FIAT DUCATO BASE CAMPER 2017 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2017, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2017Pages: 308, PDF Size: 14.66 MB
Page 81 of 308

Wat het betekent Wat te doen
BRANDSTOFNOODSCHAKELAAR IN WERKING
GETREDEN
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Dit symbool verschijnt op het display als de
brandstofnoodschakelaar in werking is getreden.Zie voor de procedure om de
brandstofnoodschakelaar weer in te schakelen het
deel "Elektrische voeding en
brandstofnoodschakelaar" in het hoofdstuk
"Kennismaking met het voertuig". Neem contact op
met het Fiat Servicenetwerk als de brandstoftoevoer
nog steeds niet hersteld kan worden.
INDICATIE STORING COMFORT-MATIC-SYSTEEM
(Voor bepaalde versies/markten)
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing van het Comfort-matic-systeem
aan te geven.Neem zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
STORING PARKEERSENSOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing van de parkeersensoren aan te
geven.
STORING SYSTEEM DRIVING ADVISOR
(Versies met herconfigureerbaar multifunctioneel
display)
Het symbool op het display verschijnt terwijl de twee
richtingaanwijzerlampen
en, een zoemer en een
bijbehorend bericht worden geactiveerd.
STORING TRAFFIC SIGN RECOGNITION
Het symbool verschijnt samen met een speciaal
bericht om een storing in het systeem Traffic Sign
Recognition aan te geven.
79
Page 82 of 308

Wat het betekent Wat te doen
BEPERKTE ACTIERADIUS
Op het display verschijnt een speciaal bericht om de
bestuurder te waarschuwen dat de actieradius minder
dan 50 km bedraagt.
ECOINSCHAKELING VAN DE ECO-FUNCTIE
ECOverschijnt op het display wanneer de "ECO"-
functie wordt geselecteerd door te drukken op de
bijbehorende knop op het dashboard. Als weer op de
knop wordt gedrukt, verdwijnt het woordECO. Bij
sommige versies verschijnt een speciaal scherm in
plaats van het woord "ECO".
START&STOPSYSTEEM INSCHAKELEN/
UITSCHAKELEN
(voor bepaalde versies/markten)
Start&Stopsysteem inschakelen
Er verschijnt een bericht op het display wanneer het
Start&Stopsysteem wordt ingeschakeld. In dit geval is
de led op de knop
gedoofd (zie paragraaf
“Start&Stop-systeem” in het hoofdstuk "Kennismaking
met het voertuig").
Start&Stopsysteem uitschakelen
Er verschijnt een speciaal bericht op het display
wanneer het Start&Stop-systeem wordt uitgeschakeld.
Wanneer het systeem uitgeschakeld is, is de led op de
knop
aan.
STORING START&STOP
Als er een storing in het Start&Stop-systeem is,
verschijnt het symbool
op het display samen met
een speciaal bericht.
80
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 83 of 308

Wat het betekent Wat te doen
WAARSCHUWING LAAG NIVEAU ADDITIEF
DIESELEMISSIE (UREUM)
De eerste waarschuwing van een laag niveau
wordt rond een bereik van 1.200 km gegeven en
wordt bepaald volgens het huidige verbruik. Het
waarschuwingslampje van een laag UREUM-niveau en
de melding om bij te vullen worden op het dashboard
weergegeven. Het waarschuwingslampje van een laag
UREUM-niveau blijft branden totdat de UREUM-tank is
bijgevuld met ten minste 3 liter UREUM.
Als niet wordt bijgevuld, wordt op de volgende
resterende aantallen kilometers een extra
waarschuwing gegeven tot de UREUM-tank leeg is:
400 km, 320 km, 240 km.
Als nog 200 km over is voordat de UREUM-tank
leeg is, wordt continu een bericht weergegeven op het
instrumentenpaneel en wordt een geluidssignaal
afgegeven.
Als het bereik 0 km is, geeft het display (voor
bepaalde versies/markten) een speciaal bericht weer.
In dit geval is de rijsnelheid beperkt tot 50 km/h en kan
het voertuig niet meer worden gestart nadat de motor
is afgezet.
De motor kan pas weer worden gestart als de
UREUM-tank is gevuld (met minimaal 3 liter).
48)
Vul de UREUM-tank zo snel mogelijk met ten minste 3
liter UREUM. Indien het bijvullen wordt gedaan met
een zelfstandige UREUM tank tot nul, moet u 2
minuten wachten voordat u het voertuig start.
WATER IN DIESELFILTER (Dieselversies)
Het symbool is continu aanwezig tijdens het rijden (en
er verschijnt een bericht op het display) om de
aanwezigheid van water in het dieselfilter aan te geven.
11)
81
Page 84 of 308

Wat het betekent Wat te doen
COMFORT-MATIC-
VERSNELLINGSBAKBij versies uitgerust met Comfort-matic-
versnellingsbak kunnen de volgende berichten worden
weergegeven:
SCHAKELMOMENTEN BEPERKEN
HANDMATIGE MODUS NIET BESCHIKBAAR
AUTOMATISCHE MODUS NIET BESCHIKBAAR
OVERVERHITTING KOPPELING
TRAP REMPEDAAL IN - UITGESTELDE START
VERSNELLING NIET BESCHIKBAAR
MANOEUVRE NIET TOEGESTAAN
REMPEDAAL INTRAPPEN EN HANDELING
HERHALEN
ZET VERSNELLINGSPOOK IN N (vrijstand)Neem contact op met het Fiat Servicenetwerk als het
bericht niet van het display verdwijnt.
STORING NATURAL POWER-SYSTEEM
(alleen voor Natural Power-versies)
Het symbool op het display verschijnt samen met een
bijbehorend bericht en de vier aardgasniveaus gaan
uit.Neem in dit geval zo snel mogelijk contact op met het
Fiat Servicenetwerk.
BELANGRIJK
48)Als de ureum-tank leeg is en de motor is afgezet, kan de motor niet meer worden gestart tot de ureum-tank is bijgevuld met ten minste 3
liter ureum.
82
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 85 of 308

BELANGRIJK
11)Water in het brandstofcircuit kan het inspuitsysteem ernstig beschadigen en de motor onregelmatig doen draaien. Als hetsymbool
gaat branden (bij bepaalde versies verschijnt ook een bericht op het display), neem dan zo snel mogelijk contact op met het Fiat
Servicenetwerk om het systeem af te laten tappen. Als de waarschuwing onmiddellijk na het tanken verschijnt, kan het zijn dat er tijdens het
tanken water in de tank terecht is gekomen: zet de motor onmiddellijk uit en neem contact op met het Fiat Servicenetwerk.
83
Page 86 of 308

VEILIGHEID
Dit hoofdstuk is erg belangrijk. Hierin
worden de veiligheidssystemen
beschreven waarmee de auto is
uitgerust en aanwijzingen over hoe deze
op de juiste wijze gebruikt moeten
worden.ABS ................................................ 85
ESC-SYSTEEM (ELECTRONIC
STABILITY CONTROL) .................... 86
TRACTION PLUS SYSTEEM ........... 90
TPMS (TYRE PRESSURE
MONITORING SYSTEM) ................. 91
DRIVING ADVISOR ......................... 94
VEILIGHEIDSGORDELS .................. 98
SBR-SYSTEEM ............................... 99
GORDELSPANNERS....................... 99
KINDEREN VEILIG VERVOEREN .....102
INBOUWVOORBEREIDING VOOR
“UNIVERSEEL ISOFIX”
KINDERZITJE ..................................106
AANVULLEND
VEILIGHEIDSSYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS ........................................112
84
VEILIGHEID
Page 87 of 308

ABS
Dit maakt integraal deel uit van het
remsysteem en voorkomt dat een of
meerdere wielen blokkeren en slippen,
ongeacht de toestand van het wegdek
en de remkracht, zodat het voertuig
zelfs bij het remmen in noodsituaties
onder controle gehouden kan worden.
Het systeem grijpt in tijdens het
remmen wanneer de wielen dreigen te
blokkeren tijdens paniekremmen of
onder slechte adhesiecondities, waarbij
blokkering vaker kan voorkomen.
Het ABS garandeert de
richtingstabiliteit van het voertuig tijdens
het remmen en optimaliseert
tegelijkertijd de remweg.
Het systeem verhoogt tevens de
controleerbaarheid en stabiliteit van de
auto wanneer op oppervlakken met
verschillende grip voor de wielen aan
de rechter- en linkerzijde of in bochten
wordt geremd.
Het geheel wordt aangevuld met het
EBD-systeem (Electronic Braking Force
Distribution) dat zorgt voor de verdeling
van de remkracht tussen de voor- en
de achterwielen.BELANGRIJK Een inrijperiode van circa
500 km is nodig om het beste uit het
remsysteem te halen: vermijd tijdens
deze periode bruusk, herhaaldelijk
of langdurig remmen.
49)
IN WERKING TREDING
VAN HET SYSTEEM
De bestuurder kan merken wanneer het
ABS wordt ingeschakeld omdat er
een lichte trilling van het rempedaal
voelbaar is en het systeem iets meer
geluid maakt: dit geeft aan dat de
voertuigsnelheid moet worden
aangepast aan het type wegdek
waarop wordt gereden.
50) 51) 52) 53) 54) 55) 56)
MSR-SYSTEEM
(Motor Schleppmoment Regelung)
Dit is een onderdeel van het ABS-
systeem en voorkomt dat de
aandrijfwielen vergrendelen, hetgeen
bijvoorbeeld kan gebeuren als het
gaspedaal plotseling wordt losgelaten
of in het geval dat plotseling wordt
teruggeschakeld wegens slechte grip
op de weg. In deze omstandigheden
zou het motorremeffect ervoor kunnen
zorgen dat de aandrijfwielen slippen,
waardoor het voertuig zijn stabiliteit
verliest.Het systeem grijpt in dergelijke situaties
in door het motorkoppel te regelen
om zo de stabiliteit te bewaren en de
veiligheid van het voertuig te verhogen.
BELANGRIJK
49)Het ABS benut zoveel mogelijk de
beschikbare grip maar kan hem niet
verhogen. Rijd dus altijd voorzichtig op
gladde weggedeelten en neem geen
onnodige risico’s.
50)Wanneer het ABS wordt ingeschakeld,
is een trilling van het rempedaal voelbaar.
Verlaag de remdruk niet en houd het
rempedaal goed ingetrapt; zo zorgt het
systeem voor de kortste remweg op basis
van de conditie van het wegdek.
51)Als het ABS-systeem ingrijpt, dan is de
grip van de banden op het wegdek
beperkt. Minder dus snelheid om deze aan
de beschikbare grip aan te passen.
52)Het ABS kan niet de door het wegdek
geboden grip boven de limieten van de
natuurkundige wetten laten toenemen.
53)Het ABS-systeem kan geen
ongelukken voorkomen, waaronder
ongelukken wegens overmatige snelheid in
bochten, rijden op wegdek met weinig
grip of aquaplaning.
54)De capaciteiten van het ABS mogen
nooit op onverantwoorde en gevaarlijke
wijze worden uitgetest, waardoor de
persoonlijke veiligheid en die van anderen
in gevaar komt.
85
Page 88 of 308

55)Voor een goede werking van het ABS
moeten de banden van alle wielen van
hetzelfde merk zijn, in perfecte conditie
verkeren en vooral van het voorgeschreven
type en maat zijn.
56)Ook als het noodreservewiel (voor
bepaalde versies/markten, waar voorzien)
wordt gebruikt, blijft het ABS werken.
Onthoud altijd dat het noodreservewiel
kleiner is dan een normale band, waardoor
het minder grip levert.ESC-SYSTEEM
(Electronic Stability
Control)
(voor bepaalde versies/markten)
Het ESC-systeem verbetert de
richtingscontrole en stabiliteit van het
voertuig onder diverse
rijomstandigheden.
Het ESC-systeem corrigeert het
onderstuur en overstuur van het
voertuig door de remkracht naar de
juiste wielen te sturen. Tevens kan het
door de motor geleverde koppel
verlaagd worden om de controle over
het voertuig te behouden.
Het ESC-systeem maakt gebruikt van
de in het voertuig gemonteerde
sensoren om de baan te bepalen die de
bestuurder wil volgen en vergelijkt
deze met de werkelijke baan van het
voertuig. Wanneer de werkelijke baan
afwijkt van de gewenste baan, grijpt het
ESC-systeem in om het overstuur of
onderstuur van het voertuig te
corrigeren.
Overstuur: treedt op wanneer het
voertuig meer draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.
Onderstuur: treedt op wanneer het
voertuig minder draait dan
overeenkomstig de hoek van het
stuurwiel zou moeten.Het ESC-systeem bestaat uit de
volgende subsystemen:
Hill Holder
ASR
HBA
ERM
HDC
57) 58) 59)
IN WERKING TREDING
VAN HET SYSTEEM
Dit wordt aangegeven door het
knipperen van het lampje
op het
instrumentenpaneel, om de bestuurder
te waarschuwen dat de stabiliteit en
de grip van het voertuig kritiek zijn.
INSCHAKELING VAN HET
SYSTEEM
Het ESC-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart; het kan niet worden
uitgeschakeld.
HILL HOLDER-SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem en helpt de bestuurder bij
het wegrijden op hellingen.
Het wordt onder de volgende
omstandigheden automatisch
geactiveerd:
86
VEILIGHEID
Page 89 of 308

helling omhoog: voertuig stilstaand
op een weg met een hellingsgraad
van meer dan 5%, draaiende motor,
ingetrapt rempedaal en de
versnellingsbak in de vrijstand of met
ingeschakelde versnelling (andere dan
achteruit);
op een afdaling: als het voertuig
stilstaat op een weg met een
hellingspercentage van meer dan 5%,
draaiende motor, ingetrapt rempedaal
en de versnellingsbak in de achteruit
geschakeld.
Tijdens het wegrijden houdt de
regeleenheid van het ESC-systeem de
wielen geremd, totdat het nodige
motorkoppel is bereikt om te kunnen
wegrijden, of in ieder geval maximaal 2
seconden, zodat de bestuurder de
tijd heeft om de rechtervoet van het
rempedaal naar het gaspedaal te
verplaatsen.
Als na twee seconden niet wordt
weggereden, wordt het systeem
automatisch uitgeschakeld en wordt de
remdruk geleidelijk gereduceerd.
Tijdens het verminderen van de
remkracht is een geluid te horen dat
kenmerkend is voor de uitschakeling
van de rem, om aan te geven dat
het voertuig gaat bewegen.BELANGRIJK Het Hill Holder-systeem
is geen parkeerrem; laat de auto dus
nooit achter zonder de handrem te
hebben aangetrokken, de motor te
hebben uitgeschakeld en de eerste
versnelling te hebben ingeschakeld,
zodat de geparkeerde auto in veilige
omstandigheden verkeert (lees ook de
paragraaf "Parkeren" in het hoofdstuk
"Starten en rijden").
ASR (AntiSlip
Regulation) SYSTEEM
Dit systeem is een onderdeel van het
ESC-systeem. Het grijpt automatisch in
als één of beide aangedreven wielen
slippen, grip verliezen op natte wegen
(aquaplaning) en bij het optrekken
op glad, besneeuwd of met ijzel bedekt
wegdek, enz.
Afhankelijk van de slipomstandigheden
kunnen twee verschillende
regelsystemen worden geactiveerd:
als beide aandrijfwielen doorslippen,
reduceert het ASR-systeem het
motorvermogen;
als slechts één aandrijfwiel doorslipt,
blokkeert het ASR-systeem
automatisch het doorslippende wiel.
60)
Inschakeling/uitschakeling van het
ASR-systeem
Het ASR-systeem wordt automatisch
ingeschakeld wanneer de motor wordt
gestart.
Tijdens het rijden kan het ASR
uitgeschakeld en vervolgens weer
ingeschakeld worden door op de knop
ASR OFF (A fig. 82) te drukken.
61)
Wanneer het systeem wordt
ingeschakeld, verschijnt er bij sommige
versies een bericht op het display.
Wanneer het systeem niet actief is, gaat
de led op de knop ASR OFF branden
en verschijnt er bij sommige versies een
bericht op het display.
Als het ASR tijdens het rijden wordt
uitgeschakeld, dan wordt het
automatisch, de volgende keer dat de
auto gestart wordt, weer ingeschakeld.
82F1A0324
87
Page 90 of 308

Wanneer met sneeuwkettingen wordt
gereden, kan het handig zijn om het
ASR uit te schakelen: onder deze
omstandigheden levert het doorslippen
van de aandrijfwielen bij het wegrijden
immers meer trekkracht op.
HBA SYSTEEM
(Hydraulic Brake Assist)
Het HBA-systeem is ontworpen om het
remvermogen van het voertuig tijdens
noodremmen te verbeteren. Het
systeem detecteert het noodremmen
door de snelheid en de kracht waarmee
het rempedaal wordt ingetrapt te
controleren en past vervolgens de
optimale remdruk toe.
Dit kan de remweg verkorten en dus
vormt het HBA-systeem een aanvulling
op het ABS.
Er wordt maximale assistentie van het
HBA-systeem verkregen als het
rempedaal zeer snel wordt ingetrapt.
Tevens moet het rempedaal continu,
dus niet intermitterend, ingetrapt
worden tijdens het remmen, om
voordelen van het systeem te
verkrijgen.
Verminder niet de druk op het
rempedaal zolang geremd moet
worden.Het HBA-systeem wordt uitgeschakeld
wanneer het rempedaal wordt
losgelaten.
62) 63) 64)
ERM ELECTRONIC ROLLOVER
MITIGATION SYSTEM
(Electronic Rollover Mitigation)
Het systeem controleert de neiging van
de wielen om van de grond te komen
als de bestuurder extreme manoeuvres
uitvoert zoals snel bijsturen om een
obstakel te vermijden, met name onder
omstandigheden van een slecht
wegdek.
Als dergelijke omstandigheden zich
voordoen, grijpt het systeem in op de
remmen en het motorvermogen om de
mogelijkheid dat de wielen van de
grond komen te beperken.
Het is niet mogelijk om de neiging tot
over de kop slaan te voorkomen
wanneer dit te wijten is aan redenen
zoals met de wielen aan één kant
op steile hellingen rijden, botsing tegen
voorwerpen of andere voertuigen.
65)
HILL DESCENT CONTROL
(HDC) SYSTEEM
Dit is een integraal onderdeel van het
ESC dat erop gericht is om het voertuig
tijdens de afdeling op een constante
snelheid te houden, door op
zelfstandige en gedifferentieerde wijze
op de remmen in te werken. Op deze
manier zijn de stabiliteit van het voertuig
en rijden in alle veiligheid gegarandeerd,
vooral bij slechte gripcondities en/of
op steile afdalingen.
Rijd, om het systeem in te schakelen,
langzamer dan 25 km/h en druk op de
speciale toets A fig. 83; de led op de
toets gaat branden en het display toont
een specifiek bericht.
Laat, zodra de gewenste snelheid is
bereikt, het gas- en rempedaal volledig
los (de led op de toets knippert). Als
u de snelheid wilt verhogen/verlagen,
trapt u het gas-/rempedaal weer in.
83F1A0300
88
VEILIGHEID