Peugeot 508 RXH 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: PEUGEOT, Model Year: 2016, Model line: 508 RXH, Model: Peugeot 508 RXH 2016Pages: 364, PDF Size: 10.31 MB
Page 71 of 364

69
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Sleutels, afstandsbediening, elektronische sleutel verloren
Ga met het kentekenbewijs van de auto, uw legitimatiebewijs en indien mogelijk de sticker met de sleutelcode naar het PEUGEOT-netwerk.
Het PEUGEOT-netwerk kan de speciale code van de sleutel en de transponder opzoeken en een nieuwe sleutel bestellen.
Afstandsbediening
De radiografische afstandsbediening is een systeem met een groot bereik. Het is raadzaam om niet met de knop van de afstandsbediening te
spelen om te voorkomen dat de portieren per ongeluk ontgrendeld worden.
Druk nooit op de knoppen van uw afstandsbediening buiten het bereik en het zicht van uw auto. De afstandsbediening kan dan onbruikbaar
worden en moet in dat geval opnieuw worden gesynchroniseerd.
De afstandsbediening kan niet functioneren als de sleutel in het contactslot zit, zelfs als het contact uitstaat.
Vergrendelen van de auto
Het rijden met vergrendelde portieren kan in geval van nood de toegang tot het interieur belemmeren.
Neem uit veiligheidsover wegingen (kinderen in de auto) de sleutel met afstandsbediening of de elektronische sleutel mee als u de auto verlaat,
zelfs al is dit voor korte duur.
Elektrische storingen
De elektronische sleutel van het Keyless entry and start-systeem werkt in sommige gevallen niet correct in de nabijheid van elektronische
apparatuur: telefoon, laptop, sterke magnetische velden, ...
Diefstalbeveiliging
Breng geen wijzigingen aan in de elektronische startblokkering; dit kan tot storingen leiden.
Vergeet niet aan het stuur wiel te draaien om het stuurslot te activeren.
Bij het aanschaffen van een gebruikte auto
Laat uw sleutels door het PEUGEOT-netwerk in het elektronische geheugen van de auto opslaan, zodat u er zeker van kunt zijn dat de in uw
bezit zijnde sleutels de enige zijn waarmee de auto kan worden gestart.
2
Toegang tot de auto
Page 72 of 364

70
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Dit systeem beveiligt uw auto tegen inbraak en
diefstal. Het systeem bestaat uit de volgende
typen beveiliging:
Alarm
- Omtrekbeveiliging
Dit systeem houdt de te openen
carrosseriedelen van de auto in de gaten.
Het alarm gaat af als iemand een portier, de
achterklep of de motorkap probeert te openen.
- Interieurbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er bewegingen
in het interieur worden waargenomen.
Het alarm gaat af als er een ruit wordt ingeslagen,
als iets of iemand de auto binnendringt of als iets
of iemand in de auto beweegt.
- Wegsleepbeveiliging
Dit systeem treedt in werking als er veranderingen
in de wagenhoogte worden waargenomen.
Het alarm gaat af als de auto wordt opgetild,
verplaatst of aangestoten.
Automatische
beveiligingsfunctie
Dit systeem treedt in werking als iemand
probeert het alarm te saboteren.
Het alarm gaat af als iemand probeert
de accu, de bedieningseenheid of de
kabels van de sirene uit te schakelen of
te beschadigen.Raadpleeg het PEUGEOT-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats
alvorens wijzigingen aan het
alarmsysteem aan te brengen.
Vergrendelen van de auto met
volledig ingeschakeld alarm
Inschakelen
F Zet het contact af en verlaat de auto.
F
D
ruk op de vergrendelknop
van de afstandsbediening of
vergrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Het alarmsysteem is geactiveerd: het
verklikkerlampje van de knop zal één keer per
seconde knipperen.
De inbraakbeveiliging wordt 5
seconden nadat
de vergrendelknop van de afstandsbediening
is ingedrukt of nadat de auto met het "Keyless
entry and start"-systeem vergrendeld is,
geactiveerd. De interieurbeveiliging wordt
45
seconden en de wegsleepbeveiliging
90
seconden nadat de vergrendelknop van de
afstandsbediening is ingedrukt, geactiveerd.
Indien een portier of de achterklep niet goed is
gesloten, wordt de auto niet vergrendeld, maar
wordt de omtrekbeveiliging na 45
seconden wel
ingeschakeld.
Toegang tot de auto
Page 73 of 364

71
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Vergrendelen van de
auto met alleen de
omtrekbeveiliging
ingeschakeld
Schakel de interieur- en wegsleepbeveiliging uit
om te voorkomen dat het alarm onnodig wordt
ingeschakeld als bijvoorbeeld:
-
e
en ruit op een kier blijft staan,
-
d
e auto wordt gewassen,
-
e
en wiel wordt ver wisseld,
-
d
e auto wordt gesleept,
-
d
e auto op een boot wordt vervoerd.
Uitschakelen van de interieur- en
wegsleepbeveiliging
F Zet het contact af en druk binnen 10 seconden op deze knop
tot het verklikkerlampje blijft
branden.
F
V
erlaat de auto.
F
D
ruk onmiddellijk op de
vergrendelknop van de
afstandsbediening of vergrendel
de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem.
De interieur- en wegsleepbeveiliging worden
uitsluitend uitgeschakeld als deze procedure elke
keer na het afzetten van het contact wordt uitgevoerd.
Opnieuw inschakelen van de
interieur- en wegsleepbeveiliging
F Druk op de ontgrendelknop van de afstandsbediening of
ontgrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem om de omtrekbeveiliging
uit te schakelen.
F
D
ruk op de vergrendelknop van de
afstandsbediening of vergrendel
de auto met het "Keyless entry
and start"-systeem om alle
alarmsystemen in te schakelen.
Het verklikkerlampje van de knop
zal opnieuw één keer per seconde
knipperen.
F
D
ruk op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening of
ontgrendel de auto met het
"Keyless entry and start"-
systeem.
Uitschakelen van de
interieurbeveiliging
De interieurbeveiliging wordt
uitgeschakeld; het verklikkerlampje
van de knop gaat uit.
Alleen de omtrekbeveiliging wordt
ingeschakeld; het verklikkerlampje van de knop
zal één keer per seconde knipperen.
2
Toegang tot de auto
Page 74 of 364

72
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Afgaan van het alarm
Als het alarm afgaat, treedt de sirene in
werking en knipperen de richtingaanwijzers
gedurende dertig seconden.
Als het alarm voor de 11
e keer afgaat, worden
de alarmsystemen uitgeschakeld.
Als het verklikkerlampje van de knop
snel knippert bij het ontgrendelen van
de auto met de afstandsbediening of
met het "Keyless entry and start"-
systeem, is het alarm tijdens uw
afwezigheid afgegaan. Het lampje
stopt met knipperen als het contact
wordt aangezet.
Storing afstandsbediening
Om de alarmsystemen uit te schakelen:
F
O
ntgrendel de auto met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
F
O
pen het portier; het alarm gaat af.
F
Z
et het contact aan, het alarm stopt. Het
verklikkerlampje van de knop gaat uit.
Vergrendelen van de auto
zonder het alarm in te schakelen
F Vergrendel de auto of schakel de supervergrendeling in met de sleutel in het
slot van het bestuurdersportier.
Storing
Als bij het aanzetten van het contact het
verklikkerlampje van de knop blijft branden,
duidt dit op een storing in het systeem.
Laat het systeem controleren door
het PEUGEOT-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
* Volgens land van bestemming.
Automatisch inschakelen*
Het systeem wordt 2 minuten nadat het
l aatste portier of de achterklep is gesloten,
automatisch ingeschakeld.
F
O
m het afgaan van het alarm bij het
openen van een portier of de achterklep te
voorkomen, moet eerst op de ontgrendelknop
van de afstandsbediening worden gedrukt
of moet de auto ontgrendeld worden met het
"Keyless entry and start"-systeem.
Toegang tot de auto
Page 75 of 364

73
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Elektrisch bedienbare ruiten
1. Schakelaar ruitbediening links voor.
2. Schakelaar ruitbediening rechts voor.
3.
S
chakelaar ruitbediening rechts achter.
4.
S
chakelaar ruitbediening links achter.
5.
B
lokkeerschakelaar elektrisch
bedienbare ruiten achter ,
vergrendeling van de achterportieren
(kinderbeveiliging). Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot het zware punt
om de ruit te openen of sluiten. De ruit stopt
zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
(volgens uitvoering)
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt om de ruit te openen of sluiten. Als u de
schakelaar hebt losgelaten, opent of sluit de
ruit volledig. Druk opnieuw op de schakelaar
om het openen of sluiten te stoppen.
Ongeveer 1
minuut nadat de sleutel uit
het contact is genomen, kunnen de ruiten
niet meer worden bediend.
Zet het contact aan om de ruiten weer te
kunnen bedienen.
Beveiliging tegen beknellen
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar om de ruit helemaal te openen en
trek vervolgens de schakelaar omhoog tot de
ruit volledig is gesloten. Houd de schakelaar na
het sluiten nog ongeveer 1
seconde vast.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Blokkering van de ruitbediening
achter
Druk, voor de veiligheid van uw kinderen, op
de schakelaar 5 om de ruitbediening achter,
ongeacht de stand van de ruiten, te blokkeren.
De binnenportiergrepen van de achterportieren
worden in dat geval ook geblokkeerd.
Als de schakelaar is ingedrukt (het lampje
brandt), is de ruitbediening geblokkeerd. Als
de schakelaar niet is ingedrukt (het lampje is
gedoofd), is de ruitbediening niet geblokkeerd.
2
Toegang tot de auto
Page 76 of 364

74
508_nl_Chap02_ouvertures_ed01-2016
Resetten van de
ruitbediening
Neem bij het verlaten van de auto, zelfs
voor een korte periode, altijd de sleutel
uit het contact.
Wanneer tijdens het bedienen van de
ruit iets tussen de ruit en de sponning
bekneld raakt, moet de ruit weer
worden geopend. Druk daarvoor op de
desbetreffende schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan
passagierszijde bedient, moet deze
ervan verzekerd zijn dat niets het
correcte sluiten van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd
zijn dat de passagiers op de juiste
manier gebruik maken van de
elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens
het bedienen van de ruit niet kunnen
bezeren.
Als de accu is losgekoppeld geweest, moet de
ruitbediening gereset worden.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld:
-
o
pen de ruit volledig en sluit de ruit. Telkens
als de schakelaar omhoog wordt getrokken,
sluit de ruit enkele centimeters. Laat
de schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten,
-
h
oud de schakelaar na het sluiten nog
minimaal 1
seconde vast.
Toegang tot de auto
Page 77 of 364

75
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Vo or stoelen
Handmatig verstellen
1. Hoofdsteun in hoogte verstellen en kantelen
T
rek de hoofdsteun omhoog om deze
hoger te stellen.
H
oud de knop ingedrukt om de hoofdsteun
lager te stellen en duw de hoofdsteun
omlaag (druk de knop in tot voorbij het
zware punt).
2.
K
antelen van de rugleuning
Z
et met de daarvoor bestemde bediening
de rugleuning in de gewenste hellingshoek.
3.
I
nstellen van de zithoogte
B
eweeg de hendel net zo lang omhoog
of omlaag tot de gewenste instelling is
bereikt.
4.
L
endensteun verstellen
H
iermee kunt u onafhankelijk van elkaar de
hoogte en de diepte van de lendensteun
instellen.
F
N
aar voren of naar achteren om
de lendensteun te vergroten of te
verkleinen.
F
O
mhoog of omlaag om het gedeelte
waar de lendensteun het lichaam
ondersteunt te verplaatsen.
5.
V
erstellen van de stoel in lengterichting
T
il de beugel op en schuif de stoel naar
voren of naar achteren.
6.
V
erstellen van de zitting
T
rek aan de handgreep om de lengte van
de zitting in te stellen. Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voor werpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is.
3
Ergonomie en comfort
Page 78 of 364

76
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Elektrisch verstellen
1. Zitting kantelen en in hoogte en in lengterichting verstellen
F
L
icht de schakelaar aan de voorzijde op
of druk deze neer om het zitgedeelte van
de stoel te kantelen.
F
L
icht de schakelaar aan de achterzijde
op of druk deze neer om het zitgedeelte
te verhogen of te verlagen.
F
B
eweeg de schakelaar naar voren of
naar achteren om de stoel naar voren of
naar achteren te bewegen.
2.
K
antelen van de rugleuning
B
eweeg de schakelaar naar voren of
naar achteren om de hellingshoek van de
rugleuning in te stellen.
3.
L
endensteun verstellen
D
it systeem biedt de mogelijkheid om
onafhankelijk van elkaar de hoogte en de
diepte van de lendensteun in te stellen.
Bedien de schakelaar:
F
N
aar voren of naar achteren voor meer of
minder steun in de lendenen.
F
O
mhoog of omlaag om de drukzone van
de lendensteun omhoog of omlaag te
bewegen.
Zorg er bij het verstellen van de stoel naar achteren voor dat het schuiven van de stoel niet
wordt verhinderd door personen of hinderlijke voor werpen op de vloer achter de stoel om te
voorkomen dat de stoel wordt geblokkeerd. Onderbreek het schuiven van de stoel meteen
als dit het geval is. Zet, om de stoelen elektrisch te verstellen, het contact aan of start de motor als de
eco-modus is ingeschakeld.
Na het openen van het voorportier kan de bediening van de elektrische verstelling van de
bestuurdersstoel nog ongeveer een minuut worden gebruikt. Ongeveer een minuut na het uitzetten van
het contact en in de eco-mode, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling uitgeschakeld.
Als het contact wordt aangezet, wordt de bediening van de elektrische stoelverstelling weer ingeschakeld.
Ergonomie en comfort
Page 79 of 364

77
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Opslaan van zitposities in
het geheugen
Dit systeem slaat de elektrische instellingen
van de bestuurdersstoel, de buitenspiegels en
het head-up display op. U kunt twee standen
opslaan met de toetsen aan de zijkant van de
bestuurdersstoel.
Opslaan van een zitpositie
met de toetsen M / 1 / 2
F Zet het contact aan.
F
Z et uw stoel, de buitenspiegels en het
head-up display in de gewenste stand.
F
D
ruk op de toets M en vervolgens binnen
4
seconden op de toets 1 of 2.
E
en geluidssignaal geeft aan dat de
zitpositie is opgeslagen.
Het opslaan van een andere stand annuleert de
vorige, in het geheugen opgeslagen stand.
Oproepen van een opgeslagen zitpositie
Contact aan of draaiende motor
F Druk kort op de toets 1 o f 2 o m de
desbetreffende zitpositie op te roepen.
Een geluidssignaal geeft aan dat de opgeslagen
zitpositie is ingenomen.
U kunt de beweging onderbreken door op de
toets M, 1
o
f 2
t
e drukken of door één van de
schakelaars van de stoelverstelling te bedienen.
U kunt een zitpositie niet oproepen tijdens het
rijden.
Het opvragen van een opgeslagen zitpositie is
tot 45
s na het afzetten van het contact mogelijk.
In-/uitstapfunctie
Deze functie vergemakkelijkt het in- en
uitstappen.
Zo schuift de stoel automatisch naar achteren
bij het afzetten van het contact of bij het
openen van het bestuurdersportier; de stoel
blijft in deze stand staan tot u weer instapt.
Bij aanzetten van het contact schuift de stoel
weer naar voren in de geprogrammeerde
stand.
Zorg ervoor dat het verplaatsen van de stoel
niet gehinderd wordt door voor werpen of
personen. Deze functie kan worden in-
of uitgeschakeld via het
configuratiemenu van de
auto.
3
Ergonomie en comfort
Page 80 of 364

78
508_nl_Chap03_ergonomie-et-confort_ed01-2016
Hoogte- en hoekverstelling hoofdsteun
F Hoofdsteun omlaag bewegen: druk de knop A in tot voorbij het zware punt en
beweeg de hoofdsteun naar beneden tot de
gewenste positie is bereikt; laat vervolgens
de knop los.
F
H
oofdsteun omhoog bewegen: beweeg
de hoofdsteun omhoog tot de gewenste
positie is bereikt.
F
H
oofdsteun ver wijderen: druk op de twee
pallen B en trek de hoofdsteun omhoog.
F
H
oofdsteun terugplaatsen: zet de pennen
van de hoofdsteun recht in de openingen
van de rugleuning. Controleer of de
hoofdsteun goed vastzit door deze naar
boven te trekken. Voor de veiligheid is het frame van
de hoofdsteun voorzien van een
blokkeersysteem om te voorkomen dat
de hoofdsteun zakt in het geval van een
aanrijding.
De juiste stand van de hoofdsteun is
als de bovenzijde van de hoofdsteun
zich ter hoogte van de bovenzijde
van het hoofd bevindt.
Ga nooit rijden als de hoofdsteunen zijn
verwijderd. De hoofdsteunen moeten
zijn geplaatst en correct zijn afgesteld.
Bediening stoelverwarming
F Met de draaiknop kan de stoelver warming ingeschakeld
worden en kan een verwarmingsstand worden geselecteerd:
Bij draaiende motor is de stoelver warming voor
beide voorstoelen afzonderlijk regelbaar.
0
: U
it.
1: L
aag.
2:
Gemiddeld.
3:
Hoog.
Ergonomie en comfort