FIAT DOBLO COMBI 2014 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2014, Model line: DOBLO COMBI, Model: FIAT DOBLO COMBI 2014Pages: 283, PDF Size: 7.26 MB
Page 111 of 283

107
F0V0041mfig. 105
ENERGY SAVING”-FUNCTIE
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Als na een automatische start van de motor de bestuur-
der 3 minuten geen enkele actie onderneemt, dan zet het
Start&Stop-systeem de motor definitief uit om brandstof
te besparen. In dat geval kan de motor alleen gestart wor-
den met de contactsleutel.
Opmerking: Het is in alle gevallen mogelijk de motor draai-
end te houden door het Start&Stop-systeem uit te scha-
kelen.
STORINGEN
Bij een storing schakelt het Start&Stop-systeem uit. De
storing wordt aan de bestuurder getoond door het bran-
den van het lampje A-fig. 105 en, indien aanwezig, het ver-
schijnen van een melding en een symbool B-fig. 105 op het
instrumentenpaneel.
Wendt u in dit geval tot het Fiat Servicenetwerk.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
F0V0042mfig. 106
ALS DE AUTO LANGERE TIJD
NIET WORDT GEBRUIKT
Uitvoeringen met secundaire pool fig. 106
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er
in het bijzonder op worden gelet dat de elektrische voe-
ding van de accu wordt losgemaakt. Hiervoor moet de
minklem met de snelspanner A worden losgekoppeld van
de secundaire minpool B, omdat minpool C van de accu is
voorzien van een sensor D voor de controle van de ac-
cuconditie, die nooit mag worden losgekoppeld (behalve
als de accu wordt vervangen).
Page 112 of 283

108
F0V0043mfig. 107
WAARSCHUWINGSKNIPPERLICHTEN
fig. 107
Als een noodstart wordt uitgevoerd met een hulpaccu mag
de minkabel (–) vanaf de hulpaccu nooit met de minpool
C van de accu van de auto worden verbonden, maar moet
de minkabel of met secundaire minpool B of met een mas-
sapunt op de motor of versnellingsbak worden verbonden.
BELANGRIJKE TIPS
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Wendt u voor het vervangen van de accu
altijd tot het Fiat Servicenetwerk. Als de
accu vervangen wordt, moet een originele accu
met dezelfde specificaties worden geïnstalleerd.
ATTENTIE!Controleer voordat u de motorkap opent
of de motor is uitgeschakeld en de con-
tactsleutel in stand STOP staat. Houdt u aan het-
geen beschreven staat op de sticker op de front-
traverse. Het is raadzaam de contactsleutel uit te
nemen als er in de auto nog inzittenden zijn.
ATTENTIE!
F0V0218mfig. 106a
Uitvoeringen zonder secundaire pool fig. 106a
Als de auto langere tijd niet wordt gebruikt, dan moet er bij-
zonder op worden gelet dat de elektrische voeding van de
accu wordt losgemaakt. Hiervoor moet de aansluiting (door
bediening van knop B) worden losgekoppeld van de accu-
conditiesensor C, die op de minpool D van de accu is ge-
monteerd. Deze sensor mag nooit worden losgekoppeld van
de accu, behalve als de accu wordt vervangen.
Page 113 of 283

109
AUTORADIO
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Raadpleeg voor de werking van de autoradio met CD- of
MP3-CD-speler (voor bepaalde uitvoeringen/markten) het
supplement dat bij dit instructieboekje is geleverd.
BASIS INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers voor (op de binnen-
ste sierpanelen voor de buitenspiegels);
❒aansluitkabels voor luidsprekers in de voorportierpa-
nelen;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.
UITGEBREIDE INBOUWVOORBEREIDING
Het pakket bestaat uit:
❒voedingskabels voor de autoradio;
❒aansluitkabels voor luidsprekers achter (naast de hoe-
denplank) (voor bepaalde uitvoeringen/markten);
❒2 tweeters op de binnenste sierpanelen voor de bui-
tenspiegels;
❒2 midwoofers aan de onderzijde van de voorportieren;
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Als de auto wordt verlaten moet de con-
tactsleutel altijd worden uitgenomen of in
stand STOP worden gedraaid. Tijdens het tanken
moet de motor uitgezet zijn en de sleutel in stand
STOP staan.
ATTENTIE!
Bij auto’s met automatisch bediende ver-
snellingsbak, is het raadzaam om, als de
motor automatisch is uitgezet op een helling, de
motor opnieuw te starten door de versnelling-
spook in stand (+) of (¯) te zetten zonder het rem-
pedaal los te laten. Bij auto’s met een automa-
tisch bediende versnellingsbak en, indien aanwe-
zig, Hill Holder-systeem, moet u, als de motor au-
tomatisch is uitgezet op een helling, de motor op-
nieuw starten door de versnellingspook in stand
(+) of (¯) te zetten zonder het rempedaal los te la-
ten, zodat het Hill Holder-systeem beschikbaar is,
dat alleen actief is bij een draaiende motor.
ATTENTIE!
Als u het interieur in de auto wilt blijven
koelen, dan moet u het Start&Stop-systeem
uitschakelen, zodat de airconditioning continu kan
blijven werken.
ATTENTIE!
Page 114 of 283

110
F0V0068mfig. 108
ELEKTRISCHE/ELEKTRONISCHE
SYSTEMEN MONTEREN
De elektrische/elektronische systemen die na aankoop van
de auto en binnen de aftersales-service worden gemon-
teerd, moeten voorzien zijn van het merkteken:
FGA S.p.A. autoriseert de montage van zend-/ontvangst-
apparatuur op voorwaarde dat de montagewerkzaamhe-
den op de juiste wijze bij een gespecialiseerd bedrijf wor-
den uitgevoerd, waarbij de aanwijzingen van de fabrikant
in acht moeten worden genomen.
BELANGRIJK Als door de montage van systemen de ken-
merken van de auto worden gewijzigd, kan het kenteken-
bewijs worden ingenomen door de bevoegde instanties en
eventueel de garantie komen te vervallen bij defecten die
veroorzaakt zijn door de bovengenoemde modificatie of op
defecten die direct of indirect daarvan het gevolg zijn.
FGA S.p.A. is op geen enkele wijze aansprakelijk voor scha-
de die het gevolg is van de installatie van accessoires die
niet door FGA S.p.A. zijn geleverd of aanbevolen en die
niet conform de geleverde instructies zijn geïnstalleerd.
RADIOZENDAPPARATUUR
EN MOBIELE TELEFOONS
Radiozendapparaten (mobiele telefoons, 27 mc en derge-
lijke) mogen alleen in de auto worden gebruikt met een
aparte antenne aan de buitenkant van de auto.
❒2 luidsprekers achter (naast de hoedenplank) (voor be-
paalde uitvoeringen/markten);
❒een inbouwplaats voor de autoradio;
❒een antennekabel;
❒een antenne.
AUTORADIO INBOUWEN
De autoradio moet worden ingebouwd op de plek van het
opbergvak in het midden: de voedingskabels liggen achter
dit opbergvak. Druk op de lippen A-fig. 108 om het vak
te verwijderen.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Laat de aansluiting op de inbouwvoorbe-
reiding in de auto uitsluitend door het Fiat
Servicenetwerk uitvoeren. Zo bent u verzekerd van
het beste resultaat en wordt voorkomen dat de
rijveiligheid in gevaar wordt gebracht.
ATTENTIE!
Page 115 of 283

111
TA NKEN MET DE AUTO
BENZINEMOTOREN
Tank uitsluitend loodvrije benzine met een octaangetal van
ten minste 95 RON.
BELANGRIJK Een beschadigde katalysator laat schadelijke
stoffen in het uitlaatgas achter, waardoor het milieu wordt
vervuild.
BELANGRIJK Tank met de auto nooit, niet in noodgeval-
len en ook niet een klein beetje, loodhoudende benzine.
U zou de katalysator onherstelbaar beschadigen.
DIESELMOTOREN
Werking bij lage temperaturen
Bij lage buitentemperaturen kan de vloeibaarheid van de
dieselbrandstof verminderen door de vorming van paraf-
fine, waardoor het brandstofsysteem niet meer goed
werkt.
Om dit probleem te voorkomen wordt er, afhankelijk van
het seizoen, dieselbrandstof geleverd die speciaal voor de
zomer, voor de winter en voor zeer lage temperaturen
(bergachtige/koude gebieden) is ontwikkeld. Als diesel-
brandstof wordt getankt die niet toereikend is voor de ge-
bruikstemperatuur, raden wij aan de dieselbrandstof te
mengen met het vorstbeveiligingsmiddel TUTELA DIE-
SEL ART in de verhouding die in de gebruiksaanwijzing van
het middel is aangegeven. Doe eerst het middel in de tank
en voeg daarna de dieselbrandstof toe. BELANGRIJK Het gebruik van dergelijke apparaten in de
auto (zonder buitenantenne) kan niet alleen schadelijk zijn
voor de gezondheid van de inzittenden, maar kan ook sto-
ringen in de elektrische systemen van de auto veroorza-
ken. Hierdoor wordt de veiligheid in gevaar gebracht.
Bovendien wordt de zend- en ontvangstkwaliteit aanzien-
lijk beperkt door de isolerende eigenschappen van de car-
rosserie.
Houdt u bij het gebruik van mobiele telefoons (GSM,
GPRS, UMTS) met het officiële EU-keurmerk, strikt aan
de instructies die door de fabrikant van de mobiele tele-
foon zijn bijgeleverd.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Page 116 of 283

112
F0V0086mfig. 109
TANKINHOUD
Om te zorgen dat de tank volledig gevuld wordt, moet u
twee keer bijvullen nadat het vulpistool voor de eerste
keer afslaat. Vul niet nog een keer bij om storingen in het
brandstofsysteem te voorkomen. Als de auto lange tijd wordt gebruikt/stilstaat in bergach-
tige/koude gebieden, is het raadzaam dieselbrandstof te
tanken die ter plaatse beschikbaar is.
In dat geval is het bovendien raadzaam een hoeveelheid
brandstof in de tank te houden die groter is dan 50% van
de nuttige inhoud.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Tank bij auto’s met dieselmotor uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen die
voldoet aan de Europese specificatie EN590.
Het gebruik van andere producten of mengsels kan
de motor onherstelbaar beschadigen en het ver-
vallen van de garantie tot gevolg hebben. Mocht u
onverhoopt een ander type brandstof tanken, dan
mag de motor niet worden gestart en moet de
brandstoftank worden afgetapt. Ook als de motor
slechts kort heeft gedraaid, moet naast de brand-
stoftank, ook alle brandstof uit het gehele brand-
stofcircuit worden afgetapt.
TANKDOP fig. 109
Openen
1) Open klepje A-fig. 109 door het naar buiten te trekken,
houd de dop B vast, steek de contactsleutel in het slot en
draai de sleutel linksom.
2) Draai de dop linksom en verwijder deze. De tankdop
is voorzien van een koord C dat aan het tankklepje vast-
zit, om verlies van de dop te voorkomen. Haak de dop
tijdens het tanken aan het klepje, zoals in de figuur is aan-
gegeven.
Page 117 of 283

113
BESCHERMING VAN HET MILIEU
De emissiereductiesystemen voor benzinemotoren zijn:
❒driewegkatalysator (katalysator);
❒lambdasondes;
❒benzinedamp-opvangsysteem.
Laat de motor nooit, ook niet tijdens testwerkzaamheden,
met een of meer losgekoppelde bougies draaien.
De emissiereductiesystemen voor dieselmotoren zijn:
❒oxidatiekatalysator;
❒uitlaatgasrecirculatie-systeem (EGR);
❒roetfilter (DPF) (voor bepaalde uitvoeringen/markten). Sluiten
1) Plaats de dop (compleet met de sleutel) en draai de dop
rechtsom, totdat u een of meer klikken hoort.
2) Draai de sleutel rechtsom en verwijder de sleutel; sluit
vervolgens het klepje.
Door de hermetische afsluiting van de tank kan de druk
in de tank iets verhoogd zijn. Het is daarom normaal als
u bij het losdraaien van de tankdop een sissend geluid
hoort.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Kom niet dicht bij de vulopening met open
vuur of een brandende sigaret: brandge-
vaar. Houd uw hoofd ook niet dicht bij de
vulopening om te voorkomen dat u schadelijke
dampen inademt.
Page 118 of 283

114
DPF-ROETFILTER
(Diesel Particulate Filter)
(voor bepaalde uitvoeringen/markten)
Het DPF-roetfilter (Diesel Particulate Filter) is een me-
chanisch filter in het uitlaatsysteem dat de partikels in het
uitlaatgas van dieselmotoren opvangt.
Het roetfilter vangt bijna de totale hoeveelheid roetdeel-
tjes op, waardoor voldaan wordt aan de huidige/toekom -
stige wettelijke normen. Tijdens het normale gebruik van
de auto registreert de inspuitregeleenheid een aantal ge-
gevens met betrekking tot het gebruik (gebruiksduur, ty-
pe traject, bereikte temperatuur enz.) en berekent de hoe-
veelheid verzameld roet in het filter.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Omdat het filter de roetdeeltjes verzamelt, moet het pe-
riodiek worden geregenereerd (schoongemaakt) door de
roetdeeltjes te verbranden. De regeneratieprocedure
wordt geregeld door de regeleenheid van de motor op ba-
sis van de hoeveelheid opgevangen roetdeeltjes en de be-
drijfsomstandigheden van de auto.
Tijdens de regeneratie kan het volgende worden waarge-
nomen: een beperkte toerentalverhoging, inschakeling van
de elektroventilateur, een beperkte toename van de rook
uit de uitlaat en een hogere temperatuur bij de uitlaat.
Dit zijn geen storingen en deze situatie heeft geen invloed
op het milieu of het gedrag van de auto. Als het betreffende
melding op het display verschijnt, zie dan de paragraaf
Lampjes en meldingen”.
Page 119 of 283

115
F0V0023mfig. 110
Via de oprolautomaat wordt de lengte van de gordel au-
tomatisch aangepast aan het postuur van de drager en
wordt toch voldoende bewegingsvrijheid geboden.
Als de auto op een steile helling staat, kan de rolautomaat
blokkeren; dit is een normaal verschijnsel. Bovendien blok-
keert de rolautomaat als u de gordel snel uittrekt. Hij blok-
keert ook bij hard remmen, botsingen en bij hoge snel-
heden in bochten.VEILIGHEIDSGORDELS
GEBRUIK VAN DE VEILIGHEIDSGORDELS
fig. 110
Ga goed rechtop zitten, steun tegen de rugleuning en leg
dan de gordel om.
Maak de gordels vast door de gesp A-fig. 110 in de slui-
ting B te drukken, totdat hij hoorbaar blokkeert.
Als tijdens het uittrekken van de gordel de rolautomaat
blokkeert, laat dan de gordel een stukje teruglopen en trek
de gordel vervolgens weer geleidelijk uit.
Voor het losmaken van de gordel moet u op de knop C
drukken. Begeleid de gordel tijdens het teruglopen om te
voorkomen dat de gordelband draait.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
VEILIGHEID
Druk tijdens het rijden niet op de knop C-
fig. 110.
ATTENTIE!
De achterbank is voorzien van driepunts-veiligheidsgor-
dels met rolautomaat voor alle zitplaatsen.
Bedenk dat achterpassagiers die geen gor-
del dragen tijdens een ernstig ongeval, niet
alleen zelf aan gevaar worden blootgesteld maar
ook gevaar opleveren voor de inzittenden voor.
ATTENTIE!
Page 120 of 283

116
F0V0126mfig. 111a – Zitplaatsen achter 1erij
F0V0127mfig. 112
De veiligheidsgordels achter moeten worden omgelegd zo-
als is aangegeven in de afgebeelde schema’s in fig. 111a-111b.
BELANGRIJK Als de rugleuning goed is vergrendeld, dan
is de „rode band” op de hendels A-fig. 112 voor het neer-
klappen van de rugleuning, niet meer zichtbaar. Als de
„rode band” zichtbaar is, is de rugleuning niet goed ver-
grendeld.
WEGWIJS
IN UW AUTO
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
Controleer of de rugleuning aan beide zij-
den goed vergrendeld is (rode band B niet
zichtbaar) om te voorkomen dat in geval van
bruusk remmen, de rugleuning naar voren kan
klappen en de passagiers kan verwonden.
ATTENTIE!
BELANGRIJK Plaats de veiligheidsgordels op de juiste wij-
ze terug als de achterbank weer in de normale gebruiks-
stand wordt gezet, zodat ze altijd direct klaar voor ge-
bruik zijn.
F0V0197mfig. 111b – Zitplaatsen achter 2erij