CITROEN C3 PICASSO 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: C3 PICASSO, Model: CITROEN C3 PICASSO 2014Pages: 290, PDF Size: 9.67 MB
Page 21 of 290

.Eerste kennismaking
19
Snelheidsbegrenzer "LIMIT"
Weergave op het
instrumentenpaneel
1.
Selecteren/deactiveren van desnelheidsbegrenzer.2.Verlagen van de ingestelde snelheid. 3.Verhogen van de ingestelde snelheid. 4.
Snelheidsbegrenzer aan/uit.
Als de snelheidsregelaar of -begrenzer is
ingeschakeld, verschijnen de instellingen van het systeem op het instrumentenpaneel. 1
.Selecteren/deactiveren van de snelheidsregelaar.2. Instellen van een snelheid / Ver lagen vande ingestelde snelheid.3.
Instellen van een snelheid / Ver hogen van
de ingestelde snelheid.
4. Snelheidsregeling uit / Her vatten snelheidsregeling.
Snelheidsregelaar
"CRUI
SE"
Het instellen van een snelheid en het activeren
van de snelheidsregelaar is alleen mogelijk bij een wagensnelheid hoger dan 40 km/h, vanaf de vierde versnelling bij een handgeschakelde
versnellingsbak. Het instellen van de snelheid is alleen mo
gelijk
bij draaiende motor. Snelheidsre
gelaar
Snelheidsbegrenzer
Rijden
136
138
Page 22 of 290

20
Eco-rijden
Maak optimaal gebruik van de
versnellingsbak
Als uw auto is voorzien van een handgeschakelde versnellingsbak, rijddan rustig weg, schakel zo snel mogelijk de tweede versnelling in enschakel bij voorkeur relatief snel over naar een hogere versnelling. Volgde aanwijzingen van de schakelindicator (indien aanwezig) die op het instrumentenpaneel worden weergegeven.
Als uw auto is voorzien van een automatische versnellingsbak of een EGS-versnellingsbak, laat de selectiehendel dan in de stand Drive "D"of Auto "A"
(afhankelijk van het type versnellingsbak) staan en trap hetgaspedaal niet bruusk of diep in.
Kies voor een soepele rijstijl
Houd afstand van de auto's voor u, rem bij voorkeur af op de motor inplaats van het rempedaal te gebruiken en trap het gaspedaal geleidelijk in. Als u deze aanwijzingen naleeft, neemt het brandstofverbruik en deCO2-uitstoot af en wordt de geluidsoverlast door het verkeer beperkt.
Als het verkeer goed doorstroomt, gebruik dan vanaf een snelheid van ongeveer 40 km/h de snelheidsregelaar (indien aanwezig).
Gebruik op slimme wijze de elektrische
voorzieningen
Als bij het instappen blijkt dat de temperatuur in de auto hoog isopgelopen, open dan alle ruiten en de ventilatieroosters alvorens deairconditioning in te schakelen. Sluit vanaf een snelheid van 50 km/h de ruiten, maar laat de ventilatieroosters geopend. Gebruik de voorzieningen in het interieur die de temperatuurstijging kunnen beperken (blinderingspaneel van het panoramadak, zonneschermen, enz.).
Schakel de airconditioning uit zodra de gewenste temperatuur is bereikt(behalve bij auto's met een automatische airconditioning). Schakel de achterruitverwarming en de ontwaseming uit zodra deze niet meer nodig zijn als deze niet automatisch worden aangestuurd. Schakel de stoelverwarming zo snel mogelijk uit.
Schakel de verlichting en de mistlampen uit als het zicht voldoende is.
Laat de motor vooral 's winters na het starten niet stationair warmdraaien, maar rijd zo snel mogelijk weg: uw auto warmt sneller op als u rijdt.
Sluit als passagier zo min mogelijk multimedia-apparatuur
(DVD-speler, MP3-speler, spelcomputer, enz.) op de auto aan om het elektriciteitsverbruik, en dus het brandstofverbruik, te beperken.
Koppel externe apparatuur los als u de auto verlaat.
Door in de dagelijkse praktijk een aantal aanwijzingen op te volgen kunt u het brandstofverbruik en de CO2-uitstoot van uw auto verminderen.
Page 23 of 290

.
21
Beperk de oorzaken van een hoger
brandstofverbruik
Verdeel het gewicht evenwichtig over de auto: plaats de zwaarstevoor werpen in de bagageruimte, zo dicht mogelijk bij de achterbank. Beperk de belading en de luchtweerstand (dakdragers, imperiaal, fietsendrager, aanhanger, enz.) van uw auto. Gebruik liever eendakkoffer. Ver wijder na gebruik de dakdragers en het imperiaal.
Ver vang na de winter zo snel mogelijk de winterbanden door zomerbanden.
Houd u aan de onderhoudsvoorschriften
Controleer regelmatig de bandenspanning (bij koude banden), houd udaarbij aan de bandenspanning die staat vermeld op de sticker op de portiersponning aan bestuurderszijde. Controleer de bandenspanning met name:
- voor een lange rit,
- bij de wisseling van de seizoenen,
- als de auto gedurende langere tijd niet is gebruikt.
Vergeet niet de bandenspanning van het reser vewiel en van de wielen van de aanhanger of de caravan te controleren.
Laat uw auto regelmatig onderhouden (olie verversen, oliefilter en luchtfilter vervangen, enz.) en houd u daarbij aan het door de fabrikantvoorgeschreven interval.
Laat bij het tanken het vulpistool niet meer dan drie keer afslaan; zo voorkomt u dat brandstof uit de tank stroomt.
U zult bij een nieuwe auto merken dat pas na 3000 km het gemiddelde brandstofverbruik zich stabiliseert.
Page 24 of 290

Controle tijdens het rijden
22
Iinstrumentenpaneel benzine - diesel
Het instrumentenpaneel, het multifunctionele display en de controle- en waarschuwingslampjes geven informatie over de werking van de auto.
1.Toerenteller.Geeft het motortoerental aan (x 1000 t/min). 2.
Gedeelte van de toerenteller dat aangeeft
wanneer u moet opschakelen.
3.Snelheidsbegrenzerr
of
Snelheidsregelaar.(km/h of mph) 4.Controlelampje elektrische
kinderbeveiliging.Gaat bij het inschakelen van de
elektrische kinderbeveiliging (blokkering
van de ruitbediening achter en vande binnenportiergrepen van de achterportieren) enkele seconden branden
om het inschakelen te bevestigen.
Digitaal lichtdoorlatend instrumentenpaneel
Dit display geeft waarschuwings- en
informatiemeldingen weer.
Multifunctioneel display
Gedeelte controle- en
waarschuwingslampjes
Dit gedeelte bevat de controle- en
waarschuwingslampjes die informatie geven
over de werking van de auto.
Resetknop
Met deze knop kunt u de geselecteerdefunctie op 0 zetten (dagteller of
onderhoudsintervalindicator).
Regelknop dashboardverlichting
Met deze knop kunt u de lichtsterkte van de
dashboardverlichting regelen. 5
.Brandstofniveaumeter. Geeft de resterende hoeveelheid brandstof
in de tank aan.
6. Snelheidsmeter. Geeft de wagensnelheid aan (km/h of
mph
).7.Dagteller. (km of miles) 8.Onderhoudsintervalindicator. (km of miles), ver volgens,Kilometerteller. (km of miles) 9.Motorolieniveaumeter.
Raadpleeg voor meer informatie over de werking en de weergave van een bepaalde functie de desbetreffendeparagraaf.
Page 25 of 290

1
Controle tijdens het rijden
23
Verklikkerlampjes
De verklikkerlampjes geven de bestuurder informatie over de werking van een systeem (ingeschakeld of uitgeschakeld) of waarschuwen de bestuurder
in het geval van een storing (waarschuwingslampje).
Bijbehorende waarschuwingen
Sommige verklikkerlampjes kunnen gaan
branden in combinatie met een geluidssignaal
en een melding op het multifunctionele display.
Verklikkerlampjes kunnen constant branden of knipperen.
Bij het aanzetten van het contact
Als het contact wordt aangezet, gaan bepaalde
waarschuwingslampjes enkele seconden branden.
Zodra de motor wordt gestart, moeten dezelampjes weer uitgaan.
Als het lampje blijft branden, controleer dan
voordat u gaat rijden welke functie het betreft.
Een aantal verklikkerlampjes heeftbeide mogelijkheden. Of het constant branden of knipperen van eenverklikkerlampje duidt op een storing,is afhankelijk van de werkingsfase vande auto.
Verklikkerlampjes ingeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie is ingeschakeld.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Richtingaanwijzer links
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omlaag
beweegt.
Richtingaanwijzer rechts
knippert, met
geluidssignaal. Als u de lichtschakelaar omhoog
beweegt.
Parkeerlichten
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Parkeerlichten".
Dimlicht
permanent. De lichtschakelaar staat in de stand
"Dimlicht".
Grootlicht
permanent. Als u de lichtschakelaar naar u toe
trekt. Trek aan de lichtschakelaar om terug te schakelen
naar dimlicht.
Page 26 of 290

Controle tijdens het rijden
24
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Mistlampen vóór
permanent. De mistlampen vóór zijn
ingeschakeld. Draai de ring twee standen naar achteren om de
mistlampen vóór uit te schakelen.
Mistachterlichten
permanent. De mistachterlichten zijn
ingeschakeld. Draai de ring naar achteren om de mistachterlichten
uit te schakelen.
Voorgloeien
dieselmotor
permanent. Het contactslot staat in de tweede
stand (Contact). Wacht met starten tot het controlelampje is gedoofd.
De wachttijd is afhankelijk van de weersomstandigheden.
Handrempermanent. De handrem is aangetrokken of niet goed vrijgezet.Zet de handrem vrij zodat het controlelampje uitgaat;
trap het rempedaal in.
Houd u aan de veili
gheidsvoorschriften.
Raadpleeg de rubriek "Handrem" voor meer informatieover de handrem.
Koelvloeistof temperatuur
permanent blauw. Bij het starten van de motor geeft het
blauw branden van het lampje aan
dat de motor nog koud is. Na enkele minuten rijden gaat het controlelampje uit om aan te
geven dat de normale bedrijfstemperatuur van de motor is bereikt.
Om de levensduur van de motor te bevorderen is het
raadzaam de motor niet te zwaar te belasten zolang het
controlelampje nog brandt.
Stop & Startpermanent.Het Stop & Start-systeem heeft de motor
in de STOP-stand gezet (verkeerslicht, stopbord, opstopping, enz.).
Het lampje gaat uit en de motor wordt automatisch gestart als u wilt wegrijden.
knippert enkele
seconden en gaat dan uit.De
STOP-stand is nu nietbeschikbaar. of De motor wordt automatisch in de STA R T- s t a n d gezet. Raadplee
g voor meer informatie over de
bijzonderheden van de STOP- en START-stand de
rubriek "Stop & Star t".
Page 27 of 290

1
Controle tijdens het rijden
25
permanent.De schakelaar in het dashboard aan passagierszijde staat in de stand "ON".De passagiersairbag is ingeschakeld.
Plaats in dit geval geen kinderzitje
met de "rug in de rijrichting".
Zet de schakelaar in de stand "OFF" om depassagiersairbag uit te schakelen.U kunt nu een kinderzitje plaatsen met de "rug in de
rijrichting".
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Elektrische
kinderbeveiliging
tijdelijkDe elektrische kinderbeveiliging is
actief. Elk
e keer als u deze functie inschakelt en het contact
aanzet, wor
dt dit enkele seconden weergegeven.
Raadpleeg voor meer informatie het hoofdstuk "Veilig
vervoeren van kinderen".
Page 28 of 290

Controle tijdens het rijden
26
Verklikkerlampjes uitgeschakelde functies
De volgende verklikkerlampjes geven aan dat de desbetreffende functie handmatig is uitgeschakeld.
Soms klinkt er ook een geluidssignaal en verschijnt er een bericht op het multifunctionele display.
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Passagiersairbagpermanent.De schakelaar aan passagierszijde in het dashboardkastje staat in de stand
" OFF
".
De frontairba
g aan passagierszijde is
uitgeschakeld.
In dit
geval kunt u een kinderzitje met
de "rug in de rijrichting" plaatsen.
Zet de schakelaar in de stand " ON" om de frontairbagaan passagierszijde in te schakelen. Bevestig in ditgeval op deze zitplaats geen kinderzitje met de "rug in
de rijrichting".
ESP/ASR
permanent. De toets midden op het dashboard
wordt ingedrukt. Het bijbehorende
controlelampje gaat branden.
De functie ESP/ASR wordt
uitgeschakeld.
ESP: dynamische stabiliteitscontrole.
ASR: antispinregeling. Druk op de toets om de functie ESP/ASR in te
schakelen. Het controlelampje dooft.
De functie ESP/ASR wordt automatisch ingeschakeld
als de motor wordt gestar t.
Wanneer het systeem is uitgeschakeld wordt het
automatisch opnieuw ingeschakeld bij snelheden
hoger dan ongeveer 50 km/h.
Page 29 of 290

1
Controle tijdens het rijden
27
Waarschuwingslampjes
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
STOP
permanent, alleen of incombinatie met een ander
waarschuwingslampje,een geluidssignaal eneen melding op het
display.
Dit waarschuwingslampje brandt
bij een ernstige storing met betrekking tot het remsysteem,de stuurbekrachtiging, demotoroliedruk of bij een te hoge
koelvloeistoftemperatuur.
Zet de auto zo snel mogelijk stil op een veilige plaats
want de motor kan tijdens het rijden uitvallen.
Parkeer de auto, zet het contact af en neem contact op met het CITROËN-netwerk of met een gekwalificeerde werkplaats.
Service
tijdelijk, incombinatie met een geluidssignaal eneen melding op het
display.
Er is een kleine storing opgetreden
waarbij geen specifiek controlelampje
gaat branden. Identificeer de storing met behulp van de melding op het display zoals bijvoorbeeld:
- het motorolieniveau,
- het niveau van de ruitensproeier vloeisto
f,
- de batterij van de afstandsbediening,
- de staat van de lampen,
- ver vuilin
g van het roetfilter bij auto's met
dieselmotor (zie het hoofdstuk "Onderhoud - rubriek Roetfilter").
Raadpleeg in andere gevallen het CITROËN-netwerk
of een gekwalificeerde werkplaats.
permanent, in combinatie met een geluidssignaal eneen melding op het display.
Er is een ernstige storing opgetreden
waarbij geen specifiek controlelampjegaat branden. Identificeer de storin
g met behulp van de melding op het display en raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Lees in het geval van een storing waarbij een waarschuwingslampje gaat branden deaanvullende informatie, die via een melding op het multifunctionele display wordt weergegeven. Raadpleeg indien nodig het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Als bij draaiende motor of tijdens het rijdeneen van de volgende waarschuwingslampjesgaat branden, wijst dit op een storing in het
desbetreffende systeem en moet de bestuurder
actie ondernemen.
Page 30 of 290

Controle tijdens het rijden
28
Controlelampje
brandt
Oorzaak
Acties / Opmerkingen
Antiblokkeersysteem (ABS)permanent. Er is een storing in het antiblokkeersysteem.De normale remwerking blijft behouden.
Rijd voorzichtig met lage snelheid en raadpleeg
zo snel mogelijk het CITROËN-netwerk of eengekwalificeerde werkplaats.
Dynamische stabiliteitscontrole (ESP/ASR)
knippert. De ESP-/ASR-regeling is actief. Deze functie verbetert de aandrijving en zorgt voor een betere koersstabiliteit.
permanent.
Storing in het ESP-/ASR-systeem, tenzij
deze is uitgeschakeld (toets ingedrukt en verklikkerlampje van de toets brandt).Laat het s
ysteem controleren door hetCITROËN-netwerk of door een gekwalificeerde
werkplaats.
Zelfdiagnose motorknippert. Er is een storing in het motormanagementsysteem. Kans op beschadiging van de katalysator.
Laat dit controleren door het CITROËN-netwerk of
door een gekwalificeerde werkplaats.
permanent. Er is een storin
g in de
emissieregeling.
Het verklikkerlampje moet doven als de motor wordt gestart.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde werkplaats als dit niet het geval is.
Remsysteempermanent, in combinatie met het STOP-lampje. Het remvloeistofniveau is te laa
g. Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Vul het niveau bij met remvloeistof voorzien van een
artikelnummer van CITROËN.
Als het probleem zich blijft voordoen, laat het systeem
dan controleren door het CITROËN-netwerk of door
eengekwalificeerde werkplaats.
+ permanent, in
combinatie met het
waarschuwingslampje ABS en het STOP-lampje.
Er is een storing in de elektronischeremdrukregelaar (EBD). Stop onmiddellijk op een veilige plek.
Laat het systeem controleren door het CITROËN-netwerk
of door een gekwalificeerde werkplaats.