YAMAHA TRICITY 300 2020 Instructieboekje (in Dutch)

Page 41 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-11
5
DAU89350
AchterremhendelDe achterremhendel bevindt zich aan de
linkerzijde van het stuur. Trek de hendel
naar het stuur toe om de achterrem te be-
krachtigen.
Dit model is uitgerust met een gekoppeld
remsysteem.
Wanneer u aan de achterremhendel trekt,
wordt de achterrem en een gedeelte van de
voorrem bekrachtigd. Trek beide remhen-
dels tegelijkertijd aan voor maximale rem-
kracht.OPMERKINGzOmdat het gekoppelde remsysteem
mechanisch is, kan extra vrije slag
worden gevoeld in de voorremhendelen het rempedaal wanneer de achter-
remhendel wordt ingeknepen. Dit
duidt echter niet op een storing.
zHet gekoppelde remsysteem werkt
niet wanneer de voorremhendel met-
een wordt ingeknepen.
DAU89340
ParkeerremhendelOm de parkeerrem te bekrachtigen
Trek de parkeerremhendel stevig omhoog.
Om de parkeerrem te lossen
Trek de parkeerremhendel iets omhoog en
zet deze dan terug in de oorspronkelijke
positie.OPMERKINGZorg ervoor dat het achterwiel niet beweegt
als de parkeerremhendel wordt bediend.
WAARSCHUWING
DWA21030
Beweeg de parkeerremhendel nooit om-
hoog tijdens het rijden, hierdoor zou u
de macht over het stuur kunnen verlie-
1. Achterremhendel1
1. Parkeerremhendel1
UBX9D0D0.book Page 11 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 42 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-12
5
zen of een ongeval kunnen veroorzaken.
Zorg ervoor dat de machine tot stilstand
is gekomen alvorens de parkeerremhen-
del omhoog te bewegen.
DAU84570
ABSDe anti-blokkeervoorziening remsysteem
(ABS) regelt de voor- en achterremmen on-
afhankelijk van elkaar.
WAARSCHUWING
DWA16051
Houd altijd een veilige afstand tot voor-
liggers, zelfs als uw voertuig is uitgerust
met ABS.
zHet ABS-systeem functioneert het
effectiefst over lange remwegen.
zOp bepaalde oppervlakken, zoals
slechte wegen of grindwegen, kan
de remafstand met het ABS-sy-
steem langer zijn dan zonder ABS-
systeem.Bediening van de remmen
Bedien de remhendel en het rempedaal net
zoals u bij conventionele remmen zou
doen. Als wielslip wordt gedetecteerd,
wordt het ABS ingeschakeld. Er kan dan
een pulsatie voelbaar zijn in de remhendel
of het rempedaal. Ga door met het be-
krachtigen van de remmen en laat het ABS
zijn werk doen. Ga niet ’pompend’ rem-
men, hierdoor zal de remeffectiviteit afne-
men.zHet ABS voert een zelfcontrole uit
wanneer u na het starten van de motor
wegrijdt. Tijdens de controle kan een
klikgeluid uit de hydraulische eenheid
komen, en als de remhendel of het
rempedaal wordt bediend kan een tril-
ling voelbaar zijn. Dit is geen storing.
zBij een storing in het ABS werkt het
remsysteem als een conventioneel
remsysteem.
LET OP
DCA20100
Let op dat de wielsensor en de rotor van
de wielsensor niet beschadigd raken,
anders kan het ABS-systeem niet meer
naar behoren werken.1. Opneemring voorwielsensor
2. Voorwielsensor
1
2
UBX9D0D0.book Page 12 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 43 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-13
5
DAU89320
TractieregelingDe tractieregeling (TCS) draagt bij aan het
behouden van grip bij het optrekken op
gladde oppervlakken, zoals onverharde of
natte wegen. Wanneer sensoren detecte-
ren dat het achterwiel begint te slippen (on-
gecontroleerde slip), grijpt de
tractieregeling in door het motorvermogen
te reguleren totdat de grip is hersteld.
Als de tractieregeling in werking is, knippert
het controlelampje “ ”. Mogelijk merkt u
verandering in de reactie van de motor of
het uitlaatgeluid.
WAARSCHUWING
DWA18860
De tractieregeling vormt geen vervan-
ging voor verstandig rijgedrag dat is
aangepast aan de omstandigheden. De
tractieregeling biedt geen bescherming
tegen gripverlies door te snel ingaan van
bochten, snel optrekken bij schuin over-
hangen of door remmen, en kan wegglij-
den van het voorwiel niet voorkomen.
Rijd altijd voorzichtig op oppervlakken
die mogelijk glad kunnen zijn en vermijd
bijzonder gladde oppervlakken.
Tractieregeling instellen
Als u de machine inschakelt, wordt tractie-
regeling automatisch ingeschakeld.
Gebruik voor uitschakeling van de tractie-
regeling de schakelaar “SEL” om het multi-
functionele display te wisselen naar de
weergave van de tractieregeling. Houd ver-
volgens de schakelaar “RES” drie secon-
den ingedrukt. Op het display wordt “TCS
OFF” weergegeven en het
controlelampje “ ” gaat branden.
1. Achterwielsensor
2. Opneemring achterwielsensor
1
2
2 2
1. Weergave tractieregeling
2. Controlelampje tractieregeling Ž
2
1
UBX9D0D0.book Page 13 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 44 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-14
5
OPMERKINGAls de machine vast is komen te zitten in
modder, zand of een ander zacht opper-
vlak, schakel dan de tractieregeling uit om
het vrijmaken van het achterwiel te verge-
makkelijken.LET OP
DCA16801
Gebruik uitsluitend de voorgeschreven
banden. (Zie pagina 8-21.) Bij gebruik
van banden met een andere maat zal de
tractieregeling de wielrotatie niet nauw-
keurig kunnen regelen.
De tractieregeling terugstellen
De tractieregeling wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch uitgescha-
keld, bijvoorbeeld als een sensorfout wordt
gedetecteerd of wanneer langer dan enkele
seconden slechts één wiel kan draaien. Als
dit gebeurt, gaat het controlelampje “ ”
branden en mogelijk ook het
waarschuwingslampje “ ”.OPMERKINGGeef niet langdurig gas wanneer de machi-
ne op de middenbok staat. Anders wordt
de tractieregeling automatisch uitgescha-
keld en moet deze opnieuw worden inge-
steld.
Als de tractieregeling automatisch wordt
uitgeschakeld, kunt u deze als volgt terug-
stellen.
1. Stop de machine en schakel deze vol-
ledig uit.
2. Wacht enkele seconden en schakel de
machinevoeding vervolgens in.
3. Het controlelampje Ž dient uit te
gaan en het systeem dient te worden
ingeschakeld.OPMERKINGAls het controlelampje Ž na het terug-
stellen blijft branden, kan nog steeds met
de machine worden gereden; laat de ma-
chine echter zo snel mogelijk nakijken door
een Yamaha dealer.4. Laat een Yamaha dealer de machine
nakijken en het
waarschuwingslampje Ž uitscha-
kelen.
1. Weergave tractieregeling
2. Controlelampje tractieregeling Ž
2
1
1. Controlelampje tractieregeling Ž
2. Waarschuwingslampje motorstoring Ž
2 1
UBX9D0D0.book Page 14 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 45 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-15
5
DAU89040
TankdopOpen het tankdopdeksel om toegang te
krijgen tot de brandstoftank. (Zie pagina
3-9.)
Draai om de tankdop te verwijderen de
tankdop linksom totdat de
ontgrendelmarkering “ ” is uitgelijnd
met “ ”, en verwijder dan de dop.Steek om de tankdop te bevestigen de
tankdop in de opening van de brandstof-
tank en draai deze rechtsom totdat de
vergrendelmarkering “ ” is uitgelijnd
met “ ”.
WAARSCHUWING
DWA11092
Na het tanken moet de tankdop goed
worden aangedraaid. Door brandstof-
lekkage ontstaat brandgevaar.
1. Tankdopdeksel
1
1. Tankdop
2. Ontgrendelingsmarkering Ž
1. Vergrendelingsmarkering Ž
1
2
1
UBX9D0D0.book Page 15 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 46 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-16
5
DAU13213
BrandstofControleer of er voldoende brandstof in de
brandstoftank aanwezig is.
WAARSCHUWING
DWA10882
Benzine en benzinedampen zijn zeer
brandbaar. Volg de onderstaande in-
structies om brand en ontploffing te
voorkomen en het letselrisico tijdens het
tanken te verlagen.1. Zet alvorens te tanken de motor af en
zorg dat er niemand op de machine
zit. Rook nooit tijdens het tanken en
tank nooit in de nabijheid van vonken,
open vuur of andere ontstekingsbron-
nen zoals de waakvlammen van gei-
sers en kledingdrogers.
2. Maak de brandstoftank niet te vol.
Stop met vullen zodra de brandstof de
onderkant van de vulhals heeft be-
reikt. Omdat brandstof uitzet als deze
warm wordt, kan de warmte van de
motor of de zon ervoor zorgen dat
brandstof uit de brandstoftank
stroomt.3. Veeg uitgestroomde brandstof on-
middellijk af. LET OP: Veeg gemors-
te brandstof onmiddellijk af met een
schone, droge, zachte doek, aange-
zien de brandstof de gelakte opper-
vlakken en kunststof delen kan
aantasten.
[DCA10072]
4. Draai de tankdop stevig vast.
WAARSCHUWING
DWA15152
Benzine is giftig en kan letsel of overlij-
den veroorzaken. Spring zorgvuldig om
met benzine. Probeer nooit om benzine
via de mond over te hevelen. Roep on-
middellijk medische hulp in nadat u ben-
zine heeft ingeslikt, veel benzinedamp
heeft ingeademd of benzine in uw ogen
heeft gekregen. Als benzine op uw huidterechtkomt, was deze dan af met water
en zeep. Als u benzine op uw kleding
morst, trek dan andere kleding aan.
DAU76861
LET OP
DCA11401
Gebruik uitsluitend loodvrije benzine.
Loodhoudende benzine veroorzaakt
ernstige schade aan inwendige motor-
onderdelen als kleppen en zuigerveren
en ook aan het uitlaatsysteem.
1. Vulpijp brandstoftank
2. Maximaal brandstofniveau
1
2
Aanbevolen brandstof:
Normale loodvrije benzine (E10 ac-
ceptabel)
Inhoud brandstoftank:
13 L (3.4 US gal, 2.9 Imp. gal)
Hoeveelheid reservebrandstof:
2.4 L (0.63 US gal, 0.53 Imp.gal)
UBX9D0D0.book Page 16 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 47 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-17
5
OPMERKINGzDeze markering geeft de aanbevolen
brandstof voor dit voertuig aan zoals
gespecificeerd in de Europese voor-
schriften (EN228).
zControleer bij het tanken of het vulpi-
stool dezelfde markering draagt.Uw Yamaha motorblok is gebouwd op het
gebruik van normale loodvrije benzine met
een octaangetal van RON 95 of hoger. Als
de motor gaat detoneren (pingelen), ge-
bruik dan benzine van een ander merk of
gebruik loodvrije superbenzine. Door lood-
vrije benzine te gebruiken gaan bougies
langer mee en blijven de onderhoudskos-
ten beperkt.Gasohol
Er bestaan twee typen gasohol: gasohol
met ethanol en gasohol met methanol.
Gasohol met ethanol kan worden gebruikt,
mits het ethanolgehalte niet hoger is dan
10% (E10). Gasohol met methanol wordt
niet aangeraden door Yamaha aangezien
deze schade kan toebrengen aan het
brandstofsysteem of problemen kan ople-
veren met de voertuigprestaties.
DAU80200
Overloopslang brandstoftankVoordat u de machine gaat gebruiken:
zControleer de aansluiting van de over-
loopslang van de brandstoftank.
zControleer de overloopslang van de
brandstoftank op scheuren of bescha-
diging en vervang deze indien nodig.
zControleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank niet
verstopt is en reinig indien nodig.
zControleer of het uiteinde van de over-
loopslang van de brandstoftank is ge-
plaatst zoals aangegeven.OPMERKINGZie pagina 8-11 voor informatie over de fil-
terbus.
E5
E10
1. Overloopslang brandstoftank
1
UBX9D0D0.book Page 17 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 48 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-18
5
DAU13435
UitlaatkatalysatorHet uitlaatsysteem bevat een of meer uit-
laatkatalysatoren om schadelijke uitlaate-
missies te verminderen.
WAARSCHUWING
DWA10863
Het uitlaatsysteem is heet nadat de mo-
tor heeft gedraaid. Let op het volgende
om brandgevaar of brandwonden te
voorkomen:
zParkeer de machine nooit nabij
brandgevaarlijke stoffen, zoals op
gras of op ander materiaal dat ge-
makkelijk vlam vat.
zParkeer de machine op een plek
waar voetgangers of kinderen niet
gemakkelijk met het hete uitlaatsy-
steem in aanraking kunnen komen.
zControleer of het uitlaatsysteem is
afgekoeld alvorens onderhouds-
werkzaamheden uit te voeren.
zLaat de motor niet langer dan enke-
le minuten stationair draaien. Lang
stationair draaien kan leiden tot
oververhitting.
DAU89051
OpbergcompartimentHet opbergcompartiment bevindt zich on-
der het zadel. (Zie pagina 3-9.)OPMERKINGzHet zadel/opbergcompartiment kan
worden geopend met het Smart-sleu-
telsysteem of de mechanische sleutel.
zSommige helmen kunnen vanwege
hun grootte of vorm niet worden weg-
geborgen in het opbergcompartiment.Om het zadel/opbergcompartiment te
openen met behulp van het contactslot
Draai het contactslot naar “OPEN” en druk
dan op de knop “SEAT”.Om het zadel/opbergcompartiment te
openen met de mechanische sleutel
1. Open het afdekplaatje van het sleutel-
gat.
2. Steek de mechanische sleutel in het
zadelslot en draai de sleutel rechtsom.1. Opbergcompartiment
1
1. Afdekplaatje sleutelgat
1. Zadelslot
2. Ontgrendelen.
1 1
1
2
UBX9D0D0.book Page 18 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 49 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-19
5
OPMERKINGZorg dat het zadel is gesloten alvorens te
gaan rijden.LET OP
DCA24020
Zorg ervoor dat de sleutelgatafdekking
is geïnstalleerd als de mechanische
sleutel niet wordt gebruikt.LET OP
DCA21150
Let op het volgende bij het gebruik van
het opbergcompartiment.
zHet opbergcompartiment wordt
warm bij blootstelling aan zon en/of
warmte van de motor, dus bewaar
er geen etenswaren of voorwerpen
in die slecht tegen warmte kunnen
of die ontvlambaar zijn.
zStop natte voorwerpen in een plas-
tic zak alvorens deze in het opberg-
compartiment mee te nemen om te
voorkomen dat het vocht zich door
het opbergcompartiment ver-
spreidt.
zHet opbergcompartiment kan nat
worden als de machine wordt ge-
reinigd, dus stop voorwerpen die u
wilt meenemen ter bescherming in
een plastic zak.zBewaar geen waardevolle of breek-
bare voorwerpen in het opberg-
compartiment.
WAARSCHUWING
DWA20970
zOverschrijd het maximumlaadge-
wicht van 5.0 kg (11 lb) van het op-
bergcompartiment niet.
zOverschrijd het maximumlaadge-
wicht van 172 kg (379 lb) voor de
machine niet.
DAU14895
De schokdemperunits afstellen
WAARSCHUWING
DWA10211
Geef beide vorkpoten steeds dezelfde
afstelling, anders kan slecht weggedrag
en verminderde rijstabiliteit het gevolg
zijn.Elke schokdemperunit is uitgerust met een
stelring voor veervoorspanning.LET OP
DCA10102
Probeer nooit voorbij de maximum- of
minimuminstellingen te draaien om
schade aan het mechanisme te voorko-
men.Stel de veervoorspanning als volgt af.
Draai de stelring in de richting (a) om de
veervoorspanning te verhogen.
Draai de stelring in de richting (b) om de
veervoorspanning te verlagen.
zZet de gewenste inkeping in de stel-
ring tegenover de positie-indicator op
de schokdemper.
zVerricht de afstelling met het afstelge-
reedschap voor veervoorspanning in
de gereedschapsset.
UBX9D0D0.book Page 19 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page 50 of 112

Functies van instrumenten en bedieningselementen
5-20
5
DAU49454
Gelijkstroom aansluitcontact
voor accessoires Als het contact is ingeschakeld, kunt u een
12V-accessoire gebruiken dat u aansluit op
het gelijkstroom aansluitcontact voor ac-
cessoires.LET OP
DCA15432
Het accessoire dat is aangesloten op het
gelijkstroom aansluitcontact voor ac-
cessoires mag niet worden gebruikt ter-
wijl de motor uit staat en de belasting
mag niet meer bedragen dan 12 W (1 A),
anders kan de zekering doorbranden of
de accu ontladen raken.
Gebruiken van het gelijkstroom aansluit-
contact voor accessoires
1. Zet het contact uit.
2. Verwijder het deksel van het aansluit-
contact.
3. Zet het accessoire uit.
4. Plaats de stekker van het accessoire
in het aansluitcontact.
5. Zet het contact aan en start de motor.
(Zie pagina 7-2.)
6. Zet het accessoire aan.
WAARSCHUWING
DWA14361
Om een elektrische schok of kortsluiting
te voorkomen, dient u te controleren of
de dop op het gelijkstroom aansluitcon-
tact is aangebracht als het contact niet
wordt gebruikt.
1. Stelring veervoorspanning
2. Speciale sleutel
3. Positie-indicatorAfstelling veervoorspanning:
Minimum (zacht):
1
Standaard:
2
Maximum (hard):
51
2
3
4
5
1
2
3(a)
(a)
(b)(b)
(a) (b)
1. Gelijkstroom aansluitcontact voor accessoi-
res
1
UBX9D0D0.book Page 20 Tuesday, January 21, 2020 5:05 PM

Page:   < prev 1-10 ... 11-20 21-30 31-40 41-50 51-60 61-70 71-80 81-90 ... 120 next >