stop start CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: BERLINGO MULTISPACE, Model: CITROEN BERLINGO MULTISPACE 2013Pages: 306, PDF Size: 13.2 MB
Page 4 of 306

2
Inhoud
Sleutel 19
Portieren 22
Achterklep 24
Dakklep 27
Centrale vergrendeling 28
Instrumentenpaneel 29
Tijd instellen 30
Verklikkerlampjes 31
Brandstofniveaumeter 37
Koelvloeistof 37
Detectiesysteem te lage
bandenspanning 38
Onderhoudsindicator 39
Dimmer
dashboardverlichting 40
Versnellingsbak 41
Schakelindicator 41
EGS 6-versnellingsbak 42
Stuurwiel verstellen 44
Stop & Start 45
Starten en stoppen 48
Wegrijden op
een helling 49Lichtschakelaar 50
Ruitenwisserschakelaar 53
Snelheidsregelaar 55
Snelheidsbegrenzer 58
Verwarming /
Handbediende
airconditioning 61
automatisch 63
Ontdooien en
ontwasemen 65
Voorstoelen 67
Achterbank 69
Achterstoelen
(5 zitplaatsen) 72
Achterstoelen
(7 zitplaatsen) 75
Flexibel interieur 82
Indeling 84
Modutop dak 88
Allesdrager 93
Plafonniers 94
Bagagescherm
(5 zitplaatsen) 95
Bagagescherm
(7 zitplaatsen) 99
Spiegels 101
Elektrisch bedienbare
ruiten 103
2. VOORDAT u GAAT RIJDEN
19-49
4. VEILIGHEID
104-126
Presentatie 4
Buitenzijde 6
Cockpit 8
Middenconsole 9
Comfort 10
Zicht 11
Rijden 12
Interieur 13
Voorzieningen achterin 14
Kinderen in de auto 15
Ventilatie 16
Eco-rijden 17
1. IN EEN OOGOPSLAG
4-18
Alarmknipperlichten 104
Handrem 104
Parkeerhulp 105
ABS 107
Brake Assist System 107
ASR en ESP 108
"Grip control" 109
Veiligheidsgordels 111
Airbags 114
Uitschakeling
passagiersairbag 117
Kinderzitjes 118
Aanbevolen
kinderzitjes 120
Bevestiging 121
ISOFIX-kinderzitjes 124
Kinderbeveiliging 125
3. ERGONOMIE en
COMFORT 50-103
Page 10 of 306

8
Interieur
COCKPIT
1.
Schakelaar verlichting/
richtingaanwijzers.
2.
Instrumentenpaneel met display.
3.
Schakelaar ruitenwissers/
ruitensproeiers/boordcomputer.
4.
Contact.
5.
Bediening autoradio.
6.
Bestuurdersairbag/claxon.
7.
Hendel stuurwielverstelling.
8.
Bediening snelheidsregelaar/-
begrenzer.
9.
Bedieningspaneel parkeerhulp/
koplampverstelling, ESP, Stop &
Start.
10.
Hendel motorkapontgrendeling.
11 .
Schakelaars elektrisch
verstelbare buitenspiegels.
Page 33 of 306

VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
Cockpit
Verklikkerlampjes
Bij elke start gaat een aantal verklikkerlampjes branden ter controle. Deze lampjes gaan meteen weer uit. Als een
verklikkerlampje bij draaiende motor blijft branden of gaat knipperen, wordt het een waarschuwing. Dit kan gebeuren in
combinatie met een geluidssignaal en een melding op het display.
Negeer deze waarschuwingen niet.
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
STOP
brandt, in
combinatie
met een ander
verklikkerlampje
en een melding
op het display. ernstige storingen met betrekking tot
de functies "Remvloeistofniveau",
"Motoroliedruk en -temperatuur",
"Koelvloeistoftemperatuur",
"Elektronische remdrukregelaar",
"Stuurbekrachtiging",
"Bandenspanningscontrolesysteem".
Stop onmiddellijk en zet het contact af. Laat
de auto controleren door een gekwalifi ceerde
werkplaats of het CITROËN -netwerk.
Handrem /
Remvloeistofniveau/
EBD
brandt. handrem aangetrokken of
niet goed vrijgezet. Zet de handrem vrij, het verklikkerlampje zal
uitgaan.
brandt. een te laag vloeistofniveau. Vul de door CITROËN voorgeschreven
remvloeistof bij.
blijft branden,
ondanks correct
niveau, in
combinatie met het
verklikkerlampje ABS. een storing in
de elektronische
remdrukregelaar (EBD).
Stop onmiddellijk en zet het contact af . Laat
de auto controleren door een gekwalifi ceerde
werkplaats of het CITROËN- netwerk
.
Motoroliedruk en
motorolietemperatuur
gaat branden
tijdens het
rijden. onvoldoende druk of te
hoge temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de motorolie
afkoelen. Controleer het motorolieniveau met de
peilstok. Zie in rubriek 6 het gedeelte "Niveaus".
blijft branden,
ondanks
correct niveau. een ernstige storing. Laat de auto controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 34 of 306

32
Cockpit
Verklikkerlampje
status
signaleert
Oplossing - actie
Koelvloeistoftemperatuur
en -niveau
brandt en
wijzer in het
rode gebied. een abnormale verhoging
van de temperatuur. Zet de auto stil, zet het contact af en laat de
koelvloeistof afkoelen. Controleer visueel het
niveau.
knippert. een te laag
koelvloeistofniveau. Zie in de rubriek 6 het gedeelte "Niveaus". Neem
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Service
blijft kort
branden. kleine storingen of
waarschuwingen. Raadpleeg het "Logboek meldingen" op het
display. Zie in rubriek 9 het gedeelte "Autoradio -
Boordcomputer" (volgens uitvoering). Neem
contact op met het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
blijft branden. ernstige storingen.
Veiligheidsgordel
niet vastgemaakt
brandt en gaat
vervolgens
knipperen. de bestuurder heeft zijn
veiligheidsgordel niet
vastgemaakt. Doe de gordel om en steek de gesp in de
gordelsluiting.
knippert in
combinatie met een
geluidssignaal en blijft
vervolgens branden. de bestuurder rijdt terwijl
de veiligheidsgordel niet is
vastgemaakt. Trek aan de gordel om de vergrendeling van de
gesp te controleren. Zie in rubriek 4 het gedeelte
"Veiligheidsgordels".
ECO
-modus
brandt
permanent.
De functie Stop & Start
heeft de motor in de STOP-
stand geplaatst, als gevolg
van stlistaan van de auto
(verkeerslichten, fi les, overig...).
Zodra u wilt wegrijden, gaat het lampje uit
en wordt de motor direct in de START-stand
geschakeld.
knippert
enkele
seconden
en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk
niet beschikbaar.
of
De START-stand is
automatisch ingeschakeld. Rubriek 2, deel "Stop & Start".
Page 47 of 306

45
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
Stop & Start
Stop & Start
Het Stop & Start-systeem zet de motor
tijdelijk af (STOP-stand) als u stopt
(bij rood licht, opstoppingen enz.).
De motor wordt automatisch gestart
(START-stand) als u weer weg wilt
rijden. Het starten gebeurt direct, snel
en stil.
Het Stop & Start-systeem zorgt voor
een lager brandstofverbruik, minder
uitstoot van schadelijke stoffen en een
aangename rust in het interieur tijdens
het wachten.
Werking
Motor in STOP-stand zetten
Het controlelampje "ECO"
op
het instrumentenpaneel gaat
branden en de motor komt in
een standby-stand:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
bij snelheden
beneden 20 km/h, wanneer u de
versnellingsbak in zijn vrij zet en u
de koppeling loslaat,
- bij een
EGS
6-versnellingsbak,
bij snelheden beneden 8 km/h,
wanneer u op het rempedaal trapt
of wanneer u de selectiehendel in
stand N
zet. Als uw auto is uitgerust met een teller,
wordt de duur van de momenten dat de
motor in de STOP-stand geschakeld
wordt, opgeteld en weergegeven. Elke
keer als u het contact opnieuw aanzet,
wordt deze teller op 0 gezet.
Is uw auto uitgerust met een EGS-
versnellingsbak en u parkeert uw
auto, dan is - ten behoeve van
uw eigen comfort - de STOP-stand de
eerste seconden na het inschakelen
van de achteruit niet beschikbaar.
Als de STOP-stand geactiveerd is,
blijven alle andere componenten zoals
de remmen en de stuurbekrachtiging
enz. normaal functioneren.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet;
zet in dat geval altijd het contact
af en neem de sleutel uit het
contactslot.
Bijzonderheden: STOP-functie niet
beschikbaar
De STOP-functie wordt niet
geactiveerd als:
- het bestuurderportier geopend is,
- de veiligheidsgordel van de
bestuurder los is,
- de auto sinds de laatste start met
de sleutel niet harder dan 10 km/h
heeft gereden,
- de parkeerrem wordt/is aangetrokken,
- de klimaatregeling in het interieur
dat niet toelaat,
- de ruitontwaseming is
ingeschakeld,
- bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand
accu, motortemperatuur,
rembekrachtiging, buitentemperatuur
enz.) dat niet toelaten.
In dat geval knippert de
signalering "ECO"
enkele
seconden en gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Page 48 of 306

46
Stop & Start
Motor in START-stand zetten
Het controlelampje "ECO"
gaat uit en de motor wordt
gestart:
- bij een handgeschakelde
versnellingsbak,
trapt u het
koppelingspedaal helemaal in,
- bij een
EGS
6-versnellingsbak
:
●
met de selectiehendel in stand A
of M
, wanneer u het rempedaal
loslaat.
●
of met de selectiehendel in stand
N
en het rempedaal los, wanneer
u de selectiehendel in stand A
of
M
zet,
●
of wanneer u de
achteruitversnelling inschakelt.
Bijzonderheden: automatisch
activeren van de START-stand
De START-functie wordt automatisch
geactiveerd als:
- u het bestuurderportier opent,
- de veiligheidsgordel van de
bestuurder los wordt gemaakt,
- de snelheid van de auto
hoger is dan 25 km/h bij een
handgeschakelde versnellingsbak
en hoger dan 11 km/h bij een
elektronisch bediende
6-versnellingsbak,
- de parkeerrem wordt aangetrokken,
- bepaalde bijzondere
omstandigheden (laadtoestand accu,
motortemperatuur, rembekrachtiging,
buitentemperatuur enz.) dit niet
toelaten.
In dat geval knippert het lampje
"ECO"
enkele seconden en
gaat vervolgens uit.
Dit is volkomen normaal.
Als u bij een auto met een
handgeschakelde versnellingsbak in de
STOP-stand een versnelling inschakelt
maar daarbij het koppelingspedaal niet
helemaal intrapt, lgaat er een lampje
branden of verschijnt er een bericht
met het verzoek het koppelingspedaal
helemaal in te trappen, omdat anders
de motor niet gestart kan worden.
Uitschakelen
U kunt deze functie op elk
willekeurig moment uitschakelen
door de schakelaar "ECO OFF"
in te drukken.
Het controlelampje in de schakelaar
gaat branden en er verschijnt een
bericht op het display.
Als u het systeem met de motor in de
STOP-stand uitschakelt, dan wordt de
motor direct weer gestart.
Page 49 of 306

47
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
Stop & Start
Opnieuw inschakelen
Druk nogmaals op de schakelaar
"ECO OFF"
.
Het systeem is dan opnieuw actief; het
controlelampje in de schakelaar gaat
uit en er verschijnt een melding op het
instrumentenpaneel.
Het systeem wordt automatisch
opnieuw ingeschakeld zodra u het
contact weer aanzet.
Storingen
Bij een storing in het systeem
gaat het controlelampje in
de schakelaar "ECO OFF"
eerst knipperen en brandt
vervolgens permanent.
Laat dit controleren door het
CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Als er in de STOP-stand een storing
zou optreden, kan het zijn dat de motor
niet meer wil aanslaan of direct afslaat.
Zet in dat geval het contact af en start
de auto met behulp van de sleutel.
Onderhoud
Schakel het Stop & Start-systeem
altijd uit als u handelingen onder
de motorkap wilt verrichten, om
letsel door het automatisch activeren
van de START-stand te voorkomen.
Dit systeem heeft specifi eke
kenmerken en maakt gebruik van een
speciale accu (raadpleeg voor meer
informatie het CITROËN-netwerk) of
een gekwalifi ceerde werkplaats.
Het gebruik van een andere dan de
door CITROËN voorgeschreven accu's
kan leiden tot storingen in het systeem.
Het Stop & Start-systeem maakt
gebruik van geavanceerde
technologie. Laat eventuele
werkzaamheden aan dit type accu
uitsluitend uitvoeren door een
offi ciële CITROËN-dealer of een
gekwalifi ceerde werkplaats.
Page 50 of 306

Starten en stoppen
Gebruiksvoorschrift: stoppen
Gebruiksvoorschrift: starten
Verklikkerlampje
voorgloeien dieselmotor
Als de motor voldoende op
temperatuur is, gaat het
lampje na minder dan
1 seconde uit en kunt
u de motor direct starten.
Wacht bij koud weer tot dit lampje
uitgaat en zet vervolgens de startmotor
in werking (stand "Starten") tot de
motor aanslaat.
Verklikkerlampje geopend portier
Controleer als dit lampje brandt of de
portieren, achterdeuren, schuifdeuren
en de motorkap goed zijn gesloten!
Ontzien van de motor en de
versnellingsbak
Laat de motor voordat u het contact
afzet enkele seconden draaien om
het toerental van de turbocompressor
(dieselmotor) te laten dalen.
Geef geen gas bij het afzetten van het
contact.
Het inschakelen van alleen een
versnelling bij het parkeren van de
auto is niet afdoende.
STARTEN EN STOPPEN
Stand "AAN" en "Accessoires".
Verdraai terwijl u de contactsleutel
omdraait het stuurwiel iets (zonder
te forceren) om het stuurslot te
ontgrendelen. In deze stand kunnen
verschillende accessoires functioneren.
Stand "Starten".
De startmotor wordt in werking gezet.
Laat de sleutel los zodra de motor is
aangeslagen.
Stand STOP: stuurslot.
Het contact is afgezet. Draai het
stuurwiel tot het stuurslot wordt
vergrendeld. Haal de sleutel uit het
contact.
Page 51 of 306

49
VOORDAT u GAAT RIJDE
N
22
Starten en stoppen
HILL HOLDER
Deze aan het ESP gekoppelde functie
vereenvoudigt het wegrijden op een
helling en wordt geactiveerd onder de
volgende omstandigheden:
- de auto moet stilstaan met
draaiende motor en het rempedaal
ingetrapt,
- de helling moet steiler zijn dan 5%,
- bij het omhoog rijden op een helling
moet de versnellingsbak in de
neutraalstand staan of moet een
versnelling zijn ingeschakeld, maar
niet de achteruitversnelling,
- bij het afdalen van een helling
moet de achteruitversnelling zijn
ingeschakeld.
De Hill Holder of hulp bij het wegrijden
op een helling is een voorziening om
het rijcomfort te vergroten en kan
niet gebruikt worden als elektrisch
bediende handrem.
Werking
Als u het rempedaal en het
koppelingspedaal hebt ingetrapt,
hebt u zodra u het rempedaal loslaat
ongeveer 2 seconden de tijd om,
zonder dat de auto de helling af begint
te rollen, gas te geven en weg te rijden.
Bij het wegrijden wordt de functie
automatisch gedeactiveerd door de
remdruk geleidelijk te laten afnemen.
Gedurende deze fase is het mogelijk
dat de remmen hoorbaar zijn, het
teken dat de auto in beweging komt.
Storing
De Hill Holder wordt gedeactiveerd
onder de volgende omstandigheden:
- als u het koppelingspedaal laat
opkomen,
- als de handrem wordt
aangetrokken,
- als de motor wordt afgezet,
- als de motor afslaat.
In het geval van een storing in het
systeem gaat dit verklikkerlampje
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
ter bevestiging op het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalifi ceerde werkplaats om het systeem
te laten nakijken.
Page 53 of 306

51
ERGONOMI
E
en
COMFOR
T
3
LED-DAGRIJVERLICHTING
Mistachterlichten
(amberkleurig, draai de ring
2 standen naar voren). Mistlampen vóór (groen, draai
de ring 1 stand naar voren).
Mistlampen vóór/mistachterlicht
Deze worden ingeschakeld door de ring B
naar voren te draaien en uitgeschakeld
door de ring naar achteren te draaien.
Het branden van de mistlampen wordt
aangegeven door een verklikkerlampje op
het instrumentenpaneel.
Deze branden in combinatie met
parkeer- en dimlicht. Vergeet niet de mistlampen uit te
zetten zodra ze niet meer nodig
zijn.
De automatische verlichting schakelt
het mistachterlicht uit, maar de
mistlampen vóór blijven branden.
Draai de ring twee standen naar
achteren om achtereenvolgens het
mistachterlicht en de mistlampen vóór
te doven.
Bij helder of regenachtig weer, zowel
overdag als 's nachts, is het mistachterlicht
verblindend voor medeweggebruikers en
daarom niet toegestaan.
Automatisch inschakelen van de verlichting
Bij mist of sneeuwval kan de
lichtsensor voldoende licht waarnemen,
waardoor de lichten niet automatisch
zullen worden ingeschakeld. Schakel indien
nodig het dimlicht handmatig in.
Dek de lichtsensor, die zich achter
de binnenspiegel op de voorruit
bevindt, niet af.
Deze sensor dient voor de regeling
van de automatische verlichting en
ruitenwissers.
Inschakelen
Draai de ring in de stand AUTO
. Bij het
inschakelen van de functie verschijnt
een melding op het display.
Uitschakelen
Draai de ring naar voren of naar
achteren. Bij het uitschakelen van de
functie verschijnt een melding op het
display.
De functie wordt tijdelijk uitgeschakeld
als de verlichting met de
lichtschakelaar wordt bediend. Het parkeerlicht
en het dimlicht
worden automatisch
ingeschakeld als de
lichtsterkte van de
omgeving onvoldoende is en als de
ruitenwissers wissen. De verlichting
wordt uitgeschakeld als de lichtsterkte
van de omgeving weer voldoende is of
het wissen is gestopt.
Deze functie is niet mogelijk in
combinatie met verlichting overdag.
Als de motor wordt gestart, wordt
de dagrijverlichting automatisch
ingeschakeld.
Zodra de parkeerlichten of het dim- of
grootlicht handmatig of automatisch wordt
ingeschakeld, gaat de dagrijverlichting uit.
Programmeren
Voor landen waar het voeren van
verlichting overdag niet wettelijk
verplicht is, kunt u de functie in- of
uitschakelen via het confi guratiemenu. Als in de daarop volgende 30 minuten
niet wordt ingegrepen, treedt de eco-
modus in werking (zie rubriek 7, "accu").
om te voorkomen dat de accu leeg raakt.
De functies komen dan in een standby-
stand en het acculampje knippert.
De eco-modus wordt niet ingeschakeld
voor de parkeerlichten.
Stuurkolomschakelaars