiegels bij het
achteruitrijden
De buitenspiegels kunnen bij het achteruit
inparkeren naar de grond worden gericht.
Programmeren
F Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in.
F
S
electeer en verstel achtereenvolgens de
linker en rechter buitenspiegel.
De ingestelde standen worden direct
opgeslagen.
Inschakelen
F Schakel bij draaiende motor de achteruitversnelling in.
F
B
eweeg de schakelaar A naar rechts of
links om de desbetreffende buitenspiegel
te selecteren.
De geselecteerde buitenspiegel wordt in de
geprogrammeerde stand gericht.
Uitschakelen
F Haal de versnellingsbak uit de achteruitversnelling en wacht
tien
seconden.
of
F
Ze
t de schakelaar A in de middelste stand.
De buitenspiegel keert terug naar de
oorspronkelijke stand.
De buitenspiegel keert ook terug naar de
oorspronkelijke stand:
-
z
odra sneller wordt gereden dan 10 km/h,
-
a
ls de motor wordt afgezet.
3
Ergonomie en comfort
Page 84 of 364
82
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
"Elektrochromatische"
binnenspiegel
Dankzij een sensor die de hoeveelheid licht die
vanaf de achterzijde van de auto op de spiegel
valt meet, gaat de binnenspiegel geleidelijk en
automatisch over van de dag- in de nachtstand.
De binnenspiegel is voorzien van een
antiverblindingsstand waardoor de spiegel
donkerder wordt en de bestuurder minder hinder
ondervindt van bijvoorbeeld de zon en van de
koplampen van achteropkomend verkeer.
Binnenspiegel
Handmatige binnenspiegel
Verstellen
F
S tel de spiegel af als deze in de dagstand
staat.
Dag-/nachtstand
F
T
rek aan het hendeltje om de spiegel in de
nachtstand te zetten.
F
D
uw het hendeltje naar voren om de
spiegel terug te zetten in de dagstand. Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt de spiegel in de
dagstand gezet voor een maximaal
zicht naar achteren.
Ergonomie en comfort
Page 85 of 364
83
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Verwarming en ventilatie
Luchttoevoer
De lucht in het interieur wordt gefilterd
en wordt van buitenaf toegevoerd via het
luchtrooster onder de voorruit, of in het interieur
gerecirculeerd.
Bedieningspaneel
De lucht kan afhankelijk van de instellingen
van de bestuurder, voorpassagier of
achterpassagiers (afhankelijk van het
uitrustingsniveau) via verschillende circuits
worden toegevoerd.
Stel de temperatuurregeling in: de lucht van de
verschillende circuits wordt gemengd om het
gewenste comfortniveau te bereiken.
Stel de luchtverdeling in met de desbetreffende
(combinatie van) toetsen: de lucht wordt via de
gewenste uitstroomopeningen verdeeld.
Stel de luchtopbrengst in: de aanjagersnelheid
wordt verhoogd of verlaagd.
De bedieningsschakelaars bevinden zich op
het paneel A van de middenconsole.1.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de voorruit.
2.
Ui
tstroomopeningen voor het ontdooien of
ontwasemen van de zijruiten.
3.
A
fsluitbare en verstelbare
zijventilatieroosters.
4.
A
fsluitbare en verstelbare middelste
ventilatieroosters. 5.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
voorpassagiers.
6.
A
fsluitbare en verstelbare ventilatieroosters
voor de achterpassagiers.
7.
Ui
tstroomopeningen beenruimte
achterpassagiers.
Luchtverdeling
3
Ergonomie en comfort
Page 86 of 364
84
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Automatische airconditioning: het is raadzaam het automatische programma van de airconditioning te gebruiken door op de toets "AUTO" te drukken.
Tips voor instellingen in het interieur
Gewenste werkingVerwarming of handbediende airconditioning
Luchtverdeling Luchtopbrengst Luchtrecirculatie/ Toevoer
van buitenlucht TemperatuurHandbediende
airconditioning
WARM
KOUD
ONT WASEMEN
ONTDOOIEN
Ergonomie en comfort
Page 87 of 364
85
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Gebruiksadviezen voor de verwarming, ventilatie en airconditioning
Het airconditioningssysteem is chloorvrij en is niet schadelijk voor de ozonlaag. Neem voor een optimale werking van de ver warming, ventilatie en airconditioning de volgende gebruiksadviezen in acht:
F
A
ls de binnentemperatuur zeer hoog blijft nadat de auto lang in de zon heeft gestaan, kunt u het passagierscompartiment kort ventileren.
Z
et de knop van de luchtopbrengst zodanig dat de interieurlucht goed ververst wordt.
F
L
et erop dat voor een gelijkmatige verdeling van de lucht naar het interieur de uitstroomopening onder de voorruit, de verschillende
luchtkanalen, ventilatieroosters en overige uitstroomopeningen en de ventilatieopening in de bagageruimte vrij blijven.
F
K
ies onder normale omstandigheden altijd voor de toevoer van buitenlucht; bij langdurig gebruik van de luchtrecirculatie in het interieur
kunnen de voorruit en de zijruiten beslaan.
F
L
et erop dat de zonnesensor op het dashboard niet wordt afgedekt. Deze sensor dient voor de regeling van de automatische
airconditioning.
F
Z
et de airconditioning 1 tot 2 keer per maand 5 tot 10 minuten aan om het systeem in per fecte staat te houden.
F
C
ontroleer regelmatig de staat van het interieur filter en laat de filterelementen periodiek vervangen (zie het hoofdstuk "Controles").
W
ij raden u een gecombineerd interieur filter aan. Dankzij het speciale toegevoegde actieve filter draagt het bij tot een gezuiverde lucht
voor de inzittenden en een schoon interieur (vermindering van allergische reacties, stank en vetaanslag).
F
A
ls de airconditioning werkt, gebruikt deze een klein deel van het motorvermogen. Dit heeft een hoger brandstofverbruik tot gevolg.
B
ij een zware belasting van de motor (trekken van een aanhanger op een steile helling bij een hoge buitentemperatuur) kan de
airconditioning tijdelijk worden uitgeschakeld voor een optimale trekkracht van de motor.
C
ondensvorming in de airconditioning kan ertoe leiden dat er zich een klein plasje water onder de auto vormt. Dit is een normaal
verschijnsel.
F
L
aat de airconditioning regelmatig controleren om het systeem in per fecte staat te houden.
F
G
ebruik de airconditioning niet als deze niet koelt en raadpleeg het PEUGEOT-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
3
Ergonomie en comfort
Page 88 of 364
86
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Handbediende airconditioning
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
1. Temperatuurregeling
F Draai de knop van links (koel) naar rechts (warm) om de
temperatuur naar behoefte in te
stellen.
2. Luchtopbrengstregeling
F Druk op deze toets "gevulde ventilator" om de
luchtopbrengst te verhogen.
A
fhankelijk van de gevraagde
waarde wordt de desbetreffende
rij LED's geleidelijk gevuld.
F
D
ruk op deze toets
"lege ventilator" om de
luchtopbrengst te verlagen.
3. Luchtverdeling
F Druk op de desbetreffende toets voor:
Voorruit en zijruiten.
Centrale ventilatieroosters en
zijventilatieroosters.
Beenruimte.
Afhankelijk van uw behoeften kunt
u twee instellingen combineren of
de drie instellingen gezamenlijk
selecteren.
Ergonomie en comfort
Page 89 of 364
87
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
4. Toevoer van buitenlucht/luchtrecirculatie
F Druk op deze toets om de lucht in
het interieur te laten recirculeren. Het
lampje brandt om aan te geven dat
de luchtrecirculatie is ingeschakeld.
F Druk nogmaals op de toets
om de toevoer van buitenlucht
weer in te schakelen. Het lampje
gaat uit.
De toevoer van buitenlucht voorkomt het
beslaan van de voorruit en zijruiten.
De recirculatiestand dient om de luchttoevoer
af te sluiten bij stank en stofoverlast.
Schakel zo snel mogelijk de toevoer van
buitenlucht weer in om te voorkomen dat de
luchtkwaliteit in het interieur achteruitgaat en
de ruiten beslaan.
5. Airconditioning aan/uit
De airconditioning werkt doeltreffend
in elk jaargetijde, mits de ruiten zijn
gesloten.
Het systeem stelt u in staat:
-
de temperatuur in het interieur 's zomers te verlagen,- in de winter bij temperaturen boven 3°C beslagen ruiten snel te ontwasemen.
Aan
F Druk op de toets "A /C " . Het desbetreffende
verklikkerlampje gaat branden.
De airconditioning werkt niet als de regeling
voor de luchtopbrengst is uitgeschakeld.
6. Automatisch programma "Zicht"
Zie de paragraaf "Ontdooiing -
Ontwaseming vóór".
Uit
F Druk nogmaals op de toets "A /C " . Het desbetreffende
verklikkerlampje gaat uit.
Als de airconditioning is uitgeschakeld, kunnen onaangename
verschijnselen optreden (vocht, beslagen ruiten).
Om sneller koele lucht te verkrijgen
kunt u gedurende enige tijd de
recirculatiestand inschakelen. Schakel
daarna de toevoer van buitenlucht
weer
in.
3
Ergonomie en comfort
Page 90 of 364
88
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Automatische airconditioning met gescheiden regeling
De airconditioning werkt uitsluitend bij draaiende motor.
Automatische werking
Om bij koude motor de toevoer van
koude lucht te beperken, wordt de
aanjagerregeling geleidelijk op het
optimale niveau gebracht.
Bij koud weer wordt de warme lucht
uitsluitend naar de voorruit, de zijruiten
en de beenruimte van de passagiers
verdeeld.
F
D
ruk op deze toets "AUTO"
.
Het lampje gaat branden.
1. Automatisch programma "Comfort"
Het is raadzaam deze stand te gebruiken:
het systeem regelt de temperatuur, de
luchtopbrengst, de luchtverdeling naar
de luchtroosters en de luchtrecirculatie
automatisch en optimaal aan de hand van de
door u ingestelde waarde.
Het systeem kan tijdens alle seizoenen effectief
gebruikt worden, mits de ruiten zijn gesloten.
2 - 3. Regeling bestuurders-/ passagierszijde
De bestuurder en de voorpassagier kunnen de
temperatuur afzonderlijk naar wens instellen.
De op het display weergegeven waarde heeft
betrekking op een bepaald comfortniveau en
niet op de werkelijke temperatuur in graden
Celsius of Fahrenheit.
F
D
raai de knop 2 of 3 naar links
(blauw) of naar rechts (rood) om
deze waarde te verlagen of te
verhogen.
Voor een optimaal comfort wordt de waarde
21
aanbevolen. Niettemin is afhankelijk
van uw wensen een afstelling tussen 18
en
24
gebruikelijk.
Voor een optimaal comfort is het raadzaam
dat het verschil in instelling links en rechts niet
meer dan 3
bedraagt.
Ergonomie en comfort