display TOYOTA BZ4X 2022 Instructieboekje (in Dutch)

Page 3 of 610

OVERZICHT MET
AFBEELDINGEN
1Veiligheid en be-
veiliging
2EV-systeem
4Voordat u gaat
rijden
5Rijden
6Voorzieningen in
het interieur
7Onderhoud en
verzorging
8Bij problemen
9Voertuigspecifi-
caties
Index
bZ4X
PZ49X-42D76-NL
L/O 28/03/2022Voertuigstatus-
informatie en
controlelampjes
3
Zoeken op afbeelding Zorg ervoor
dat u dit leest
(Belangrijks te onderwerpen: kinderzitje,
antidiefstalsysteem) Lezen van
laadgerelat eerde informatie
(Belangrijkste onderwerpen: s ysteem elektrische
auto, oplaadmethoden)
Lezen van rijgerelateerde informatie
(Belangrijkste onderwerpen: tellers, multi-informatiedisplay) Openen en sluiten van de portieren en ruiten, afstellen vóór
het
rijden(Belangrijkste onderwerpen: sleutels, portieren,
stoelen, elektrisch bedienbare ruiten) Handelingen en adviezen
die voor het rijden moeten
worden opgevolgd (Belangrijkste onderwerpen: starten van
de motor, tanken)
Gebruik van de voorzieningen in het interieur (Belangrijkste
onderwerpen: airconditioning, opbergmogelijkheden)
De zorg voor uw auto en onderhoudsprocedures
(Belangrijkste onderwerpen: interieur en exterieur, lampen) Informatie
over wat u moet doen bij een storing en
n

oodgeval (Belangrijkste onderwerpen: ontladen accu,
lekke band) Voertuigspecific
aties, systemen met mogelijkheden voor
persoonlijke voorkeursinstellingen (Belangrijkste
onderwerpen:

brandstof, olie, bandenspanning)
Zoeken op symptoom
Alfabetisch zoeken

Page 4 of 610

Ter informatie....................5
Over deze handleiding ...............7
Zoekmethoden ....................8
Overzicht .......................9
1.Veiligheid en beveiliging
1.1 Voor een veilig gebruik ............22
1.1.1 Voordat u gaat rijden .........22
1.1.2 Veilig rijden ..............23
1.1.3 Veiligheidsgordels ..........24
1.1.4 SRS-airbags ..............28
1.2 Veiligheidsvoorzieningen voor kinderen . 36 1.2.1 Handmatig in-/uitschakelsysteem airbag ..................36
1.2.2 Rijden met kinderen in de auto . . . 37
1.2.3 Baby- en kinderzitjes .........38
1.3 Noodoproep ..................52
1.3.1 eCall
*..................52
1.4 Antidiefstalsysteem .............60
1.4.1 Startblokkering ............60
1.4.2 Supervergrendeling
*.........61
1.4.3 Alarm*.................61
2. EV-systeem
2.1 EV-systeem ..................68
2.1.1 Kenmerken EV-systeem .......68
2.1.2 Voorzorgsmaatregelen EV-systeem ..............71
2.1.3 Tips voor rijden met een batterij- elektrische auto ............76
2.1.4 Actieradius ...............77
2.2 Laden ......................78
2.2.1 Laaduitrusting ............78
2.2.2 AC-laadkabel .............81
2.2.3 Vergrendelen en ontgrendelen van de AC-laadstekker ........92
2.2.4 Voedingsbronnen die kunnen worden gebruikt ...........94
2.2.5 Laadmethoden ............96
2.2.6 Laadtips ................98
2.2.7 Wat u moet weten voor het laden . 99
2.2.8 Procedure voor AC-laden .....102
2.2.9 Procedure voor DC-laden .....110
2.2.10 Gebruik van de laadschemafunctie ........115
2.2.11 Gebruik van de “Mijn ruimte-modus” ..........124 2.2.12 Solarlaadsysteem
*........127
2.2.13 Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden
uitgevoerd .............131
3. Voertuigstatusinformatie en
controlelampjes
3.1 Instrumentenpaneel ............142
3.1.1 Waarschuwingslampjes en controlelampjes ...........142
3.1.2 Meters en tellers ...........146
3.1.3 Multi-informatiedisplay ......149
4. Voordat u gaat rijden
4.1 Informatie over sleutels..........156
4.1.1 Sleutels ................156
4.2 Openen, sluiten en vergrendelen van de portieren .................158
4.2.1 Portieren ...............158
4.2.2 Achterklep ..............163
4.2.3 Smart entry-systeem met startknop ...............178
4.3 Verstellen van de stoelen .........183
4.3.1 Voorstoelen .............183
4.3.2 Achterstoelen ............185
4.3.3 Hoofdsteunen ............186
4.4 Verstellen van het stuurwiel en de buitenspiegels ................189
4.4.1 Stuurwiel ...............189
4.4.2 Binnenspiegel ............190
4.4.3 Buitenspiegels ............190
4.5 Openen, sluiten van de ruiten .......192
4.5.1 Elektrisch bedienbare ruiten . . . 192
4.6 Favoriete instellingen ...........195
4.6.1 Ergonomisch geheugen
*......195
4.6.2 My Settings .............199
5. Rijden
5.1 Voordat u gaat rijden ............202
5.1.1 Rijden met de auto .........202
5.1.2 Lading en bagage ..........207
5.1.3 Rijden met een aanhangwagen . . 209
5.2 Rijprocedures ................214
5.2.1 Startknop ...............214
5.2.2 Transmissie ..............218
5.2.3 Richtingaanwijzerschakelaar . . . 224
2

Page 13 of 610

AStartknop blz. 214
Starten van het EV-systeem/wijzigen
van de functies blz. 214, blz. 218
Noodstop van het EV-systeem
blz. 456
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart blz. 486
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
BDraaiknop transmissie blz. 219
Wijzigen van de schakelstand blz. 219
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 457
CTellers blz. 146
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 146, blz. 149
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 142
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 462
DMulti-informatiedisplay blz. 149
Display Blz. 149
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 469
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 224 Lichtschakelaar blz. 229
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 229
Mistachterlicht blz. 238
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers Blz. 239
Gebruik blz. 239
Bijvullen van ruitensproeiervloeistof
blz. 426
Koplampsproeiers
*1blz. 239
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
GSchakelaar alarmknipperlichten
blz. 456
HOntgrendelingshendel motorkap
blz. 419
IOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 189
Verstellen blz. 189
JAirconditioning blz. 377Gebruik blz. 377
Achterruitverwarming blz. 379
KMultimediasysteem*2
*1Indien aanwezig
*2Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
11
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN

Page 18 of 610

Dashboard (auto's met rechtse besturing)
AStartknop blz. 214
Starten van het EV-systeem/wijzigen
van de functies blz. 214, blz. 218
Noodstop van het EV-systeemblz. 456
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart blz. 486
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
BDraaiknop transmissie blz. 219
Wijzigen van de schakelstand blz. 219
Voorzorgsmaatregelen bij slepen
blz. 457
CTellers blz. 146
Aflezen van de tellers/afstellen van
de verlichting van het
instrumentenpaneel blz. 146, blz. 149
Waarschuwingslampjes/
controlelampjes blz. 142
Als de waarschuwingslampjes gaan
branden blz. 462
DMulti-informatiedisplay blz. 149
Display Blz. 149
Als een waarschuwingsmelding wordt
weergegeven blz. 469
ERichtingaanwijzerschakelaar blz. 224 Lichtschakelaar blz. 229
Koplampen/parkeerlichten
voor/achterlichten/
kentekenplaatverlichting/
dagrijverlichting blz. 229
Mistachterlicht blz. 238
FSchakelaar ruitenwissers en
-sproeiers Blz. 239
Gebruik blz. 239. Bijvullen van
ruitensproeiervloeistof blz. 426
Koplampsproeiers blz. 239
Waarschuwingsmeldingen blz. 469
GSchakelaar alarmknipperlichtenblz. 456
HOntgrendelingshendel motorkapblz. 419
IOntgrendelingshendel
stuurverstelling blz. 189 Verstellen blz. 189
JAirconditioning blz. 377Gebruik blz. 377
Achterruitverwarming blz. 379
KMultimediasysteem*
*Raadpleeg de handleiding voor het multimediasysteem.
OVERZICHT MET AFBEELDINGEN
16

Page 65 of 610

Door alarmsysteem bediende
portiervergrendeling
In de volgende gevallen worden,
afhankelijk van de situatie, de portieren
automatisch vergrendeld om potentiële
indringers buiten de auto te houden:
• Wanneer een in de autoachtergebleven persoon het portier
ontgrendelt en het alarm wordt
geactiveerd.
• Terwijl het alarm is geactiveerd, ontgrendelt een in de auto
achtergebleven persoon het portier.
• Bij het bijladen of vervangen van de 12V-accu.
OPMERKING
Ervoor zorgen dat het systeem goed
werkt
Verander of verwijder het systeem niet.
Na veranderen of verwijderen kan de
juiste werking van het systeem niet
worden gegarandeerd.
Inbraaksensor (indien aanwezig) en
hellingsensor (indien aanwezig)
Signalering inbraaksensor en
hellingsensor
• De inbraaksensor signaleert indringers of een beweging in de auto.
• De hellingsensor signaleert een verandering van de hoek van de auto
ten opzichte van het wegdek, die
bijvoorbeeld ontstaat als de auto
weggesleept wordt.
Dit systeem is ontworpen om diefstal te
voorkomen, maar een optimale
beveiliging tegen elke vorm van inbraak
kan niet worden gegarandeerd.
De inbraaksensor en hellingsensor
instellen
Als het alarm wordt ingeschakeld, worden
de inbraaksensor en de hellingsensor
automatisch ingesteld. (→Blz. 62) De inbraaksensor en de hellingsensor
uitschakelen
Als u huisdieren of bewegende
voorwerpen in de auto achterlaat, moet u
ervoor zorgen dat u de inbraaksensor en
de hellingsensor uitschakelt voordat u
het alarm instelt, omdat deze sensoren
reageren op bewegingen binnen in de
auto.
1. Zet het contact UIT.
2. Druk op de uitschakeltoets van de inbraaksensor en hellingsensor.
Druk opnieuw op de toets om de
inbraaksensor en de hellingsensor
weer in te schakelen.
Telkens wanneer de inbraaksensor en
de hellingsensor worden
uitgeschakeld/ingeschakeld, wordt er
een melding weergegeven op het
multi-informatiedisplay in het
instrumentenpaneel.
Uitschakelen en automatisch weer
inschakelen van de inbraaksensor en
hellingsensor
• Het alarm wordt ingeschakeld zelfs wanneer de inbraaksensor en de
hellingsensor zijn uitgeschakeld.
• Nadat de inbraaksensor en de hellingsensor uitgeschakeld zijn,
worden deze opnieuw ingeschakeld
door op de startknop te drukken of de
portieren te ontgrendelen met de
instapfunctie (indien aanwezig) of de
afstandsbediening.
• De inbraaksensor en de hellingsensor zullen automatisch weer worden
1 .4 Antidiefstalsysteem
63
1
Veiligheid en beveiliging

Page 71 of 610

Tijdens het remmen (regeneratief
remmen)
De elektromotor (tractiemotor) laadt de
tractiebatterij op.
Door actief gebruik te maken van het
regeneratieve remmen kan de actieradius
worden vergroot doordat elektriciteit
wordt opgeslagen in de tractiebatterij.
Laden
De batterij-elektrische auto rijdt op
elektriciteit die afkomstig is van een
externe voedingsbron en wordt
opgeslagen in de tractiebatterij. Voor het
laden kunnen niet alleen openbare
laadstations, maar ook contactdozen
thuis worden gebruikt. Bij conventionele
auto's moet brandstof getankt worden,
maar hier moeten andere procedures
gevolgd worden. Lees daarom het
volgende aandachtig door.
• Laaduitrusting (→blz. 78)
• AC-laadkabel (→blz. 81)
• Voedingsbronnen die kunnen wordengebruikt (→blz. 94)
• Wat u moet weten voor het laden (→blz. 99)
• Procedure voor het laden van uw auto (→blz. 102, blz. 110)
• Wanneer de normale procedure voor laden niet kan worden uitgevoerd
(→blz. 131)
Regeneratief remmen
In de volgende situaties wordt kinetische
energie omgezet in elektrische energie
en wordt er een afremmingskracht
gegenereerd terwijl tegelijkertijd de
tractiebatterij wordt opgeladen.
• Het gaspedaal wordt losgelaten terwijl er wordt gereden met de transmissie
in stand D.
• Het rempedaal wordt ingetrapt terwijl er wordt gereden met de transmissie
in stand D. Opladen van de 12V-accu
De 12V-accu wordt geladen via de
tractiebatterij als het EV-systeem in
werking is of terwijl de tractiebatterij
wordt geladen.
Als de auto langere tijd niet is gebruikt,
is de 12V-accu mogelijk ontladen
geraakt door zelfontlading. Volg de
juiste procedures als dit gebeurt.
(→Blz. 490)
Als de auto gedurende langere tijd niet
wordt gebruikt
• Laad de tractiebatterij eens per
maand als de auto gedurende langere
tijd niet wordt gebruikt. Hierdoor is de
tractiebatterij beschermd tegen
extreme spanningsafname door
zelfontlading.
• Als de auto gedurende langere tijd niet wordt gebruikt, wordt de
12V-accu opgeladen door de
tractiebatterij om de kans te
verkleinen dat de 12V-accu ontladen
raakt. In dat geval kan de
koelventilator gaan draaien; dit duidt
echter niet op een storing.
• Laat de klep van de laadaansluiting niet openstaan en laat de laadkabel
niet aangesloten op de auto, om te
voorkomen dat de 12V-accu ontladen
raakt.
Laden van de tractiebatterij
Zorg ervoor dat het laadniveau altijd
voldoende is voor uw rijbehoeften.
Als de tractiebatterij volledig ontladen
is, kan er niet met de auto gereden
worden. Laad de batterij zo snel mogelijk
als deze ontladen raakt.
Als de tractiebatterij ontladen raakt
• Als de tractiebatterij ontladen raakt, gaat het waarschuwingslampje
tractiebatterij ontladen branden of
knipperen en wordt er een melding
weergegeven op het multi-
informatiedisplay. (→Blz. 464)
2.1 EV-systeem
69
2
EV-systeem

Page 77 of 610

WAARSCHUWING!(Vervolg)
• Als de bodemplaat van de auto tijdenshet rijden wordt blootgesteld aan
hevige schokken, breng de auto dan
op een veilige plaats tot stilstand en
controleer de onderkant van de auto.
Schade aan de tractiebatterij of
vloeistoflekkage kan leiden tot een
autobrand, enz. Raak de auto niet aan
en neem onmiddellijk contact op met
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Zelfs als er aan de onderzijde van de auto geen beschadigingen zichtbaar
zijn, kan de tractiebatterij zijn
beschadigd. Laat als de bodemplaat
van de auto is blootgesteld aan een
schok de tractiebatterij nakijken door
een erkende Toyota-dealer of
hersteller/reparateur of een andere
naar behoren gekwalificeerde en
uitgeruste deskundige.
Wijzigingen Verlaag de auto niet. De tractiebatterij
in de bodemplaat van de auto maakt
gemakkelijker contact met de grond als
de auto is verlaagd. Wanneer de
tractiebatterij beschadigd is, kan dat
leiden tot een autobrand, met mogelijk
dodelijk of ernstig letsel tot gevolg.
Uitschakelsysteem voor noodgevallen
Het uitschakelsysteem voor
noodgevallen zorgt ervoor dat het
EV-systeem en het
hoogspanningssysteem worden
uitgeschakeld als de botsingssensoren
een aanrijding met een kracht boven een
bepaalde drempelwaarde hebben
gesignaleerd. Als het uitschakelsysteem
voor noodgevallen in werking is
getreden, kunt u uw auto niet meer
starten. Neem voor het herstarten van
het EV-systeem contact op met een
erkende Toyota-dealer of hersteller/ reparateur of een andere naar behoren
gekwalificeerde en uitgeruste
deskundige.
Waarschuwingsmelding
Als er een storing in het EV-systeem
optreedt, of als het systeem onjuist
wordt bediend, wordt automatisch een
melding weergegeven.
Lees de op het multi-informatiedisplay weergegeven waarschuwingsmelding en
volg de aanwijzingen op. (→Blz. 136,
blz. 469)
Als er een waarschuwingslampje gaat
branden of een waarschuwingsmelding
wordt weergegeven of als de 12V-accu
wordt losgekoppeld
Mogelijk start het EV-systeem niet.
Probeer in dat geval het systeem
opnieuw te starten. Neem als het
controlelampje READY niet gaat branden
contact op met een erkende
Toyota-dealer of hersteller/reparateur of
een andere naar behoren gekwalificeerde
en uitgeruste deskundige.
Als de tractiebatterij volledig ontladen
is
Als het EV-systeem niet kan worden
gestart omdat de tractiebatterij volledig
ontladen is, start het systeem dan weer
na AC- of DC-laden. Om voor voldoende
actieradius te zorgen, raden wij u aan de
tractiebatterij te laden totdat het
waarschuwingslampje tractiebatterij
ontladen uitgaat.
2.1 EV-systeem
75
2
EV-systeem

Page 79 of 610

hoger elektriciteitsverbruik veroorzaken.
Gebruik banden die geschikt zijn voor het
seizoen.
Bagage
Zware bagage leidt tot een hoger
elektriciteitsverbruik. Neem geen
onnodige bagage mee.
2.1.4 Actieradius
De actieradius die onder andere wordt
weergegeven op het multi-
informatiedisplay toont de
referentieafstand waarover gereden kan
worden. De werkelijke afstand die
gereden kan worden, kan afwijken van de
afstand die wordt weergegeven.
Weergegeven waarde
Een waarde waarbij de rijprestaties
voldoende zijn, wordt geschat op basis
van de resterende lading van de
tractiebatterij, de toestand van de
tractiebatterij, de buitentemperatuur,
enzovoort en wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 146)
Als de buitentemperatuur laag is, is het
vermogen van de tractiebatterij mogelijk
lager, waardoor de maximale rijafstand
korter is. Dit duidt echter niet op een
storing. Laad de tractiebatterij eerder op
dan gebruikelijk.
Tips voor het vergroten van de
actieradius
De maximale rijafstand is sterk
afhankelijk van hoe er met de auto
gereden wordt, de wegcondities, het
weer, de buitentemperatuur, het gebruik
van elektrische componenten en het
aantal inzittenden.
De maximale rijafstand kan worden
vergroot door onderstaande
aanwijzingen te volgen:
• Houd een veilige afstand tot uwvoorligger en voorkom onnodig
accelereren en decelereren • Accelereer en decelereer zo vloeiend
mogelijk
• Rijd niet te hard en probeer zo veel mogelijk een constante snelheid aan
te houden
• Stel de airconditioning in op een gematigde temperatuur en voorkom
overmatig gebruik van de
verwarmings- en koelfunctie
• Gebruik banden met de voorgeschreven maat en houd de
bandenspanning op de
voorgeschreven waarde
• Vervoer geen onnodig gewicht in de auto
Manieren waarop wordt aangegeven
dat het laden is voltooid
Het volgende geeft aan dat de
laadprocedure op de juiste manier is
uitgevoerd.
• De laadindicator gaat uit
• “Charging complete” (laden voltooid) wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay als een
portier wordt geopend terwijl het
contact UIT staat. (→Blz. 99)
Ongeacht het type voedingsbron of het
gebruik van de laadschemafunctie is de
laadprocedure voltooid als aan
bovenstaande voorwaarden is voldaan.
Laadgerelateerde meldingen: →blz. 136
2.1 EV-systeem
77
2
EV-systeem

Page 99 of 610

• Deze functie wordt automatischuitgeschakeld als de laadkabel wordt
losgenomen of als de laadkabel
gedurende ongeveer 3 dagen
aangesloten blijft op de auto.
• Als het laadschema wordt gebruikt (→blz. 115), werkt deze functie
overeenkomstig de instellingen van
het schema.
Opwarmregeling tractiebatterij
Deze regeling treedt in werking als de
laadkabel gedurende ongeveer 3 dagen
op de auto aangesloten blijft en de
verwarming van de tractiebatterij
automatisch stopt. De regeling isoleert
de tractiebatterij automatisch bij extreem
lage temperaturen.
• Deze regeling stop 31 dagen nadat de laadkabel is aangesloten, zelfs als hij
nog steeds is aangesloten op de auto.
• Als deze regeling in werking is, worden de instellingen van het laadschema
genegeerd en start het laden
onmiddellijk.
Koeler tractiebatterij
Als de tractiebatterij heet is en de
AC-laadkabel is aangesloten op de auto,
koelt deze functie de tractiebatterij om
deze te beschermen.
De functie treedt mogelijk in werking als
continu wordt gereden met hoge
snelheden, zoals bij rijden op autowegen
of snelwegen, of tijdens DC-laden.
Gebruik van de “Mijn ruimte-modus”
tijdens DC-laden
→Blz. 126
Verwarming tractiebatterij
• De verwarming van de tractiebatterij kan worden ingeschakeld als er niet
wordt geladen.
• Als de verwarming van de tractiebatterij in werking is, brandt de
laadindicator. • Als de verwarming van de
tractiebatterij in werking is tijdens
laden, kan het laden langer duren dan
normaal.
• De resterende lading in de tractiebatterij neemt af als de
verwarming van de tractiebatterij in
ingeschakeld. Het kan nodig zijn om
de tractiebatterij nogmaals te laden
om de resterende lading aan te vullen.
Koeler tractiebatterij
• AC-laden: De instellingen van de koeler van de tractiebatterij kunnen
worden gewijzigd op het
multi-informatiedisplay. (→Blz. 98)
• De laadindicator brandt wanneer de koeler van de tractiebatterij stand-by
staat of in werking is.
• Als het laadniveau van de tractiebatterij laag is, werkt de koeler
van de tractiebatterij mogelijk niet,
zelfs niet als de temperatuur van de
tractiebatterij hoog is.
• Als aan de volgende voorwaarden wordt voldaan terwijl de koeler van de
tractiebatterij in werking is, wordt het
koelen gestopt.– De motorkap wordt geopend
– Het contact wordt in stand ACC of AAN gezet.
– De schakelstand wordt een andere dan stand P
– De op afstand bedienbare airconditioning is ingeschakeld
(→blz. 383)
– De resterende lading in de tractiebatterij daalt tot onder een
bepaald niveau
• De koeler van de tractiebatterij gebruikt de energie van de
tractiebatterij en een externe
voedingsbron.– Als de koeler van de tractiebatterij in werking is, neemt de lading van
de tractiebatterij toe en af binnen
een bepaald bereik en de lading zal
niet toenemen tijdens AC-laden.
2.2 Laden
97
2
EV-systeem

Page 100 of 610

– Als de koeler van de tractiebatterijin werking is, ziet de lader dit als het
opladen van de batterij. Als deze
functie in werking is terwijl er een
lader die laadkosten berekent is
aangesloten op de auto, worden er
AC-laadkosten in rekening
gebracht.
Wijzigen van de instellingen van de
koeler van de tractiebatterij
De instellingen kunnen worden gewijzigd
via
op het multi-informatiedisplay.
Gebruik de bedieningstoetsen van het
instrumentenpaneel om (→blz. 150) om
“Vehicle Settings” (voertuiginstellingen),
“Charging Settings” (laadinstellingen) of
“Battery Cooler” (batterijkoeler) te
selecteren en de instelling te wijzigen.
Als “Off” (uit) wordt geselecteerd, wordt
het vermogen van de tractiebatterij
mogelijk beperkt, afhankelijk van de
rijomstandigheden.
2.2.6 Laadtips
In dit hoofdstuk worden methoden
toegelicht voor het gebruiken van de
laadfunctie van deze auto en het bekijken
van informatie met betrekking tot het
laden.
Systematisch laden
Om de batterij-elektrische auto optimaal
te kunnen gebruiken adviseren we de
auto wanneer mogelijk te laden.
Voor vertrek van huis
Om de batterij-elektrische auto te
kunnen gebruiken moet de tractiebatterij
voor het vertrek van huis worden
geladen. Onderweg naar de bestemming of op de
bestemming
Laad de tractiebatterij bij het
dichtstbijzijnde laadstation als de
resterende lading in de batterij laag is.
Tijdens het parkeren
Bij auto's met een solarlaadsysteem
wordt zonne-energie gebruikt om de
tractiebatterij te laden als aan de
noodzakelijke voorwaarden zoals
parkeren is voldaan. (→Blz. 127)
Als de tractiebatterij volledig geladen is,
wordt de tractiebatterij niet via het
solarlaadsysteem geladen.
2.2 Laden
98

Page:   1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 ... 150 next >