CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013 Instructieboekjes (in Dutch)
Manufacturer: CITROEN, Model Year: 2013, Model line: JUMPER MULTISPACE, Model: CITROEN JUMPER MULTISPACE 2013Pages: 339, PDF Size: 15.12 MB
Page 91 of 339

89
Achtervering
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
Handmatige wagenhoogteregeling
uitschakelen Gebruiksvoorschrift
Als het systeem veel wordt gebruikt bij
afgezet contact, kan de accu snel ontladen
raken.
Langdurig parkeren
Zet de auto wanneer u deze voor langere
tijd parkeert altijd op een vlakke ondergrond
zonder obstakels om te voorkomen dat de
onderzijde wordt beschadigd als de auto zakt.
Als de auto gedurende langere tijd niet
is gebruikt, kan de wagenhoogte door de
automatische wagenhoogteregeling worden
gewijzigd op het moment dat de auto wordt
ontgrendeld of een portier van uw auto wordt
geopend. Bij stilstaande wagen:
- druk de knop lang in,
- laat de knop los.
Het uitschakelen wordt bevestigd
door het lampje dat ongeveer 30 seconden
blijft branden.
Handmatige wagenhoogteregeling weer
inschakelen
De handmatige wagenhoogteregeling
moet onder de volgende
omstandigheden zijn uitgeschakeld:
- werkzaamheden aan de onderzijde van
de auto,
- wielen verwisselen,
- vervoeren van de auto per vrachtauto,
trein, ferryboot, schip, ...
Het rijden met:
- een te lage wagenhoogte kan schade
aan de onderzijde van de auto
veroorzaken,
- een te hoge wagenhoogte kan het
weggedrag van de auto negatief
beïnvloeden.
Het rijden met:
- wijzig de stand van de handbediende
wagenhoogteregeling die in de laagste
of hoogste stand staat,
- rijd voorzichtig sneller dan 10 km/h tot
het systeem weer in de automatische
stand staat.
Verklikkerlampje
Zie in de rubriek 2 het gedeelte
"Cockpit".
Bij stilstaande auto:
- druk lang op de knop,
- laat de knop los.
Het inschakelen wordt bevestigd
door het lampje dat uit gaat.
Afhankelijk van de instellingen kan er
tijdens deze handelingen een geluidssignaal
klinken.
Page 92 of 339

90
Spiegels en ruiten
BUITENSPIEGELS
De buitenspiegels zijn voorzien van een
extra spiegel aan de onderzijde (volgens
uitvoering). Deze spiegel is sferisch en
vergroot het gezichtsveld aan weerszijden
van de auto. De weergegeven objecten
lijken verder af dan ze in werkelijkheid
zijn. Hiermee moet rekening worden
gehouden om de afstand ten opzichte van
achteropkomend verkeer goed in te schatten.
SPIEGELS EN RUITEN
Elektrisch inklappen (volgens uitvoering)
Bij stilstaande auto en aangezet contact
kunnen de buitenspiegels van binnenuit
elektrisch worden ingeklapt:
- Zet de knop A
in de middelste stand.
- Trek de knop A
naar achteren.
Buitenspiegels met verwarming (volgens uitvoering)
Druk op de toets van de
achterruitverwarming om de verwarming van
de buitenspiegels in te schakelen. Het automatisch in- en uitklappen van
de buitenspiegels bij het vergrendelen/
ontgrendelen kan worden gedeactiveerd.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats.
Elektrisch verstelbare buitenspiegels
- Zet de knop A
naar links of rechts om de
desbetreffende spiegel te selecteren.
- Duw de knop B
in de 4 richtingen om de
spiegel af te stellen.
- Zet de knop A
weer in het midden. Vergrendel om de spiegels van buitenaf in
te klappen met de afstandsbediening of de
sleutel.
Elektrisch uitklappen
De spiegels worden weer elektrisch
uitgeklapt zodra de auto ontgrendeld wordt
met de afstandsbediening of de sleutel. Trek
als de spiegels zijn ingeklapt met behulp
van de schakelaar A
nogmaals aan de
schakelaar.
Handmatig verstelbare buitenspiegels
Stel de spiegel met behulp van de hendel in
de gewenste stand.
Tijdens het parkeren kunnen de
buitenspiegels handmatig ingeklapt worden.
Stel de spiegel na het uitklappen bij
stilstaande auto handmatig of elektrisch
terug in de gewenste stand.
De spiegel zal niet breken, ook niet bij vorst.
Page 93 of 339

Spiegels en ruiten
ERGONOMIE en COMFOR
T
3
Binnenspiegel
De binnenspiegel kent 2 standen:
- dagstand (normaal),
- nachtstand (antiverblinding).
De spiegel kan in de dag- en nachtstand
gezet worden met behulp van het hendeltje
aan de onderzijde.
SPIEGEL NAARACHTERPASSAGIERS
Deze spiegel, die boven de binnenspiegel
is geplaatst, biedt de bestuurder of
voorpassagier de mogelijkheid om de
zitplaatsen achterin in de gaten te houden.
Doordat de spiegel kan worden gedraaid,
kan deze eenvoudig handmatig worden
afgesteld en is het mogelijk een goed zicht
te krijgen op de ruimte achter in de auto.
De spiegel kan ook zo worden afgesteld dat
deze een beter overzicht geeft bij parkeren
of inhalen.
ZIJRUITEN ACHTER
Zijruiten 2e zitrij
De zijruiten van de 2e zitrij (volgens
uitvoering) kunnen worden geopend.
Knijp de twee knoppen in en schuif de ruit
open. De ruit kan in 4 standen worden
vastgezet.
Tijdens het rijden moet de ruit zijn gesloten
of in een van de 4 standen zijn vastgezet.
Zijruiten 3
e zitrij
Deze zijruiten kunnen niet worden geopend.
Page 94 of 339

92
Spiegels en ruiten
ELEKTRISCH BEDIENBARE RUITEN
1. Schakelaar ruitbediening bestuurderszijde
2. Schakelaar ruitbediening passagierszijde De elektrische ruitbediening wordt
uitgeschakeld:
- ongeveer 45 seconden na het afzetten
van het contact.
- als bij afgezet contact een voorportier
wordt geopend.
Resetten
Nadat de accukabels los zijn geweest, moet
de ruitbediening opnieuw gereset worden.
Open de ruit volledig en sluit de ruit.
Telkens als de schakelaar omhoog wordt
getrokken, sluit de ruit enkele centimeters.
Laat de schakelaar los en trek hem opnieuw
omhoog totdat de ruit volledig is gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
U kunt de ruiten op twee manieren
bedienen:
Handbediening
Duw of trek de schakelaar tot aan het zware
punt om de ruit te openen of te sluiten. De ruit
stopt zodra de schakelaar wordt losgelaten.
Automatische bediening
Duw of trek de schakelaar voorbij het zware
punt. Als u de schakelaar hebt losgelaten,
opent of sluit de ruit volledig. Druk nogmaals
op de schakelaar om het openen of sluiten
te stoppen.
Beveiliging tegen beknellen (volgens uitvoering)
Als de ruit sluit en tegen een obstakel stuit,
stopt de ruit en gaat deze direct gedeeltelijk
weer open.
Als de ruit niet wil sluiten, druk dan op de
schakelaar om de ruit helemaal te openen.
Trek vervolgens binnen 4 seconden de
schakelaar omhoog tot de ruit volledig is
gesloten.
Tijdens deze handelingen is de beveiliging
tegen beknellen uitgeschakeld.
Gebruiksvoorschrift
Wanneer tijdens het bedienen van de ruit
iets tussen de ruit en de sponning bekneld
raakt, moet de ruit weer worden geopend.
Druk daarvoor op de desbetreffende
schakelaar.
Wanneer de bestuurder de ruit aan de
passagierszijde bedient, moet hij ervan
verzekerd zijn dat niets het correcte sluiten
van de ruit verhindert.
De bestuurder moet ervan verzekerd zijn dat
de passagiers op de juiste manier gebruik
maken van de elektrische ruitbediening.
Zorg ervoor dat kinderen zich tijdens het
bedienen van de ruit niet kunnen bezeren.
Page 95 of 339

93
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
4
HANDREM
Als de auto stilstaat op een helling, draai
dan de wielen richting trottoir en trek de
handrem aan.
Het is zeker bij een beladen auto niet
voldoende een versnelling in te schakelen
bij het parkeren van de auto.
ALARMKNIPPERLICHTEN
Druk deze knop in: de richtingaanwijzers
knipperen tegelijkertijd.
De alarmknipperlichten werken ook als het
contact is afgezet.
Gebruik de alarmknipperlichten alleen
bij een noodsituatie, een noodstop of in
uitzonderlijke omstandigheden.
VEILIGHEID TIJDENS HET RIJDEN
Aantrekken
Trek aan de hendel van de handrem om de
auto op de handrem te zetten.
Controleer voordat u uitstapt of de handrem
goed is aangetrokken.
Als de handrem nog (iets) is
aangetrokken, wordt dit aangegeven
door dit verklikkerlampje op het
instrumentenpaneel.
Loszetten
Trek aan de hendel van de handrem en druk
op de knop om de handrem los te zetten.
Page 96 of 339

94
Parkeerhulp
De parkeerhulp achter met geluidssignalen
en/of een grafische weergave bestaat uit
vier parkeersensoren die zijn aangebracht in
de achterbumper. Het systeem waarschuwt
de bestuurder voor elk obstakel (persoon,
auto, boom, hek, …) dat zich binnen het
bereik van het systeem achter de auto
bevindt.
Het waarschuwt u niet voor objecten die
zich direct onder de bumper bevinden.
Paaltjes, pionnen bij wegwerkzaamheden
of gelijksoortige voorwerpen worden
waargenomen bij aanvang van de
aanrijmanoeuvre, maar niet meer wanneer
de auto te dicht genaderd is.
Inschakelen van de achteruitversnelling
Een geluidssignaal bevestigt dat het
systeem in werking treedt zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
Een geluidssignaal geeft de afstand tot het
obstakel aan. Hoe dichter de auto bij het
obstakel komt, hoe korter de tijd tussen de
geluidssignalen is. Als de auto minder dan
ongeveer 30 centimeter van het obstakel
verwijderd is, is het geluidssignaal continu
hoorbaar.
Activeren/Deactiveren
PARKEERHULP
ACHTER
Weergave op het display
Druk op deze schakelaar om
het systeem te activeren of te
deactiveren.
De geactiveerde of
gedeactiveerde toestand van het systeem
wordt opgeslagen bij het afzetten van het
contact.
Storing
Als het systeem bij het inschakelen van
de achteruitversnelling niet werkt, gaat
het lampje van de schakelaar branden in
combinatie met een geluidssignaal en een
melding op het display. Raadpleeg het
CITROËN-netwerk of een gekwalificeerde
werkplaats.
Gebruiksvoorschrift
Zorg ervoor dat de sensoren in de winter of
bij slecht weer niet bedekt zijn met modder,
ijs of sneeuw.
Het systeem zal automatisch worden
uitgeschakeld bij het trekken van een
aanhanger of de montage van een
fietsdrager (auto met een door CITROËN
aanbevolen trekhaak of fietsdrager).
De parkeerhulp is een hulpmiddel voor de
bestuurder die desondanks waakzaam moet
blijven en verantwoordelijk is.
Uitschakelen van de parkeerhulp
Zet de versnellingsbak in de neutraalstand.
Page 97 of 339

ABS
ABS 95
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
4
CLAXON
Druk op het midden van het stuurwiel.
ANTIBLOKKEERSYSTEEM (ABS - EBD)
Het ABS zorgt samen met de elektronische
remdrukregelaar (EBD) tijdens het
remmen voor een betere stabiliteit en
bestuurbaarheid van uw auto, vooral op een
slecht of glad wegdek.
Het ABS voorkomt het blokkeren van de
wielen, terwijl de remdrukregelaar de
remdruk over de vier wielen verdeelt.
Gebruiksvoorschrift
Het ABS treedt automatisch in werking als
één van de wielen dreigt te blokkeren. Het
systeem zorgt niet voor een kortere remweg.
Op een erg glad wegdek (sneeuw, olie, enz.)
kan de remweg door de werking van het
ABS langer zijn. Trap het rempedaal bij een
noodstop krachtig en volledig in en laat het
niet los, ook niet op een glad wegdek. Het
ABS zorgt er dan voor dat u om het obstakel
heen kunt sturen.
De normale werking van het
antiblokkeersysteem kan merkbaar zijn door
het trillen van het rempedaal.
Zorg er bij vervanging van de wielen
(banden en velgen) voor dat er wielen
worden gemonteerd die zijn voorzien van
een artikelnummer van CITROËN. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met de
verklikkerlampjes remsysteem
en STOP, een geluidssignaal en
een melding op het display, duidt dit op een
storing in de elektronische remdrukregelaar.
Door deze storing zou u tijdens het remmen
de controle over uw auto kunnen verliezen.
Stop onmiddellijk op een veilige plaats.
NOODREMASSISTENTIE (BAS)
Dit systeem zorgt ervoor dat in noodgevallen
de optimale remdruk sneller wordt bereikt:
trap het rempedaal volledig in zonder het los
te laten.
Het systeem wordt ingeschakeld als de
snelheid waarmee het rempedaal wordt
ingetrapt groot is en zorgt ervoor dat de
benodigde bedieningskracht verandert. Als dit verklikkerlampje gaat
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding
op het display, duidt dit op een
storing in het antiblokkeersysteem. Door
deze storing zou u tijdens het remmen de
controle over uw auto kunnen verliezen. Raadpleeg in beide gevallen het CITROËN-
netwerk of een gekwalificeerde werkplaats.
Houd het rempedaal ingetrapt om de
werking van het brake assist system voort
te zetten.
Page 98 of 339

ESP
96
Veiligheid tijdens het rijden
ANTISPINREGELING(ASR) EN ELEKTRONISCH
STABILITEITSPROGRAMMA (ESP)
Deze systemen staan in verbinding met het
ABS en zijn hier een aanvulling op.
De ASR zorgt voor een optimale overbrenging
van de aandrijfkracht op de weg, zodat wordt
voorkomen dat u tijdens het accelereren de
controle over de auto verliest.
Het systeem past de aandrijfkracht aan om
het doorspinnen van de wielen te voorkomen
via de remmen van de aangedreven wielen
en de motor. Het systeem zorgt ook voor
meer koersstabiliteit bij het accelereren. Het ESP-systeem grijpt automatisch in
via het remsysteem en de motor als de
koers van de auto afwijkt van de door de
bestuurder gewenste richting.
Uitschakelen ASR/ESP
In bijzondere omstandigheden (als de auto
vastzit in de modder, sneeuw, in mulle
grond, ...) kan het nuttig zijn het ASR/ESP
uit te schakelen, zodat de wielen kunnen
slippen en weer grip kunnen krijgen.
- Druk op de knop die zich op de
middenconsole bevindt.
- Het verklikkerlampje gaat branden:
de systemen ASR en ESP zijn
uitgeschakeld.
Controle van werking
Gebruiksvoorschrift
Het ASR-/ESP-systeem zorgt voor meer
veiligheid tijdens het rijden. De bestuurder
mag zich echter nooit laten verleiden tot
het nemen van meer risico's en het te hard
rijden.
De goede werking van het systeem wordt
verzekerd onder voorwaarde dat de
voorschriften van de constructeur op het
gebied van wielen (banden en velgen),
onderdelen van het remsysteem en
elektronische onderdelen worden nageleefd
en dat de procedures voor montage en
het uitvoeren van werkzaamheden worden
opgevolgd.
Laat deze systemen na een aanrijding
controleren door het CITROËN-netwerk of
een gekwalificeerde werkplaats.
Werking van het ASR- en ESP-systeem
Het lampje knippert tijdens een
ingreep van de ASR of het ESP.
De systemen worden opnieuw:
- automatisch ingeschakeld als de
wagensnelheid hoger wordt dan
50 km/h,
- handmatig ingeschakeld door nogmaals
op de knop te drukken.
Bij een storing in de systemen
zal het verklikkerlampje gaan
branden in combinatie met een
geluidssignaal en een melding op
het display.
Raadpleeg het CITROËN-netwerk of een
gekwalificeerde werkplaats om het systeem
na te laten kijken.
Het verklikkerlampje kan ook gaan
branden in het geval van een te lage
bandenspanning. Controleer van alle
banden de bandenspanning.
Houd als het ESP is ingeschakeld in een
bocht het stuurwiel altijd in de gewenste
richting en stuur niet tegen.
Page 99 of 339

97
Veiligheid tijdens het rijden
VEILIGHEI
D
4
"GRIP CONTROL"
Het gaspedaal moet
voldoende worden ingetrapt
om via het motorvermogen
de verschillende
parameters zo optimaal
mogelijk te beheren. Op een ondergrond van sneeuw, modder
of zand zorgt dit systeem voor voldoende
tractie dankzij een compromis tussen
veiligheid, grip en trekkracht, gecombineerd
met Michelin ® Agilis 51 M+S all terrain
banden.
Met dit systeem komt de auto in de meeste
situaties waarbij er weinig grip is toch
vooruit.
Gebruiksvoorschriften
Uw auto is hoofdzakelijk ontworpen voor
het gebruik op verharde wegen, maar het is
ook mogelijk om zo nu en dan te rijden op
minder goed begaanbare wegen.
Vooral als uw auto zwaar beladen is, is deze
niet geschikt voor gebruik als terreinauto.
Denk hierbij aan:
- rijden op terreinen die de onderzijde van
de auto zouden kunnen beschadigen of
waarbij onderdelen (brandstofleiding,
brandstofkoeler,...) geraakt zouden
kunnen worden door stenen of andere
objecten,
- rijden op terrein met steile hellingen en
weinig grip,
- oversteken van beekjes en stroompjes.
Page 100 of 339

ESP OFF
98
Veiligheid tijdens het rijden
De ESP
-stand is de normale
stand voor situaties waarin weinig
wielslip optreedt, gebaseerd
op de meest voorkomende
omstandigheden tijdens het rijden
op autowegen en snelwegen.
Elke keer als u het contact afzet, wordt het
ESP automatisch weer ingeschakeld.
De stand ESP OFF
is alleen
geschikt voor het wegrijden en bij
lage snelheden.
Deze stand is alleen mogelijk bij snelheden
tot 50 km/h.
In de stand " Sneeuw
" past het
systeem bij het wegrijden de
regeling aan op de hoeveelheid
grip die elk voorwiel op dat
moment heeft.
Tijdens het optrekken optimaliseert
het systeem de wielslip zodanig dat de
beschikbare grip effectief wordt gebruikt
voor een maximale acceleratie.
In de stand " Off road
" wordt
bij het wegrijden veel wielslip
toegestaan bij het wiel met de
minste grip, zodat de modder
van de band wordt verwijderd en het wiel
vervolgens weer grip krijgt. Er wordt zo veel
mogelijk koppel naar het wiel met de meeste
grip overgebracht.
Tijdens het optrekken verdeelt het systeem
de wielslip zodanig dat de handelingen
van de bestuurder zo veel mogelijk effect
hebben.
In de stand " Zand
" is het
gelijktijdig licht doorslippen
van de aangedreven wielen
toegestaan, zodat de auto vooruit
komt en het risico van ingraven wordt
beperkt.
Activeer op zand geen andere standen,
omdat anders de kans bestaat dat de auto
vast komt te zitten in het terrein.