YAMAHA GIGGLE50 2007 Instructieboekje (in Dutch)

Page 31 of 72

5-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15942
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIE
Wegrijden<IXE>
Sneller en langzamer rijden<IXE>
Remmen<IXE>
DAU16760
WegrijdenOPMERKING:
Laat de motor warmdraaien voordat u
wegrijdt.1. Houd met uw linkerhand de achter-
remhendel ingedrukt, houd met uw
rechterhand de rechterhandgreep
vast en duw de scooter van de
middenbok af.
2. Ga schrijlings op het zadel zitten
en stel de achteruitkijkspiegels af.
3. Zet de richtingaanwijzer aan.
4. Controleer op tegemoetkomend
verkeer en draai voorzichtig aan de
gasgreep (rechts) om weg te rijden.
5. Schakel de richtingaanwijzer uit.
DAU16780
Sneller en langzamer rijdenZAUM00**
(a) (b)
De rijsnelheid wordt geregeld door de
gasgreep open of dicht te draaien. Draai
de gasgreep richting (a) om sneller te
gaan rijden. Draai de gasgreep richting
(b) om langzamer te gaan rijden.
DAU16792
Remmen1. Sluit de gasklep volledig.
2. Knijp de voor- en achterremmen
gelijktijdig in en oefen geleidelijk
meer druk uit.
DWA10300
X@● ●● ●

Vermijd hard en abrupt remmen
(met name wanneer u naar één
kant overhelt). De scooter zou
namelijk kunnen slippen of om-
vallen.
● ●● ●

Spoorwegovergangen, tram-
rails, ijzeren platen gebruikt in
de wegenbouw en putdeksels
worden in natte toestand zeer
glad. U dient deze obstakels
daarom met aangepaste snel-
heid te naderen en voorzichtig
te passeren.
● ●● ●

Onthoud dat remmen op een nat
wegdek veel moeilijker is.
● ●● ●

Rijd langzaam heuvelafwaarts,
remmen kan tijdens afdalingen
soms lastig zijn.
15P-F819D-D0_ch5.pmd2007/06/20, 20:11 2

Page 32 of 72

5-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU15942
GEBRUIK EN BELANGRIJKE RIJ-INFORMATIEInrijperiode<IXE>
Parkeren<IXE>
DAU16830
InrijperiodeDe belangrijkste periode in de levens-
duur van het motorblok is de tijd tussen
0 en 1000 km (600 mi). Lees daarom
de volgende informatie aandachtig door.
Omdat het motorblok gloednieuw is,
mag dit gedurende de eerste 1000 km
(600 mi) niet te zwaar worden belast.
De verschillende onderdelen van de
motor slijten op elkaar in totdat de juiste
bedrijfsspelingen zijn bereikt. Rijd tij-
dens deze periode nooit langdurig vol-
gas en vermijd ook andere manoeuvres
die tot oververhitting van de motor kun-
nen leiden.
DAU16950
0 ~ 150 km (0 ~ 90 mi)
Rijd niet langdurig met de gasgreep
meer dan 1/3 open gedraaid.
Zet de motor steeds af nadat hij een
uur heeft gedraaid en laat hem dan vijf
tot tien minuten lang afkoelen.
Varieer van tijd tot tijd het motor-
toerental. Laat de motor niet steeds in
één vaste stand van de gasgreep
draaien.150 ~ 500 km (90 ~ 300 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voor-
bij halverwege opengedraaid.
Gebruik de motor in alle versnellingen,
maar draai het gas nooit helemaal open.
500 ~ 1000 km (300 ~ 600 mi)
Houd de gasgreep niet langdurig voor-
bij driekwart opengedraaid.
DCA10350
<>Nadat de eerste 1000 km (600 mi) zijn
afgelegd, moet de motorolie worden
ververst en de olieaanzuigzeef wor-
den vervangen.1000 km (600 mi) en verder
Laat de motor niet langdurig volgas
draaien. Varieer zo nu en dan de snel-
heid.
DCA10270
<>Als tijdens de inrijperiode motor-
schade optreedt, vraag dan direct
een Yamaha dealer de machine te
controleren.
DAU17212
ParkerenZet om te parkeren de motor af en neem
dan de sleutel uit het contactslot.
DWA10310
X@● ●● ●

De motor en het uitlaatsysteem
kunnen zeer heet worden, par-
keer dus op een plek waar voet-
gangers of kinderen niet gemak-
kelijk met deze onderdelen in
aanraking kunnen komen.
● ●● ●

Parkeer niet op een helling of op
een zachte ondergrond, de ma-
chine zou dan kunnen omvallen.
DCA10380
<>Parkeer nooit op een plek waar
sprake is van brandgevaar, zoals op
droog gras of nabij ander ontvlam-
baar materiaal.
15P-F819D-D0_ch5.pmd2007/06/20, 20:11 3

Page 33 of 72

6-1
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
DAU17280
De eigenaar is verplicht de optimale
veiligheid te waarborgen. Door periodiek
inspecties, afstellingen en smeer-
beurten uit te laten voeren, zorgt u er-
voor dat uw machine in zo veilig en effi-
ciënt mogelijke conditie blijft. Op de vol-
gende pagina’s wordt de belangrijkste
informatie met betrekking tot inspecties,
afstellingen en smeerbeurten gegeven.
De intervalperioden vermeld in het pe-
riodiek smeer- en onderhoudsschema
moeten worden beschouwd als een al-
gemene richtlijn onder normale rij-
condities. Het is echter mogelijk dat de
INTERVALPERIODEN VOOR ONDER-
HOUD MOETEN WORDEN VERKORT
AFHANKELIJK VAN HET WEER, HET
TERREIN, DE GEOGRAFISCHE
LOCATIE EN INDIVIDUEEL GEBRUIK.
DWA10320
X@Vraag een Yamaha dealer het
onderhoudswerk uit te voeren als u
hiermee niet echt vertrouwd bent.
DWA10330
X@Deze scooter is uitsluitend ontwor-pen voor gebruik op verharde wegen.
Wanneer deze scooter wordt ge-
bruikt in een abnormaal stoffige,
modderige of vochtige omgeving,
dient het luchtfilterelement vaker te
worden gereinigd of te worden ver-
vangen om snelle slijtage van de
motor te voorkomen. Raadpleeg een
Yamaha dealer voor de juiste
onderhoudsperiodes.
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 1

Page 34 of 72

6-2
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESPeriodiek smeer- en onderhoudsschema<IXE>NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
1
*Brandstofleiding• Controleer de brandstof- en onderdrukslangen op
scheurtjes of beschadigingen.———— —
2 Bougie• Controleer de conditie.
• Reinigen en elektrodenafstand afstellen.——
• Vervangen.——
3*Ventielen• Controleer de klepspeling en stel deze af terwijl de
motor koud is.————
4*Luchtfilterelement• Vervangen.———— —
5*Voorrem• Controleer de werking en stel de speling van de
remhendel af.—— — — — —
• Vervang de remschoenen. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
6*Achterrem• Controleer de werking en stel de speling van de
remhendel af.————— —
• Vervang de remschoenen. Wanneer de slijtagelimiet is bereikt
7*Wielen• Controleer de speling en controleer op beschadigingen.————
8*Banden• Controleer op slijtage en beschadigingen.
• Vervang indien nodig.
• Controleer de bandspanning.
• Corrigeer indien nodig.———— —
DAU17715
Periodiek smeer- en onderhoudsschemaOPMERKING:● ●● ●

De jaarlijkse controles horen eenmaal per jaar te worden uitgevoerd, behalve wanneer in plaats daarvan een
onderhoudsbeurt op kilometerbasis of, voor Groot-Brittannië, op mijlbasis wordt verricht.

Herhaal de onderhoudsintervallen vanaf 30000 km (17500 mi), beginnend vanaf 6000 km (3500 mi).
Werkzaamheden gemarkeerd met een asterisk horen te worden uitgevoerd door een Yamaha dealer, omdat hiertoe
speciaal gereedschap, technische gegevens en vakmanschap vereist zijn.
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 2

Page 35 of 72

6-3
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
9
*Wiellagers• Controleer op speling of beschadigingen.————
10*Balhoofdlagers• Controleer of de lagers loszitten.
• Smeer de lagers elke 12000 km (7000 mi) of 24
maanden met een matige hoeveelheid vet op basis van
lithiumzeep.——Smeren.—Smeren.—
11*Framebevestigingen• Controleer of alle moeren, bouten en schroeven stevig
zijn vastgezet.———— —
12Scharnieras van
voorremhendel• Smeren met lithiumvet.———— —
13Scharnieras van
achterremhendel• Smeren met lithiumvet.———— —
14 Middenbok• Controleer de werking.
• Smeren.———— —
15*Voorvork• Controleer op een correcte werking en olielekkage.————
16*Schokdemperunit• Controleer op een correcte werking en olielekkage.————
17*Brandstofinjectie• Controleer het stationair toerental.————— —
18Motorolie• Verversen. ((Zie pagina 6-7.)
• Controleer het olieniveau en controleer de machine op
olielekkage.—Elke 3000 km (1750 mi)
19*Olie-aanzuigzeef• Reinigen.—Elke 6000 km (3500 mi)
20*Koelsysteem• Controleer het koelvloeistofniveau en controleer de
machine op vloeistoflekkage.———— —
• Verversen. Elke 3 jaar
21 Versnellingsbakolie• Controleer de machine op olielekkage.—— —
• Verversen.—————
22*V-snaar• Vervangen. Elke 10000 km (6000 mi) NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 3

Page 36 of 72

6-4
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES23
*Voor- en
achterremschakelaar• Controleer de werking.————— —
24Bewegende delen en
kabels• Smeren.———— —
25*Gaskabelhuis en
gaskabel• Controleer de werking en speling.
• Stel indien nodig de speling af.
• Smeer het gaskabelhuis en de gaskabel.———— —
26*Luchtinlaatsysteem• Controleer de luchtafsluitklep, de membraanklep en de
slang op beschadiging.
• Vervang beschadigde onderdelen indien nodig.———— —
27*Lampen,
richtingaanwijzers en
schakelaars• Controleer de werking.
• Stel de koplamplichtbundel af.————— — NR. ITEM CONTROLE OF ONDERHOUDSBEURTKILOMETERSTAND
JAARLIJK-
SE CON-
TROLE 1000 km
(600 mi)6000 km
(3500 mi)12000 km
(7000 mi)18000 km
(10500 mi)24000 km
(14000 mi)
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 4

Page 37 of 72

6-5
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Panelen, verwijderen en aanbrengen<IXE>
DAU18771
Panelen verwijderen en aan-
brengenBij het uitvoeren van sommige
onderhoudswerkzaamheden die in dit
hoofdstuk worden beschreven, moeten
de afgebeelde panelen worden verwij-
derd. Neem deze paragraaf telkens door
om een paneel te verwijderen of aan te
brengen.ZAUM00**
3
1
2
1. Paneel A
2. Paneel B
3. Paneel C
DAUT2100
Paneel AVerwijderen v
an het paneel
Schuif het paneel naar achteren, en trek
het daarna los zoals getoond.
ZAUM00**
1
1. Paneel AAanbrengen v
an het paneel
Plaats en schuif het paneel in de oor-
spronkelijke positie.Paneel B
Verwijderen v
an het paneel
Verwijder de schroef en haal dan het
paneel los.
ZAUM00**
1
1. Paneel BAanbrengen v
an het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroef aan.
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 5

Page 38 of 72

6-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESBougie, controleren<IXE>Paneel CVerwijderen v
an het paneel
ZAUM00**
1
1. Paneel C1. Open het zadel. (Zie pagina 3-9.)
2. Verwijder de schroeven en haal het
paneel los.Aanbrengen v
an het paneel
Plaats het paneel in de oorspronkelijke
positie en breng dan de schroeven aan.
DAUT2070
Controleren van de bougieDe bougie is een belangrijk motor-
onderdeel dat gemakkelijk te controle-
ren is. Door hitte en aanslag slijten
bougies op de lange duur. Daarom moe-
ten bougies worden verwijderd en ge-
controleerd volgens het periodieke
onderhouds- en smeerschema. Boven-
dien kan aan het uiterlijk van de bougie
de conditie van de motor worden afge-
lezen.
De bougie verwijderen
1. Verwijder het paneel A. (Zie pagina
6-5.)
2. Verwijder de bougiedop.ZAUM00**
1
1. Bougiesleutel
3. Verwijder de bougie zoals getoond
met een bougiesleutel die verkrijg-
baar is bij een Yamaha dealer.
Controleren van de bougie
1. Controleer of de porseleinen
isolator rondom de centrale
elektrode van de bougie een
middeldonkere tot lichte kleur ver-
toont (de ideale kleur bij normaal
gebruik van de machine).OPMERKING:
Wanneer de bougie een heel andere
kleur vertoont, werkt de motor mogelijk
niet naar behoren. Probeer dergelijke
problemen niet zelf vast te stellen. Laat
in plaats daarvan uw machine nakijken
door een Yamaha dealer.2. Controleer de bougie op afslijting
van de elektroden en op overma-
tige koolstof- of andere aanslag.
Vervang indien nodig de bougie.Voorgeschreven bougie:
CR7E (NGK)
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 6

Page 39 of 72

6-7
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIES
Motorolie<IXE>
De bougie monteren
1. Meet de elektrodenafstand met
een draadvoelmaat. Stel de afstand
indien nodig af volgens de specifi-
catie.Elektrodenafstand:
0.7 ~ 0.8 mm (0.028 ~ 0.031 in)2. Reinig het oppervlak van de
bougiepakking en het pasvlak en
verwijder eventueel vuil uit de
schroefdraad van de bougie.
3. Breng de bougie aan met behulp
van de bougiesleutel en zet vast
met het correcte aanhaalmoment.Aanhaalmoment:
Bougie:
OPMERKING:
Als geen momentsleutel beschikbaar is,
wordt de bougie correct vastgezet door
handvast te zetten en dan nog 1/4~1/2
slag verder te draaien. De bougie moet
echter zo snel mogelijk naar het juiste
aanhaalmoment worden aangedraaid.
4. Installeer de bougiedop.
5. Monteer het paneel.
DAUT1460
Motorolie en olieaanzuigzeefVóór iedere rit moet het motorolieniveau
worden gecontroleerd. Verder moet de
olie worden ververst en de olie-aanzuig-
zeef worden gereinigd volgens de
intervalperioden vermeld in het perio-
dieke smeer- en onderhoudsschema.
Om het motorolieniveau te controle-
ren
1. Zet de machine op de middenbok.OPMERKING:
Zorg dat de machine rechtop staat bij
het controleren van het motorolieniveau.
Wanneer de machine iets schuin staat,
kan het niveau al foutief worden afgele-
zen.2. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 7

Page 40 of 72

6-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
DAU17226
PERIODIEK ONDERHOUD EN KLEINERE REPARATIESZAUM00**
1
2
3
1. Olievuldop
2. Merkstreep maximumniveau
3. Merkstreep minimumniveau3. Wacht een paar minuten om de olie
tot rust te laten komen, verwijder
de olievuldop, veeg de peilstok
schoon, steek deze weer in de vul-
opening (zonder vast te draaien) en
neem dan weer uit om het olie-
niveau te controleren.OPMERKING:
Het motorolieniveau moet tussen de
merkstrepen voor minimum- en
maximumniveau staan.4. Als de motorolie beneden de merk-
streep voor minimumniveau staat,
vul dan voldoende olie, van de aan-
bevolen soort, bij tot het correcte
niveau.5. Steek de peilstok in de vulopening
en draai dan de olievuldop vast.
Motorolie verversen en olieaanzuig-
zeef reinigen
1. Start de motor, laat hem een paar
minuten warmdraaien en zet hem
dan uit.
2. Zet een oliecarter onder de motor
om de gebruikte olie op te vangen.
3. Verwijder de olievuldop en de
aftappluggen A en B om de olie uit
het carter te laten stromen.
ZAUM00**
1
1. Olieaftapplug A
ZAUM00**
1
1. Olieaftapplug B
DCAT1020
<>Bij het verwijderen van de
olieaftapplug B komen de o-ring, de
drukveer en de olieaanzuigzeef ook
los. Zorg dat deze onderdelen niet
verloren raken.4. Reinig de olie-aanzuigzeef in op-
losmiddel, controleer hem op
schade en vervang indien nodig.
5. Controleer de o-ring op beschadi-
ging en vervang hem indien nodig.
6. Bevestig de olieaanzuigzeef,
compressieveer, o-ring en
aftapplug B.
15P-F819D-D0_ch6.pmd2007/06/21, 13:00 8

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 ... 80 next >