BMW X6 M 2016 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: BMW, Model Year: 2016, Model line: X6 M, Model: BMW X6 M 2016Pages: 268, PDF Size: 5.32 MB
Page 151 of 268

In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Bij draaiende motor keuzehendelstand R in‐
schakelen.
Automatisch uitschakelen bij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een
bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbe‐
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken.▷Aan: LED brandt.▷Uit: LED dooft.
Op het Control Display wordt PDC weergege‐
ven.
Als de toets wordt ingedrukt, terwijl de ver‐
snelling in achteruit staat, wordt het beeld van
de achteruitrijcamera weergegeven.
Weergave via iDrive wisselen Bij geactiveerd PDC of ingeschakeld Top View:
"Achteruitrijcamera"
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt
weergegeven.
Weergave op het Control Display
Voorwaarden voor een correcte
werking
▷Achteruitrijcamera is ingeschakeld.▷Achterklep is volledig gesloten.
Hulpfuncties activeren
Er kunnen meerdere hulpfuncties tegelijkertijd
actief zijn.
De zoomfunctie voor aanhangergebruik kan al‐
leen afzonderlijk geactiveerd worden.
▷Parkeerhulplijnen
"Parkeerhulplijnen"
Rijstrook- en draaicirkellijnen worden
weergegeven.
▷Obstakelmarkering
"Obstakelmarkering"
Ruimtelijk gevormde markeringen worden
weergegeven.
▷Trekhaak
"Zoom trekhaak"
Zoom op trekhaak wordt weergegeven.
Manoeuvreerlijnen
Manoeuvreerlijnen kunnen in het beeld van de
achteruitrijcamera worden geprojecteerd.
Manoeuvreerlijnen helpen u de benodigde
ruimte bij het parkeren en manoeuvreren op
vlak wegdek in te schatten.
De manoeuvreerlijnen zijn afhankelijk van de
actuele stuuruitslag en worden bij stuurwielbe‐
wegingen continu aangepast.
Seite 151RijcomfortBediening151
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 152 of 268

Bochtlijnen
De bochtlijnen kunnen alleen samen met ma‐
noeuvreerlijnen in het beeld van de achteruitrij‐
camera worden geprojecteerd.
De bochtlijnen geven het verloop van de
kleinst mogelijke draaicirkel op een vlak weg‐
dek aan.
Vanaf een bepaalde stuurwieluitslag wordt al‐
leen een bochtlijn getoond.
Obstakelmarkering
Obstakels achter het voertuig worden geregi‐
streerd door de PDC-sensoren en, bij overeen‐
komstige uitrusting, door de achteruitrijca‐
mera.
Obstakelmarkeringen kunnen in het beeld van
de achteruitrijcamera worden geprojecteerd.
Het kleurpatroon van de obstakelmarkeringen
komt overeen met de markeringen van de
PDC.
Zoom op trekhaak
Om het aankoppelen van een aanhangwagen
te vergemakkelijken, kan het camerabeeld van
de trekhaak vergroot worden weergegeven.
De afstand van de aanhanger tot de aan‐
hangerkoppeling kan met behulp van twee sta‐
tische cirkelsegmenten worden geschat.
Een van de stuuruitslag afhankelijke koppe‐
lingslijnen helpt de aanhangwagen in lijn te
brengen met uw trekhaak.
De zoomfunctie kan bij ingeschakelde camera
worden geactiveerd.
Trekhaak via iDrive weergeven, zie pagina 151.
Inparkeren aan de hand van
manoeuvreer- en bochtlijnen
1.Auto zodanig opstellen, dat de bochtlijnen
binnen de begrenzing van de parkeerplaats
vallen.Seite 152BedieningRijcomfort152
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 153 of 268

2.Stuurwiel dusdanig draaien dat de rijspoor‐
lijn de betreffende draaicirkellijn overdekt.
Instellingen van de weergave
Helderheid
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde achteruitrijcamera:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Grenzen van het systeem
Herkenning van objecten Zeer lage obstakels of hoger liggende, vooruit‐
stekende objecten, bijv. uitspringende muren,
kunnen niet door het systeem worden waarge‐
nomen.
Assistentiefuncties houden ook rekening met
PDC-gegevens.
Aanwijzingen in het hoofdstuk PDC in acht ne‐
men, zie pagina 147.
De op het Control Display getoonde objecten kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. Schat de afstand tot de objec‐
ten daarom niet vanaf het display.
Top View
Principe Top View biedt ondersteuning bij het inparke‐
ren en manoeuvreren. Hiertoe wordt het ge‐
bied rondom uw auto op het Control Display
weergegeven.
Algemeen
Voor de detectie worden twee in de buiten‐
spiegels geïntegreerde camera's gebruikt, de
achteruitrijcamera en een camera aan de voor‐
zijde van de auto.
De reikwijdte bedraagt zijdelings, voor- en ach‐
teraan ca. 2 m.
Obstakels binnen dit bereik worden zo in een
vroeg stadium weergegeven op het Control
Display.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Top View
Seite 153RijcomfortBediening153
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 154 of 268

Camera's
Camera vooraan
De lenzen van de Top View camera's bevinden
zich onder in de buitenspiegelbehuizingen.
Door vuil kan de beeldkwaliteit minder worden.
Cameralenzen reinigen, zie pagina 247.
Voorwaarden voor een correcte
werking
In de volgende situaties kan Top View slechts
beperkt worden gebruikt:
▷Bij geopend portier.▷Bij geopende achterklep.▷Bij ingeklapte buitenspiegel.▷Bij slechte lichtomstandigheden.
Het niet beschikbare camerabereik wordt ge‐
arceerd weergegeven.
In-/uitschakelen
Automatisch inschakelen
Bij draaiende motor keuzehendelstand R in‐
schakelen.
Het beeld van de achteruitrijcamera wordt
weergegeven. Om naar Top View te schakelen:
"Achteruitrijcamera"
Automatisch uitschakelen bij
vooruitrijden
Het systeem wordt bij overschrijding van een bepaalde afstand of een bepaald snelheidsbe‐
reik uitgeschakeld.
Indien nodig het systeem weer inschakelen.
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken.
▷Aan: LED brandt.▷Uit: LED dooft.
Top View wordt weergegeven.
Als de toets wordt ingedrukt, terwijl de ver‐
snelling in achteruit staat, wordt het beeld van
de achteruitrijcamera weergegeven.
Weergave
Weergave op het Control Display De omgeving van het voertuig kan weergege‐
ven worden op het Control Display.
Weergave verschijnt, zodra Top View wordt in‐
geschakeld.
Als het beeld van de achteruitrijcamera wordt
afgebeeld kan naar Top View worden omge‐
schakeld:
"Achteruitrijcamera"
Helderheid
Bij ingeschakelde Top View:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.Seite 154BedieningRijcomfort154
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 155 of 268

ContrastBij ingeschakelde Top View:1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Draaicirkel- en manoeuvreerlijn
weergeven
▷De statische, rode draaicirkellijn toont de
benodigde ruimte naast de auto bij volle‐
dige stuuruitslag.▷De variabele, groene manoeuvreerlijn helpt
de werkelijk benodigde ruimte naast de
auto in te schatten.
De manoeuvreerlijn hangt af van de inge‐
schakelde versnelling en van de actuele
stuuruitslag. De manoeuvreerlijn wordt bij
stuurbeweging continu aangepast.
"Parkeerhulplijnen"
Draaicirkel- en manoeuvreerlijn worden weer‐
gegeven.
Grenzen van het systeem
Bij defecte camera wordt een Check-Control-
melding weergegeven.
Side ViewPrincipe
Met Side View hebt u bij onoverzichtelijke uit‐
ritten en kruisingen een vroegtijdig overzicht
van het kruisend verkeer. Verkeersdeelnemers
die door obstakels langs de weg niet zichtbaar
zijn, worden vanaf de bestuurdersstoel slechts
zeer laat waargenomen. Om het zicht te verbe‐
teren, detecteren een camera aan de voorzijde
en een aan de achterzijde van de auto de weg‐
gedeelten schuin voor de auto.
Op de bovenste schermrand wordt getoond
welke camera actief is.
AanwijzingenDe beelden van de camera's worden, afhanke‐
lijk van de ingeschakelde versnelling, weerge‐
geven op het Control Display.
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
Overzicht
Toets in de auto
Side View
Seite 155RijcomfortBediening155
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 156 of 268

Camera's
Camera vooraan
Camera achteraan
Voor de detectie worden twee camera's ge‐
bruikt.
Door vuil kan de beeldkwaliteit minder worden.
Cameralenzen reinigen, zie pagina 247.
In-/uitschakelen
Handmatig in-/uitschakelen Toets indrukken.
Afhankelijk van de schakelpositie wordt het
beeld van de voorste of achterste camera
weergegeven.
Automatisch uitschakelen
Door het omschakelen naar een andere functie
of bij het wisselen van versnelling.
Side View voor: bij het overschrijden van een
bepaalde afstand of snelheid.
Weergave
Algemeen
Weggedeelten aan de voor- of achterzijde van
de auto wordt weergegeven op het Control
Display.
Helderheid Bij ingeschakelde Side View:1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Contrast
Bij ingeschakelde Side View:
1. Symbool selecteren.2.Controller draaien tot de gewenste instel‐
ling is bereikt en controller indrukken.
Waarschuwing bij kruisend verkeer
Principe Wanneer de voorste of de achterste camera
een van opzij naderend object waarneemt,
wordt het in de Side View getoond door middel
van een symbool.
Voorwaarden
▷Side View ingeschakeld.▷Eigen auto beweegt maximaal stapvoets.▷Ter herkenning van naderende objecten is
voldoende helderheid, bijv. daglicht, nood‐
zakelijk.
Weergave
Een geel symbool wordt getoond wan‐
neer een naderend voertuig waargeno‐
men wordt door de camera.
Een grijs symbool wordt getoond wan‐
neer waarneming van het kruisende
verkeer niet mogelijk is.
Seite 156BedieningRijcomfort156
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 157 of 268

Grenzen van het systeem
In de volgende situaties kan de waarschuwing
bij kruisend verkeer beperkt zijn:▷Bij slechte licht- en zichtomstandigheden.▷Bij vuile of bedekte camera.
Grenzen van het systeem
De op het Control Display getoonde objekten
kunnen in bepaalde omstandigheden dichterbij
zijn dan het lijkt. De afstand tot de objekten
daarom niet schatten op het display.
De gezichtshoek bedraagt ca. 180°.
Parkeerassistent
Principe
Het systeem biedt ondersteuning bij zijdelings
inparkeren parallel aan de weg.
Ultrasone sensoren meten de parkeerruimte
aan beide zijden van de auto op.
De parkeerassistent berekent de optimale in‐
parkeerlijn en neemt tijdens het parkeren de
besturing, het accelereren en het remmen over
en wisselt zo nodig van versnelling. Houd ge‐
durende het inparkeren de toets van de par‐
keerassistent ingedrukt. Als de auto is gepar‐
keerd, wordt versnelling in stand P gezet.
Bij het inparkeren daarnaast ook de optische
en akoestische informatie en aanwijzingen van
de PDC, de parkeerassistent en de achteruitrij‐
camera in acht nemen en overeenkomstig rea‐
geren.
Park Distance Control PDC, zie pagina 147,
maakt deel uit van de parkeerassistent.
Aanwijzingen WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Wegens systeembeper‐
kingen kan het systeem niet in alle
verkeerssituaties zelfstandig op gepaste wijze
reageren. Er bestaat gevaar voor ongevallen.
Rijstijl aan de verkeerssituatie aanpassen. Ver‐
keerssituatie observeren en in de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
WAARSCHUWING
Bij gebruik van de trekhaak kan de par‐
keerassistent vanwege afgedekte sensoren
worden beschadigd. Er bestaat kans op een ongeval of schade. Bij het rijden met een aan‐
hangwagen of bij gebruik van de trekhaak, bijv.
voor een fietsendrager, de parkeerassistent
niet gebruiken.◀
ATTENTIE
De parkeerassistent kan eventueel tegen
of over stoepranden sturen. Er bestaat gevaar
voor schade. Verkeerssituatie observeren en in
de betreffende situaties actief ingrijpen.◀
Een door de automatische start-stop-functie
afgezette motor wordt bij het activeren van de
parkeerassistent automatisch gestart.
Overzicht
Toets in de autoSeite 157RijcomfortBediening157
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 158 of 268

Parkeerassistent
Ultrasone sensoren
De ultrasone sensoren voor het opmeten van
parkeerruimte bevinden zich aan de zijkant van
de auto.
Om de correcte werking te waarborgen:
▷Sensoren schoon en ijsvrij houden.▷Met hogedrukreinigers niet langdurig en
met een afstand van minder dan 30 cm op
de sensoren spuiten.▷Niets op de sensoren plakken.
Voorwaarden
Voor het opmeten van parkeerruimten
▷Recht vooruitrijden tot ca. 35 km/h.▷Maximale afstand tot de rij geparkeerde
auto's: 1,5 m.
Geschikte parkeerruimte
▷Ruimte tussen twee objecten die telkens
minstens 1,5 m lang zijn.▷Minimumlengte van de ruimte: eigen voer‐
tuiglengte plus ca. 1,2 m.▷Minimumdiepte: ca. 1,5 m.
Bij het parkeren
▷Portieren en achterklep gesloten.▷Parkeerrem vrijgezet.▷Autogordel omgedaan.In-/uitschakelen
Inschakelen met de toets Toets indrukken.
LED brandt.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Parkeerassistent wordt automatisch geac‐
tiveerd.
Inschakelen met de
achteruitversnelling
Achteruitversnelling inschakelen.
De actuele status van het zoeken naar een par‐
keerruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.
Activeren:
"Parkeerassistent"
Uitschakelen
Het systeem kan als volgt worden gedeacti‐
veerd:
▷Toets indrukken.
Weergave op het Control Display
Systeem geactiveerd/gedeactiveerd
Sym‐
boolBetekenis Grijs: systeem niet beschikbaar.
Wit: systeem beschikbaar, maar
niet geactiveerd. Systeem geactiveerd.Seite 158BedieningRijcomfort158
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 159 of 268

Status van het systeem▷Gekleurde symbolen, zie Pijlen, aan de zij‐
kant bij de autoweergave. Parkeerassistent
is geactiveerd en Zoeken naar parkeer‐
ruimte actief.▷Geschikte parkeerruimten worden op het
Control Display aan de rand van de weg
naast het autosymbool weergegeven. Bij
actieve parkeerassistent worden de ge‐
schikte parkeerruimten gekleurd geaccen‐
tueerd.▷Parkeerprocedure actief.
Besturing is overgenomen.▷Zoeken naar parkeerruimten is bij lang‐
zaam recht vooruitrijden altijd actief, ook bij
gedeactiveerd systeem. Bij gedeactiveerd
systeem worden de weergaven op het
Control Display grijs weergegeven.
Inparkeren met de parkeerassistent
WAARSCHUWING
Het systeem ontlast u niet van persoon‐
lijke verantwoordelijkheid om de verkeerssitua‐
tie juist in te schatten. Er bestaat gevaar voor
ongevallen. Rijstijl aan de verkeerssituatie aan‐
passen. Verkeerssituatie en gebied rond de
auto door goed kijken extra controleren en in
de betreffende situatie actief ingrijpen.◀
1.Parkeerassistent inschakelen en eventueel
activeren.De status van het zoeken naar parkeer‐
ruimte wordt op het Control Display weer‐
gegeven.2.Aanwijzingen op het Control Display opvol‐
gen.
De voltooiing van de parkeerprocedure
wordt op het Control Display weergege‐
ven.3.De parkeerstand eventueel zelf aanpassen.
Handmatig afbreken
De parkeerassistent kan op elk gewenst mo‐
ment worden afgebroken:
▷ "Parkeerassistent" Symbool op het
Control Display selecteren.▷Toets indrukken.
Automatisch afbreken
De werking van systeem wordt in de volgende
situaties automatisch afgebroken:
▷Bij vasthouden van het stuur of als er zelf
gestuurd wordt.▷Eventueel bij besneeuwde of gladde we‐
gen.▷Zo nodig bij moeilijk te overkomen obsta‐
kels, bijv. stoepranden.▷Bij plotseling verschijnende obstakels.▷Als de Park Distance Control PDC te ge‐
ringe afstanden weergeeft.▷Bij overschrijden van een maximaal aantal
inparkeerpogingen of de inparkeerduur.▷Bij het omschakelen naar andere functies
op het Control Display.▷Bij het loslaten van de toets.▷Bij geopende achterklep.▷Bij geopende portieren.▷Bij het vastzetten van de parkeerrem.▷Bij het accelereren.▷Bij het remmen.▷Bij het afdoen van de veiligheidsgordel.Seite 159RijcomfortBediening159
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15
Page 160 of 268

Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
Knipperende indicator op de
keuzehendel
In sommige situaties kan de feitelijke inge‐
voerde versnellingspositie van de keuzehen‐
delstand na een functiestoring afwijken. De in‐
dicator in de keuzehendel knippert.
In deze gevallen op de op de indicator op het
instrumentenpaneel letten, zie pagina 83.
Voortzetten
Een afgebroken parkeerprocedure kan eventu‐
eel worden voortgezet.
Daarvoor de aanwijzingen op het Control Dis‐
play aanhouden.
Grenzen van het systeem
Geen parkeerondersteuning
De parkeerassistent biedt in de volgende situ‐
aties geen ondersteuning:▷In scherpe bochten.▷Bij rijden met aanhangwagen.
Beperkte werking
De werking kan bijv. in de volgende situaties
beperkt zijn:
▷Op een oneffen ondergrond, bijv. bij grind‐
wegen.▷Op een gladde ondergrond.▷Op steile hellingen of afdalingen.▷Bij opeengehoopte bladeren of sneeuw op
de parkeerplaats.
Grenzen van de ultrasoonmeting
Het waarnemen van objecten kan worden be‐
perkt door de grenzen van de natuurkundige
ultrasone meting, zoals bij de volgende om‐
standigheden:
▷Bij kleine kinderen en dieren.▷Bij personen met bepaalde kleding, bijv.
een dikke jas.▷Bij externe storing van het ultrageluid, bijv.
door voorbijrijdende voertuigen of la‐
waaiige machines.▷Bij vuile, bevroren, beschadigde of ver‐
stelde sensoren.▷Bij bepaalde weersomstandigheden, bijv.
hoge luchtvochtigheid, regen, sneeuwval,
extreme hitte, of sterke wind.▷Bij aanhangertrekstangen en -koppelingen
van andere voertuigen.▷Bij dunne of wigvormige voorwerpen.▷Bij bewegende objecten.▷Bij hoger gelegen en uitstekende objecten,
bijv. muuruitsparingen of bagage.▷Bij objecten met hoeken en scherpe kan‐
ten.▷Bij objecten met een dunne oppervlakte of
structuur, bijv. hekken.▷Bij objecten met poreuze oppervlakken.
Reeds weergegeven, lage objecten, bijv. stoe‐
pranden, kunnen in het dode bereik van de
sensoren komen voordat of nadat reeds een
ononderbroken geluidssignaal klinkt.
Er kunnen eventueel parkeerruimten worden
herkend, die daartoe niet geschikt zijn, of ge‐
schikte parkeerruimten worden niet herkend.
Storing Er wordt een Check-Control-melding weerge‐
geven.
De parkeerassistent is uitgevallen. Systeem la‐
ten controleren.
Seite 160BedieningRijcomfort160
Online Edition for Part no. 01 40 2 964 071 - VI/15