FIAT 124 SPIDER 2021 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2021, Model line: 124 SPIDER, Model: FIAT 124 SPIDER 2021Pages: 244, PDF Size: 5.25 MB
Page 171 of 244

installeer het accudeksel als het
verwijderd is door de
demontageprocedure in omgekeerde
volgorde uit te voeren.
BELANGRIJK Verifieer of de deksels
stevig zijn vastgezet.
BELANGRIJK De leerprocedure met het
tandwiel uitvoeren zoals beschreven in
het hoofdstuk “Accu-onderhoud” (zie
hoofdstuk “Onderhoud en verzorging”).
BELANGRIJK
187)Controleer alvorens de motorkap te
openen of de motor is afgezet en of het
contact op OFF staat. Controleer bij het
tanken of de motor is afgezet (en of het
contact op OFF staat).
188)Kom niet te dicht bij de koelventilator
van de radiateur: de elektrische ventilator
kan inschakelen; gevaar voor
verwondingen. Sjaals, dassen of andere
loszittende kleding kunnen door de
bewegende onderdelen worden
meegetrokken.
189)Verwijder alle metalen voorwerpen
(bijv. ringen, horloges, armbanden), die
zouden kunnen leiden tot een onbedoeld
elektrisch contact en daardoor ernstig
letsel.
190)Accu's bevatten een zuur dat de huid
of de ogen kan verbranden. Accu's
produceren waterstof, dat uiterst
brandbaar en explosief is. Houd ze daarom
uit de buurt van vlammen of apparaten die
vonken kunnen afgeven.191)Voorkom dat de positieve (+) pool van
de accu met een ander metalen voorwerp
in aanraking komt waardoor vonken
kunnen ontstaan. Vlammen en vonken in
de buurt van open accucellen zijn
gevaarlijk. Waterstofgas dat tijdens de
normale werking van de accu
geproduceerd wordt, kan vlam vatten
waardoor de accu kan ontploffen. Een
ontploffende accu kan ernstige
brandwonden en letsel veroorzaken.
Voorkom dat metalen gereedschappen de
positieve (+) of negatieve (-) pool van de
accu kunnen raken bij werkzaamheden in
de buurt van de accu.
192)Houd open vuur, met inbegrip van
sigaretten en vonken, buiten bereik van
open accucellen. Vlammen en vonken in de
buurt van open accucellen zijn gevaarlijk.
Waterstofgas dat tijdens de normale
werking van de accu geproduceerd wordt,
kan vlam vatten waardoor de accu kan
ontploffen. Een ontploffende accu kan
ernstige brandwonden en letsel
veroorzaken.
193)Probeer een bevroren accu of een
accu met een laag vloeistofpeil niet met
een hulpaccu te starten. Een bevroren
accu of een accu met een laag vloeistofpeil
met een hulpaccu starten is gevaarlijk. De
accu kan barsten of ontploffen en ernstig
letsel veroorzaken.
194)Houd de accukabels buiten bereik
van bewegende onderdelen. Een
accukabel aansluiten in de buurt van
bewegende onderdelen (koelventilator,
riemen) is gevaarlijk. De accukabel kan
vastgeklemd worden wanneer de motor
start en ernstig letsel veroorzaken.195)Start een voertuig nooit door het te
slepen. Een voertuig slepen om het te
starten is gevaarlijk. Het gesleepte voertuig
kan naar voren springen wanneer de motor
start, waardoor de twee voertuigen tegen
elkaar botsen. De inzittenden kunnen
gewond raken.
196)Sluit de minkabel aan op een goed
massapunt (zie de afbeelding) op afstand
van de accu. Het uiteinde van de tweede
accukabel op de negatieve (–) pool van de
ontladen accu aansluiten is gevaarlijk. Door
een vonk kan het gas rondom de accu
ontploffen en letsel veroorzaken.
BELANGRIJK
34)Verbind de startkabel niet met de
minpool (–) van de lege accu. De
afgegeven vonk kan explosie van de accu
tot gevolg hebben en ernstige schade
veroorzaken. Gebruik alleen het specifieke
massapunt; gebruik geen andere
blootgestelde metalen onderdelen.
169
Page 172 of 244

SLEPEN VAN HET
VOERTUIG
BEVESTIGING VAN DE
TREKHAKEN
35) 36) 37)
Ga als volgt te werk:
verwijder het sleepoog en de
wielbeugel uit de bagageruimte;
omwikkel een platte
schroevendraaier of een soortgelijk
gereedschap met een zachte doek om
schade aan een gelakte bumper te
voorkomen, en open de dop op de
voorbumper 1 fig. 141 of de
achterbumper 2 fig. 142;
OPMERKINGOefen niet te veel kracht
uit aangezien daardoor schade op de
dop of krassen op de gelakte bumper
kunnen ontstaan.
BELANGRIJK
Verwijder de dop volledig
en berg hem op zodat u de dop niet
verliest.
breng het sleepoog stevig met de
wielbeugel of een soortgelijk middel aan
de voorkant fig. 143 en achterkant
fig. 144 aan;
haak de sleepkabel aan het
sleepoog.BELANGRIJK Zorg er bij het slepen
onder de volgende omstandigheden
voor dat u het sleepoog en de
trekhaak, de carrosserie van het
voertuig of het transmissiesysteem niet
beschadigt:
sleep geen voertuig dat zwaarder is
dan uw eigen voertuig;
14108060203-121-001
14208060203-122-00114308060201-121-001
14408060201-122-001
170
IN GEVAL VAN NOOD
Page 173 of 244

geef niet plotseling gas met uw
voertuig omdat daardoor het sleepoog
en de trekhaak of sleepkabel aan een
zware schok worden blootgesteld;
bevestig de sleepkabel uitsluitend
aan het sleepoog en de trekhaak.
BELANGRIJK Gebruik het sleepoog in
geval van nood (bijvoorbeeld om het
voertuig uit een geul of een hoop
sneeuw te verwijderen).
BELANGRIJK Houd de kabel of ketting
altijd in een rechte lijn ten opzichte van
het sleepoog wanneer u de sleepogen
gebruikt. Pas geen zijwaartse kracht
toe.
BELANGRIJK Omwikkel het deel van
de ketting of kabel in de buurt van de
bumper met een zachte doek om
schade aan de bumper te voorkomen
wanneer u met een kabel of ketting
sleept.
BELANGRIJK Als het sleepoog niet
goed is vastgemaakt, kan het tijdens
het slepen gaan loszitten of losraken
van de bumper. Zorg dat het sleepoog
goed aan de bumper vastzit.
BELANGRIJK
35)Plaats het contact op OFF, alvorens het
voertuig te slepen.
36)Maak voor de montage van de trekhaak
de schroefdraad zorgvuldig schoon.
Controleer of de trekhaak volledig op de
schroefdraadpen is gedraaid, alvorens het
voertuig te slepen.
37)Gebruik de sleepogen voor en achter
alleen voor noodgevallen op de weg. Het is
toegestaan de auto over korte afstanden te
slepen m.b.v. geschikte middelen conform
de verkeerswetgeving (starre stang), om de
auto over de weg te verplaatsen om hem
gebruiksklaar te maken voor het slepen of
voor transport met takelwagen. Sleepogen
MOGEN NIET worden gebruikt om
voertuigen offroad (d.w.z. op het terrein) te
slepen of waar hindernissen zijn en/of voor
het slepen met kabels of andere niet-starre
hulpmiddelen. In overeenstemming met
bovengenoemde voorwaarden, moet voor
het slepen gebruik gemaakt worden van
twee voertuigen (een slepend en een
gesleept voertuig), die zich beide zo veel
mogelijk op één lijn bevinden.
SLEPEN BIJ PECH
BESCHRIJVING VAN HET SLEPEN
Om schade aan het voertuig te
voorkomen is correct ophijsen en
slepen vereist. Houd u aan de nationale
en plaatselijke wetten.
De aandrijfwielen (achterwielen) van een
gesleept voertuig moeten doorgaans
van de grond zijn verheven. Gebruik
wieldolly's als overmatige schade of
andere omstandigheden dit niet
mogelijk maken.
Ontgrendel de parkeerrem wanneer u
het voertuig met de achterwielen op de
grond sleept.
BELANGRIJK Sleep het voertuig niet
achterstevoren met de aandrijfwielen op
de grond. Daardoor kan inwendige
schade aan de transmissie worden
veroorzaakt.
BELANGRIJK Sleep niet met een
stropachtig hulpmiddel. Daardoor kan
uw voertuig beschadigd raken. Gebruik
een wiellift of een flatbed-hulpmiddel.
U kunt het voertuig met alle vier de
wielen op de grond slepen met behulp
van de trekhaak aan de voorkant van
het voertuig als in geval van nood geen
sleepdienst beschikbaar is. Sleep het
voertuig uitsluitend op lage snelheid en
slechts een korte afstand over verharde
wegen.
171
Page 174 of 244

Volg deze aanwijzingen wanneer het
voertuig met alle vier de wielen op de
grond moet worden gesleept:
plaats de versnelling in de vrijstand
(handgeschakelde versnellingsbak) of in
N (automatische versnellingsbak);
schakel het contact naar ACC;
maak de parkeerrem los.
OPMERKING Onthoud dat de rem- en
stuurbekrachtiging niet beschikbaar zal
zijn als de motor niet loopt.
172
IN GEVAL VAN NOOD
Page 175 of 244

ONDERHOUD EN ZORG
Dankzij correct onderhoud kunnen de
prestaties van het voertuig, evenals
beperkte bedrijfskosten en het behoud
van de efficiëntie van de
veiligheidssystemen gedurende langere
tijd gegarandeerd worden.GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD..............174
MOTORRUIMTE.............180
ACCU OPLADEN............185
WIELEN EN BANDEN.........186
CARROSSERIE.............189
INTERIEUR................192
173
Page 176 of 244

GEPROGRAMMEERD
ONDERHOUD
INLEIDING
Pas op dat u zichzelf niet verwondt bij
de inspectie van uw voertuig, het
vervangen van een band of het plegen
van onderhoud, zoals de auto wassen.
Draag in het algemeen dikke
werkhandschoenen, bijvoorbeeld van
katoen, bij het aanraken van delen die
tijdens de inspectie van of het werken
aan het voertuig moeilijk te zien zijn.
Door inspecties of werkzaamheden met
de blote handen uit te voeren, kunt u
verwondingen oplopen.
We raden u ten zeerste aan om bij
twijfel over een te volgen procedure het
werk te laten uitvoeren door een
betrouwbare, gekwalificeerde garage,
bij voorkeur het Fiat Servicenetwerk.
Uw voertuig is het beste gediend met
door de fabriek opgeleide
FCA-monteurs en originele
FCA-onderdelen. Alleen deskundige
ondersteuning en specifiek voor uw
voertuig gemaakte originele onderdelen
staan garant voor adequaat, volledig en
toereikend onderhoud, zodat u zich
onnodige problemen bespaart. Een
ondeskundige uitvoering van
werkzaamheden kan leiden tot schade
aan uw voertuig, ongevallen en letsel.Neem voor gedegen advies en
hoogwaardige service contact op met
een dealer van het Fiat Servicenetwerk.
De eigenaar dient de documentatie te
bewaren waarmee kan worden
aangetoond dat het onderhoud correct
en volgens de voorschriften is
uitgevoerd.
Aanspraak op de garantie is niet
mogelijk als het defect te wijten is aan
gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten of het
Servicenetwerk.
De diagnosestekker voor storingen is
exclusief ontworpen voor aansluiting op
het speciaal voor boorddiagnostiek
ontworpen apparaat. Sluit geen andere
apparaten aan dan speciaal ontworpen
diagnoseapparaten voor storingen.
Indien een ander apparaat dan het
diagnoseapparaat voor storingen wordt
aangesloten, kan dit van invloed zijn op
de elektrische apparaten of tot
beschadiging leiden, zoals een lege
accu.
Aanspraken op de garantie worden niet
gehonoreerd als het defect te wijten is
aan gebrekkig onderhoud en niet aan
materiaal- of fabricagefouten.
Geprogrammeerd onderhoud
OPMERKING Blijf na de
voorgeschreven periode hetbeschreven onderhoud uitvoeren
volgens de aanbevolen intervallen.
Emissieregel- en gerelateerde
systemen
Het ontstekingssysteem en het
brandstofsysteem zijn uiterst belangrijk
voor het emissieregelsysteem en voor
een efficiënte werking van de motor.
Probeer er dus zelf niets aan te
veranderen.
Alle inspecties en aanpassingen
moeten door een expert worden
uitgevoerd, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
VOORZORGSMAAT-
BIJ ONDERHOUD DOOR
EIGENAAR
197) 198) 199)
38)
Routine-onderhoud
We bevelen u ten zeerste aan deze
controles dagelijks of in elk geval
wekelijks uit te voeren:
Motorolieniveau
Niveau motorkoelvloeistof
Peil rem- en koppelingvloeistof
Niveau ruitensproeiervloeistof
Accuonderhoud
Bandenspanning
174
ONDERHOUD EN ZORG
REGELEN
Page 177 of 244

Bij verkeerd of onvolledig onderhoud
kunnen problemen ontstaan. De
aanwijzingen in dit hoofdstuk hebben
alleen betrekking op eenvoudig uit te
voeren controles en onderhoud.
Zoals is uitgelegd in de paragraaf
“Inleiding”, zijn er diverse procedures
die alleen met speciaal gereedschap
kunnen worden uitgevoerd door een
gekwalificeerde onderhoudsmonteur.
Verkeerd doe-het-zelf onderhoud
tijdens de garantieperiode kan gevolgen
hebben voor de garantie. Zie voor
nadere bijzonderheden de aparte
garantieverklaring die met het voertuig
wordt meegeleverd. Laat bij twijfel over
een service- of onderhoudsprocedure
de werkzaamheden uitvoeren door een
expert, bij voorkeur door het Fiat
Servicenetwerk.
De verwijdering van afgewerkte olie en
afvalvloeistoffen is onderworpen aan
strenge wettelijke milieuvoorschriften.
Zorg daarom voor een correcte
verwijdering van uw afval, met
inachtneming van het milieu.
We bevelen u aan het verversen van
oliën en vloeistoffen voor uw voertuig te
laten uitvoeren door het Fiat
Servicenetwerk.PERIODIEKE
CONTROLES
Elke1.000 kmof vóór een lange reis
controleren en eventueel bijvullen:
niveau motorkoelvloeistof;
remvloeistofpeil;
ruitensproeiervloeistofpeil;
conditie en spanning banden;
werking verlichting (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
etc.);
werking van ruitensproeier/
wissersysteem en positie/slijtage van
ruitenwisserbladen van voorruit.
Elke 3.000 kmcontroleren en
eventueel bijvullen: motoroliepeil.
GEBRUIK VAN HET
VOERTUIG ONDER
ZWARE
OMSTANDIGHEDEN
Als het voertuig onder een van de
volgende omstandigheden wordt
gebruikt:
het rijden op stoffige wegen;
talrijke korte ritten (minder dan
7-8 km) en bij buitentemperaturen
onder het vriespunt;
de motor vaak stationair draait of
lange afstanden worden gereden bij
lage snelheden of als de auto lang niet
wordt gebruikt;de volgende controles dienen vaker te
worden uitgevoerd dan aangegeven in
het Geprogrammeerd
onderhoudsschema:
remblokken van schijfremmen voor
op conditie en slijtage controleren;
sloten van motorkap en achterklep
op aanwezigheid van vuil controleren,
mechanismen reinigen en smeren;
visueel de toestand controleren van:
motor, versnellingsbak, transmissie,
slangen en leidingen (uitlaat/brandstof-
en remsysteem) en rubber elementen
(hoezen/slangen /bussen enz.);
laadtoestand accu en niveau
accuvloeistof (elektrolyt) controleren;
conditie van aandrijfriemen van
hulporganen visueel controleren;
motorolie en oliefilter controleren en
zo nodig vervangen;
pollenfilter controleren en zo nodig
vervangen;
luchtfilter controleren en zo nodig
vervangen.
175
Page 178 of 244

GEPROGRAMMEERD ONDERHOUDSSCHEMA
De controles vermeld in het Geprogrammeerd Onderhoudsschema moeten, na het bereiken van 120.000 km/8 jaar, cyclisch
herhaald worden te beginnen vanaf het eerste interval, daarna dezelfde intervallen aanhouden als daarvoor.
km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Banden op conditie/slijtage controleren en
eventueel op spanning brengen. Vervaldatum en
toestand lading snelle bandenreparatiekit
controleren (indien aanwezig)
●●●●●●●●●●
Werking verlichtingssysteem (koplampen,
richtingaanwijzers, alarmknipperlichten,
bagageruimte, interieur, dashboardkastje,
lampjes instrumentenpaneel, enz.) controleren.
●●●●●●●●●●
De vloeistofpeilen controleren en eventueel
bijvullen (1)●●●●●●●●●●
Uitlaatgasemissie/roetuitstoot controleren●●●●●●●●●●
Gebruik de diagnosestekker om de werking van
het motormanagementsysteem en de emissie te
controleren; en voor bepaalde versies/markten,
de verslechtering van de motorolie
●●●●●●●●●●
(1) Gebruik voor het bijvullen altijd uitsluitend de in het instructieboek vermelde vloeistoffen en controleer het systeem eerst op schade.
176
ONDERHOUD EN ZORG
Page 179 of 244

km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Visueel de toestand controleren van: buitenzijde
van carrosserie, bodemplaatbescherming,
slangen en leidingen (uitlaat, brandstof- en
remsysteem), rubber elementen (hoezen,
slangen, bussen enz.) en zichtbare
bevestigingsmiddelen
●●●●●
Visueel de conditie van de stuurelementen
inspecteren en de werking ervan controleren●●●●●
Speling wiellagers en verbindingen voor en
achter controleren●●●●●
Stand en conditie van wisrubbers van
ruitenwissers controleren●●●●●
Werking van het ruitenwisser/-sproeiersysteem
controleren en zo nodig de sproeiers afstellen●●●●●
Vergrendelmechanismen en achterklep op
aanwezigheid van vuil controleren en
mechanismen smeren
●●●●●
Slag van handrem controleren en zo nodig
afstellen●●●●●●●●●●
Conditie en slijtage remblokken van
schijfremmen voor/achter visueel controleren en
de integriteit van de remblokslijtagesensoren
controleren
●●●●●●●●●●
177
Page 180 of 244

km x 100015 30 45 60 75 90 105 120 135 150
Jaren12345678910
Inspecteer visueel de conditie van het systeem
voor regeling van de brandstofverdamping●●●
Controleer visueel de conditie en spanning van
de extra aandrijfriem(en)●
Conditie getande distributieriem visueel
controleren●
Olie versnellingsbak verversen●
Motorolie verversen en oliefilter vervangen●●●●●●●●●●
Bougies vervangen (2)●●●
Aandrijfriem(en) hulporganen vervangen(3)
Getande distributieriem vervangen(3)
Luchtfilterelement vervangen (4)
●●●
Remvloeistof verversen(5)
(2) Voor 1.4 Turbo MultiAir versies zijn de volgende zaken van vitaal belang om een correcte werking te verzekeren en om ernstige schade aan de motor te
voorkomen: gebruik uitsluitend bougies die speciaal gecertificeerd zijn voor deze motoren; alle bougies moeten van hetzelfde type en merk zijn (ziede paragraaf
“Motor” in het hoofdstuk “Technische gegevens”); houdt u zich strikt aan de vervangingsintervallen van de bougies die vermeld zijn in het Geprogrammeerde
Onderhoudsschema. Het wordt aanbevolen voor het vervangen van de bougies contact op te nemen met het Fiat Servicenetwerk.
(3) Voor gebieden waar weinig stof is wordt een maximale kilometerstand van 120.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand moet de riem om de 6 jaar
vervangen worden. In stoffige omgevingen en/of gebruik van het voertuig onder zware omstandigheden (koude klimaten, gebruik in de stad, periodes van
langdurig stationair lopen) wordt een maximale kilometerstand van 60.000 km aanbevolen. Ongeacht de kilometerstand, moet de riem om de 4 jaar vervangen
worden.
(4) Als het voertuig gebruikt wordt in stoffige omgevingen, moet dit filter om de 15,000 km vervangen worden.
(5) De remvloeistof moet iedere twee jaar worden vervangen, ongeacht de kilometerstand.
178
ONDERHOUD EN ZORG