YAMAHA TMAX 2005 Instructieboekje (in Dutch)

Page 21 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-5
2
34
5
6
7
8
9
OPMERKING:
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem. Als het
startblokkeersysteem defect is, gaat
het controlelampje knipperen en toont
het multifunctionele display een foutco-
de wanneer de contactsleutel naar
“ON” wordt gedraaid. (Zie “Zelfdia-
gnosesysteem” op pagina 3-6 voor

meer informatie.)
DAU11601
Snelheidsmeter
De snelheidsmeter toont de actuele rij-
snelheid.
Wanneer de sleutel naar “ON” wordt
gedraaid, slaat de naald van de snel-
heidsmeter eenmaal helemaal uit tot
aan de hoogste snelheid en keert daar-
na weer terug naar nul om het elektri-
sche circuit te testen.
DAU11872
Toerenteller
Met de elektrische toerenteller kan de
motorrijder het motortoerental controle-
ren en dit binnen het ideale bereik hou-
den.
Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, slaat de naald van de toerentel-
ler eenmaal helemaal uit tot aan het
hoogste aantal toeren per minuut en
keert daarna weer terug naar nul tpm
om het elektrische circuit te testen.
LET OP:

DCA10031
Laat de motor niet draaien terwijl de
1. Snelheidsmeter
1

1. Toerenteller
2. Rode zone toerenteller
12

Page 22 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-6
1
2
3
4
5
6
7
8
9toerenteller in de rode zone wijst.

Rode zone: 8250 tpm en hoger
DAU33516
Multifunctioneel display WAARSCHUWING

DWA12311
Zorg dat de machine stilstaat, voor-
dat u wijzigingen in de instellingen
van het multifunctionele display
gaat aanbrengen.
Het multifunctionele display toont de
volgende voorzieningen:

een brandstofniveaumeter

een temperatuurmeter koelvloei-
stof

een kilometerteller (die de totale
afgelegde afstand toont)

twee rittellers (die de afgelegde af-
stand aangeven sinds de tellers
het laatst werden teruggesteld op
nul)

een ritteller voor brandstofreserve
1. Klok
2. Temperatuurmeter koelvloeistof
3. Brandstofniveaumeter
4. Kilometerteller/rittellers
5. “SELECT”-toets
6. “RESET”-toets
1
2
3
4
5
6
1. Indicator V-snaarvervanging “V-BELT”
2. Waarschuwingsindicator brandstofniveau
“”
3. Waarschuwingsindicator koelvloeistof-
temperatuur “”
4. Indicator olieverversing “OIL”
12
4
3

Page 23 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-7
2
34
5
6
7
8
9
(die de afgelegde afstand weer-
geeft vanaf het moment dat het on-
derste segment van de
brandstofniveaumeter en de waar-
schuwingsindicator brandstofni-
veau gaan knipperen)


een voorziening voor zelfdiagnose

een klok

een indicator olieverversing

een indicator V-snaarvervanging
OPMERKING:


Vergeet niet de sleutel naar “ON”
te draaien voordat u de toetsen
“SELECT” en “RESET” gebruikt.

Als de sleutel naar “ON” wordt ge-
draaid, verschijnen alle segmen-
ten een voor een op het
multifunctionele display en ver-
dwijnen dan weer om het elek-
trisch circuit te testen.
Kilometerteller- en rittellermodus
Door indrukken van de toets “SELECT”
wisselt de weergave tussen de kilome-
tertellermodus “ODO” en de ritteller-
modi “TRIP”, in de onderstaande
volgorde:ODO

TRIP (boven)

TRIP (onder)

ODO
Als er ongeveer 2.8 L (0.74 US gal)
(0.62 Imp.gal) brandstof in de tank over
is, beginnen het onderste segment van
de brandstofniveaumeter en de waar-
schuwingsindicator brandstofniveau te
knipperen. De displayweergave wisselt
automatisch naar de brandstofreser-
ve-ritteller “TRIP F”, waarop de afge-
legde afstand vanaf dat punt wordt
aangegeven. In dat geval wordt door
het indrukken van de toets “SELECT”
in de onderstaande volgorde gewisseld
tussen de diverse weergaven van rittel-
lers en kilometerteller:
TRIP F

TRIP (boven)

TRIP (on-
der)

ODO

TRIP FOm een ritteller op nul terug te stellen,
selecteert u deze door de toets “SE-
LECT” ingedrukt te houden totdat
“TRIP” of “TRIP F” begint te knipperen
(“TRIP” of “TRIP F” knippert slechts vijf
seconden). Terwijl “TRIP” of “TRIP F”
knippert, houdt u de toets “RESET”
minstens één seconde lang ingedrukt.
Wanneer u de brandstofreserve-ritteller
niet zelf met de hand op nul terugstelt,
wordt deze automatisch teruggesteld
zodra na het tanken 5 km (3 mi) is ge-
reden en verschijnt de vorige weerga-
vemodus weer.
OPMERKING:
Het display kan niet worden terugge-

1. Ritteller brandstofreserve
1

Page 24 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-8
1
2
3
4
5
6
7
8
9
steld naar “TRIP F” nadat de toets “RE-

SET” is ingedrukt.
Brandstofniveaumeter
Als de contactsleutel op “ON” staat,
geeft de brandstofniveaumeter de hoe-
veelheid brandstof in de brandstoftank
aan. De displaysegmenten van de
brandstofniveaumeter verdwijnen rich-
ting “E” (Empty) naarmate het brand-
stofniveau verder daalt. Wanneer het
brandstofniveau het onderste segment
vlakbij “E” bereikt, gaan de waarschu-
wingsindicator brandstofniveau en het
onderste segment knipperen. Vul zo
snel mogelijk brandstof bij.
Temperatuurmeter koelvloeistof
Met de contactsleutel in de stand “ON”
geeft de temperatuurmeter koelvloei-
stof de temperatuur van de koelvloei-
stof aan. De koelvloeistoftemperatuur
is afhankelijk van de weersomstandig-
heden en de motorbelasting. Als het
bovenste segment en de waarschu-
wingsindicator voor koelvloeistoftem-
peratuur knipperen, stop de machine
dan en laat de motor afkoelen. (Ziepagina 6-35.)
LET OP:

DCA10020
Laat de motor niet draaien terwijl
deze oververhit is.
Indicator olieverversing “OIL”
Deze indicator knippert zodra de eerste
1000 km (600 mi) zijn afgelegd en na
5000 km (3000 mi). Vervolgens gaat de
indicator om de 5000 km (3000 mi)
knipperen, om zo aan te geven dat het
tijd is om de motorolie te verversen.
Nadat de motorolie is ververst moet de
indicator olieverversing worden terug-
gesteld. (Zie pagina 6-11.)
Als de motorolie werd ververst voordat
de indicator olieverversing brandde(dus voordat de intervalperiode voor
olieverversing was verstreken), moet
de indicator na de olieverversing wor-
den teruggesteld zodat het eerstvol-
gende tijdstip voor olieverversing weer
correct wordt aangegeven. (Zie
pagina 6-11.)
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Zet de noodstopschakelaar in “”
en draai de sleutel naar “ON”.
2. Kijk of de indicator een paar se-
conden oplicht en dan dooft.
3. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
OPMERKING:
De indicator olieverversing kan gaan
knipperen als er gas wordt gegeven
terwijl de scooter op de middenbok
staat; dit wijst dan echter niet op een

storing.
Indicator V-snaarvervanging
“V-BELT”
Deze indicator knippert om de 20000 km

Page 25 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-9
2
34
5
6
7
8
9
(12500 mi), wanneer de V-snaar moet
worden vervangen.
Het elektrisch circuit van de indicator
kan via de volgende procedure worden
getest.
1. Draai de contactsleutel naar “ON”
en controleer of de noodstopscha-
kelaar op “” is gezet.
2. Als de indicator niet gaat branden,
vraag dan een Yamaha dealer het
elektrisch circuit te testen.
Zelfdiagnosesysteem
Dit model is uitgerust met een zelfdia-
gnosesysteem voor diverse elektrische
circuits.
Als een van deze circuits uitvalt, toont
het multifunctionele display een foutco-
de van 2 cijfers (bijv. 12, 13, 14).
Noteer zo’n foutcode als die op het mul-
tifunctionele display staat aangegeven
en vraag een Yamaha dealer het voer-
tuig na te zien.
LET OP:

DCA11790
Wanneer het multifunctionele dis-
play een foutcode aangeeft, moet
het voertuig zo spoedig mogelijkworden gecontroleerd om motor-
schade te voorkomen.
Dit model is ook uitgerust met een zelf-
diagnosesysteem voor het startblok-
keersysteem.
Als een van de circuits van het start-
blokkeersysteem uitvalt, gaat het con-
trolelampje startblokkering knipperen
en geeft het multifunctionele display
een foutcode van twee cijfers weer
(bijv. 51, 52, 53) wanneer de sleutel
naar “ON” is gedraaid.
OPMERKING:
Als het multifunctionele display foutco-
de 52 weergeeft, betreft dit mogelijk
een storing in het transpondersignaal.
Als deze fout zich voordoet, probeer

dan het volgende.
1. Start de motor met behulp van de
codeersleutel.
OPMERKING:
Houd andere startblokkeersleutels uit
de buurt van het contactslot en bewaar
niet meer dan één startblokkeersleutel
aan dezelfde sleutelring! Startblokkeer-sleutels kunnen signaalstoring veroor-
zaken, waardoor de motor mogelijk niet

kan worden gestart.
2. Als de motor start, zet deze dan
weer uit en probeer hem opnieuw
te starten met de standaardsleu-
tels.
3. Als de motor niet kan worden ge-
start met een of beide standaards-
leutels, breng dan het voertuig, de
codeersleutel en beide standaard-
sleutels naar een Yamaha dealer
en laat de standaardsleutels op-
nieuw coderen.
Als het multifunctionele display foutco-
des toont, noteer deze dan en vraag
een Yamaha dealer om het voertuig te
controleren.
Klokweergave
De klok op tijd zetten:
1. Houd de toetsen “SELECT” en
“RESET” tegelijkertijd minstens
twee seconden lang ingedrukt.
2. Als de uuraanduiding begint te
knipperen, drukt u op de toets “RE-
SET” om de uren in te stellen.

Page 26 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-10
1
2
3
4
5
6
7
8
9
3. Druk op de toets “SELECT” en de
minutenaanduiding zal gaan knip-
peren.
4. Druk op de toets “RESET” om de
minuten in te stellen.
5. Druk op de toets “SELECT” en laat
deze dan los om de klok te starten.

DAU12330
Antidiefstal-alarmsysteem
(optie)
Deze motor kan door een Yamaha
dealer worden uitgerust met een optio-
neel antidiefstal-alarmsysteem. Neem
contact op met een Yamaha dealer
voor nadere informatie.
DAU12343
Stuurschakelaars
Links
1. Lichtsignaalschakelaar “”
2. Dimlichtschakelaar “/”
3. Richtingaanwijzerschakelaar “/”
4. Claxonschakelaar “”
12
3
4

Page 27 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-11
2
34
5
6
7
8
9 Rechts

DAU12360
Lichtsignaalschakelaar “PASS”
Druk deze schakelaar in om de kop-
lamp een lichtsignaal te laten afgeven.
DAU12400
Dimlichtschakelaar “/”
Zet deze schakelaar op “” voor
grootlicht en op “” voor dimlicht.
DAU12460
Richtingaanwijzerschakelaar
“/”
Druk deze schakelaar naar “” om af-slaan naar rechts aan te geven. Druk
deze schakelaar naar “” om afslaan
naar links aan te geven. Na loslaten
keert de schakelaar terug naar de mid-
denstand. Om de richtingaanwijzers uit
te schakelen wordt de schakelaar inge-
drukt nadat hij is teruggekeerd in de
middenstand.
DAU12500
Claxonschakelaar “”
Druk deze schakelaar in om een
claxonsignaal te geven.
DAU12660
Noodstopschakelaar “/”
Zet deze schakelaar voor u de motor
start op “”. Zet deze schakelaar op
“” om de motor direct uit te schake-
len in een noodgeval, zoals wanneer
de machine omslaat of als de gaskabel
blijft hangen.
DAU12720
Startknop “”
Druk met de zijstandaard omhoog op
deze knop terwijl u de voor- of achter-
rem bekrachtigt om de motor te startenmet de startmotor.
LET OP:

DCA10050
Zie pagina 5-1 voor startinstructies
voordat u de motor start.
DAU12731
Schakelaar alarmverlichting “”
Met de sleutel in de stand “ON” of “”
kan deze schakelaar worden gebruikt
voor het inschakelen van de alarmver-
lichting (gelijktijdig knipperen van alle
richtingaanwijzers).
De alarmverlichting wordt gebruikt in
een noodgeval of om andere verkeers-
deelnemers te waarschuwen als uw
machine stilstaat in een mogelijk ge-
vaarlijke verkeerssituatie.
LET OP:

DCA10060
Gebruik de alarmverlichting niet ge-
durende langere tijd, anders kan de
accu ontladen raken.
1. Noodstopschakelaar “/”
2. Schakelaar alarmverlichting “”
3. Startknop “”
123

Page 28 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-12
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU12900
Voorremhendel
De voorremhendel bevindt zich aan de
rechterstuurgreep. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de voorrem te be-
krachtigen.
DAU12950
Achterremhendel
De achterremhendel bevindt zich aan
de linkerstuurgreep. Trek deze hendel
naar het stuur toe om de achterrem te
bekrachtigen.
DAU12962
Achterremblokkeerhendel
Dit voertuig is uitgerust met een achter-
remblokkeerhendel waarmee het ach-
terwiel kan worden vergrendeld bij het
stilstaan voor verkeerslichten, spoor-
wegovergangen etc.
Blokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel naar
links totdat deze vastklikt.
Deblokkeren van het achterwiel
Druk de achterremblokkeerhendel te-
rug in de oorspronkelijke positie.
OPMERKING:


Zorg ervoor dat het achterwiel niet
beweegt als de achterremblok-
1. Voorremhendel
1

1. Achterremhendel1
1. Achterremblokkeerhendel
1

Page 29 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-13
2
34
5
6
7
8
9
keerhendel wordt bekrachtigd.


Bekrachtig voor een veilige blok-
kering van het achterwiel eerst de
achterremhendel voordat u de
achterremblokkeerhendel naar
links beweegt.
WAARSCHUWING

DWA12361
Beweeg de achterremblokkeerhen-
del nooit naar links terwijl the voer-
tuig in beweging is, anders zou u de
macht over het stuur kunnen verlie-
zen of een ongeval kunnen veroor-
zaken. Zorg ervoor dat het voertuig
tot stilstand is gekomen voordat u
de achterremblokkeerhendel naar
links beweegt.
DAU12991
ABS (voor modellen met ABS)
Het Yamaha ABS (Anti-lock Brake Sys-
tem) bestaat uit een dubbel uitgevoerd
elektronisch regelsysteem dat de voor-
rem en achterrem onafhankelijk aan-
stuurt. Het ABS-systeem voorkomt
blokkeren van de wielen tijdens plotse-
ling remmen op uiteenlopende typen
wegdek en onder allerlei weersomstan-
digheden, waarbij tegelijk de band/
wegdekhechting en de functionele wer-
king optimaal blijven terwijl de remwer-
king toch soepel verloopt. De
ABS-werking wordt gecontroleerd door
een ECU (Electronic Control Unit) die
bij een systeemstoring uitgaat van
handmatig remmen.
WAARSCHUWING

DWA10090

Het ABS-systeem functioneert
het meest effectief over lange
remwegen.

Op sommige wegtypen (ruw
wegdek of grint) kan de remweg
langer zijn dan bij remmen zon-
der ABS. Houd daarom steedsvoldoende afstand tot uw voor-
ligger, afgestemd op uw rijsnel-
heid.
OPMERKING:


Wanneer ABS is geactiveerd, wor-
den de remmen op de gebruikelij-
ke wijze bediend. In de
remhendels kunnen pulsaties wor-
den gevoeld, maar dat duidt niet
op een storing.

Dit ABS-systeem is uitgerust met
een testfunctie, waarbij de be-
stuurder pulsaties kan voelen in de
rembediening terwijl ABS actief is.
Er is echter speciaal gereedschap
vereist, dus neem voor het uitvoe-
ren van deze test contact op met
uw Yamaha dealer.

Page 30 of 96


FUNCTIES VAN INSTRUMENTEN EN BEDIENINGEN
3-14
1
2
3
4
5
6
7
8
9

DAU13173
Tankdop
Verwijderen van de tankdop
1. Open het slotpaneel door de greep
omhoog te trekken.
2. Steek de sleutel in het slot en draai
hem rechtsom. Het slot wordt ont-
grendeld en de tankdop kan wor-
den verwijderd.
Aanbrengen van de tankdop
1. Zet de uitlijnmerktekens tegenover
elkaar, steek de tankdop in de tan-
kopening en druk de dop omlaag.
2. Draai de sleutel linksom naar de
oorspronkelijke positie en neemhem dan uit.
3. Sluit het paneel.
WAARSCHUWING

DWA11260
Controleer voor u gaat rijden of de
tankdop correct is aangebracht en
vergrendeld.
1. Deksel
2. Openingshendel
2
1

1. Tankdop
1. Lijn merktekens uit
1
1

Page:   < prev 1-10 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 ... 100 next >