Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)

Page 221 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Zodra de temperatuur van de remmen vol-
doende g ed
aal d i
s, kan de cruise control op-
nieuw geactiveerd worden. De foutmelding
verdwijnt van het display van het instrumen-
tenpaneel. Als het bericht ACC niet be-
schikbaar gedurende lange tijd blijft bran-
den, dan betekent dit dat er een storing is.
Raadpleeg een gespecialiseerde werkplaats.
SEAT raadt u aan om daarvoor een SEAT-dea-
ler te raadplegen. ATTENTIE
Als op het display van het instrumentenpa-
neel het beric ht

ACC klaar om te star-
ten weergegeven wordt en de voorligger zich
in beweging zet, dan zal de wagen automa-
tisch vertrekken. In dat geval kan het voorko-
men dat de radarsensor hindernissen op de
weg niet zou herkennen. Dit kan een ongeval
en zware verwondingen tot gevolg hebben.
● Voordat u wegrijdt, controleert u of de weg
vrij is. Tr
ap indien nodig op het rempedaal. Omgevingsbewakingssysteem
(Fr
ont
Ass

ist) inclusief City
noodremfunctie en voetgan-
gersherkenning*
Inleiding tot thema Het omgevingsbewakingssysteem, inclusief
de City noodr
emf

unctie en de voetgangers-
herkenning, kan helpen om ongevallen door
botsing te voorkomen.
Het omgevingsbewakingssysteem kan de be-
stuurder binnen de beperkingen van het sys-
teem waarschuwen voor dreigende botsin-
gen, de wagen bij gevaar voorbereiden op
een noodremming, ondersteuning bieden tij-
dens het remmen en een automatische rem-
ming inleiden.
De City noodremfunctie en voetgangersher-
kenning maken integraal onderdeel uit van
het omgevingsbewakingssysteem.
Ondanks de Front Assist moet de bestuurder
te allen tijde opmerkzaam blijven.
Veiligheidswaarschuwing
Als het systeem waarneemt dat een te korte
afstand tot de voorligger de veiligheid in ge-
vaar brengt, dan kan het systeem de bestuur-
der waarschuwen met een aanwijzing op het
display van het instrumentenpaneel wanneer
gereden wordt met een snelheid die ligt tus- sen ca. 60 km/u (37 mph) en 250 km/u
(156 mph)
››› afb

. 184.
Het ogenblik van de waarschuwing verschilt
afhankelijk van de verkeerstoestand en het
gedrag van de bestuurder.
Voorwaarschuwing (voorafgaande waarschu-
wing)
Als het systeem een mogelijke botsing her-
kent met de voorligger, kan het de bestuur-
der waarschuwen met een akoestisch signaal
en een aanwijzing op het display van het in-
strumentenpaneel wanneer gereden wordt
met een snelheid tussen 30 km/u (18 mph)
en 250 km/u (156 mph) ››› afb. 184.
Het ogenblik van de waarschuwing verschilt
afhankelijk van de verkeerstoestand en het
gedrag van de bestuurder. Tegelijkertijd
wordt de wagen voorbereid voor het mogelijk
noodremmen ››› .
Kriti s
che w

aarschuwing
Als de bestuurder niet reageert op de voor-
waarschuwing, kan het systeem actief op de
remmen ingrijpen wanneer gereden wordt
met een snelheid tussen ca. 30 km/u
(18 mph) en 250 km/u (156 mph), waarbij
een korte schok veroorzaakt wordt om op de-
ze wijze te waarschuwen voor een dreigende
botsing. »
219
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 222 of 348

Bedienen
Automatisch remmen
A l
s de be
stuurder ook niet reageert op de kri-
tische waarschuwing, kan het systeem de wa-
gen automatisch remmen en de remkracht
geleidelijk aan verhogen wanneer gereden
wordt met een snelheid tussen ca. 4 km/u
(2,5 mph) en 250 km/u (156 mph). Door de
snelheid te verlagen in geval van een moge-
lijke botsing, kan het systeem bijdragen aan
het beperken van de gevolgen van een onge-
val.
Remassistent
Als de Front Assist waarneemt dat de be-
stuurder niet voldoende remt bij botsingsge-
vaar, dan kan het systeem de remkracht ver-
groten en zo de botsing vermijden bij een
snelheid tussen ca. 4 km/u (2,5 mph) en 250
km/u (156 mph). De remassistent werkt en-
kel terwijl het rempedaal krachtig ingetrapt
blijft. ATTENTIE
De intelligente techniek van de Front Assist
kan de fy s

ieke grenzen niet overwinnen. Het
is de verantwoordelijkheid van de bestuurder
op tijd te remmen. Als de Front Assist een
waarschuwing zendt dan moet u afhankelijk
van de verkeersomstandigheden onmiddellijk
het rempedaal intrappen of de hindernis ont-
wijken.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de
voorligger afhankelijk van het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.

De Fr

ont Assist kan zelf geen ongevallen en
ernstige l
etsel voorkomen.
● In moeilijke rijsituaties kan de Front Assist
onnodig waarsc
huwen en ingrijpen op de
remmen zonder dat dit wenselijk is, zoals bij-
voorbeeld in het geval van vluchtheuvels.
● Als de werking van de Front Assist ver-
stoord i
s, bijvoorbeeld door vuil of de ontre-
geling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● Front Assist reageert niet bij dieren, noch
bij kruisende w
agens of bij een tegemoetko-
mende wagen op dezelfde rijstrook.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de control
e van de wagen over te nemen. Let op
● Wanneer de Front As

sist remt, is het rempe-
daal "zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de Front Ass
ist kunnen worden onderbroken
door het koppelingspedaal of het gaspedaal
in te trappen, of door te draaien aan het
stuurwiel.
● Als de Front Assist niet werkt zoals be-
schrev
en in dit hoofdstuk (bv. indien het sys-
teem verschillende keren onnodig ingrijpt),
schakel het dan uit. Laat het systeem door
een gespecialiseerde werkplaats controleren. SEAT raadt aan een SEAT-specialist op te zoe-
ken.
Waarschuwingslampjes en aanwijzing
op het dis
p

lay Afb. 184
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: w aar

schuwingsaanwijzingen. Veiligheidswaarschuwing
A
l
s de

veiligheidsafstand tot de voorligger
niet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-
play van het instrumentenpaneel een waar-
schuwing hieromtrent weergegeven . ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c

huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. 220

Page 223 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Let op
Bij ingeschakelde Front Assist, kunnen de
aanwijz in
gen van het display van het instru-
mentenpaneel van andere functies verborgen
zijn, bijvoorbeeld een binnenkomende op-
roep. Radarsensor
Afb. 185
Aan de voorzijde achter het SEAT-
emb l
eem: r a

darsensor. Aan de voorzijde zit achter het SEAT-em-
b l
eem een r a

darsensor gemonteerd om de
verkeerssituatie te herkennen ›››
afb. 185.
Met deze sensor kunnen voorliggers herkend worden op een afstand tot ca. 120 m.
Het zicht van de radarsensor kan belemmerd
worden door vuil, zoals modder of sneeuw, of
door invloeden van buitenaf zoals regen of
nevel. In dit geval werkt het bewakingssys-
teem Front Assist niet. De informatietekst op het display in het instrumentenpaneel luidt:
Front Assist: Sensor zonder
zicht! Reinig zo nodig het

gebied aan het
SEAT-embleem ››› .
W anneer de r
ad

arsensor opnieuw correct
werkt, is de Front Assist automatisch op-
nieuw beschikbaar. De foutmelding verdwijnt
van het display van het instrumentenpaneel.
De werking van de Front Assist kan beïnvloed
worden in geval van sterke weerkaatsing van
het signaal van de radar. Dit kan bijvoorbeeld
het geval zijn in een gesloten parkeerruimte
of wegens metalen voorwerpen (bv. rails op
de rijbaan of platen gebruikt bij werkzaamhe-
den).
De zone voor en rond de radarsensor mag
niet bedekt worden met stickers, bijkomende
koplampen e.d., want dat kan de werking van
de Front Assist beïnvloeden.
Structurele wijzigingen aan de wagen, bijv.
de vering wordt verlaagd of de bekleding
vooraan wordt gewijzigd, kunnen de werking
van de Front Assist beïnvloeden. Daarom die-
nen structurele wijzigingen enkel door ge-
specialiseerde werkplaatsen te worden uitge-
voerd. Om die reden beveelt SEAT aan om
naar een SEAT-dealer te gaan.
Als reparatiewerkzaamheden aan de voorzij-
de van de wagen niet op geschikte wijze uit-
gevoerd worden, kan de radarsensor ontre-
geld worden en wordt de werking van de
Front Assist aangetast. Daarom dienen repa- ratiewerkzaamheden alleen door gespeciali-
seerde werkpl

aatsen te worden uitgevoerd.
Om die reden beveelt SEAT aan om naar een
SEAT-dealer te gaan. VOORZICHTIG
Indien u de indruk heeft dat de radarsensor
besc h

adigd is, schakel dan de Front Assist
uit. Zo vermijdt u mogelijke schade. Laat hem
in dat geval afstellen.
● De sensor kan bij een schok ontregeld wor-
den, bijvoorbeel
d bij het parkeren. Dit kan de
doeltreffendheid van het systeem beïnvloe-
den of de uitschakeling tot gevolg hebben.
● Het repareren van de radarsensor vergt bij-
zondere kenni
s en gereedschap. Om die re-
den beveelt SEAT aan om naar een SEAT-dea-
ler te gaan.
● Verwijder sneeuw met een borstel en ijs bij
voorkeur met een ont
dooispray zonder oplos-
middelen. 221
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 224 of 348

Bedienen
Bediening van het omgevingsbewa-
k in
gs
systeem Front Assist Afb. 186
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic atie

van Front Assist uitge-
schakeld. Het bewakingssysteem Front Assist is altijd
actief
b
ij het in

schakelen van het contact.
Wanneer de Front Assist uitgeschakeld is,
zijn ook de functie van voorwaarschuwing
(voorafgaande waarschuwing) en de waar-
schuwing van de afstand uitgeschakeld.
SEAT raadt aan de Front Assist altijd geacti-
veerd te laten. Uitzonderingen ››› pag. 223,
Het omgevingsbewakingssysteem Front As-
sist tijdelijk uitschakelen in onderstaande
omstandigheden. Het bewakingssysteem Front Assist in- en
uitsch

akelen
Met ingeschakeld contact kan de Front Assist
als volgt worden in- en uitgeschakeld: ● Selecteer de juiste optie in het menu via de
toets v
an de hulpsystemen voor de bestuur-
der ›››
 pag. 31.
● OF: schakel het systeem in of uit op het Ea-
sy Connect
-systeem met de toets  en de
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ››
 p
ag. 27.
W anneer het
bewakingssysteem Front Assist
uitgeschakeld is, zal het instrumentenpaneel
hierover informeren met de volgende indica-
tor  ››› afb. 186.
Voorwaarschuwingsfunctie in- of uitschake-
len
De voorwaarschuwingsfunctie (voorafgaande
waarschuwing) kan worden in- of uitgescha-
keld in het Easy Connect-systeem met de
toets  en de functieknoppen
Set
up en
B e
st

uurdershulpsysteem
› ›

 p
ag. 27.
Het
systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de voorwaarschuwing altijd
ingeschakeld te houden.
Naargelang het infotainmentsysteem gemon-
teerd in de wagen kan de voorwaarschu-
wingsfunctie als volgt worden aangepast: ●
Vroeg
● Mid

del
● Laat
● Uit
SEAT beveelt
aan te rijden met de functie in
stand "Middel".
In- of uitschakelen van de waarschuwing van
de afstand
Als de veiligheidsafstand tot de voorligger
niet wordt gerespecteerd, wordt op het dis-
play van het instrumentenpaneel een waar-
schuwing hieromtrent weergegeven . In
dat geval de veiligheidsafstand verhogen.
De waarschuwing van de afstand kan worden
in- of uitgeschakeld in het Easy Connect-sys-
teem met de toets  en de functieknoppen
Set up en
B
e
st
uurdershulpsysteem
› ›

 p
ag.
27
.
Het systeem behoudt de uitgevoerde instel-
ling de volgende keer dat het contact inge-
schakeld wordt.
SEAT raadt aan de waarschuwing van de af-
stand altijd ingeschakeld te houden.
222

Page 225 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Het omgevingsbewakingssysteem
Fr ont
Ass
ist tijdelijk uitschakelen in
onderstaande omstandigheden In onderstaande omstandigheden moet het
bewakin
g

ssysteem Front Assist uitgescha-
keld worden vanwege beperkingen van dit
systeem ››› :
● Wanneer de wagen weggesleept wordt.
● Wanneer de wagen op een rolllenbak staat.
● Wanneer de radarsensor defect is.
● Wanneer de radarsensor een schok krijgt,
b ijv
oorbeel

d bij een botsing aan de achter-
kant.
● Wanneer hij verschillende keren onnodig
ingrijpt.
● Al

s de radarsensor tijdelijk afgedekt wordt
met een acce
ssoire, zoals bijvoorbeeld een
bijkomende koplamp e.d.
● Wanneer de wagen in een vrachtwagen,
een veerpont of
een trein zal worden gela-
den. ATTENTIE
Als de Front Assist in de beschreven situaties
niet uitg e

schakeld wordt, kunnen ongevallen
en ernstige letsels optreden.
● De Front Assist in kritische situaties uit-
schak
elen. Beperkingen van het systeem
Het bewakingssysteem Front Assist heeft be-
paalde f
y

sieke beperkingen eigen aan het
systeem. Zo kunnen bijvoorbeeld sommige
reacties van het systeem onder bepaalde om-
standigheden ongeschikt zijn of met vertra-
ging optreden vanuit het standpunt van de
bestuurder. Daarom moet de bestuurder al-
tijd aandachtig zijn om in te grijpen waar no-
dig.
Onderstaande omstandigheden kunnen ver-
oorzaken dat het bewakingssysteem Front
Assist niet of te laat zou reageren:
● Bij het nemen van scherpe bochten.
● Als het gaspedaal helemaal ingetrapt
wordt .
● A

ls de Front Assist uitgeschakeld of defect
is.
● Als

de ASR handmatig uitgeschakeld werd.
● Als de ESC regelt.
● Verschillende lichten van de wagen of van
de elektrisc
h vastgekoppelde aanhanger zijn
defect.
● Als de radarsensor vuil of bedekt is.
● Als er zich metalen voorwerpen bevinden
zoals
bijv. rails op de rijbaan of platen ge-
bruikt bij werkzaamheden.
● Als de wagen achteruit rijdt.
● Als de wagen krachtig versneld wordt. ●
Bij sneeuw of hev
ige regenval.
● Bij smalle voertuigen zoals bijvoorbeeld
motorfietsen.
● Bij v

oertuigen die uit de lijn rijden.
● Bij voertuigen die elkaar kruisen.
● Bij voertuigen die naderbij komen in tegen-
gest
elde richting.
● De speciale lading en accessoires van an-
dere voer
tuigen die aan de zijkant, achterzij-
de of bovenzijde uitsteken.
Functie noodremmen City Afb. 187
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: aan w

ijzing van de voorwaarschu-
wing. De functie noodremmen City maakt deel uit
v
an het
bewak

ingssysteem Front Assist en is
altijd actief als het systeem ingeschakeld is. »
223
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 226 of 348

Bedienen
Afhankelijk van de uitrusting, kan de City
noodr emf
unctie w
orden in- of uitgeschakeld
in het Easy Connect-systeem met de toets en de functieknoppen
Set
up en
B e
st

uurdershulpsysteem
› ››
 p
ag. 27.
D e f
unctie noodremmen City herkent, bij een
snelheid tussen ca. 4 km/u (2,5 mph) en 30
km/u (19 mph), de verkeerstoestand voor de
wagen tot een maximumafstand van ca. 15
m.
Wanneer het systeem een mogelijke botsing
met een voorligger detecteert, wordt de wa-
gen voorbereid om plotseling te kunnen rem-
men ››› .
A l
s de be

stuurder niet reageert op botsings-
gevaar, kan het systeem de wagen automa-
tisch remmen door de remkracht geleidelijk
te verhogen om de snelheid te verminderen
in het geval er zich een botsing voordoet. Op
deze manier kan het systeem helpen de ge-
volgen van een ongeval te beperken.
Statusweergave op het display
De automatische deceleratie door de functie
noodremmen City wordt getoond op het dis-
play van het instrumentenpaneel met de aan- duiding van de voorwaarschuwing
››› afb
.
187 1)
. ATTENTIE
De intelligente technologie van de functie
noodremmen City k

an de door de natuurkun-
dige wetten gestelde grenzen niet overwin-
nen. Het is de verantwoordelijkheid van de
bestuurder op tijd te remmen.
● De snelheid en de veiligheidsafstand altijd
aanpassen aan de
voorligger afhankelijk van
het zicht, het weer, het wegdek en het ver-
keer.
● De functie noodremmen City kan zelf geen
ernstige on
gevallen of letsel voorkomen.
● In moeilijke rijsituaties kan de functie
noodremmen City on
gewenst ingrijpen op de
remmen zoals bijvoorbeeld bij werkzaamhe-
den of wanneer er zich metalen rails bevin-
den.
● Als de werking van de City noodremfunctie
verst
oord is, bijvoorbeeld door vuil of de ont-
regeling van de radarsensor, kan het systeem
onnodige waarschuwingen zenden en ontoe-
passelijk ingrijpen op de remmen.
● De functie noodremmen City reageert enkel
bij personen indien het sy
steem van voetgan-
gersherkenning beschikbaar is. Het systeem reageert niet bij dieren, noch bij kruisende
voert
uig

en of bij een tegemoetkomend voer-
tuig op dezelfde rijstrook. Let op
● Wanneer de City noodr

emfunctie een rem-
manoeuvre als gevolg heeft, is het rempedaal
"zwaarder".
● Automatische ingrepen op de remmen van
de functie noodremmen C
ity kunnen worden
onderbroken door het koppelingspedaal of
het gaspedaal in te trappen of door te draaien
aan het stuurwiel.
● De functie noodremmen City kan de snel-
heid van de wag
en doen afnemen tot de wa-
gen volledig stilstaat. Het remsysteem doet
de wagen echter niet permanent stilstaan.
Trap het rempedaal in!
● Doen zich verschillende ongeschikte ingre-
pen voor, s
chakel dan de Front Assist uit en
hiermee de functie noodremmen City. Rijd
naar een gespecialiseerde werkplaats, SEAT
beveelt aan een SEAT-specialist op te zoeken.
● Als zich talrijke ingrepen zonder reden
voordoen, is
het mogelijk dat de functie
noodremmen City automatisch uitgeschakeld
wordt. 1)
Het symbool heeft een kleur op het instrumenten-
paneel met k

leurendisplay.
224

Page 227 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Voetgangersherkenning* 1)Afb. 188
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: 
Aanwijzing van de voorwaar-
schuwing.  Voetgangerherkenning uitge-
schakeld. Het systeem van voetgangersherkenning kan
helpen om on
g
ev al

len met voetgangers te
voorkomen of de gevolgen van een ongeval
te beperken.
Het systeem waarschuwt bij botsingsgevaar,
bereidt de wagen voor op het noodremmen,
helpt bij het remmen en voert een automati-
sche remming uit.
Indien het systeem een mogelijke botsing
met een voetganger vaststelt, waarschuwt
het de bestuurder met een geluidssignaal en een indicatie op het scherm van het instru-
mentenpaneel


›› afb. 188.
Het systeem van voetgangersherkenning, in-
clusief de voorwaarschuwing, wordt automa-
tisch geactiveerd wanneer het contact wordt
ingeschakeld ››› pag. 174.
SEAT beveelt aan om het voetgangersherken-
ningssysteem steeds ingeschakeld te laten.
De uitzonderingen beschreven voor het om-
gevingsbewakingssysteem zijn tevens geldig
voor de voetgangersherkenning ››› pag. 223.
Het systeem van voetgangersherkenning uit-
of inschakelen
Met ingeschakeld contact kan het systeem
van voetgangersherkenning als volgt in- of
uitgeschakeld worden:
● Schakel het systeem in of uit in het info-
tainmentsyst
eem met de toets  en de
f u
nctieknop pen Set
up en
B e
st
uurdershulpsysteem
› ›

 p
ag. 27.
W
anneer het systeem van voetgangersbe-
scherming wordt uitgeschakeld, verschijnt op
het scherm van het instrumentenpaneel een
overeenkomstige indicatie ››› afb. 188 . Het
systeem van voetgangersherkenning wordt
samen met de Front Assist-functie uitgescha-
keld. ATTENTIE
De intelligente technologie in het systeem
van v oet

gangersherkenning kan de limieten
opgelegd door de natuurkundige wetten niet
overwinnen en werkt enkel binnen de eigen
grenzen van het systeem. Het is de verant-
woordelijkheid van de bestuurder op tijd te
remmen. Indien het systeem van voetgan-
gersherkenning een waarschuwing geeft, rem
dan meteen met het rempedaal of ontwijk de
voetganger, naargelang de verkeerssituatie.
● Het voetgangersherkenningssysteem kan
zelf geen on
gevallen of ernstige letsels voor-
komen.
● In moeilijke rijsituaties kan het voetgan-
gersherkennin
gssysteem onnodig waarschu-
wen en ingrijpen op de remmen zonder dat
dit wenselijk is, zoals bijvoorbeeld hoofdwe-
gen die splitsen.
● Indien de werking van het systeem ver-
stoord i
s, bijvoorbeeld omdat de radarsensor
of camera bedekt is of slecht is afgesteld, kan
het systeem ongepaste waarschuwingen ge-
ven en ongewenst ingrijpen op de remmen.
● U moet als bestuurder altijd paraat zijn om
de control
e van de wagen over te nemen. »1)
Naargelang de uitrusting van de wagen is de voet-
gang er

sherkenning niet beschikbaar in alle landen. 225
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 228 of 348

Bedienen
Let op
● Wanneer het sy s
teem van voetgangersher-
kenning een remmanoeuvre veroorzaakt,
biedt het rempedaal meer weerstand.
● De automatische tussenkomsten in de rem-
men door het voet
gangersherkenningssys-
teem kunnen onderbroken worden door het
gaspedaal in te trappen of het stuur te draai-
en.
● Indien het systeem van voetgangersher-
kenning niet w
erkt zoals beschreven in dit
hoofdstuk (bijv. het grijpt verscheidene ma-
len op ongepaste wijze in), schakel het dan
uit en laat het systeem nakijken in een ge-
specialiseerde werkplaats. SEAT raadt u aan
om daarvoor een SEAT-dealer te raadplegen. Rijstrookassistent (Lane As-
s
i
s t)*
In

leiding ATTENTIE
De intelligente techniek in de rijstrookassis-
tent (Lane As s

ist) kan de natuurkundig en
door het systeem zelf bepaalde grenzen niet
overwinnen. Het onachtzame of ongecontro-
leerde gebruik van de rijstrookassistent kan
ernstig letsel en ongevallen veroorzaken. On-
danks het systeem moet de bestuurder te al-
len tijde opmerkzaam blijven. ●
Pas de s

nelheid en houd een veilige af-
stand aan tot uw voorliggers afhankelijk van
het zicht, de klimatologische omstandighe-
den, het wegdek en het verkeer.
● Houd de hand altijd aan het stuur om op elk
moment te ku
nnen bijsturen.
● De rijstrookassistent registreert niet alle
wegdekmark
eringen. Het wegdek, patronen
in het wegdek of objecten in slechte toestand
kunnen verkeerd worden geïnterpreteerd als
markeringen op het wegdek in bepaalde om-
standigheden door de rijstrookassistent. In
dergelijke situaties moet u de rijstrookassis-
tent onmiddellijk uitschakelen.
● Houd de meldingen op het instrumentenpa-
neel in de gaten en r
eageer zoals vereist.
● Let altijd goed op de omgeving van de wa-
gen.
● Wanneer het

zichtveld van de camera ver-
vuild, af
gedekt of beschadigd is, kan de werk-
ing van de rijstrookassistent negatief worden
beïnvloed. VOORZICHTIG
Om de werking van het systeem niet te beïn-
vloeden, moet u het v

olgende in acht nemen:
● Reinig het zichtveld van de camera regel-
matig en houd dit sc
hoon en vrij van sneeuw
en ijs.
● Dek de camera niet af.
● Controleer of de ruit in het zichtveld van de
camera niet be
schadigd is. Let op
● De rijs tr

ookassistent is uitsluitend bedoeld
voor wegen met vast wegdek.
● Als de rijstrookassistent niet werkt zoals
beschr
even in dit hoofdstuk, moet dit sys-
teem uitgeschakeld worden en moet u naar
een gespecialiseerde werkplaats gaan.
● Bij schade aan het systeem moet u naar de
werkplaat
s van een officiële dealer gaan voor
reparatie. 226

Page 229 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Aanwijzing op het scherm en controle-
l amp
je
s Afb. 189
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic atie op het

display van de
rijstrookassistent (voorbeeld 1). Afb. 190
Op het display van het instrumen-
t enp
aneel: indic atie op het

display van de
rijstrookassistent (voorbeeld 2). Statusweergave op het display
Het sy
st

eem is geactiveerd, maar niet
beschikbaar doordat de minimale snel-
heid nog niet is bereikt of het systeem
de strepen op de weg niet herkent
››› afb. 189 A.
Het systeem is geactiveerd en beschik-
baar, en heeft de twee lijnen op de weg

– herkend. Op dit moment wordt het tra-
ject niet g

ecorrigeerd ››› afb. 189 B.
Het systeem werkt, de gemarkeerde lijn A geeft aan dat het risico bestaat dat
de s tr
eep v

an de rijstrook wordt over-
schreden en de stuurinrichting wordt
dan ook gecorrigeerd om binnen het tra-
ject te blijven ››› afb. 190 C.
De twee gemarkeerde lijnen A lichten
op z
odr a beide lijnen

zijn herkend en de
rijstrookassistent is geactiveerd om de
wagen in het midden van de rijstrook te
houden ››› afb. 190 D.
Controlelampjes 
Knippert of gaat geel branden: rijst-
rookassistent geactiveerd maar niet
beschikbaar.
Het systeem kan de rijstrook niet duidelijk registreren.
Raadpleeg pag. 228, rijstrookassistent niet beschikbaar
(het controlelampje brandt geel).

Knippert of gaat groen branden
Rijstrookassistent geactiveerd en beschikbaar.
ATTENTIE
Veiligheidsaanwijzingen ››› in Controle- en
waars c

huwingslampjes op pag. 112 in acht
nemen. –

227
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten

Page 230 of 348

Bedienen
Werkwijze Afb. 191
Op de voorruit: gezichtsveld van de
rij s
tr ook
assistent. Met behulp van de camera in de voorruit regi-
s
tr
eer t

de rijstrookassistent de grenslijnen
van een rijstrook. Als de auto onwillekeurig
een waargenomen grenslijn nadert, meldt
het systeem dit aan de bestuurder via een
corrigerende beweging van het stuur . Deze
beweging kan op ieder moment overgeregu-
leerd worden.
Als de richtingaanwijzers zijn geactiveerd,
wordt geen waarschuwing gegeven, omdat
de rijstrookassistent in dat geval weet dat u
van rijstrook wilt wisselen.
Stuurvibraties
In de volgende situaties worden mogelijk
stuurvibraties gegeven en moet de bestuur-
der actief ingrijpen: ●
Zodra de gren
zen van het systeem worden
bereikt.
● Zodra het max. corrigerende draaikoppel
niet vo
ldoende blijkt om de wagen in de rijst-
rook te houden.
● Zodra tijdens een corrigerende actie geen
weg meer wor
dt gedetecteerd.
Rijstrookassistent in- en uitschakelen
Met het Easy Connect-systeem
● Druk op de Easy Connect-toets CAR ●
Druk op de functietoets Set
up ●
Druk op de functietoets B
e
st
uurdershulp om
het menu t
e openen.
O f:
met de toets Rijassistenten op de
knipperlichthendel*.
De functie midden rijstrook houden
wordt geactiveerd/gedeactiveerd in het Easy
Connect-systeem via de toets CAR en de
f u
nctiet oets

Setup
› ›
› p ag. 113.
Aut
omatische deactivering: de rijstrookassis-
tent kan ook zelf uitschakelen zodra een sto-
ring in het systeem optreedt. Het controle-
lampje gaat uit.
Hands-Off functie
Bij afwezigheid van activiteit aan het stuur
waarschuwt het systeem de bestuurder met
geluidssignalen en een tekstmelding in het instrumentenpaneel die hem vraagt om het
sturen actief

te hervatten.
Indien de bestuurder niet reageert hierop,
waarschuwt het systeem ook met een kleine
remschok en wordt vervolgens Emergency
Assist ingeschakeld ››› pag. 231, indien deze
functie beschikbaar is.
In auto's zonder Emergency Assist wordt de
functie van het midden van de rijstrook hou-
den uitgeschakeld na de overeenkomstige
waarschuwingen aan de bestuurder.
De rijstrookassistent is geactiveerd, maar
niet beschikbaar (het controlelampje brandt
geel)
● Als de rijsnelheid lager is dan ca. 65 km/u
(38 mph).
● Als de rijstrookassistent de grenslijnen van
de rijstrook
niet registreert, bijvoorbeeld bij
wegwerkzaamheden, sneeuw, vuil, vocht of
tegenlicht.
● Als de straal van een bocht te klein is.
● Als er geen markeringen op de weg staan.
● Als de afstand tot de volgende markering
op de weg te gr
oot is.
● Als het systeem geen duidelijke beweging
en actie in de stuurinrichtin
g detecteert ge-
durende langere tijd.
● Tijdelijk bij zeer dynamisch rijden.
● Als een richtingaanwijzer is geactiveerd.
228

Page:   < prev 1-10 ... 181-190 191-200 201-210 211-220 221-230 231-240 241-250 251-260 261-270 ... 350 next >