Seat Ateca 2017 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: SEAT, Model Year: 2017, Model line: Ateca, Model: Seat Ateca 2017Pages: 348, PDF Size: 5.98 MB
Page 261 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Parkeerhulp (Park Pilot)* B e
sc
hrijving Afhankelijk van de wagenuitrusting, helpen
vers
c
hillende assistentiesystemen bij het in-
parkeren en manoeuvreren.
Het parkeerhulpsysteem achter is een akoes-
tische assistent die waarschuwt voor obsta-
kels die zich achter de wagen bevinden.
De bumper achter is voorzien van sensoren.
Zodra ze een obstakel detecteren, wordt dat
gemeld met geluidssignalen en visueel in het
Easy Connect-systeem.
Indien het Area View-systeem is geïnstal-
leerd, zal het parkeerhulpsysteem achter
akoestisch waarschuwen voor objecten die
zich in de buurt van de achterzijde van de
wagen bevinden; op het scherm van Easy
Connect verschijnt de afbeelding van Area
View, hetgeen reeds een waarheidsgetrouw
beeld geeft van de objecten rond de wagen.
Zorg ervoor dat de sensoren niet afgedekt
worden door stickers, resten, vuil enz. omdat
dan de werking van het systeem negatief
wordt beïnvloed. Reinigingsinformatie
››› pag. 285.
Het detectiebereik van de sensoren achter-
aan is ongeveer:
zijkant0.60 m
centrale zone1.60 m Naarmate een obstakel wordt genaderd,
wordt
het
interval tussen de akoestische sig-
nalen korter. Zodra u het obstakel tot zo'n
0,30 m bent genaderd, hoort u een constant
signaal: niet doorrijden (of achteruitrijden)
››› ,
››› !
Als u af
stand houdt tot het obstakel, wordt
het waarschuwingsvolume binnen ca. 4 se-
conden gereduceerd (niet van toepassing op
de toon van het constante signaal).
In-/uitschakelen
Bij het kiezen van de achteruit wordt de par-
keerhulp automatisch ingeschakeld. Dit
wordt bevestigd met een kort akoestisch sig-
naal.
Zodra de achteruitversnelling wordt ontkop-
peld, wordt de parkeerhulp uitgeschakeld. ATTENTIE
● Houd altijd het v
erkeer en de directe omge-
ving van de wagen ook zelf in de gaten. De
hulpsystemen kunnen de oplettendheid van
de bestuurder niet vervangen. Bij het in- of
uitparkeren van de wagen op een parkeer-
plaats of bij vergelijkbare manoeuvres blijft
de verantwoordelijk altijd bij de bestuurder.
● De snelheid en de rijstijl aanpassen aan het
zicht, het w
eer, het wegdek en het verkeer. ●
De ultr a
soonsensoren hebben dode hoeken
waarin personen en objecten niet kunnen
worden waargenomen. Let in het bijzonder op
kinderen en dieren.
● Zorg altijd dat u visueel contact heeft met
de omgevin
g van de wagen: gebruik ook de
spiegels. VOORZICHTIG
De functies van de parkeerhulp kunnen nega-
tief beïnvloed w or
den door diverse factoren
die kunnen leiden tot schade aan de wagen of
aan de omgeving:
● Onder bepaalde omstandigheden kan het
systeem bep
aalde objecten niet detecteren:
– Objecten zoals kettingen, aanhangerdis-
sels, stangen, vangrails, palen en dunne
bomen.
– Objecten die zich hoger dan de sensoren
bevinden, zoals uitstekende delen van
een muur.
– Objecten met bepaalde oppervlakken of
structuren, zoals uitstekende delen in
een hekwerk of stuifsneeuw.
● Het oppervlak van bepaalde voorwerpen en
kleding
stukken kan de signalen van de ultra-
soonsensoren niet weerkaatsen. Het systeem
kan deze voorwerpen en personen met de ge-
noemde kleding niet goed detecteren.
● Externe geluidsbronnen kunnen de signa-
len van de u
ltrasoonsensoren beïnvloeden. In » 259
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 262 of 348

Bedienen
bepaalde omstandigheden kan dit ertoe lei-
den dat de aan
w
ezigheid van personen of
voorwerpen niet vastgesteld wordt.
● Kleine hindernissen die reeds zijn gemeld
door een waarsc
huwing, kunnen bij het nade-
ren uit het meetbereik van het systeem ver-
dwijnen en daarom niet meer worden gemeld.
Ook bepaalde voorwerpen zoals hoge stoe-
pranden worden door het systeem soms niet
waargenomen, waardoor de onderkant van de
wagen beschadigd kan raken.
● Indien de eerste waarschuwing van de Park
Pilot wor
dt genegeerd, kan de wagen aan-
zienlijke schade oplopen.
● De welvingen van, resp. beschadigingen
aan de radiat
eurgrille, bumpers, wielkast en
onderzijde van de wagen kunnen de oriënta-
tie van de sensoren wijzigen. Dit kan weer in-
vloed hebben op de werking van de parkeer-
hulp. Laat de werking door een gespeciali-
seerde werkplaats nakijken. Let op
● In specifiek e g
evallen kan het systeem een
waarschuwing geven terwijl zich geen obsta-
kel in het detectiegebied bevindt, bijvoor-
beeld
–voor bodems met hobbelig asfalt, straat-
stenen of met hoogstaand gras,
– bij externe ultrasone systemen in de
buurt, zoals gemonteerd op reinigings-
voertuigen, –
bij hevig e r
egenval, een flinke sneeuw-
bui, hagel of dichte uitlaatgassen,
– indien de kentekenplaat niet perfect be-
vestigd is op het bumperoppervlak,
– bij toppen van hellingen.
● Om een degelijke werking van het systeem
te garander
en, houdt u de ultrasoonsensoren
schoon, ijs- en sneeuwvrij en plakt u er niets
op.
● Bij het schoonmaken met hogedrukreini-
gers of
dampstralers om de ultrasoonsenso-
ren te reinigen, alleen kort direct sproeien en
altijd een afstand van meer dan 10 cm aan-
houden.
● Bepaalde accessoires die achteraan op de
auto gemonteer
d zijn, zoals een fietsendra-
ger, kunnen de werking van de parkeerhulp
verstoren.
● Geadviseerd wordt dat u zich vertrouwd
maakt met de w
erking van het systeem door
te oefenen met inparkeren op een wegdeel of
parkeerplaats zonder verkeer. De meteorolo-
gische omstandigheden is goed en er is veel
licht.
● U kunt het volume en de toonhoogte alsme-
de de indicaties w
ijzigen ››› pag. 261.
● Bij wagens zonder inf
otainmentsysteem
kunt u deze parameters laten aanpassen bij
een officiële SEAT-dealer of in een gespeciali-
seerde werkplaats.
● Let op de aanwijzingen voor rijden met een
aanhanger ›
›› pag. 262. ●
De grafi s
che weergave op het display van
het Easy Connect-systeem heeft een geringe
vertraging. Bediening van de parkeerhulp
Handmatige uitschakeling van de weergave
van de park
eerhu
lp (de geluidssignalen blij-
ven actief)
● Druk op een toets van het hoofdmenu van
het in de fabriek g
emonteerde infotainment-
systeem.
● OF: druk op de functietoets TERUG.
Ins c
hakelen van de parkeerhulp
● Schakel de achteruitversnelling (voor scha-
kelbak) in of
zet de keuzehendel in stand R
(voor automatische versnellingsbak).
Uitschakelen van de parkeerhulp
● Zet de keuzehendel in stand P, N of D (voor
aut
omatische versnellingsbak) of ontkoppel
de achteruitversnelling (voor schakelbak). In-
dien de hendel in stand N of D wordt gezet,
blijft het systeem nog ongeveer 8 seconden
actief voor uitschakeling, behalve met Area
View, in dat geval wordt het systeem meteen
uitgeschakeld na ontkoppeling van de ach-
teruitversnelling.
260
Page 263 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
Tijdelijk uitschakelen van het geluid van de
p ark
eerhu lp
● Op de f
unctietoets drukken. Indien het
Area
View-systeem is geïnstalleerd, kan het
geluid van de parkeerhulp niet tijdelijk uitge-
schakeld worden.
Wisselen van beperkte weergave naar de
weergave op het volledige scherm indien de
achteruitrijhulp is gemonteerd (Rear View
Camera "RVC")
● Druk op het pictogram van de auto van de
beperkte weerg
ave.
In voorkomend geval, wisselen naar het
beeld van de achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mera "RVC")
● Schakel de achteruitversnelling in of zet de
keuzehendel in s
tand R.
● OF: druk op het pictogram van de functie
RVC . Segmenten
voor visuele indicatieAfb. 211
Weergave van parkeerhulp op het
di s
p l
ay van het Easy Connect-systeem. Met behulp van de segmenten aan de achter-
z
ijde
van de w
agen kan de afstand tot obsta-
kels worden geschat.
De optische weergave van de segmenten
werkt op de volgende wijze:
worden getoond indien
het obstakel zich niet in rijrichting be-
vindt en wanneer de elektrische parkeer-
rem is geactiveerd.
worden getoond indien de
obstakels zich binnen het traject van de
wagen bevinden op meer dan 30 cm af-
stand ervan.
worden getoond indien ze
zich op minder dan 30 cm afstand bevin-
den.
Witte segmenten:
Gele segmenten:
Rode segmenten: Wanneer het obstakel zich in de rijrichting
van de wagen bev
indt, is steeds het overeen-
komstige waarschuwingssignaal te horen.
Zodra de wagen een obstakel nadert, worden
de segmenten dichter bij de wagen weerge-
geven. Ten laatste bij het aanduiden van het
voorlaatste segment, betekent dit dat de
botszone bereikt is. In de botszone worden
obstakels in rood weergegeven, evenals ob-
stakels buiten de af te leggen weg. Niet ver-
der achteruitrijden ››› in Beschrijving op
p ag. 259
, ››
› in Beschrijving op pag. 259!
Bij uitru s
tin g met
Area View
De segmenten worden niet weergegeven
wanneer de wagen Area View heeft.
Het PDC-systeem waarschuwt akoestisch voor
objecten die zich in de buurt van de achter-
kant van de wagen bevinden; op het scherm
verschijnt de afbeelding van Area View, het-
geen reeds een waarheidsgetrouw beeld
geeft van de objecten rond de wagen.
Indicaties/akoestische signalen in-
stell
en De indicaties en de akoestische signalen
k
u
nnen w or
den ingesteld in het Easy Con-
nect*-systeem. »
261
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 264 of 348

Bedienen
Volume achter*
V o
lume ac ht
erin.
Instellingen/scherpte van de klank achterin*
Toonregeling (frequentie) voor het achterste
gedeelte.
Volume verlagen
Als de parkeerhulp is ingeschakeld, wordt
het volume van actieve audio/video-bron ver-
laagd; de mate waarin dit gebeurt, verschilt
per gekozen optie.
Foutmeldingen Indien met geactiveerde parkeerhulp of bij
het
in
sc
hakelen ervan op het instrumenten-
paneel een bericht verschijnt dat er een fout
is in de parkeerhulp, is er een storing in het
systeem.
Als deze storing niet is verdwenen voordat
het contact wordt uitgeschakeld, wordt ze
niet aangegeven de volgende keer dat de
parkeerhulp wordt geactiveerd bij het scha-
kelen van de achteruitversnelling.
Als een sensor defect is, verschijnt op het
display van het Easy Connect-systeem het
symbool . Wacht niet te lang met naar een gespeciali-
seerde werkpl
aats te gaan om de klacht te la-
ten verhelpen.
Trekhaak Wanneer in wagens met in de fabriek gemon-
teerde tr
ek
haak de aanhangwagen op elektri-
sche wijze aangesloten is, worden de senso-
ren achteraan voor de parkeerhulp niet geac-
tiveerd bij het schakelen van de achteruitver-
snelling (schakelbak) of wanneer de keuze-
hendel in stand R wordt gezet (automatische
versnellingsbak).
Systeem voor perifeer gezichts-
veld (Ar e
a View)*
Inleiding tot thema
››› T
ab. op pag. 2
Met behulp van 4 camera's genereert het
systeem een voorstelling die op het scherm
van het infotainmentsysteem wordt getoond.
De camera's zitten in de grille, in de buiten-
spiegels en in de achterklep.
De functies en voorstellingen van het sys-
teem voor perifeer gezichtsveld kunnen varië-
ren naargelang of de wagen ParkPilot heeft
of niet. ATTENTIE
Met het beeld van de camera's kan de af-
stand w aar
op de obstakels (personen, voer-
tuigen enz.) zich bevinden niet nauwkeurig
berekend worden, het onachtzaam gebruik
van dit systeem kan dus ongevallen en ernsti-
ge letsels veroorzaken.
● De cameralenzen vergroten en vervormen
het gezic
htsveld en de voorwerpen zien er op
het scherm anders en minder nauwkeurig uit.
● Sommige voorwerpen kunnen niet of
slecht
s vaag getoond worden, bijvoorbeeld
smalle palen of hekken, wegens de resolutie
van het scherm of indien de lichtomstandig-
heden onvoldoende zijn.
● De camera's hebben dode hoeken waarin
personen en obj
ecten niet kunnen worden
waargenomen.
● De lens van de camera's moet schoon ge-
houden worden, z
onder sneeuw of ijs, en mag
niet worden afgedekt. ATTENTIE
De intelligente technologie in het systeem
voor perifeer g ez
ichtsveld (Area View) kan de
limieten opgelegd door de natuurkundige
wetten niet overwinnen en werkt enkel bin-
nen de eigen grenzen van het systeem. Het
grotere comfort dat het systeem voor perifeer
gezichtsveld biedt mag nooit aanleiding zijn
tot het nemen van grotere risico's. Indien het
systeem nalatig of onbedoeld gebruikt wordt, 262
Page 265 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurder
kunnen ongevallen en ernstige letsels veroor-
zaakt w
or
den. Ondanks het systeem moet de
bestuurder te allen tijde opmerkzaam blijven.
● Snelheid en rijstijl aanpassen aan het
weer, het w
egdek, het zicht en de verkeers-
omstandigheden.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het sc
herm.
● Houd altijd de omgeving van de wagen in
het oog, aangez
ien de camera's kleine kinde-
ren, dieren en bepaalde voorwerpen niet in
alle situaties perfect opmerkt.
● De plaatsing van een kentekenplaathouder
kan de weerg
aven op het scherm verstoren,
aangezien het gezichtsveld van de camera's
mogelijk op die manier beperkt wordt.
● Het systeem kan wellicht niet alle zones
duidelijk weerg
even. VOORZICHTIG
● De beelden v
an de camera op het scherm
zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijk dieptezicht is het mogelijk dat
uitstekende voorwerpen of putten in het weg-
dek moeilijk of helemaal niet waar te nemen
zijn.
● In bepaalde omstandigheden neemt de ca-
mera voor
werpen zoals stangen, vangrails,
palen en dunne bomen niet waar, hetgeen
kan leiden tot schade aan de wagen.
● Het systeem toont de hulplijnen en -vakken
onafhankelijk
van de omgeving van de wa-
gen, er worden geen voorwerpen gedetec- teerd. De bestuurder moet zelf beoordelen of
de wagen p
a
st in de parkeerplaats. VOORZICHTIG
Om een degelijke werking van het systeem te
g arander en, houdt
u de camera's schoon, ijs-
en sneeuwvrij en plakt u er niets op.
● Gebruik nooit schurende schoonmaakmid-
delen voor het
schoonmaken van de lens.
● Gebruik nooit lauw of warm water voor het
verwijder
en van sneeuw of ijs van de lenzen
van de camera's. Anders kunnen de lenzen
beschadigd raken. Systeem voor perifeer gezichtsveld
Afb. 212
Weergave van het systeem voor peri-
f eer g
ezic
htsveld: luchtperspectief. Er kan gekozen worden tussen vier verschil-
l
ende w
eerg
aven:
Legenda van afb. 212:
SymboolBetekenis
AGebied van camera vooraan
BGebied van camera rechts
CGebied van camera achteraan
DGebied van camera links
Actuele voorstelling verlaten.
Driedimensionale weergaven
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur.
Door de beelden van alle camera's te combi-
ner
en, w
ordt
het luchtperspectief gegene-
reerd ››› afb. 212. Het luchtperspectief
kan worden geselecteerd door te drukken op
de wagen binnen de zone.
Door te drukken op de verschillende gebie-
den ››› afb. 212 A tot
D van het luchtper-
s pectief
of beperkt
e luchtperspectief kan de
overeenkomstige weergave worden geselec-
teerd. »
263
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 266 of 348

Bedienen
Nodige voorwaarden om het systeem voor
perif eer g
ezic
htsveld te gebruiken
● De portieren en achterklep moeten geslo-
ten zijn.
● Het
beeld moet duidelijk en betrouwbaar
zijn. Zo moet
bijvoorbeeld de lens van de ca-
mera schoon zijn.
● Het gebied rond de wagen moet duidelijk
en vol
ledig worden getoond.
● De zone om te parkeren of manoeuvreren
moet een effen opper
vlak zijn.
● De wagen mag niet zwaar belas
t zijn aan
de achterzijde.
● De bestuurder moet vertrouwd zijn met het
systeem.
● D
e wagen mag geen schade vertonen in de
buurt
van de camera's. Als de stand of de in-
bouwhoek van de camera's is veranderd, bij-
voorbeeld na een aanrijding van achteren,
moet een gespecialiseerde werkplaats het
systeem nakijken.
Weergave van de camerabeelden
● Luchtperspectief (vogelvlucht) : voor een
panor
amisch zicht van de wagen , driedi-
mensionale weergaven, vanuit verschillende
standpunten van de camera's.
● Voorcamera (vooraanzicht): om het verk
eer
voor de wagen te volgen (kruisende voertui-
gen) , schuin vooruit in te parkeren , bijhet naderen van een obstakel en rijden op
het terrein
.
● Zijcamera's (zijaanzicht) : voor weer
gave
van de zone aan de zijkanten van de wagen
links en rechts , of een combinatie van
beide zijden .
● Achtercamera (achteraanzicht): om het ver
-
keer achter de wagen te volgen (voertuigen
die worden gekruist) , schuin achteruit in
te parkeren , recht achteruit in te parkeren
en om een aanhangwagen aan te koppe-
len .
De geselecteerde weergave wordt rechts op
het scherm getoond. In het beperkte lucht-
perspectief aan de linkerkant verschijnt de
weergave geel gemarkeerd. Daarnaast wor-
den in de rechtermarge van het beeld de mo-
gelijke menuopties en weergaven (de zoge-
naamde "modi") van de camera in kwestie
getoond. De op dat moment actieve weerga-
ve (modus) wordt duidelijk aangegeven.
Het beperkte luchtperspectief kan worden
verborgen door te drukken op het symbool ,
op die manier kan de geselecteerde weerga-
ve op het gehele scherm worden getoond. Gebruiksaanwijzingen
Afb. 213
Middenconsole: toets voor het hand-
m atig activ
eren/de
activeren van het systeem
voor perifeer gezichtsveld wanneer het in
combinatie met het parkeerhulpsysteem ( )
of het Park Pilot-systeem achteraan ( ) wordt
gebruikt.
Het systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig in-
schakelen van
de weergave:
Druk eenmaal op de toets ››› afb.
213.
Op het scherm van het infotainment-
systeem wordt het luchtperspectief
getoond ››› afb. 212. Als u drukt op
de toets
bij meer dan 15 km/u (9
mph), wordt het beeld niet getoond.
Automatisch in-
schakelen van
de weergave:
Schakel de achteruitversnelling in.
Het camerabeeld achter de wagen
wordt getoond in de modus van
schuin parkeren met beperkt lucht-
perspectief. 264
Page 267 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurderHet systeem voor perifeer gezichtsveld in- en
uitschakelen
Handmatig uit-
schakelen van
de weergave:
Druk
opnieuw op de toets ››› afb.
213.
OF: druk op een toets van het af fa-
briek gemonteerde infotainmentsys-
teem, bijvoorbeeld de toets RADIO
.
OF: druk op de functieknop .
Automatisch
uitschakelen
van de weerga-
ve:Rijd achteruit met meer dan ca. 15
km/u (9 mph).
OF: schakel het contact uit. Het menu
van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld verdwijnt meteen.Bijzonderheden
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
De camerabeelden van het systeem voor perifeer ge-
zichtsveld zijn enkel tweedimensionaal. Door gebrek
aan ruimtelijke diepte is het moeilijk of zelfs onmogelijk
om putten in de weg of voorwerpen die uitsteken uit de
bodem of uit andere voertuigen te herkennen op het
scherm.
Voorbeelden van gezichtsbedrog veroorzaakt
door de camera's:
Bij de volgende omstandigheden lijkt het of voorwerpen
of andere voertuigen dichterbij of verder weg zijn op het
scherm dan in werkelijkheid:
– Bij het overgaan van een vlakke ondergrond naar een
helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een vlakke on-
dergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen in de buurt van uitstekende voorwerpen
komt. Deze voorwerpen kunnen buiten de zichtbaar-
heidshoek van de camera's vallen.
Rijden met een aanhangwagen
Het
sy
st
eem voor perifeer gezichtsveld ver-
bergt in de zone van de achtercamera alle
oriëntatiehulplijnen wanneer de af fabriek
gemonteerde trekhaak elektrisch is verbon-
den met een aanhangwagen ››› pag. 271. Let op
Om vertrouwd te raken met het systeem voor
perifeer gez ic
htsveld en zijn functies, beveelt
SEAT aan om te oefenen met de bediening van het systeem op een plaats met weinig
verkeer of
in een p
arking. 265
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 268 of 348

Bedienen
Menu's van het systeem voor perifeer gezichtsveld (modi) Afb. 214
Weergave op het display van het sys-
teem v oor perif
eer gezichtsveld: Voorcamera:
weergave terreinrijden. Achtercamera: weer-
gave terreinrijden.
Legenda van afb. 214:
SymboolBetekenis
Afhankelijk van de wagenuitrusting: ge-
luid van ParkPilot in- en uitschakelen.
Beperkte weergave tonen.
Beperkte weergave verbergen.
Weergave van het systeem voor perifeer
gezichtsveld verlaten.
Weergave aanpassen: helderheid, con-
trast en kleur. Weergaven van het luchtperspectief (vogel-
vluc
ht)
AanzichtWeergave op het scherm van alle
camera's
Hoofdmo-
dus
De wagen en directe omgeving worden
van boven weergegeven. Naargelang de
uitrusting kan ook het traject van ParkPilot
worden getoond.
Driedimen-sionale
weergaven
De wagen en omgeving worden
van boven weergegeven.
De wagen en omgeving worden
schuin van boven weergegeven.
De wagen en omgeving worden
schuin weergegeven.
Door met uw vinger over het scherm van het
inf
ot
ainmentsy s
teem te gaan in de richting
van de pijlen, kunt u de gezichtshoek wijzi- gen in de driedimensionale weergaven van
de wagen en z
ijn omgeving.
Weergaven van de voorcamera (vooraanzicht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
voorcamera
Verkeer in
dwarsrich-
ting aan de voorzijde
Deel links van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de linkerzijde.
Deel midden op het scherm: gebied di-
rect voor de wagen.
Deel rechts van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de rechterzijde.
Schuin par- keren
Het gebied voor de wagen wordt ge-
toond. Als hulpmiddel worden de oriën-
tatielijnen weergegeven.266
Page 269 of 348

Systemen ter ondersteuning van de bestuurderAanzichtWeergave op het scherm van de
voorcamera
Terreinrijden
Het gebied direct voor de wagen wordt
van boven weergegeven. Bijvoorbeeld
in een glooiing om het gebied direct
voor de wagen te zien. De rode lijn
wordt getoond op een afstand van ca.
0,4 m ten opzichte van de wagen.
Weergaven van de zijcamera (zijaanzicht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
zijcamera's
Links en
rechts
De gebieden direct aan de zijkanten
van de wagen worden van boven weer-
gegeven, om nauwkeuriger rond moge-
lijke obstakels te kunnen rijden. De
oranje hulplijnen worden getoond op
een afstand van ca. 0,4 m ten opzichte
van de wagen.
Links
Het gebied direct naast de wagen aan
de bestuurders- of bijrijderszijde wordt
schuin getoond en de dode hoeken
langs de wagen kunnen worden weer-
gegeven. De oranje hulplijn wordt ge-
toond op een afstand van ca. 0,4 m ten
opzichte van de wagen.
Rechts
Weergaven van de achtercamera (achteraan-
z
ic
ht)
AanzichtWeergave op het scherm van de
achtercamera
Schuin par-
keren
Het gebied achter de wagen wordt ge-
toond. Ter oriëntatie worden hulplijnen
weergegeven.
Recht parke- ren
De initiële positie van de wagen bij het
starten van deze functie is een bepalen-
de factor voor de plaats waarop het
hulpsysteem het manoeuvre zal beëin-
digen.
Terreinrijdenof functie
aanhangwa-
gen aankop- pelen
Het achterste deel van de wagen wordt
getoond. De rode hulplijn geeft de vei-
ligheidsafstand aan.
In wagens met af fabriek gemonteerde
trekhaak worden groene en rode half-
ronde hulplijnen getoond. De hulplijnen
geven de afstand tot de trekhaak aan.
De afstand tussen de hulplijnen (groen
en rood) bedraagt ca. 0,3 m. De oranje
hulplijn geeft naargelang de draaihoek
van het stuur de vooraf berekende rich-
ting van de trekhaak aan.
In wagens zonder af fabriek gemonteer-
de trekhaak bedraagt de afstand van de
rode hulplijn tot de wagen ca. 0,4 m. Er
wordt geen andere hulplijn getoond.
AanzichtWeergave op het scherm van de
achtercamera
Verkeer in
dwarsrich-
ting aan de achterzijde
Deel links van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de linkerzijde.
Deel midden op het scherm: gebied di-
rect achter de wagen.
Deel rechts van het scherm: straat in
dwarsrichting aan de rechterzijde. Achteruitrijhulp (Rear View Ca-
mer
a)*
V ei ligheid
saanwijzingen en gebruiks-
instructies ATTENTIE
● De acht eruitrijhu
lp kan niet heel nauwkeu-
rig de afstand tot obstakels meten (personen,
voertuigen enz.) noch kan hiermee meer be-
reikt worden dan zonder de hulp. Daarom be-
staat er mogelijk gevaar voor ongevallen en
zware verwondingen als het achteloos of zon-
der de nodige aandacht wordt gebruikt. De
bestuurder moet altijd de omgeving nauw-
keurig observeren zodat de bewegingen in al-
le veiligheid gebeuren.
● De cameralens vergroot en vervormt het ge-
zichts
veld en dit kan voorwerpen anders en
minder nauwkeurig weergeven op het scherm
dan ze in werkelijkheid zijn. Dit effect zorgt » 267
Technische gegevens
Aanwijzingen
Bedienen
Noodgevallen
Vastzetten
Page 270 of 348

Bedienen
ook voor een vervormde weergave van afstan-
den.
●
Door de schermresolutie of door zwakke
lichtoms t
andigheden kunnen bepaalde voor-
werpen niet of slechts gedeeltelijk zichtbaar
zijn. Let speciaal op palen, afsluitingen, hek-
ken of kleine boompjes die de wagen kunnen
beschadigen doordat ze onzichtbaar zijn op
het scherm.
● De achteruitrijhulp heeft dode hoeken
waarin noch personen of
voorwerpen te zien
zijn (bijv. kleine kinderen, dieren of bepaalde
voorwerpen liggen mogelijk niet in zijn ge-
zichtsveld). Hou altijd goed de omgeving van
de wagen in het oog.
● Houd de cameralens schoon en vrij van
sneeuw en ijs. D
ek ze niet af.
● Ondanks het systeem moet de bestuurder
te all
en tijde opmerkzaam blijven. Controleer
altijd het parkeermanoeuvre en de omgeving
van de wagen. De snelheid en de rijstijl aan-
passen aan het zicht, het weer, het wegdek
en het verkeer.
● Laat u niet afleiden van het verkeer door de
beelden op het sc
herm.
● De beelden van de achteruitrijhulp op het
scherm z
ijn slechts tweedimensionaal. Door
gebrek aan ruimtelijk dieptezicht is het mo-
gelijk dat uitstekende voorwerpen of putten
in het wegdek moeilijk of helemaal niet waar
te nemen zijn.
● De lading van de wagen beïnvloed de weer-
gave v
an de geprojecteerde oriëntatielijnen.
De breedte van deze lijnen vermindert vol-
gens het niveau van de lading van de wagen. Speciaal opletten voor de omgeving van de
wagen a
l
s het interieur of de bagageruimte
volgeladen is.
● Bij de volgende omstandigheden lijkt het of
voorwerpen of
andere voertuigen dichterbij of
verder weg zijn op het scherm dan in werke-
lijkheid. Let vooral op in de volgende geval-
len:
– Bij het overgaan van een vlakke onder-
grond naar een helling.
– Bij het overgaan van een helling naar een
vlakke ondergrond.
– Als achter in de wagen te veel lading ligt.
– Als de wagen dichter bij voorwerpen
komt die niet op het grondoppervlak lig-
gen of die uitsteken vanaf een steunpunt
op de grond. Deze voorwerpen kunnen bij
het achteruitrijden buiten de gezichts-
veld van de camera vallen. Let op
● Het is ook
belangrijk om speciaal te letten
en voorzichtig te zijn als de bestuurder nog
niet met het systeem vertrouwd is.
● De achteruitrijhulp is niet beschikbaar in-
dien de achterkl
ep openstaat. Gebruiksaanwijzingen
Afb. 215
In de greep van de achterklep: in-
bou wp
laats
van achteruitkijkcamera. Een in de greep van de achterklep ingebouw-
de c
amer
a helpt de be
stuurder bij het achter-
uit parkeren of manoeuvreren ››› afb. 215.
Het beeld van de camera wordt weergegeven
samen met enkele door het systeem gepro-
jecteerde oriëntatielijnen op het display van
het Easy Connect-systeem. In het onderste
gedeelte van het scherm is een deel van de
bumper te zien die overeenkomt met het ge-
bied van het kenteken als referentie voor de
gebruiker.
Achteruitrijhulp instellen
De achteruitrijhulp biedt de gebruiker de mo-
gelijkheid om helderheid, contrast en kleur
van het beeld in te stellen.
Om die instellingen uit te voeren:
268