FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2016, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2016Pages: 379, PDF Size: 20.63 MB
Page 101 of 379

In de volgende tabel worden de
afstanden bij benadering voor elke zone
getoond:
Zone
(referentie fig.
129
)
Afstand vanaf de
achterkant van de
auto
Rood (A) 0 - 30 cm
Geel (B) 30 cm-1m
Groen (C) 1 m of meer
BELANGRIJKE
INFORMATIE
BELANGRIJK Onder bepaalde
omstandigheden, zoals bij ijs, sneeuw
of modder op het oppervlak van de
camera, kan de gevoeligheid ervan
afnemen.
BELANGRIJK Als de achterdeuren na
reparaties opnieuw geverfd moeten
worden, zorg er dan voor dat de verf
niet in contact komt met de plastic
steun van de camera.
BELANGRIJK Let tijdens
parkeermanoeuvres in bijzondere mate
op obstakels die zich boven of onder
het bereik van de camera kunnen
bevinden.
BELANGRIJK
81) De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere manoeuvres
ligt altijd en in elk geval bij de
bestuurder. Controleer tijdens
deze manoeuvres altijd of er geen
mensen (vooral kinderen) of
dieren in het manoeuvregebied
aanwezig zijn. De camera dient als
hulp voor de bestuurder, die
echter nooit zijn aandacht mag
laten verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden
verricht. Houd altijd een lage
snelheid aan, zodat meteen
geremd kan worden in geval van
obstakels.
BELANGRIJK
9) Voor een correcte werking is het
van extreem belang dat de
camera altijd schoon en vrij van
modder, vuil, sneeuw of ijs wordt
gehouden. Zorg ervoor dat de
camera tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd wordt.
Vermijd het gebruik van droge,
ruwe of harde doeken. De camera
moet met schoon water worden
gewassen, waaraan eventueel
autoshampoo is toegevoegd. In
wasstraten met stoomreinigers of
hogedrukreinigers moet de
camera snel gewassen worden
door de spuitmond op minstens
10 cm van de sensoren te houden.
Breng geen stickers op de
camera aan.
97
Page 102 of 379

TRAFFIC SIGN
RECOGNITION
(voor bepaalde versies/markten)
78) 83) 84) 85)
10) 11) 12) 13) 14) 15) 16)
Het systeem detecteert automatisch
herkenbare verkeersborden:
snelheidslimieten, inhaalverboden en
borden die het einde van dergelijke
verboden aangeven.
De camera is achter de
achteruitkijkspiegel gemonteerd. De
sensor controleert voortdurend de
verkeersborden om de huidige
snelheidslimiet en eventuele
inhaalverboden aan te geven.
WAARSCHUWING Het systeem is
ontworpen om verkeersborden te lezen
die aan de bepalingen van de
Conventie van Wenen voldoen.
GEBRUIK VAN
VERKEERSBORDENHER-
KENNING
Inschakeling en
uitschakeling van het
systeem
Het systeem kan via het displaymenu
in- en uitgeschakeld worden.
Raadpleeg de paragaaf "Display" in het
hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".Opmerking: de toestand en instellingen
van het systeem veranderen niet tijdens
de in- en uitschakelcycli.
De toestand van het systeem kan altijd
op het display worden getoond.
De weergave van het systeem bestaat
uit twee fases:
❒Alle nieuwe herkenbare
verkeersborden worden gedurende
40 seconden als pop-ups ten
opzichte van de andere signaleringen
weergegeven.
❒Na de van te voren ingestelde tijd,
worden ze in het speciale scherm
op het paneel weergegeven.
Het systeem kan tegelijkertijd twee
verkeersborden (snelheidslimiet en
inhaalverbod) in de twee speciale zones
van het paneel weergeven.Als een extra verkeersbord wordt
gedetecteerd, bijvoorbeeld een bord
met een snelheidslimiet voor nat
wegdek, dan wordt dit als een leeg vak
onder het betreffende bord
weergegeven.
De extra borden worden als volgt
gefilterd:
❒Het extra teken voor "sneeuw" of
"regen" wordt niet weergegeven
bij een buitentemperatuur van meer
dan 3°C.
❒Het extra teken voor "sneeuw" of
"regen" of "bewolkt" wordt niet
weergegeven als de ruitenwissers
uitgeschakeld zijn en de
buitentemperatuur lager is dan 3°C.
❒Het extra teken voor "truck" wordt
niet weergegeven als het voertuig
minder dan 4-4,5 ton weegt.
❒Het snelheidslimietteken wordt niet
weergegeven indien gekoppeld aan
het extra teken "tractor".
100
131F1A0373
98
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 103 of 379

BELANGRIJK
82) Als de camera van zijn plaats
komt door een wijziging in de
belading, kan het systeem tijdelijk
niet werken om de camera in de
gelegenheid te stellen een
automatische kalibratie uit te
voeren.
83) Het systeem detecteert alleen
de van te voren ingestelde
verkeersborden. Als voldaan
wordt aan de voorwaarden voor
minimale zichtbaarheid en afstand
tot het bord, kunnen alle
verkeersborden gedetecteerd
worden.
84) Het systeem is een hulpsysteem
tijdens het rijden maar het
ontslaat de bestuurder niet van de
verantwoordelijkheid met de
nodige aandacht en
voorzichtigheid te rijden en in
overeenstemming met de
geldende wetten.85) Wanneer het systeem actief is, is
de bestuurder verantwoordelijk
voor de controle over het voertuig,
de controle van het systeem en
moet hij, indien nodig, op de juiste
wijze ingrijpen.
BELANGRIJK
10) Als de sensor afgedekt/
geblokkeerd is, kan het systeem
niet werken.
11) Bij lage temperaturen en onder
zware weersomstandigheden kan
het systeem mogelijk niet werken.
12) Regen, sneeuw, spatten en
sterk lichtcontrast kunnen de
sensor beïnvloeden.
13) Voer geen reparaties uit in de
voorruitzone rondom de sensor.
14) Als het voertuig is uitgerust met
een niet originele
wielophangingskit, kan het
systeem mogelijk niet goed
werken.15) Gebruik altijd originele
onderdelen voor het vervangen
van de lampen van koplampen.
Andere lampen kunnen de
prestaties van het systeem
beperken.
16) Verwijder vreemd materiaal zoals
vogelpoep, insecten, sneeuw of ijs
van de voorruit.
99
Page 104 of 379

EOBD-SYSTEEM
Het EOBD-systeem (European On
Board Diagnosis) voert een
doorlopende diagnose uit op
onderdelen die bij de uitstoot van
uitlaatgassen betrokken zijn.
Bovendien waarschuwt het systeem de
bestuurder met een brandend lampje
op het instrumentenpaneel (samen
met een bericht op het multifunctionele
display (voor bepaalde versies/
markten)), wanneer de toestand van
deze onderdelen verslechtert (zie het
hoofdstuk “Lampjes en berichten”).
Het doel van het EOBD-systeem is:
❒de werking van het systeem
controleren;
❒signaleren wanneer de
emissiewaarden stijgen wegens een
defect van het voertuig;
❒de noodzaak aangeven om
beschadigde onderdelen te
vervangen.Ook beschikt het systeem over een
stekker waarmee, na aansluiting van
speciale apparatuur, de door de
regeleenheid opgeslagen storingscodes
en de specifieke parameters voor
diagnose en werking van de motor
kunnen worden uitgelezen. Deze
controle kan ook door de
verkeerspolitie worden verricht.
BELANGRIJK Na eliminatie van de
storing, zal het Fiat Servicenetwerk het
systeem volledig controleren, tests
verrichten op de proefbank en zo nodig
een proefrit over langere afstand
maken.
PARKEERSENSOREN
Deze sensoren bevinden zich in de
achterbumper fig. 132 en detecteren de
aanwezigheid van obstakels achter
het voertuig en waarschuwen de
bestuurder met een geluidssignaal.
INSCHAKELING
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld.
De frequentie van het geluidssignaal
neemt toe naarmate het obstakel
achter het voertuig dichterbij komt.
132F1A0134
100
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 105 of 379

GELUIDSSIGNAAL
Zodra de achteruitversnelling wordt
ingeschakeld, wordt automatisch een
geluidssignaal geactiveerd.
Het geluidssignaal:
❒neem toe naarmate de afstand
tussen het voertuig en het obstakel
afneemt;
❒wordt ononderbroken wanneer de
afstand tussen het voertuig en het
obstakel minder dan 30 cm bedraagt
en stopt onmiddellijk als de afstand
toeneemt;
❒blijft constant als de afstand
ongewijzigd blijft; als deze situatie de
zijsensoren betreft, zal de zoemer
na circa 3 seconden stoppen om
bijvoorbeeld signalen te voorkomen
tijdens manoeuvres langs muren.
Wanneer de sensoren meerdere
obstakels signaleren, dan wordt alleen
rekening gehouden met het
dichtstbijzijnde obstakel.STORINGSMELDINGEN
Alle storingen van de parkeersensoren
worden aangegeven zodra de
achteruitversnelling wordt ingeschakeld
door het aangaan van het lampje
op
het instrumentenpaneel of door het
verschijnen van het pictogram
op
het display en het bericht op het
multifunctionele display (voor bepaalde
versies/markten)
WERKING MET
AANHANGER
De werking van de sensoren wordt
automatisch uitgeschakeld zodra de
elektrische stekker van de aanhanger in
het stopcontact van de trekhaak van
het voertuig wordt gestoken.
De sensoren worden automatisch
ingeschakeld zodra de stekker van de
aanhangerkabel verwijderd wordt.
17)
86)
BELANGRIJK Als de trekhaak
gemonteerd moet blijven, ook als er
geen aanhanger is, wordt geadviseerd
zich tot het Fiat Servicenetwerk te
wenden om het systeem te laten
bijwerken, aangezien de trekhaak door
de middelste sensoren als een obstakel
gedetecteerd kan worden.Wanneer speciale reinigingsapparaten
worden gebruikt, zoals stoomreinigers
of hogedrukreinigers, reinig dan de
sensoren zeer snel en houd de straal
op minstens 10 cm afstand.
BELANGRIJKE
INFORMATIE
❒Breng geen stickers op de sensoren
aan.
❒Let tijdens parkeermanoeuvres met
name op obstakels die zich boven
of onder de sensoren kunnen
bevinden.
❒Onder bepaalde omstandigheden
kunnen voorwerpen voor of achter
het voertuig auto niet gedetecteerd
worden en kunnen zo schade aan
het voertuig veroorzaken of zelf
beschadigd raken.
De volgende omstandigheden kunnen
de werking van het parkeerhulpsysteem
beïnvloeden:
❒Verminderde gevoeligheid van de
sensoren en afname van de
prestaties van het systeem kunnen te
wijten zijn aan de aanwezigheid van
ijs, sneeuw, modder, dikke verf op de
sensoren.
101
Page 106 of 379

❒De sensoren kunnen een onbestaand
voorwerp (echogeluid) wegens
mechanische geluiden detecteren,
bijvoorbeeld tijdens het wassen van
de auto, in geval van regen, sterke
wind, hagel.
❒De door de sensoren verzonden
signalen kunnen ook gewijzigd
worden door ultrasoonsystemen (bijv.
pneumatisch remsysteem of
pneumatische hamers) in de buurt
van het voertuig.
❒De prestaties van het
parkeerhulpsysteem kunnen ook
beïnvloed worden door de positie van
de sensoren. Als bijvoorbeeld de
geometrie gewijzigd wordt (door
slijtage van de schokdempers,
wielophanging) of de banden
verwisseld worden, het voertuig te
veel beladen is, of speciale
afstellingen worden uitgevoerd die
het voertuig lager zetten.
❒De detectie van obstakels in het hoge
gedeelte van de auto kan niet
gegarandeerd zijn (vooral bij bestel-
en chassis/cabineversies), aangezien
het systeem obstakels detecteert
die het voertuig in het lage gedeelte
kunnen raken.
BELANGRIJK
17) Voor een correcte werking van
het systeem mogen de sensoren
nooit bevuild zijn met modder,
vuil, sneeuw of ijs. Zorg ervoor dat
ze tijdens het reinigen niet
gekrast of beschadigd worden.
Vermijd het gebruik van droge,
ruwe of harde doeken. De
sensoren moeten met schoon
water worden gewassen, waaraan
eventueel autoshampoo is
toegevoegd.
BELANGRIJK
86) De verantwoordelijkheid voor het
parkeren en andere gevaarlijke
manoeuvres ligt altijd en in elk
geval bij de bestuurder.
Controleer tijdens deze
manoeuvres altijd of er geen
mensen (vooral kinderen) of
dieren in het manoeuvregebied
aanwezig zijn. De
parkeersensoren dienen als hulp
voor de bestuurder, die echter
nooit zijn aandacht mag laten
verslappen tijdens potentieel
gevaarlijke manoeuvres, ook al
worden ze met lage snelheden
verricht.
102
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 107 of 379

START&STOP
SYSTEEM
IN HET KORT
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af wanneer de
auto stilstaat en start de motor zodra
de bestuurder wil wegrijden. Dit
verhoogt de efficiency van de auto
dankzij een reductie van het
brandstofverbruik, de uitstoot van
schadelijke uitlaatgassen en de
geluidsoverlast.
WERKING
Uitschakelmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Bij stilstaand voertuig, wordt de motor
afgezet als de versnellingspook in de
vrijstand staat en het koppelingspedaal
niet is ingetrapt.
OpmerkingDe motor kan alleen
automatisch worden afgezet bij een
snelheid van meer dan 10 km/h, om
herhaaldelijk afzetten van de motor te
voorkomen wanneer erg traag wordt
gereden.Het afzetten van de motor wordt
aangegeven door het symbool
op
het display.
Herstartmodus van de
motor
MET HANDGESCHAKELDE
VERSNELLINGSBAK
Trap het koppelingspedaal in om de
motor weer te starten.
HET SYSTEEM
HANDMATIG IN- EN
UITSCHAKELEN
Druk op knop
fig. 133 op het
bedieningspaneel van het dashboard
om het systeem handmatig in of uit
te schakelen.
Inschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt ingeschakeld. In deze toestand is
de led op de knop
gedoofd.Uitschakeling
Start&Stop-systeem
Er verschijnt een bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem
wordt uitgeschakeld.
De led op de knop
brandt wanneer
het systeem is uitgeschakeld.
OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
NIET WORDT AFGEZET
18)
Bij ingeschakeld systeem stopt de
motor onder bepaalde omstandigheden
niet, om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid. Deze
omstandigheden zijn:
❒nog koude motor;
❒uitzonderlijk lage buitentemperaturen,
als de betreffende aanduiding wordt
gegeven;
MODEMODE
133F1A0332
103
Page 108 of 379

❒onvoldoende acculading;
❒regeneratie van het roetfilter is bezig
(alleen bij dieselmotoren);
❒bestuurdersportier niet gesloten;
❒veiligheidsgordel van de bestuurder
niet omgelegd;
❒ingeschakelde achteruit (bijv. bij het
parkeren);
❒automatische klimaatregeling,
wanneer een comfortabele
temperatuur in het interieur moet
worden bereikt of bij ingeschakelde
MAX-DEF-functie;
❒tijdens de inrijperiode, als het
systeem wordt geïnitialiseerd;
❒als het Hill Descent Control systeem
actief is.OMSTANDIGHEDEN
WAARBIJ DE MOTOR
HERSTART
Om redenen van comfort,
emissiebeperking en veiligheid kan de
motor automatisch weer gestart
worden, zonder tussenkomst van de
bestuurder, onder de volgende
omstandigheden:
❒onvoldoende acculading;
❒onvoldoende onderdruk in het
remsysteem (bijvoorbeeld na
meermaals intrappen van het
rempedaal);
❒auto in beweging (bijvoorbeeld als
bergaf wordt gereden)
❒de motor langer dan drie minuten
afzetten via het Start&Stop systeem.
❒automatische klimaatregeling voor
het instellen van de temperatuur in
het interieur of om de MAX-DEF
functie in te schakelen.
Wanneer een versnelling is
ingeschakeld, kan de motor alleen
automatisch worden gestart door het
koppelingspedaal volledig in te trappen.OpmerkingAls de motor onbedoeld is
afgeslagen, bijvoorbeeld door het
koppelingspedaal te snel bij
ingeschakelde versnelling los te laten,
en het Start&Stop-systeem
ingeschakeld is, dan kan men de motor
herstarten door het koppelingspedaal
volledig in te trappen of door de
versnellingspook in de vrijstand te
zetten.
OpmerkingAls het koppelingspedaal
niet is intrapt, kan de motor, circa 3
minuten na het afzetten, alleen met
behulp van de contactsleutel worden
gestart.
VEILIGHEIDSINSTELLINGEN
Als het Start&Stop-systeem de motor
heeft afgezet en de bestuurder maakt
zijn veiligheidsgordel los en opent
het bestuurders- of het
passagiersportier, dan kan men de
motor alleen herstarten m.b.v. de
contactsleutel. De bestuurder wordt op
de hoogte gebracht door een
geluidssignaal, het knipperen van het
symbool
op het display en bij
sommige versies verschijnt ook een
bericht op het display.
104
WEGWIJS IN UW AUTO
Page 109 of 379

"ENERGY SAVING"
FUNCTIE
(voor bepaalde versies/markten)
Als de bestuurder, na een automatische
start van de motor, gedurende enige
tijd (ongeveer drie minuten) geen enkele
handeling uitvoert, dan schakelt het
Start&Stop-systeem de motor definitief
uit om brandstof te besparen. In
dergelijke gevallen kan de motor alleen
m.b.v. de contactsleutel worden
gestart.
OpmerkingDe motor kan in elk geval
draaiende worden gehouden door
het Start&Stop-systeem uit te
schakelen.
ONREGELMATIGE
WERKING
Indien zich een storing voordoet, wordt
het Start&Stopsysteem uitgeschakeld.
De bestuurder wordt hiervan op de
hoogte gebracht doordat het pictogram
gaat branden en er verschijnt ook
een bericht op het display. Neem in dat
geval contact op met het Fiat
Servicenetwerk.LANGDURIGE STILSTAND
VAN DE AUTO
Bij langdurige stilstand van het voertuig,
moet bijzondere aandacht worden
besteed aan het loskoppelen van de
accu. Ga hiervoor als volgt te werk:
maak de stekker A fig. 134 (door
bediening van knop B) van de
accusensor C op de minklem D van de
accu los. Deze sensor mag nooit van
de accu losgemaakt worden, behalve
bij vervanging van de accu.
87) 88)
BELANGRIJK Wacht, nadat de
contactsleutel naar STOP is gedraaid,
minstens 1 minuut alvorens de
elektrische voeding naar de accu los te
koppelen.STARTEN MET
HULPACCU
89)
Wanneer gestart moet worden fig. 135
met een hulpaccu, de minkabel (-)
van de hulpaccu nooit aansluiten op de
minpool C van de accu van het
voertuig, maar op een massapunt van
de motor/versnellingsbak (raadpleeg de
instructies voor het verbinden van de
kabels, zie paragraaf "Starten met
hulpaccu" in het hoofdstuk
“Noodgevallen”).
134F1A0137
135F1A0138
105
Page 110 of 379

BELANGRIJK
18) Als een comfortabele
temperatuur prioritair is, dan kan
het Start&Stop-systeem worden
uitgeschakeld zodat de
klimaatregeling kan blijven
werken.
BELANGRIJK
87) Alle inzittenden moeten uit de
auto stappen nadat de
contactsleutel is uitgenomen of
naar de OFF-stand is gedraaid.
Controleer tijdens het tanken
of de motor is afgezet en of de
contactsleutel in de STOP-stand
staat.
88) Laat de accu alleen vervangen
door een dealer van het Fiat
Servicenetwerk. Vervang de accu
door een exemplaar van hetzelfde
type (L6 105Ah/850A) en met
identieke specificaties.89) Controleer alvorens de motorkap
te openen of de motor is afgezet
en of de contactsleutel in de
stand STOP staat. Volg de
instructies op die zijn aangegeven
op het plaatje op de voorste
traverse. Het wordt aangeraden
om de contactsleutel te
verwijderen als er nog inzittenden
in het voertuig zitten.
ADDITIEF VOOR
DIESELEMISSIES
ADBLUE (UREUM)
Het voertuig is uitgerust met een
systeem voor Selectieve Katalytische
Reductie om te voldoen aan de strenge
normen voor Dieselemissies opgelegd
door het
Milieubeschermingsagentschap.
Het doel van het systeem voor
Selectieve Katalytische Reductie is de
stikstofoxiden niveaus uitgestoten door
motoren te verminderen; deze
elementen zijn schadelijk voor de
gezondheid en het milieu zelfs
bij minimale niveaus. Een kleine
hoeveelheid van een additief voor
Dieselemissies, AdBlue (UREUM),
wordt voorbij de katalysatoruitlaat
ingespoten, waar het, als het
een gasvorm aanneemt, de
stikstofoxiden, die smog veroorzaken,
omzet in eenvoudig stikstof en
waterdamp, twee natuurlijke
bestanddelen van de lucht die we
inademen. U kunt uw voertuig met een
gerust hart gebruiken in de wetenschap
dat u bijdraagt aan een schoner en
gezonder milieu voor toekomstige
generaties.
106
WEGWIJS IN UW AUTO