ESP CITROEN C-ELYSÉE 2017 Instructieboekjes (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2017, Model line: C-ELYSÉE, Model: CITROEN C-ELYSÉE 2017Pages: 306, PDF Size: 9.41 MB
Page 23 of 306

21
Waarschuwings- resp.
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
of SCR-
emissieregel
-sy
steem
(BlueHDi-
dieselmotor)
Permanent zodra het
contact is aangezet,
in combinatie met
het branden van het
verklikkerlampje SERVICE
en het verklikkerlampje
zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een
melding.Er is een storing in het SCR-
emissieregelsysteem. Deze waarschuwing verdwijnt zodra de uitstoot van
uitlaatgassen weer aan de normen voldoet.
Knippert zodra het
contact is aangezet,
in combinatie met
het branden van
het verklikkerlampje
SERVICE en het
verklikkerlampje
zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een
melding met betrekking
tot de actieradius.Na bevestiging van de storing in
het emissieregelsysteem kunt
u maximaal 1.100
km afleggen
voordat het systeem het starten
van de motor blokkeert. Raadpleeg zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om te voorkomen
dat de motor niet meer gestar t kan worden .
Knippert zodra het contact
is aangezet, in combinatie
met het branden van
het verklikkerlampje
SERVICE en het
verklikkerlampje
zelfdiagnose motor, een
geluidssignaal en een
melding.U hebt de actieradius
overschreden die is toegestaan
na de bevestiging van de storing
in het emissieregelsysteem:
het starten van de motor
wordt geblokkeerd door het
startblokkeringssysteem.Neem verplicht contact op met het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats om de motor weer
te kunnen starten.
1
Instrumentenpaneel
Page 24 of 306

22
ofService
Brandt tijdelijk. Er is een kleine storing
opgetreden waarbij geen
specifiek verklikkerlampje gaat
branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op
het display, zoals bijvoorbeeld:
-
d e mate van vervuiling van het roetfilter (diesel),
- de stuurbekrachtiging,
-
e
en kleine elektrische storing.
Raadpleeg in andere gevallen het
CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
Permanent.
Er is een ernstige storing
opgetreden waarbij geen specifiek
verklikkerlampje gaat branden.Identificeer de storing met behulp van de melding op
het display en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Waarschuwings- resp.
indicatielampje
Status
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Mistachterlicht Permanent. Het mistachterlicht is
ingeschakeld met de ring van de
lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar naar achteren
om het mistachterlicht uit te schakelen.
Stop & Star t Permanent. Het Stop & Start-systeem heeft
de motor in de STOP-stand
gezet (verkeerslicht, stopbord,
opstopping enz.). Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch
gestart (START-stand) als u wilt wegrijden.
Knippert enkele
seconden en gaat
vervolgens uit. De STOP-stand is tijdelijk niet
beschikbaar.
of
De motor wordt automatisch in
de START-stand gezet. Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over het Stop & Star t
-systeem.
Instrumentenpaneel
Page 25 of 306

23
Waarschuwings- resp.
indicatielampjeStatus
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Mistlampen
vóór Permanent.
De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld met de ring van de
lichtschakelaar. Draai de ring van de lichtschakelaar één stand naar
achteren om de mistlampen vóór uit te schakelen.
Richtingaanwijzer
linksKnippert, met
geluidssignaal.
Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer
rechtsKnippert, met
geluidssignaal.Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Dimlicht Permanent. De lichtschakelaar staat in de
stand "Dimlicht".
Grootlicht Permanent. U hebt de lichtschakelaar naar u
toe getrokken. Trek de lichtschakelaar nogmaals naar u toe om het
dimlicht weer in te schakelen.
Voet op het
koppelingspedaalPermanent.
In de STOP-stand van het
Stop & Start-systeem wordt
de motor niet gestart als u
het koppelingspedaal slechts
gedeeltelijk intrapt. Trap bij een auto met een handgeschakelde
versnellingsbak het koppelingspedaal volledig in
zodat de motor gestart kan worden.
1
Instrumentenpaneel
Page 26 of 306

24
Voet op
rempedaalPermanent.
Het rempedaal moet worden
ingetrapt. Trap bij de elektronisch gestuurde versnellingsbak
het rempedaal in om de motor te starten ter wijl de
selectiehendel in stand N staat.
Bij de automatische transmissie moet u bij draaiende
motor en voordat u de parkeerrem vrijzet het
rempedaal intrappen om de selectiehendel vanuit
stand P in een andere stand te kunnen zetten.
Als u de parkeerrem vrijzet zonder het rempedaal in
te trappen, zal dit verklikkerlampje blijven branden.
Knippert.
Als u de auto met een elektronisch
gestuurde versnellingsbak op een
helling te lang probeert tegen te
houden door het gaspedaal in te
trappen, raakt de koppeling oververhit.Gebruik het rempedaal en/of de parkeerrem.
Waarschuwings- resp.
indicatielampje
Status
Oorzaak Acties / Opmerkingen
Instrumentenpaneel
Page 29 of 306

27
AdBlue®-vloeistof, actieradiusindicatoren
Zodra de reservevoorraad van het AdBlue®-
reservoir is aangesproken of een storing in het
SCR-systeem is gedetecteerd, verschijnt bij
het aanzetten van het contact een indicator die
aangeeft hoeveel kilometer u nog ongeveer
kunt rijden voordat het opnieuw starten van de
motor automatisch wordt geblokkeerd.
Als gelijktijdig een storing wordt gesignaleerd
en het AdBlue
®-niveau laag is, wordt de laagste
actieradius weergegeven.
Actieradius groter dan 2.400
km
Als het contact wordt aangezet, wordt er geen
informatie over de actieradius weergegeven op
het instrumentenpaneel.
Als de motor mogelijk niet opnieuw kan worden gestart
door een te laag AdBlue®-niveau
Het wettelijk verplichte
startblokkeringssysteem wordt
automatisch geactiveerd zodra het
AdBlue
®-reservoir leeg is. Actieradius tussen 600 en 2.400
km
Zodra het contact wordt aangezet, gaat het
verklikkerlampje AdBlue branden in combinatie
met een geluidssignaal en de tijdelijk op het
instrumentenpaneel weergegeven melding
"NO START IN" en een afstand die aangeeft
hoeveel kilometer of mijl u nog kunt rijden met
de resterende hoeveelheid vloeistof voordat
het starten van de motor wordt geblokkeerd –
(bijv.: "NO START IN 1500
km" betekent dat
na 1.500
km het starten van de motor wordt
geblokkeerd).
Tijdens het rijden wordt de melding elke
300
km weergegeven zolang er geen AdBlue
®
is bijgevuld.
Het minimumniveau is bereikt; vul zo snel
mogelijk vloeistof bij.
Het is raadzaam niet meer dan 10
liter AdBlue
bij te vullen.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor meer
informatie over AdBlue
®, het SCR-systeem
(BlueHDi-dieselmotor) en in het bijzonder het
bijvullen van vloeistof.
1
Instrumentenpaneel
Page 74 of 306

72
Urgence-oproep of Assistance-oproep
Oproep naar Urgence met
lokalisering
* Afhankelijk van de algemene gebruiksvoor waarden, die u bij uw
verkooppunt kunt opvragen, en de
technische beperkingen van het systeem.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking van
"Oproep naar Urgence met lokalisering",
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op de internetsite voor uw land
bekijken.
Druk in geval van nood langer
dan 2 seconden op deze toets.
Het knipperen van het groene ledlampje en het
gesproken bericht bevestigen dat de oproep is
verstuurd naar de alarmcentrale "Oproep naar
Urgence met lokalisering"* Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de aanvraag
geannuleerd.
Het groene ledlampje dooft.Het groene ledlampje blijft branden (zonder te
knipperen) wanneer de verbinding tot stand is gebracht.
Aan het einde van het gesprek gaat het lampje uit.
"Oproep naar Urgence met lokalisering"
lokaliseert onmiddellijk uw auto, spreekt u
toe in uw landstaal** en roept indien nodig
de hulp in van de bevoegde hulpdiensten. In
landen waar de alarmcentrale niet operationeel
is of wanneer de lokalisatie uitdrukkelijk
is geweigerd, wordt de oproep meteen
doorgestuurd naar de hulpdiensten (112),
zonder lokalisatie. Indien u gebruikmaakt van de dienst
CITROËN Connect Box met SOS-pakket
en pechhulpservice, beschikt u over
aanvullende diensten via uw persoonlijke
pagina op de internetsite voor uw land.
Veiligheid
Page 75 of 306

73
Werking van het systeem Oproep naar Assistance met lokalisering
Het rode lampje blijft branden: er
is een storing in het systeem.
Het rode lampje knippert: de noodbatterij moet
worden vervangen.
In beide gevallen kan er mogelijk geen
noodoproep of pechhulpoproep worden
verstuurd.
Raadpleeg zo snel mogelijk een erkend
reparateur.
Bij een storing in dit systeem kan er met
de auto worden gereden. Druk langer dan 2 seconden op
deze toets voor het aanvragen
van hulp bij het stranden van de
auto.
Een gesproken bericht bevestigt dat de oproep
is verstuurd**.
Door deze toets meteen opnieuw
in te drukken, wordt de aanvraag
geannuleerd.
Dit wordt bevestigd door een gesproken
bericht.
**
A
fhankelijk van de geografische dekking van
"Oproep naar Urgence met lokalisering" en
"Oproep naar Assistance met lokalisering"
en van de officiële landstaal die door de
eigenaar van de auto is gekozen.
De lijst van de landen waar het systeem
werkzaam is en de lijst van beschikbare
telematicadiensten kunt u bij uw verkooppunt
opvragen of op www.citroen.nl bekijken.
Geolokalisatie
U kunt de geolokalisatie uitschakelen door gelijktijdig
op de toetsen "Oproep naar Urgence met lokalisering"
en "Oproep naar Assistance met lokalisering" te
drukken en vervolgens op "Oproep naar Assistance
met lokalisering" te drukken om te bevestigen.
Druk om de geolokalisatie weer in te schakelen
nogmaals gelijktijdig op de toetsen "Oproep naar
Urgence met lokalisering" en "Oproep naar Assistance
met lokalisering" en vervolgens op "Oproep naar
Assistance met lokalisering" om te bevestigen.
Wanneer u uw auto buiten het netwerk van
het merk hebt gekocht, raden wij u aan de
aanwezigheid van deze diensten bij het
netwerk te laten controleren en eventueel
configureren. In een meertalig land kunt
u het systeem laten configureren in de
officiële landstaal van uw voorkeur.
Om technische redenenen, zoals het
verbeteren van de telematicadiensten,
behoudt de fabrikant zich het recht
voor om op elk willekeurig moment het
communicatiesysteem in de auto te
wijzigen.
5
Veiligheid
Page 82 of 306

80
Veiligheidsgordels
Veiligheidsgordels vóór
OmdoenVerklikkerlampje veiligheidsgordel
losgemaakt/niet vastgemaakt
Als het contact wordt aangezet,
gaat dit waarschuwingslampje op
het instrumentenpaneel branden om
aan te geven dat de bestuurder zijn
gordel niet heeft vastgemaakt.
Als de snelheid hoger is dan 20
km/h, knippert
het verklikkerlampje gedurende twee minuten
in combinatie met een steeds sterker wordend
geluidssignaal. Na deze twee minuten blijft het
verklikkerlampje branden zolang de bestuurder
zijn gordel niet heeft vastgemaakt.
Dit verklikkerlampje gaat ook branden als de
bestuurder en/of voorpassagier zijn gordel
losmaakt tijdens het rijden. *
De veiligheidsgordels vóór zijn voorzien van
een pyrotechnische gordelspanner en een
spankrachtbegrenzer.
Deze veiligheidsgordels zorgen voor extra
bescherming van de bestuurder en voorpassagier bij
frontale en zijdelingse aanrijdingen. Bij een krachtige
aanrijding zorgen de pyrotechnische gordelspanners
ervoor dat de veiligheidsgordels stevig tegen de
lichamen van de inzittenden worden getrokken.
De pyrotechnische gordelspanners zijn actief
zodra het contact wordt aangezet.
Voor een nog betere bescherming beperkt de
spankrachtbegrenzer de kracht waarmee de
gordel tegen het lichaam van de inzittenden
getrokken wordt. F
T
rek aan de gordel en steek de gesp in de
gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is vastgemaakt
door even aan de riem te trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel tijdens het oprollen vast.
*
V
olgens land van bestemming.
Veiligheid
Page 83 of 306

81
Veiligheidsgordels achter
Omdoen
F Trek aan de gordel en steek de gesp in de gordelsluiting.
F
C
ontroleer of de gordel goed is
vastgemaakt door even aan de riem te
trekken.
Losmaken
F Druk op de rode knop van de gordelsluiting.
F
H
oud de gordel tijdens het oprollen vast.
De zitplaatsen links en rechts achter zijn
voorzien van een driepuntsveiligheidsgordel
met oprolautomaat.
Afhankelijk van de uitvoering is de middelste
zitplaats achter voorzien van een twee- of
driepuntsveiligheidsgordel met of zonder
oprolautomaat.
5
Veiligheid
Page 84 of 306

82
Veiligheidsvoorschriften
Voor een effectieve werking van de
veiligheidsgordel:
-
d
ient deze strak om het lichaam te
worden gedragen,
-
m
oet deze in een vloeiende beweging
naar voren worden getrokken, zonder
dat de gordel gedraaid raakt,
-
m
ag deze door niet meer dan één
persoon worden gedragen,
-
m
ag deze geen beschadigingen of rafels
vertonen,
- mag er om te voorkomen dat de gordel niet goed werkt, niets aan worden gewijzigd.
Vanwege de wettelijke
veiligheidsvoorschriften moeten
werkzaamheden en controles aan de
veiligheidsgordels worden uitgevoerd door
het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats, conform de voorschriften en met
het juiste gereedschap.
Laat de veiligheidsgordels van uw auto
regelmatig controleren door het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats,
vooral als de gordels beschadigingen vertonen.
Reinig de veiligheidsgordels met zeepsop
of een reinigingsmiddel voor textiel,
verkrijgbaar bij het
CITROËN-netwerk.Controleer na het neerklappen of verstellen van
een stoel of de achterbank of de gordel zich op
de juiste plaats bevindt en goed is opgerold.
Voorschriften voor kinderen
Maak voor kinderen tot 12 jaar of kleiner dan
1,50 m gebruik van een geschikt kinderzitje.
De veiligheidsgordel mag door niet meer dan
één persoon gedragen worden.
Laat nooit een kind op schoot zitten tijdens
het rijden.
Raadpleeg de desbetreffende rubriek voor
meer informatie over kinderzitjes .
In het geval van een aanrijding
De gordelspanners kunnen, afhankelijk van
de aard en de kracht van de aanrijding ,
vóór en onafhankelijk van de airbags afgaan.
Het afgaan van de gordelspanners gaat
gepaard met wat onschadelijke rook en een
knal, als gevolg van de activering van de
pyrotechnische lading die in het systeem is
geïntegreerd.
In alle gevallen gaat het
waarschuwingslampje van de airbag
branden.
Laat het gordelsysteem na een aanrijding
controleren en eventueel vervangen door
het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Alvorens te gaan rijden dient de bestuurder
te controleren of alle passagiers hun
veiligheidsgordel goed hebben omgedaan en
vastgemaakt.
Zorg ervoor dat alle inzittenden tijdens het
rijden hun veiligheidsgordel dragen, ook al
betreft het een korte rit.
Draai de gespen van de veiligheidsgordels
niet om; de gordels werken dan niet
optimaal.
De veiligheidsgordels zijn voorzien van een
oprolautomaat die de lengte van de riem
automatisch aanpast aan uw lichaamsbouw.
De veiligheidsgordel wordt automatisch
opgerold als hij niet wordt gebruikt.
Controleer zowel voor en na het gebruik van
de gordel of deze goed is opgerold.
De heupgordel moet zo laag mogelijk op het
bekken worden geplaatst.
De schoudergordel moet langs het holle
gedeelte van de schouder worden geplaatst.
De oprolautomaten zijn voorzien van
een automatische blokkeerinrichting die
in werking treedt bij een aanrijding, een
noodstop of het over de kop slaan van
de auto. U kunt de blokkeerinrichting
deblokkeren door stevig aan de riem te
trekken en deze weer los te laten, zodat de
riem weer een stukje wordt opgerold.
Veiligheid