CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: JUMPER MULTISPACE, Model: CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013Pages: 339, PDF Size: 15.12 MB
Page 121 of 339

 11 9
   
 
Onder de motorkap 
 
 
ONDERHOU
D
6
BENZINEMOTOR 
 
 
4.   Reservoir rem- en koppelingsvloeistof. 
   
5.  Luchtfilter. 
   
6.  Motoroliepeilstok.     
 
1.   Reservoir ruiten- en koplampsproeiers. 
   
2.  Zekeringkast. 
   
3.  Reservoir koelvloeistof.    
7.   Motorolie (bij) vullen. 
   
8.  Reservoir stuurbekrachtiging. 
   
9.  Afneembaar sleepoog.   
Page 122 of 339

120
   
 
Niveaus 
NIVEAUS
 
Voor het behoud van de bedrijfszekerheid 
van de motoren en de emissieregelsystemen 
mogen in geen geval additieven aan de 
motorolie worden toegevoegd.  
  
 
Remvloeistof verversen 
 
De remvloeistof dient volgens de door de 
constructeur voorgeschreven intervallen te 
worden ververst. 
  Gebruik remvloeistof die door de 
constructeur wordt aanbevolen en aan de 
DOT4-normen voldoet. 
  Het niveau dient steeds tussen de 
merktekens MINI en MAXI van het reservoir 
te staan. 
  Raadpleeg als het reservoir vaak bijgevuld 
moet worden zo snel mogelijk het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats 
om het systeem te laten controleren.     Voer de onderstaande controles 
regelmatig uit om uw auto in goede 
staat te houden. Raadpleeg de voorschriften 
bij het CITROËN-netwerk of in het 
onderhoudsboekje dat bij dit instructieboekje 
zit. 
  Let erop dat u bij het eventueel 
verwijderen en monteren van de 
afdekkap van de motor, de bevestigingsclips 
niet beschadigt. 
   Motorolieniveau
 
Regelmatig controleren en tussen twee 
verversingen eventueel olie bijvullen. 
  De controle dient bij koude motor en 
horizontaal geplaatste auto te geschieden, 
met behulp van de oliepeilstok. 
   
Oliepeilstok 
  2 merktekens op de 
peilstok: 
  A = maxi. 
  Raadpleeg het 
CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats 
als het oliepeil boven dit 
merkteken uitkomt. 
  B = mini. 
  Laat het oliepeil nooit onder 
dit merkteken uitkomen. 
  Dit dient volgens het onderhoudsschema 
van de constructeur te worden uitgevoerd. 
Het is verplicht uitsluitend olieën te 
gebruiken met de door de constructeur 
voorgeschreven viscositeit. Raadpleeg de 
voorschriften bij het CITROËN-netwerk. 
  Neem voordat u olie bijvult de peilstok uit de 
houder. 
  Gebruik bij de 2 liter HDi-motor de 
bijgeleverde trechter om olie bij te vullen via 
de vulopening van het carter. 
  Controleer na het bijvullen het 
motorolieniveau (het niveau mag niet boven 
het bovenste merkteken uitkomen). 
  Draai de olievuldop vast alvorens de 
motorkap te sluiten. 
   
Keuze van de viscositeitsgraad 
  De olie dient in ieder geval aan de door de 
constructeur voorgeschreven normen te voldoen.  
 
 
Zie in de rubriek 2 het gedeelte 
"Cockpit" voor meer informatie over de 
verklikkerlampjes.   
Page 123 of 339

 121
   
 
Niveaus  
 
ONDERHOU
D
6
 
 
Koelvloeistofniveau 
 
Gebruik om ernstige motorschade te 
voorkomen uitsluitend door de constructeur 
aanbevolen koelvloeistof. 
  Als de motor warm is, wordt de temperatuur 
van de koelvloeistof geregeld door de 
koelventilator. 
  Wacht voor werkzaamheden aan het 
koelsysteem ten minste 1 uur nadat 
de motor gedraaid heeft, omdat de 
koelventilator nog kan (gaan) werken als de 
sleutel uit het contactslot is verwijderd en 
het koelsysteem onder druk staat. 
  Draai de dop eerst een kwart omwenteling 
los om de druk te laten dalen en te 
voorkomen dat de hete koelvloeistof uit 
het koelsysteem spuit. Trek, als de druk 
eenmaal gedaald is, de dop los en vul 
koelvloeistof bij. 
  Laat het koelsysteem, als vaak koelvloeistof 
moet worden bijgevuld, zo snel mogelijk 
controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats. 
Vloeistofniveau stuurbekrachtiging
  Controleer het niveau van de 
stuurbekrachtigingsvloeistof als de auto op 
een vlakke ondergrond staat en de motor 
koud is. Draai de dop met geïntegreerde 
peilstok los en controleer of het niveau 
tussen de merktekens MINI en MAXI staat.  
 
 
Niveau brandstofadditief (diesel met roetfilter) 
 
Een te laag additiefniveau 
wordt aangegeven door het 
verklikkerlampje service in combinatie met 
een geluidssignaal en een melding op het 
multifunctionele display. 
  Als dit bij draaiende motor gebeurt, komt 
dit doordat het roetfilter verstopt dreigt te 
raken (uitzonderlijke rij-omstandigheden: 
veelvuldig stadsverkeer, lage snelheid, 
lange files, ...). 
  Om het filter te regenereren, wordt 
geadviseerd zo snel mogelijk, indien de 
omstandigheden dit toelaten, gedurende 
minstens 5 minuten met een snelheid van 
60 km/uur of hoger te rijden (totdat de 
melding op het display verdwijnt en het 
verklikkerlampje service uit gaat). 
  Tijdens het regenereren van het roetfilter, 
kunnen enkele geluiden van het relais 
hoorbaar zijn onder het dashboard. 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats als de melding 
niet verdwijnt en het lampje service blijft 
branden.     
Bijvullen 
  Het niveau dient steeds tussen de 
merktekens MINI en MAXI van het 
expansievat te staan. Laat het koelsysteem, 
als meer dan 1 liter moet worden bijgevuld, 
controleren door het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats.  
 
Vloeistofniveau ruiten- enkoplampsproeiers 
 
Wij adviseren u voor een optimale reiniging 
en voor uw eigen veiligheid de producten uit 
het CITROËN-gamma te gebruiken. 
  Inhoud reservoir ruitensproeiers: ongeveer 
4,5 liter. 
  Als uw auto is voorzien van 
koplampsproeiers, bedraagt de inhoud van 
het reservoir 7,5 liter. 
  Voor een optimale reiniging en om 
bevriezing te voorkomen is het (bij)vullen 
van het reservoir met water niet toegestaan.  
   
Bijvullen 
  Laat het bijvullen zo spoedig mogelijk 
uitvoeren door het CITROËN-netwerk of een 
gekwalificeerde werkplaats.  
  
Page 124 of 339

   
 
Controles  
 
 
CONTROLES 
 
 
Accu
 
Laat uw accu voor de winter door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats controleren.  
 
 Remblokken
 
De slijtage van de remblokken is sterk 
afhankelijk van de rijstijl, vooral bij 
stadsverkeer en veel korte ritten. Hierdoor kan 
het noodzakelijk blijken om de remblokken 
vaker, tussen twee onderhoudscontroles door, 
te laten controleren. 
  Als het remvloeistofniveau te laag is, kan dit 
behalve door lekkage van het remsysteem 
ook veroorzaakt worden door slijtage van de 
remblokken.  
 
 
Slijtage remschijven/-trommels 
 
Raadpleeg voor meer informatie over de 
controle van uw remschijven/-trommels het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.  
 
 
Handrem
 
Als de handrem een te grote slag heeft 
of als het systeem minder goed werkt, 
moet de handrem zelfs tussen twee 
onderhoudscontroles worden afgesteld. 
  Laat het systeem controleren door het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.  
Oliefilter 
 
Vervang het oliefilterelement regelmatig, 
volgens het onderhoudsschema.  
Koolstoffilter en interieurfilter 
 
Het koolstoffilter zorgt ervoor dat stofdeeltjes 
permanent en krachtig gefilterd worden. 
  Een verstopt interieurfilter vermindert de 
prestaties van de airconditioning en kan 
nare geuren in het interieur veroorzaken. 
  Wij adviseren u een gecombineerd 
interieurfilter de gebruiken. Danzij het 
specifieke tweede actieve filter, draagt 
het bij aan de zuivering van de door de 
inzittenden ingeademde lucht en aan 
een schoon interieur (vermindering van 
allergische reacties, onaangename geuren 
en vette aanslag). 
  Raadpleeg het onderhoudsboekje voor 
informatie over het vervangingsinterval van 
de filterelementen. 
  Als de omgeving (veel stof) en de 
gebruiksomstandigheden van de auto (veel 
stadsverkeer) daartoe aanleiding geven, 
moeten de filters twee keer zo vaak worden 
vervangen. 
   
Roetfilter (diesel) 
 
Het roetfilter levert een 
actieve bijdrage aan het 
verbeteren van de luchtkwaliteit 
door het tegenhouden van 
onverbrande vuildeeltjes. Dit wordt 
automatisch en periodiek geregeld door het 
motormanagementsysteem. 
  Dit lampje gaat branden als er kans is op 
verstopping van het roetfilter. 
  Deze waarschuwing wijst op een 
beginnende verzadiging van het roetfilter 
(veelvuldige stadsritten: lage snelheden, 
verkeersopstoppingen…). 
  Raadpleeg het CITROËN-netwerk of 
een gekwalificeerde werkplaats als deze 
waarschuwing niet verdwijnt. 
  Als langdurig met zeer lage snelheid wordt 
gereden of de motor langdurig stationair 
draait, kan bij gasgeven soms rook uit de 
uitlaat waargenomen worden. Dit heeft geen 
invloed op de prestaties van de auto en 
heeft geen gevolgen voor het milieu. 
  Om het filter te regenereren wordt 
aangeraden zo spoedig mogelijk, als de 
verkeerssituatie dit toelaat, gedurende ten 
minste 5 minuten met een snelheid van 
meer dan 60 km/h te gaan rijden (tot de 
waarschuwing verdwijnt).    Raadpleeg in rubriek 6 het gedeelte 
"Onder de motorkap".   
Page 125 of 339

 123
Controles  
 
ONDERHOU
D
6
Handgeschakelde versnellingsbak 
 
Laat het niveau controleren volgens het 
onderhoudsschema van de constructeur.  
  Raadpleeg de bladzijden in het 
onderhoudsboekje, die betrekking 
hebben op de motoruitvoering van uw 
auto, voor het laten controleren van 
de belangrijkste niveaus en bepaalde 
onderdelen volgens het onderhoudsschema 
van de constructeur. 
   
Gebruik uitsluitend door  CITROËN  
aanbevolen producten of 
gelijkwaardige kwaliteitsproducten. 
  Om de werking van belangrijke organen 
zoals het remsysteem te optimaliseren, 
worden door  CITROËN  specifieke producten 
geselecteerd en aangeboden. 
  Vanwege de kans op beschadiging van het 
elektrisch systeem is het reinigen van de 
motorruimte met een hogedrukreiniger niet 
toegestaan.     
 
1,6 l HDi  
   
2 l HDi  
 
 
 
Aftappen van water in het brandstoffilter 
 
Als dit lampje gaat branden, 
moet het brandstoffilter worden 
afgetapt. Om te voorkomen 
dat het lampje gaat branden 
kan het filter ook op regelmatige basis 
worden afgetapt, bijvoorbeeld bij een 
onderhoudsbeurt. 
  Draai de aftapplug aan het uiteinde van de 
transparante slang los. 
  Ga door met aftappen tot al het water uit het 
fi lter is weggelopen via de transparante slang. 
Draai vervolgens de aftapplug weer vast. 
  De HDi-motoren zijn technologisch 
geavanceerde motoren. 
  Raadpleeg voor alle werkzaamheden het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats.     Tijdens het regenereren kan een verhoogd 
stationair toerental worden waargenomen, 
kan de ventilator aanslaan en kan een 
hoge uitlaattemperatuur ontstaan. Het is 
dan ook raadzaam de auto uit de buurt van 
brandbaar materiaal (gras, dorre bladeren, 
dennenaalden of bosrand) te parkeren om 
brandgevaar te voorkomen.   
Page 126 of 339

   
Innovatie voor nog betere prestaties 
  Sinds meer dan 40 jaar ontwikkelen de Research & 
Development-teams van TOTAL voor CITROËN 
smeermiddelen die geschikt zijn voor de nieuwste 
technologieën die in auto’s van het merk CITROËN 
worden toegepast, zowel voor wedstrijddoeleinden 
als gebruik in het dagelijkse leven. 
  Zo kunt u rekenen op de beste prestaties van de 
motor.  
   
Een optimale bescherming van uw 
motor 
  Het gebruik van TOTAL 
smeermiddelen bij het onderhoud van 
uw CITROËN zorgt voor een langere 
levensduur en betere prestaties van de 
motor, waarbij tevens het milieu wordt 
gerespecteerd.  
Page 127 of 339

 125
Brandstof  
 
ONDERHOU
D
6
 
BRANDSTOF TANKEN  
 
 
Tanken 
  Het tanken dient met  afgezette motor 
 te 
geschieden. 
  Zodra dit lampje gaat branden 
en als de wijzer aan het begin 
van het rode gebied staat, is het 
minimum brandstofniveau bereikt.  
Op dat moment is er nog  ongeveer 8 liter  
brandstof in de tank.   
Tank bij de eerstvolgende gelegenheid om 
een lege brandstoftank te voorkomen.   Houd tijdens het tanken de linker 
schuifdeur (volgens uitvoering) 
gesloten om te voorkomen dat de 
brandstofvulklep wordt beschadigd. 
   
Rijd nooit door tot de tank 
helemaal leeg is, hierdoor kunnen 
het emissieregelsysteem en het 
injectiesysteem beschadigd raken.      
Te laag brandstofniveau    
Het is normaal dat bij het openen van de 
tankdop een geluid van aanzuigende lucht 
hoorbaar is, aangezien er een vacuüm 
ontstaat dat wordt veroorzaakt door de 
afdichting van het brandstofcircuit. 
  Op een label staat de voorgeschreven soort 
brandstof aangegeven. 
  Er moet minimaal 8 liter brandstof worden 
getankt om er voor te zorgen dat de 
brandstofmeter het niveau weer aangeeft. 
  Laat het vulpistool bij het aftanken van de 
auto nooit meer dan 3 keer automatisch 
uitspringen. Indien dit wel gebeurt, kunnen 
er storingen optreden.  
   
De inhoud van de brandstoftank bedraagt 
ca. 80 liter. 
   
 
-   Vergrendel na het tanken de vuldop en 
sluit de vulklep.  
 
     
U kunt deze schuifdeur vergrendelen met 
het elektrische kinderslot. Zie in de 
rubriek 2 het gedeelte “Toegang tot de 
auto”.  
   
 
-   Open de brandstofvulklep.  
  Steek de sleutel in het slot en draai deze 
een kwart omwenteling. 
   
-   Trek de tankdop uit de vulopening en 
bevestig deze aan de haak aan de 
binnenzijde van de vulklep.  
  
Page 128 of 339

DIESEL
126
   
 
Brandstof  
 
 
BRANDSTOFTOEVOERUITGESCHAKELD 
 
Bij een zware aanrijding wordt de 
brandstoftoevoer automatisch door de 
brandstofafsluiter onderbroken. 
  HANDOPVOERPOMP DIESEL
 
 
 
In het geval van een lege brandstoftank is 
het noodzakelijk het brandstofsysteem te 
ontluchten: 
   
 
-   vul de brandstoftank met minimaal vijf 
liter diesel, 
   
-   bedien de handopvoerpomp van de 
ontluchting (onder de beschermkap in 
de motorruimte) tot u brandstof in de 
transparante slang ziet komen, 
   
-   houd de sleutel in de stand "D" (starten) 
tot de motor aanslaat.     Als dit verklikkerlampje gaat 
knipperen, verschijnt een melding 
op het display. 
  Controleer buiten de auto of u geen brandstof 
ruikt en of er geen brandstofl ekkage is en 
herstel de brandstoftoevoer als volgt: 
   
 
-   zet het contact af (stand STOP), 
   
-   neem de sleutel uit het contactslot, 
   
-   plaats de sleutel in het contactslot, 
   
-   zet het contact aan en start de motor.  
 
 
 
 
 
 
 
 
 
 
Brandstofkwaliteit voor dieselmotoren Brandstofkwaliteit voor benzinemotoren
   
Auto's met dieselmotoren kunnen 
probleemloos rijden op biobrandstoffen die 
aan de huidige en toekomstige Europese 
richtlijnen voldoen (diesel die voldoet aan de 
richtlijn EN 590 gemengd met biobrandstof 
die voldoet aan de richtlijn EN 14214) en die 
aan de pomp getankt kunnen worden (met 
een gehalte aan methyl-estervetzuren 
van 0 tot 7%). 
  Het gebruik van biobrandstof B30 is mogelijk 
bij bepaalde dieselmotoren op voorwaarde 
dat de bijzondere onderhoudsvoorschriften 
strikt worden nageleefd. Raadpleeg het 
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde 
werkplaats. 
  Het gebruik van elk ander type 
(bio)brandstof (zuivere of verdunde 
plantaardige of dierlijke olie, stookolie ...) is 
nadrukkelijk verboden (kans op schade aan 
de motor en het brandstofcircuit).  
    
Auto's met benzinemotoren kunnen 
probleemloos rijden op biobrandstoffen van 
het type E10 en E24 (deze bevatten resp. 
10% en 24% ethanol) die voldoen aan de 
Europese richtlijnen EN 228 en EN 15376. 
  Brandstoffen van het type E85 (deze 
bevatten tot 85% ethanol) zijn uitsluitend 
geschikt voor auto's die speciaal bestemd 
zijn voor dit type brandstof (BioFlex-auto's). 
De kwaliteit van de ethanol moet voldoen 
aan de Europese richtlijn EN 15293. 
  Auto's die kunnen rijden op brandstoffen met 
een ethanolgehalte tot 100% (type E100), 
worden alleen verkocht in Brazilië.  
  
Page 129 of 339

 127
Brandstof  
 
ONDERHOU
D
6
KNOP VAN DE
HANDOPVOERPOMP DIESEL
  In het geval van een lege brandstoftank 
is het mogelijk het brandstofsysteem te 
ontluchten met behulp van de drukknop: 
   
 
-   vul de brandstoftank met minimaal vijf 
liter diesel, 
   
-   open de motorkap,    
-   maak de beschermkap los om de 
drukknop van de handopvoerpomp te 
kunnen bereiken, 
   
-   zet de kap aan de rechterzijde van de 
motor, 
   
-   duw de drukknop krachtig in om de 
pomp in te schakelen; de brandstof 
verschijnt in de slang, 
   
-   houd de sleutel in de stand "D" (starten) 
tot de motor aanslaat,    
-   plaats de twee uitsparingen in de 
nokken aan de achterzijde van de motor 
om de beschermkap weer terug te 
plaatsen, 
   
-   druk de beschermkap vast, 
   
-   sluit de motorkap.     Als de motor niet meteen aanslaat, blijf 
het dan niet proberen. 
  Bedien de drukknop van de 
handopvoerpomp en vervolgens de 
startmotor opnieuw.  
Page 130 of 339

128
   
 
Accu  
 
 
ACCU 
 
De accu bevindt zich in een ruimte onder de 
vloer, vóór de linker voorstoel. 
  Wacht 2 minuten na het uitzetten van het 
contact alvorens de accu los te koppelen. 
  Maak de accupoolklemmen niet los bij 
draaiende motor. 
  Laad de accu niet op zonder de accukabels 
los te nemen. 
  Zet, elke keer nadat de accukabels weer zijn 
aangesloten, het contact AAN en wacht 
1 minuut alvorens de motor te starten, zodat 
de elektronische systemen geïnitialiseerd 
kunnen worden. Raadpleeg het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats 
als er zich na deze handeling toch nog 
problemen voordoen.  
  Het is raadzaam de accu los te 
koppelen als uw auto langer dan een 
maand buiten gebruik is. acculader:
   
 
-   maak de accupoolklemmen los, 
   
-   volg de aanwijzingen van de fabrikant op 
de acculader, 
   
-   sluit de accukabels weer aan, te 
beginnen met de (-) kabel, 
   
-   controleer of de accupolen en de 
klemmen schoon zijn. Indien ze 
bedekt zijn met een (witte of groene) 
oxidatielaag, neem dan de accukabels 
los en reinig de polen en de klemmen.  
 
Starten met een hulpaccu: 
 
 
 
-   sluit eerst de rode kabel aan op de (+) 
polen van de beide accu's, 
   
-   sluit de groene of zwarte kabel aan op 
de (-) pool van de hulpaccu, 
   
-   sluit het andere uiteinde van de 
groene of zwarte kabel aan op een zo 
ver mogelijk van de accu verwijderd 
massapunt van de te starten auto, 
   
-   stel de startmotor in werking en laat de 
motor draaien, 
   
-   wacht tot de motor stationair draait en 
neem dan de kabels los.      
Deze sticker geeft aan dat er een 
speciale 12V-loodaccu is gebruikt die 
alleen losgekoppeld en/of vervangen mag 
worden bij het CITROËN-netwerk of bij een 
gekwalificeerde werkplaats. 
  Het negeren van deze aanwijzing kan 
ertoe leiden dat de accu vroegtijdig aan 
vervanging toe is.