FIAT DUCATO 2007 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2007, Model line: DUCATO, Model: FIAT DUCATO 2007Pages: 282, PDF Size: 10.42 MB
Page 11 of 282

10
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Batterij van de sleutel met
afstandsbediening vervangen fig. 7
Ga voor het vervangen van de batterij als
volgt te werk:
❒druk op het knopje Aen klap de me-
talen baard Buit;
❒draai de schroef Cin stand :: met
een kleine schroevendraaier;
❒trek de batterijhouder Dnaar buiten
en vervang de batterij E; let daarbij
goed op de polariteit;
❒plaats de batterijhouder Din de sleu-
tel en draai de schroef Cin stand
Á
fig. 7F0N0005m
Extra afstandsbedieningen
bestellen
Het systeem kan maximaal 8 afstandsbe-
dieningen herkennen. Als u in de loop der
tijd een nieuwe afstandsbediening nodig
hebt, kunt u zich tot een Fiat-dealer wen-
den. Neem dan de CODE-card, een iden-
titeitsbewijs en het kentekenbewijs mee.
Informatie van het lampje op het
dashboard
Als de portieren worden vergrendeld, gaat
het bewakingslampje A-fig. 6ongeveer
3 seconden branden en daarna knipperen
(bewakingsfunctie).
Als u de portieren/deuren vergrendelt en
een of meer portieren/deuren zijn niet
goed gesloten, dan gaan het lampje en de
richtingaanwijzers snel knipperen.
fig. 6F0N0114m
Page 12 of 282

11
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MECHANISCHE SLEUTEL fig. 8
De metalen baard Azit vast aan de sleutel.
De sleutel dient voor:
❒het start-/contactslot;
❒de sloten van de portieren;
❒het ont-/vergrendelen van de tankdop.
fig. 8F0N0337m
Lege batterijen zijn schadelijk
voor het milieu. Ze moeten in
daarvoor bestemde contai-
ners worden gedeponeerd of
kunnen worden ingeleverd bij de Fiat-
dealer, die voor de verwerking zorgt.
Page 13 of 282

12
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
Hieronder worden alle met de sleutel in te schakelen functies samengevat (met en zonder afstandsbediening):
Type sleutel
Mechanische sleutel
Sleutel met afstandsbediening
Knipperen
richtingaanwijzers(alleen met
sleutel met afstandsbediening)
Bewakingslampje
Ontgrendelen
sloten
Sleutel linksom
draaien
(bestuurderszijde)
Sleutel linksom
draaien
(bestuurderszijde)
Knop
Æ
kort indrukken
2 x knipperen
DovenSloten van
buitenaf
vergrendelen
Sleutel rechtsom
draaien
(bestuurderszijde)
Sleutel rechtsom
draaien
(bestuurderszijde)
Knop
Ø
kort indrukken
1 x knipperen
3 seconden conti-
nu branden en ver-
volgens knipperen
bewakingslampjeDead lock
inschakelen
(indien aanwezig)
–
–
Knop
Ø
twee keer
indrukken
3 x knipperen
2 x knipperen
en vervolgens
knipperen
bewakingslampjeOntgrendelen
achterdeurslot
–
–
Knop
∞
kort indrukken
2 x knipperen
Knipperen
bewakingslampje
BELANGRIJK Het openen van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor portierontgrendeling; het sluiten van de ruiten is gekoppeld aan het commando voor
portiervergrendeling.
Ruiten sluiten
(indien van
toepassing)
–
–
Knop
Ølanger dan 2
seconden indruk-
ken
1 x knipperen
Knipperen
bewakingslampje
Ruiten openen
(indien van toe-
passing)
–
–
Knop Æ
langer dan 2
seconden indruk-
ken
2 x knipperen
Doven
Page 14 of 282

13
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
DIEFSTALALARM
(indien aanwezig)
Het diefstalalarm, een aanvulling op alle
reeds beschreven functies van de af-
standsbediening, wordt bediend door de
ontvanger die onder het dashboard nabij
het zekeringenkastje is geplaatst.
WANNEER GAAT HET ALARM
AF
Het diefstalalarm wordt in de volgende ge-
vallen geactiveerd:
❒als een van de portieren/deuren of de
motorkap ongeoorloofd wordt ge-
opend (omtrekbeveiliging);
❒bij een startpoging (contactsleutel in
stand MAR);
❒als de kabels van de accu worden on-
derbroken;
❒bij het optillen/kantelen van de auto.
Als het alarm in werking treedt, wordt, af-
hankelijk van het land, de sirene geacti-
veerd en gaan de richtingaanwijzers knip-
peren (ongeveer 26 seconden). De wijze
waarop het systeem werkt en het aantal
cycli kunnen per land verschillen.Toch is een maximum aantal cycli voor-
zien voor de akoestische en zichtbare sig-
nalen. Na een alarmsignalering schakelt het
systeem over naar de normale bewa-
kingsfunctie.
De kantelsensor kan worden uitgescha-
keld met de betreffende toets (zie de pa-
ragraaf “Kantelsensor” op de volgende pa-
gina’s).
BELANGRIJK De startblokkering wordt
uitgevoerd door de Fiat CODE en wordt
automatisch ingeschakeld als de contact-
sleutel uit het start-/contactslot wordt ge-
nomen.
ALARM INSCHAKELEN
Richt bij gesloten portieren, laadruimte en
motorkap en contactslot in stand STOP
of met uitgenomen sleutel, de sleutel met
afstandsbediening in de richting van de au-
to. Druk op de knop “vergrendelen” en
laat de knop weer los.
U hoort een akoestisch signaal (“BIEP”)
(behalve bij uitvoeringen voor bepaalde
markten) en de portieren worden ver-
grendeld.
Het inschakelen van het alarm wordt
voorafgegaan door een zelfdiagnose: als
het systeem een storing vindt, dan klinkt
nogmaals een akoestisch signaal.
Schakel in dat geval het alarm uit door op
de knop “ontgrendelen portieren/ont-
grendelen laadruimte” te drukken en con-troleer of de portieren en de motorkap
gesloten zijn en schakel vervolgens het sys-
teem weer in door op de knop “vergren-
delen” te drukken.
Als de portieren en de motorkap niet
goed gesloten zijn, worden ze niet door
het diefstalalarm gecontroleerd.
Als bij goed gesloten portieren, motorkap
en laadruimte het akoestisch signaal wordt
herhaald, dan is er een storing gesignal-
eerd in de werking van het systeem.
Wendt u in dat geval tot de Fiat-dealer.
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den vergrendeld, schakelt het alarm niet
in.
BELANGRIJK De werking van het dief-
stalalarm verschilt per land.
DIEFSTALALARM
UITSCHAKELEN
Druk op de knop “ontgrendelen portie-
ren/ontgrendelen laadruimte” van de sleu-
tel met afstandsbediening.
Het volgende gebeurt (met uitzondering
van bepaalde markten):
❒de richtingaanwijzers knipperen twee
keer kort;
❒u hoort twee korte akoestische sig-
nalen (“BIEP’s”);
❒de portieren worden ontgrendeld.
Page 15 of 282

14
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BELANGRIJK Als de portieren met de
metalen baard van de sleutel centraal wor-
den ontgrendeld, schakelt het alarm niet
uit.
KANTELSENSOR
De kantelsensor meet iedere verandering
in de hellingshoek van de auto en signa-
leert daardoor het geheel of gedeeltelijk
optillen van de auto (bijv. bij het verwij-
deren van een wiel).
De kantelsensor signaleert een minimale
verandering in de hellingshoek van de au-
to, zowel langs de lengte- als de dwarsas.Beveiliging uitschakelen
Voor het uitschakelen van de kantelsen-
sor (bijvoorbeeld bij het slepen van de au-
to met ingeschakeld diefstalalarm) moet u
de knop A-fig.8aop het schakelaarpaneel
indrukken. De sensor blijft uitgeschakeld
totdat de portieren centraal worden ont-
grendeld.MELDINGEN VAN
INBRAAKPOGINGEN
Iedere inbraakpoging wordt aangegeven
door het branden van het controlelamp-
je
Yop het instrumentenpaneel en het
tegelijk verschijnen van een bericht op het
display (indien aanwezig) (zie het hoofd-
stuk “Lampjes en berichten”).
ALARM BUITEN GEBRUIK
STELLEN
Als u het diefstalalarm buiten gebruik wilt
stellen (bijv. als de auto langere tijd niet
wordt gebruikt), dan hoeft u slechts de au-
to af te sluiten door de metalen baard van
de sleutel met afstandsbediening in het
portierslot te draaien.
BELANGRIJK Als de batterijen van de
sleutels met afstandsbediening leeg zijn, of
als er een storing is in het diefstalalarm,
dan kunt u het systeem buiten werking
stellen door de contactsleutel in het con-
tactslot te steken en deze in stand MAR
te draaien.
fig. 8aF0N0232m
Page 16 of 282

15
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
START-/CONTACTSLOT
De sleutel kan in 4 standen worden
gedraaid fig. 9:
❒STOP: motor uit, sleutel uitneem-
baar, stuurslot ingeschakeld. Enkele
elektrische installaties werken (bijv. au-
toradio, centrale portiervergrende-
ling).
❒MAR: contact aan. Alle elektrische
installaties werken.
❒AVV: motor starten (stand zonder
vergrendeling).
❒PARK: motor uit, parkeerverlichting
aan, stuur geblokkeerd. Druk om de
sleutel in stand PARKte kunnen
draaien, op de knop A.
Het contactslot is voorzien van een her-
startbeveiliging. Als de motor bij de eer-
ste poging niet aanslaat, moet u de sleu-
tel terugdraaien in stand STOPen nog-
maals starten.STUURSLOT
Inschakelen
Zet de sleutel in stand STOP, trek de
sleutel uit het start-/contactslot en draai
het stuur totdat het vergrendelt.
Uitschakelen
Draai het stuur iets heen en weer, terwijl
u de sleutel in stand MARdraait.
Als het start-/contactslot is
geforceerd (bijv. bij een po-
ging tot diefstal) moet u, voordat u
weer met de auto gaat rijden, de wer-
king van het slot laten controleren bij
de Fiat-dealer.
ATTENTIE
Neem altijd de sleutel uit het
contactslot als de auto
wordt verlaten, om onvoorzichtig ge-
bruik van de bedieningsknoppen/-
hendels te voorkomen. Vergeet niet
de handrem aan te trekken. Schakel
de eerste versnelling in als de auto op
een helling omhoog staat en de ach-
teruit bij een helling omlaag (gezien
vanuit de rijrichting). Laat kinderen
nooit alleen achter in de auto.
ATTENTIE
fig. 9F0N0007m
Verwijder de sleutel nooit uit
het contactslot als de auto
nog in beweging is. Bij de eerste stuur-
uitslag blokkeert het stuur automa-
tisch. Dit geldt in alle gevallen, ook
als de auto gesleept wordt.
ATTENTIE
Het is streng verboden om
de-/montagewerkzaamhe-
den uit te voeren, waarvoor wijzigin-
gen in de stuurinrichting of de stuur-
kolom vereist zijn (bijv. bij montage
van een diefstalbeveiliging). Hierdoor
kunnen de prestaties van het systeem,
de garantie en de veiligheid in gevaar
worden gebracht en voldoet de auto
niet meer aan de typegoedkeuring.
ATTENTIE
Page 17 of 282

16
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTENPANEEL
Uitvoeringen met digitaal display
ASnelheidsmeter
BDigitaal display
CToerenteller
DKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
EBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
Uitvoeringen met multifunctioneel
display
ASnelheidsmeter
BMultifunctioneel display
CToerenteller
DKoelvloeistoftemperatuurmeter met
waarschuwingslampje voor te hoge
koelvloeistoftemperatuur
EBrandstofmeter met waarschuwings-
lampje brandstofreserve
F0N0330m
fig. 10
F0N0331m
fig. 11
Page 18 of 282

17
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
INSTRUMENTEN
De achtergrondkleur en de vormgeving
van de instrumenten kunnen per uitvoe-
ring verschillen.
SNELHEIDSMETER fig. 12
Geeft de snelheid van de auto aan.TOERENTELLER fig.13
De toerenteller geeft het toerental per
minuut van de motor aan.
BELANGRIJK De regeleenheid van de
elektronische inspuiting blokkeert tijdelijk
de toevoer van brandstof als de motor
met te hoge toerentallen draait, waardoor
het motorvermogen zal afnemen.
Bij stationair draaiende motor kan de toe-
renteller onder bepaalde omstandigheden
een geleidelijke of herhaalde toerentalstij-
ging aangeven.
Dit is een normaal verschijnsel en kan op-
treden als bijvoorbeeld de airconditioning
of de elektroventilateur wordt ingescha-
keld. In deze gevallen dient een geringe
toerentalstijging voor het behoud van de
lading van de accu.
fig. 12F0N0332mfig. 13F0N0013m
Page 19 of 282

18
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
BRANDSTOFMETER fig. 14
De wijzer geeft de hoeveelheid brandstof
aan die in de tank aanwezig is.
Ebrandstoftank leeg.
Fbrandstoftank vol (zie de paragraaf
“Tanken met de Fiat Ducato”).
Het waarschuwingslampje Ageeft aan dat
er nog ongeveer 10/12 liter
(afhankelijk van de uitvoering) brandstof
aanwezig is.
Rijd niet met een bijna lege brandstoftank:
door een onregelmatige brandstoftoevoer
kan de katalysator beschadigen.
BELANGRIJK Als de wijzernaald op de
indicatie Estaat en het waarschuwings-
lampje Aknippert, dan is er een storing in
het systeem. Wendt u in dit geval tot de
Fiat-dealer om het systeem te laten con-
troleren.
BELANGRIJK Wij raden u aan de extra
verwarming (Webasto) niet in te schake-
len als de auto op reservebrandstof rijdt.KOELVLOEISTOFTEMPERA-
TUURMETER fig. 15
De wijzer geeft de temperatuur aan van
de motorkoelvloeistof, zodra de koel-
vloeistoftemperatuur hoger wordt dan on-
geveer 50°C.
Bij normaal gebruik van de auto kan de
wijzernaald op verschillende posities in het
bereik staan, afhankelijk van de gebruiks-
omstandigheden van de auto.
CLage koelvloeistoftemperatuur.
HHoge koelvloeistoftemperatuur.Als het waarschuwingslampje Bgaat bran-
den (op enkele uitvoeringen verschijnt
ook een bericht op het multifunctionele
display), dan is de koelvloeistoftempera-
tuur te hoog; zet in dat geval de motor uit
en wendt u tot de Fiat-dealer.
fig. 14F0N0014mfig. 15F0N0015m
Als de wijzernaald in het rode
gebied komt, zet dan onmid-
dellijk de motor uit en wendt
u tot de Fiat-dealer.
Page 20 of 282

19
VEILIGHEID
STARTEN
EN RIJDEN
LAMPJES EN
BERICHTEN
NOOD-
GEVALLEN
ONDERHOUD
EN ZORG
TECHNISCHE
GEGEVENS
ALFABETISCH
REGISTER
DASHBOARD
EN BEDIENING
MOTOROLIENIVEAUMETER
(indien aanwezig)
De meter geeft grafisch de hoeveelheid
olie in de motor weer.
Uitvoeringen met digitaal display
Als u de contactsleutel in stand MAR
draait, wordt op het display de hoeveel-
heid in de motor aanwezige olie aangege-
ven door middel van vijf symbolen.
F0N1017i
Na enige seconden verdwijnen de sym-
bolen die de oliehoeveelheid weergeven
en:
❒als de limiet voor het geprogram-
meerd onderhoud bijna is bereikt,
wordt de nog af te leggen afstand
weergegeven, waarbij het lampje õop
het instrumentenpaneel gaat branden.
Als de limiet is bereikt, dan worden op
het display enige streepjes weergege-
ven.
❒vervolgens wordt, als de termijn voor
het olieverversen bijna is verlopen, op
de bovenste regel van het display de
resterende afstand tot de volgende
olieverversing weergegeven, samen
met het opschrift “OIL” op het on-
derste deel van het display. Als de
limiet is bereikt, dan worden op het
display vijf streepjes weergegeven.
Uitvoeringen met multifunctioneel
display
Als u de contactsleutel in de stand MAR
draait, wordt op de eerste regel het olie-
niveau aangegeven met het branden/do-
ven van vijf symbolen.
F0N1018i
Het geleidelijk doven van de symbolen
geeft het dalen van het olieniveau aan.
Als de oliehoeveelheid voldoende is, bran-
den er 4 of 5 symbolen. Als het vijfde sym-
bool niet gaat branden, betekent dit niet
dat er een storing is of dat er te weinig olie
in het motorcarter zit.
Als het olieniveau lager is dan de minimum
waarde, dan wordt op het display het
bericht weergegeven dat het minimum
olieniveau is bereikt en dat er olie moet
worden bijgevuld.
BELANGRIJK Controleer voor het juiste
oliepeil altijd de oliepeilstok (zie de para-
graaf “Niveaus controleren” in het hoofd-
stuk “Onderhoud en zorg”).
Na enige seconden verdwijnen de sym-
bolen die de oliehoeveelheid weergeven
en:
❒als de limiet voor het geprogram-
meerd onderhoud bijna is bereikt,
wordt de nog af te leggen afstand
weergegeven, waarbij het symbool õ
op het display gaat branden. Als de
limiet is bereikt, verschijnt op het dis-
play een waarschuwing.
❒vervolgens wordt, als de termijn voor
het olieverversen bijna is verlopen, op
het display de resterende afstand tot
de volgende olieverversing weergege-
ven. Als de limiet is bereikt, verschijnt
op het display een waarschuwing. Het geleidelijk doven van de symbolen
geeft het dalen van het olieniveau aan.
Als het olieniveau lager is dan de minimum
waarde en er bijgevuld moet worden, dan
knipperen de 5 streepjes op het display.
Als de oliehoeveelheid voldoende is, bran-
den er 4 of 5 symbolen. Als het vijfde sym-
bool niet gaat branden, betekent dit niet
dat er een storing is of dat er te weinig olie
in het motorcarter zit.
BELANGRIJK Controleer voor het juiste
oliepeil altijd de oliepeilstok (zie de para-
graaf “Niveaus controleren” in het hoofd-
stuk “Onderhoud en zorg”).