CITROEN JUMPER 2014 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2014, Model line: JUMPER, Model: CITROEN JUMPER 2014Pages: 186, PDF Size: 4.73 MB
Page 141 of 186

139
7
ONDERHOU
D
Niveaus
NIVEAUS
Voer de onderstaande controles
regelmatig uit om uw auto in goede
staat te houden. Raadpleeg de voorschriften
in het CITROËN-netwerk of in het
onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje
zit. Voor het behoud van de bedrijfszekerheid
van de motoren en de emissieregelsystemen
mogen in geen geval additieven aan de
motorolie worden toegevoegd.
Remvloeistof verversen
De remvloeistof dient volgens de door de
constructeur voorgeschreven intervallen te
worden ververst.
Gebruik remvloeistof die door de
constructeur wordt aanbevolen en aan de
DOT4-normen voldoet.
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI
en MAXI
van het reservoir
te staan.
Raadpleeg als het reservoir vaak bijgevuld
moet worden zo snel mogelijk het
CITROËN-netwerk. Let erop dat u bij het eventueel
verwijderen en monteren van de
afdekkap van de motor, de bevestigingsclips
niet beschadigt.
Oliepeilstok
2 merktekens op de
peilstok:
Olie verversen
Dit dient volgens het onderhoudsschema
van de constructeur te worden uitgevoerd.
Het is verplicht uitsluitend olieën te
gebruiken met de door de constructeur
voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg de
voorschriften in het CITROËN-netwerk.
Neem voordat u olie bijvult de peilstok
uit de houder.
Controleer na het bijvullen het
motorolieniveau (het niveau mag niet boven
het bovenste merkteken uitkomen).
Draai de olievuldop vast alvorens de
motorkap te sluiten.
Keuze van de viscositeitsgraad
De olie dient in ieder geval aan de door de
constructeur voorgeschreven normen te
voldoen.
Verklikkerlampjes
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
“Cockpit” voor meer informatie over de
verklikkerlampjes.
A
= maxi.
Raadpleeg het CITROËN-
netwerk als het oliepeil
boven dit merkteken uitkomt.
B
= mini.
Laat het oliepeil nooit onder
dit merkteken uitkomen.
Motorolieniveau
Regelmatig controleren en tussen twee
verversingen eventueel olie bijvullen
(maximum olieverbruik: 0,5 liter per
1 000 km). De controle dient bij koude
motor en horizontaal geplaatste auto te
geschieden, met behulp van de oliepeilstok.
Page 142 of 186

14
0
Niveaus
Koelvloeistofniveau
Gebruik om ernstige motorschade te
voorkomen uitsluitend door de constructeur
aanbevolen koelvloeistof. Als de motor
warm is, wordt de temperatuur van
de koelvloeistof geregeld door de
koelventilator. Wacht voor werkzaamheden
aan het koelsysteem ten minste 1 uur
nadat de motor gedraaid heeft, omdat de
koelventilator nog kan (gaan) werken als de
sleutel uit het contactslot is verwijderd en
het koelsysteem onder druk staat.
Draai de dop eerst een kwart omwenteling
los om de druk te laten dalen en te
voorkomen dat de hete koelvloeistof uit
het koelsysteem spuit. Trek, als de druk
eenmaal gedaald is, de dop los en vul
koelvloeistof bij.
Laat het koelsysteem, als vaak koelvloeistof
moet worden bijgevuld, zo snel mogelijk
controleren door het CITROËN-netwerk.
Vloeistofniveau
stuurbekrachtiging
Controleer het niveau van de
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op
een vlakke ondergrond staat en de motor
koud is. Draai de dop met geïntegreerde
peilstok los en controleer of het niveau
tussen de merktekens MINI
en MAXI
staat.
Afgewerkte producten
Vermijd langdurig huidcontact met
afgewerkte olie.
Remvloeistof is schadelijk voor de
gezondheid en is een erg bijtend middel.
Gooi afgewerkte olie, remvloeistof en
koelvloeistof niet in het riool, in het water
of op de grond, maar deponeer deze in
de daarvoor bestemde containers bij het
CITROËN-netwerk.
Bijvullen
Het niveau dient steeds tussen de
merktekens MINI
en MAXI
van het
expansievat te staan. Laat het koelsysteem,
als meer dan 1 liter moet worden bijgevuld,
controleren door het CITROËN-netwerk.
Vloeistofniveau ruiten- en
koplampsproeiers
Om een optimale reiniging te garanderen en
bevriezing te voorkomen, dient het bijvullen
of vervangen van deze vloeistof niet met
water te worden uitgevoerd.
Inhoud reservoir: ongeveer 5,5 liter.
Page 143 of 186

14
1
7
ONDERHOU
D
Controles
CONTROLES
Luchtfilter en interieurfilter
Een verstopt interieurfilter vermindert de
prestaties van de airconditioning en kan
stankoverlast in het interieur veroorzaken.
Raadpleeg het onderhoudsboekje voor
informatie over het vervangingsinterval van
de filterelementen.
Als de omgeving (veel stof) en de
gebruiksomstandigheden van de auto (veel
stadsverkeer) daartoe aanleiding geven,
moeten de filters twee keer zo vaak worden
vervangen. Raadpleeg in de rubriek 7 het
gedeelte “Onder de motorkap”.
Handgeschakelde versnellingsbak
Laat het niveau controleren volgens het
onderhoudsschema van de constructeur.
Raadpleeg de bladzijden in het
onderhoudsboekje, die betrekking
hebben op de motoruitvoering van uw
auto, voor het laten controleren van
de belangrijkste niveaus en bepaalde
onderdelen volgens het onderhoudsschema
van de constructeur.
Gebruik uitsluitend door CITROËN
aanbevolen producten of gelijkwaardige
kwaliteitsproducten.
Om de werking van belangrijke organen
zoals het remsysteem te optimaliseren,
worden door CITROËN specifieke producten
geselecteerd en aangeboden.
Vanwege de kans op beschadiging van het
elektrisch systeem is het reinigen van de
motorruimte met een hogedrukreiniger niet
toegestaan.
Handrem
Als de handrem een te grote slag heeft
of als het systeem minder goed werkt,
moet de handrem zelfs tussen twee
onderhoudscontroles worden afgesteld.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk. Aftappen van water in het brandstoffilter
Als dit lampje gaat branden, moet
het brandstoffi lter worden afgetapt.
Om te voorkomen dat het lampje
gaat branden kan het fi lter ook op
regelmatige basis worden afgetapt,
bijvoorbeeld bij een onderhoudsbeurt.
Draai de aftapplug of de sensor water in
brandstoffi lter aan de onderzijde van het fi lter los.
Ga door met aftappen tot al het water uit het fi lter
is weggelopen. Draai vervolgens de aftapplug of
de sensor weer vast.
De HDi-motoren zijn technologisch geavanceerde
motoren. Laat werkzaamheden aan deze
motoren altijd uitvoeren door gekwalifi ceerde
technici van het CITROËN-netwerk.
Accu
Laat uw accu voor de winter door het
CITROËN-netwerk controleren.
Remblokken
De slijtage van de remblokken is sterk
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan
het noodzakelijk blijken om de remblokken
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door,
te laten controleren.
Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit
behalve door lekkage van het remsysteem
ook veroorzaakt worden door slijtage van de
remblokken.
Slijtage remschijven/-trommels
Raadpleeg voor meer informatie over de
controle van uw remschijven/-trommels het
CITROËN-netwerk.
Oliefilter
Vervang het oliefilterelement regelmatig,
volgens het onderhoudsschema.
Deze sticker, die hoort bij het Stop & Start-
systeem, geeft aan dat er een speciale
12V-loodaccu is gebruikt die alleen
losgekoppeld en/of vervangen mag worden
door het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats.
Page 144 of 186

142
Controles
Roetfilter (dieselmotor)
Als aanvulling op de katalysator levert dit
filter een actieve bijdrage aan het verbeteren
van de luchtkwaliteit door het tegenhouden
van onverbrande vuildeeltjes. Ook wordt
zwarte uitlaatrook voorkomen.
Dit filter, dat is opgenomen in het
uitlaatsysteem, slaat roetdeeltjes op.
De motormanagementcomputer regelt
automatisch en periodiek de verbranding
van de opgeslagen roetdeeltjes
(regeneratie).
De regeneratie vindt plaats als aan
bepaalde voorwaarden met betrekking tot
het aantal opgeslagen roetdeeltjes en de
gebruiksomstandigheden van de auto wordt
voldaan. Als er een regeneratie plaatsvindt,
kunt u dit merken aan enkele verschijnselen
(een hoger stationair toerental, inschakelen
van de koelventilator, meer rook uit de
uitlaat en hogere temperatuur van de uitlaat)
die geen gevolgen hebben voor de werking
van de auto en het milieu. Nadat u langdurig met lage snelheden
hebt gereden of nadat de motor langdurig
stationair heeft gedraaid, kan het in
uitzonderlijke gevallen voorkomen dat
waterdamp bij de uitlaat zichtbaar is bij het
gas geven. Dit is niet van invloed op de
werking van de auto of het milieu.
Vanwege de hoge uitlaattemperatuur als
gevolg van de normale werking van het
roetfilter is het raadzaam de auto uit de
buurt van brandbaar materiaal (gras, dorre
bladeren, dennenaalden, ...) te parkeren om
brandgevaar te voorkomen.
Verzadiging/regeneratie
Storing
Als deze waarschuwing aanwezig blijft,
negeer deze dan niet. De waarschuwing
duidt op een storing in het uitlaatsysteem/
roetfilter.
Laat het systeem controleren door het
CITROËN-netwerk.
Bij het gevaar van verstopping
van het roetfilter gaat dit lampje
branden in combinatie met een
melding op het display van het
instrumentenpaneel.
Deze waarschuwing wijst op een
beginnende verzadiging van het roetfilter
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden,
verkeersopstoppingen…).
Om het filter te regenereren wordt
aangeraden zo spoedig mogelijk, als de
verkeerssituatie en -regels dit toelaten,
gedurende ongeveer 15 minuten met
een snelheid van meer dan 60 km/h en
een toerental hoger dan 2000 t/min te
gaan rijden (tot het lampje uitgaat en de
waarschuwing verdwijnt).
Zet de motor niet af voordat de regeneratie
voltooid is: als de regeneratie vaak wordt
onderbroken, kan de motorolie voortijdig
vervuild raken. Het wordt afgeraden om het
regeneratieproces te voltooien terwijl de
auto stilstaat.
Page 145 of 186

14
3
7
ONDERHOU
D
Innovatie voor nog betere prestaties
Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de
Research & Development-teams van TOTAL
voor CITROËN smeermiddelen die geschikt zijn
voor de nieuwste technologieën die in auto’s
van het merk CITROËN worden toegepast,
zowel voor wedstrijddoeleinden als gebruik in
het dagelijkse leven.
Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van
de motor.
Een optimale bescherming van uw
motor
Het gebruik van TOTAL
smeermiddelen bij het onderhoud
van uw CITROËN zorgt voor
een langere levensduur en
betere prestaties van de motor,
waarbij tevens het milieu wordt
gerespecteerd.
prefereert
Onderhoud met Total
Page 146 of 186

144
Brandstof
Te laag brandstofniveau
Als het brandstofniveau E
(Empty)
is bereikt, gaat dit verklikkerlampje
branden. U kunt afhankelijk
van de rijomstandigheden, de
motoruitvoering en het profi el van de weg
nog ongeveer 50 km met de resterende
hoeveelheid brandstof rijden. Tank bij de
eerstvolgende gelegenheid om een lege
brandstoftank te voorkomen. Het tanken dient met afgezette motor
te
geschieden.
- Open de brandstofvulklep.
- Houd de tankdop met één hand vast.
- Steek met de andere hand de sleutel in
het slot en draai deze naar links.
- Trek de tankdop uit de vulopening en
bevestig deze aan de haak aan de
binnenzijde van de vulklep.
Op een label aan de binnenzijde van de
brandstofvulklep staat de voorgeschreven
soort brandstof aangegeven.
Laat het vulpistool bij het aftanken van de
auto nooit meer dan 3 keer automatisch
uitspringen. Indien dit wel gebeurt kunnen er
storingen optreden.
De inhoud van de brandstoftank bedraagt
ca. 90 liter.
- Vergrendel na het tanken de vuldop en
sluit de vulklep.
ONDERBREKING
BRANDSTOFTOEVOER
Bij een zware aanrijding worden de
brandstoftoevoer en de elektrische voeding
van de auto automatisch onderbroken.
BRANDSTOF TANKEN
Er zijn ook brandstoftanks leverbaar
met een inhoud van 60 en 125 liter. Controleer buiten de auto of u geen brandstof
ruikt en of er geen brandstofl ekkage is.
Herstel de brandstoftoevoer als volgt:
- druk eerst op de knop onder het
dashboardkastje.
- druk vervolgens op de knop in het
accucompartiment onder de vloer bij de
bestuurderszitplaats.
Bij lage temperaturen
In bergachtige en/of koude gebieden wordt
aanbevolen zogenaamde "winter" brandstof
te tanken die speciaal geschikt is voor (zeer)
lage temperaturen.
Tank nooit als de motor door het
Stop & Start-systeem is afgezet; zet in
dat geval altijd het contact af met de sleutel.
Page 147 of 186

14
5
SNEL WEER OP WE
G
8
A.
Metalen pluspool van uw auto
B.
Hulpaccu
C.
Massapunt van uw auto
Laden met behulp van eenacculader
- maak de accupoolklemmen los
(linksvoor in de vloer) ,
- volg de aanwijzingen van de fabrikant op
de acculader,
- sluit de accukabels weer aan, te
beginnen met de (-) kabel,
- controleer of de accupolen en de
klemmen schoon zijn. Indien ze
bedekt zijn met een (witte of groene)
oxidatielaag, neem dan de accukabels
los en reinig de polen en de klemmen.
Laad om explosie- en brandgevaar te
voorkomen de accu alleen op in een goed
geventileerde ruimte en uit de buurt van
vonken of open vuur.
Probeer nooit een bevroren accu op te
laden: laat de accu eerst ontdooien om
explosiegevaar te voorkomen. Breng een
accu nadat deze bevroren is geweest bij
een specialist die controleert of de accu
inwendig niet is beschadigd en of er geen
scheuren in de wanden zitten, waardoor
het giftige en bijtende accuzuur kan gaan
lekken.
Laad de accu langzaam met een lage
stroomsterkte op gedurende maximaal
24 uur; op deze manier wordt voorkomen
dat de accu beschadigd raakt.
ACCUStarten met een hulpaccu
- sluit de rode kabel eerst aan op de
metalen pluspool A
en vervolgens op de
(+) pool van de hulpaccu B
,
- sluit de groene of zwarte kabel aan op
de (-) pool van de hulpaccu B
,
- sluit het andere uiteinde van de groene
of zwarte kabel aan op het massapunt C
van uw auto.
- stel de startmotor in werking en laat de
motor draaien.
- wacht tot de motor stationair draait en
neem dan de kabels los.
Accu
Page 148 of 186

14
6
To egang tot de minpool
Druk op de knop 2
en trek vervolgens aan
de stekker 1
om toegang te krijgen tot de
minpool (-).
Het is raadzaam de minpool (-) van de
accu los te koppelen als uw auto langer
dan een maand buiten gebruik is.
De beschrijving van de laadprocedure van
de accu dient slechts ter informatie.
Accu's bevatten stoffen die schadelijk
zijn voor de gezondheid, zoals
zwavelzuur en lood. Accu's moeten volgens
de wettelijke voorschriften worden afgevoerd
en mogen in geen geval bij het huisvuil
terechtkomen.
Lever lege batterijen en accu's in bij een
erkend verzamelpunt.
Nadat de accu langdurig losgekoppeld is
geweest, moeten de volgende functies
geïnitialiseerd worden:
- instellingen van het display (datum, tijd,
taal, afstandseenheid en temperatuur),
- voorkeuzezenders autoradio,
- centrale vergrendeling.
Raadpleeg, als bepaalde instellingen van de
auto zijn gewist, het CITROËN-netwerk om
deze opnieuw in te stellen.
Als uw auto van een tachograaf of een alarm
is voorzien en de auto meer dan 5 dagen
niet gebruikt wordt, is het raadzaam de
minpool (-) van de accu (aan de linkerzijde
onder de vloer, in de cabine) los te
koppelen.
Wacht 2 minuten na het uitzetten van het
contact alvorens de accu los te koppelen.
Maak de accupoolklemmen niet los bij
draaiende motor.
Laad de accu niet op zonder de accukabels
los te nemen.
Sluit de ruiten en de portieren voordat de
accupoolklemmen worden losgemaakt.
Wacht na het opnieuw aansluiten van
de accu en het aanzetten van het
contact 1 minuut voor u de auto start,
hierdoor kunnen de elektrische systemen
geïnitialiseerd worden. Raadpleeg, wanneer
hierna toch storingen optreden, het
CITROËN -netwerk.
Accu
Page 149 of 186

14
7
SNEL WEER OP WE
G
8
Deze sticker hoort bij het
Stop & Start-systeem en geeft aan dat
er een speciale 12V-loodaccu is gebruikt die
alleen losgekoppeld en/of vervangen mag
worden door een dealer van het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Het negeren van deze aanwijzing kan
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan
vervanging toe is.
Na het monteren van de accu door
het CITROËN-netwerk of door een
gekwalificeerde werkplaats duurt het even
voordat het Stop & Start-systeem weer zal
werken, hoe lang dit duurt is afhankelijk
van klimatologische omstandigheden en de
laadtoestand van de accu (kan tot ongeveer
8 uur duren).
Koppel de accu niet los om deze op te
laden.
Accu
Page 150 of 186

14
8
Wiel verwisselen
1. PLAATSEN VAN DE AUTO
Zet de auto voor zover mogelijk op een
horizontale, stabiele en stroeve ondergrond.
Trek de handrem aan, zet het contact af en
schakel de eerste versnelling in.
Trek een veiligheidsvest aan en plaats de
gevarendriehoek.
Plaats indien mogelijk een wielblok
onder het wiel kruislings tegenover het te
verwisselen wiel.
2. GEREEDSCHAP
Het gereedschap bevindt zich onder de
passagierszitplaats vóór.
- Draai de knop een kwart omwenteling
en trek de kist omhoog.
- Druk na gebruik van het gereedschap
de knop in en draai deze een kwart
omwenteling om de kist vast te zetten.
A.
Verlengstuk wielsleutel.
B.
Ratel.
C.
Krik.
D.
Sleepoog.
E.
Wielsleutel.
F.
Schroevendraaier.
WIEL VERWISSELENZorg ervoor dat de inzittenden de auto
hebben verlaten en zich op een veilige plek
bevinden.