FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: DUCATO BASE CAMPER, Model: FIAT DUCATO BASE CAMPER 2018Pages: 316, PDF Size: 14.76 MB
Page 111 of 316

Belangrijkste
veiligheidsvoorschriften
voor het vervoeren van
kinderen
Het wordt aanbevolen kinderen altijd
op de achterbank te vervoeren, bij
een ongeval biedt de achterbank de
meeste bescherming.
Houd kinderen zo lang mogelijk in
kinderzitjes tegen de rijrichting in,
minstens tot ze 3-4 jaar oud zijn.
Als de passagiersairbag buiten
werking is gesteld, controleer dan altijd
de bijbehorende led op de knop
op
het instrumentenpaneel om er zeker
van te zijn dat deze airbag
daadwerkelijk is uitgeschakeld.
Volg de aanwijzingen, die de
producent verplicht bij het kinderzitje
moet leveren, zorgvuldig op. Bewaar
deze aanwijzingen samen met de
overige documenten en dit
instructieboek in het voertuig. Gebruik
geen gebruikte kinderzitjes waarvan
de gebruiksaanwijzingen ontbreken.
Controleer of de gordel goed is
vastgemaakt door eraan te trekken.
Elk kinderzitje is bedoeld voor
slechts één kind: vervoer nooit twee
kinderen in één zitje.
Controleer altijd of de
veiligheidsgordel niet langs de nek van
het kind loopt.
Controleer tijdens het rijden of het
kind geen verkeerde houding aanneemt
of de gordels losmaakt.
Vervoer kinderen nooit op schoot,
ook geen pasgeborenen. Niemand is in
staat om een kind vast te houden bij
een ongeval.
Laat een kind nooit het diagonale
gordelgedeelte onder zijn arm of achter
zijn rug omleggen.
Als de auto betrokken is geweest bij
een aanrijding, vervang het kinderzitje
dan door een nieuwe. Bovendien,
en afhankelijk van het type kinderzitje
dat geïnstalleerd is, moeten de
Isofix-verankeringen of de
veiligheidsgordel waarmee het
kinderzitje vastzat ook worden
vervangen.
Zo nodig kan de achterste
hoofdsteun worden verwijderd om een
kinderzitje te monteren. De hoofdsteun
moet altijd geplaatst zijn als de stoel
door een volwassene wordt gebruikt of
door een kind in een kinderzitje zonder
rugleuning.
BELANGRIJK
88)Plaats een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje nooit op de
passagiersstoel als de zijairbag aan
passagierszijde is ingeschakeld. Bij een
ongeval, hoe klein ook, kan de airbag
ernstig letsel en zelfs de dood van het kind
tot gevolg hebben. Het is raadzaam
kinderen altijd in kinderzitjes op de
achterbank te vervoeren: bij een ongeval
biedt de achterbank de meeste
bescherming. Als een kind op de voorstoel
in een tegen de rijrichting in gemonteerd
kinderzitje vervoerd moet worden, schakel
dan de passagierszijairbags (front- en
zijairbags ter bescherming van borst/
bekken, bij bepaalde versies/markten, waar
voorzien) uit met behulp van het
setup-menu. Het is belangrijk de speciale
LED op knop
op het dashboard te
controleren om er zeker van te zijn dat ze
echt uitgeschakeld zijn. Bovendien moet
de passagiersstoel zo ver mogelijk naar
achteren zijn geschoven om te voorkomen
dat het kinderzitje eventueel in aanraking
komt met het dashboard.
89)Op de zonneklep is een etiket met
symbolen aangebracht dat eraan herinnert
dat de airbag verplicht uitgeschakeld
moet worden als een tegen de rijrichting in
gemonteerd kinderzitje op de voorstoel
wordt gemonteerd. Houd u altijd aan
de aanwijzingen op de zonneklep aan de
passagierszijde (zie de paragraaf
“Aanvullend veiligheidssysteem (SRS) -
Airbag”).
109
Page 112 of 316

90)Verplaats de voorste passagiersstoel of
de achterbank niet als er een kind op zit
of als het kind in een geschikt kinderzitje zit.
91)Onjuiste montage van het kinderzitje
kan ertoe leiden dat het
beschermingssysteem inefficiënt wordt. Bij
een ongeval kan het kinderzitje loskomen
en kan het kind zelfs dodelijk gewond
raken. Houd u, bij het monteren van
kinderzitjes voor pasgeborenen of kinderen,
strikt aan de aanwijzingen van de
Fabrikant.
92)Wanneer het kinderzitje niet in gebruik
is, zet het dan vast met de
veiligheidsgordel of met de ISOFIX-
verankeringen, of verwijder het uit het
voertuig. Laat het kinderzitje niet los in het
interieur liggen. Op die manier kan het geen
letsel bij de inzittenden veroorzaken, als er
plotseling moet worden geremd of in
geval van een ongeval.
93)Zorg er altijd voor dat het diagonale
gedeelte van de veiligheidsgordel niet
onder de armen of achter de rug van het
kind loopt. Bij een ongeval zal de
veiligheidsgordel het kind niet vast kunnen
houden, met het risico van zelfs dodelijk
letsel. Daarom moet het kind de
veiligheidsgordel altijd correct omleggen.
94)De afbeeldingen dienen slechts ter
illustratie van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de aanwijzingen,
die bijgesloten moeten zijn.95)Sommige kinderzitjes zijn geschikt voor
de gewichtsgroepen 0 en 1. Op de
achterzijde van deze kinderzitjes is een
aansluiting voor verankering aan de
autogordels voorzien en ook hebben deze
kinderzitjes aparte gordels om het kind
te beschermen. In geval van verkeerde
montage kunnen deze kinderzitjes omwille
van hun gewicht gevaarlijk zijn (bijvoorbeeld
wanneer tussen het kinderzitje en de
autogordels een kussen wordt geplaatst).
Neem de montagevoorschriften zorgvuldig
in acht.INBOUW-
VOOR “UNIVERSEEL
ISOFIX”
KINDERZITJE
Het voertuig heeft een
inbouwvoorbereiding voor ISOFIX-
kinderzitjes.
Met het ISOFIX-systeem kunt u het
ISOFIX-kinderzitje snel, eenvoudig en
veilig monteren zonder gebruik van
de veiligheidsgordels van de auto, maar
door dit rechtstreeks vast te maken
aan de stoel met behulp van de drie
bevestigingspunten in de auto.
ISOFIX-kinderzitjes en conventionele
kinderzitjes kunnen in hetzelfde voertuig
op verschillende stoelen worden
gemonteerd.
Om een ISOFIX-kinderzitje te monteren,
de twee metalen verankeringen A fig.
113 vastmaken die tussen de
rugleuning en de zitting van de
achterstoel zitten, daarna de bovenste
gordel (geleverd bij het kinderzitje)
vastmaken aan het speciale
bevestigingspunt B fig. 114 dat zich
onderaan achter de rugleuning bevindt.
Als voorbeeld is in fig. 116 een ISOFIX
Universeel kinderzitje voor
gewichtsgroep 1 afgebeeld.
110
VEILIGHEID
VOORBEREIDING
Page 113 of 316

OPMERKING Wanneer een universeel
ISOFIX-kinderzitje wordt gebruikt,
kunnen alleen ECE R44 "ISOFIX
Universal” (R44/03 of latere updates)
typegoedgekeurde kinderzitjes gebruikt
worden fig. 115.
WAARSCHUWING: De fig. 116 is
indicatief en dient slechts ter illustratie
van de montage. Monteer het
kinderzitje overeenkomstig de
aanwijzingen, die bijgesloten moeten
zijn.96) 97) 98) 99)
113F1A0156
114F1A0157
115F1B0117C
116F1A0155
111
Page 114 of 316

GESCHIKTHEID VAN PASSAGIERSZITPLAATSEN VOOR GEBRUIK MET
ISOFIX-KINDERZITJES
In onderstaande tabel worden, conform de Europese regelgeving ECE 16, de mogelijkheden weergegeven van de montage
van Universeel Isofix kinderzitjes op de stoelen die zijn uitgerust met Isofix-beugels.
Gewichtsgroep Plaats kinderzitje Klasse Isofix-formaatIsofix montage, 1e rij
stoelen achter
(PANORAMA)Isofix montage, 1e rij
stoelen achter (COMBI)
Draagbaar wiegjeTegen de rijrichting in FXX
Tegen de rijrichting in GXX
Groep 0 tot 10 kg Tegen de rijrichting in EIL IL
Groep 0+ (tot 13 kg)Tegen de rijrichting in E
IL IL
Tegen de rijrichting in DIL IL
Tegen de rijrichting in CIL IL
Groep 1 (van 9 tot 18
kg)Tegen de rijrichting in D
IL IL
Tegen de rijrichting in CIL IL
In de rijrichting BIUF IUF
In de rijrichting B1IUF IUF
In de rijrichting AIUF IUF
X: ISOFIX-plaats niet geschikt voor ISOFIX-kinderzitjes in deze gewichtsgroep en/of klasse.
IL: geschikt voor ISOFIX kinderzitjes van de categorieën "Specifieke voor het voertuig", "Beperkt", of "Semi-universeel", goedgekeurd voor dit type voertuig.
IUF: geschikt voor in de rijrichting geplaatste Isofix kinderzitjes in de Universele categorie en typegoedgekeurd voor gebruik voor de gewichtsgroep.
BELANGRIJK De bank en de 4-zitsbank van de versie Bestelwagen met dubbele cabine zijn niet geschikt voor het plaatsen
van een kinderzitje.
OPMERKING: Voor andere gewichtsgroepen zijn specifieke ISOFIX-kinderzitjes voorzien, die alleen gebruikt kunnen worden als
ze speciaal voor dit voertuig zijn getest (zie overzicht voertuigen met systeem voor kinderzitjes).
112
VEILIGHEID
Page 115 of 316

KINDERZITJES AANBEVOLEN DOOR FIAT PROFESSIONAL VOOR UW NIEUWE
DUCATO
Lineaccessori MOPAR omvat een volledige reeks kinderzitjes die bevestigd moeten worden met de driepuntsveiligheidsgordel
of de ISOFIX-beugels.
96) 97) 98) 99)
Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes
Groep 0+ van 0 tot 13
kgBaby One-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type:
E2404040076
Fiat-bestelcode: 71806549Dit mag alleen tegen de rijrichting in bevestigd
worden met de veiligheidsgordels van de auto.
113
Page 116 of 316

Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes
Groep 1 – van 9 tot 18
kg
G0/1-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443718
Fiat-bestelcode: 71805991
Deze mag zowel in de rijrichting als tegen de
rijrichting in gemonteerd worden met behulp van
alleen de veiligheidsgordels van het voertuig of
de ISOFIX-verankeringen.
Fiat Professional adviseert montage met het
ISOFIX-platform (RWF "I" type - dat apart
aangeschaft moet worden) voor montage tegen
de rijrichting in of het ISOFIX-platform (FWF "G"
type - dat apart aangeschaft moet worden) voor
montage in de rijrichting, de starre hoofdsteun
(die apart aangeschaft moet worden) en de
ISOFIX-verankeringen in het voertuig.
Dit moet gemonteerd worden op de
achterstoelen aan de zijkanten. ++
ISOFIX RWF type "I" platform
voor G0/1
Fiat-bestelcode: 71806309
of
ISOFIX RWF type "G"
platform voor G0/1
Fiat-bestelcode: 71806308
++
Starre hoofdsteun
Bestelcode: 71806648
114
VEILIGHEID
Page 117 of 316

Gewichtsgroep Kinderzitjes Type kinderzitje Montage kinderzitjes
Groep2–3van15kg
tot 36 kg
Junior Kidfix-kinderzitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443721
Fiat-bestelcode: 71806570Het kan alleen in de rijrichting gemonteerd
worden met behulp van de
driepuntsveiligheidsgordel en de ISOFIX-
bevestigingen, indien aanwezig.
Scout-zitje
Goedkeuringsnummer type: E4
04443718
Fiat-bestelcode: 71805372Dit mag alleen bevestigd worden in de rijrichting
met de driepuntsveiligheidsgordel.
BELANGRIJK
96)Monteer het kinderzitje alleen bij stilstaand voertuig. Het kinderzitje is op de juiste wijze aan de beugels bevestigd als de vergrendeling
hoorbaar vastklikt. De instructies voor montage, demontage en plaatsing moeten in elk geval worden opgevolgd. De fabrikant van het
kinderzitje is verplicht deze instructies bij het kinderzitje te leveren.
97)Fiat adviseert het kinderzitje te monteren volgens de aanwijzingen, die bijgesloten moeten zijn.
98)Gebruik niet dezelfde verankering om meer dan één kinderzitje mee te bevestigen.
99)Als een universeel ISOFIX-kinderzitje niet aan alle drie de verankeringspunten is vastgemaakt, zal het kinderzitje het kind niet goed kunnen
beschermen tijdens een botsing. Het kind kan dan ernstig of dodelijk gewond raken.
115
Page 118 of 316

AANVULLEND
VEILIGHEIDS
SYSTEEM (SRS) -
AIRBAGS
Het voertuig kan uitgerust zijn met:
frontairbag bestuurderszijde;
frontairbag passagierszijde;
zijairbags voorin ter bescherming
van bekken en borst van bestuurder en
passagier;
hoofdairbags ter bescherming van
het hoofd van de inzittenden voorin.
De plaats van de airbags in het voertuig
is gemarkeerd met het woord
"AIRBAG" in het midden van het
stuurwiel, op het dashboard, op de
bekleding aan de zijkant of met een
sticker die in het gebied waar de airbag
wordt opgeblazen zit.
FRONTAIRBAGS
De frontairbags beschermen de
inzittenden voorin bij middelzware en
zware frontale botsingen, door de
airbag tussen de inzittende en
het stuurwiel of het dashboard op te
blazen.
Als de airbags niet worden opgeblazen
bij andere soorten botsingen (botsingen
opzij, achterop, over de kop slaan
enz.), wijst dit niet op een storing van
het systeem.In geval van een frontale botsing wordt
de airbag opgeblazen door een
elektronische regeleenheid.
Het kussen blaast onmiddellijk op
tussen de inzittende voorin en
het stuurwiel of het dashboard,
waardoor het lichaam van de inzittende
wordt opgevangen en de kans op
verwondingen wordt beperkt. Na het
opblazen loopt de airbag ook direct
weer leeg.
De frontairbags zijn geen vervanging
voor de veiligheidsgordels, maar een
aanvulling. Draag dus altijd
veiligheidsgordels, zoals trouwens bij de
wet voorgeschreven is in alle Europese
landen en de meeste landen
daarbuiten.
Bij een botsing kunnen degenen die
geen veiligheidsgordel dragen, in
contact komen met een airbag die nog
niet volledig opgeblazen is. Onder
deze omstandigheden wordt de
inzittende minder door de airbag
beschermd.
In de volgende omstandigheden kan
het voorkomen dat de frontairbags niet
worden opgeblazen:
frontale botsingen tegen makkelijk
vervormbare onderdelen, die niet het
front van het voertuig zijn (bijv. spatbord
tegen de vangrail, etc. );
als het voertuig onder andere
voertuigen of barriers terecht is
gekomen (bijv. een vrachtwagen of een
vangrail); Airbags kunnen in de
voornoemde situaties mogelijk niet
uitkomen omdat ze geen aanvullende
bescherming bieden op de gordels, dus
zou activering niets toevoegen. In
deze gevallen wijst de uitgebleven
activering dus niet op een storing van
het systeem.
100)
De frontairbags voor bestuurder en
passagier zijn ontworpen en afgesteld
om inzittenden voorin met omgelegde
veiligheidsgordels te beschermen.
Wanneer de airbags volledig
opgeblazen zijn, nemen ze bijna alle
ruimte in beslag tussen het stuurwiel en
de bestuurder en tussen het dashboard
en de passagier.
Bij lichte frontale botsingen (waarbij de
bescherming van de omgelegde gordel
volstaat) worden de airbags niet
opgeblazen. De veiligheidsgordels
moeten dus altijd gedragen worden. Bij
een frontale aanrijding zorgen de
veiligheidsgordels ervoor dat de
inzittenden in de juiste stand worden
gehouden.
116
VEILIGHEID
Page 119 of 316

FRONTAIRBAG
BESTUURDERSZIJDE
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in het midden van het stuurwiel
is geplaatst fig. 117.
FRONTAIRBAG
PASSAGIERSZIJDE
(voor bepaalde versies/markten)
Deze bestaat uit een onmiddellijk
opblaasbaar kussen dat in een speciale
ruimte in dashboard fig. 118 is
opgeborgen, deze airbag heeft een
groter volume dan de
bestuurdersairbag.FRONTAIRBAG
PASSAGIER EN
KINDERZITJES
101)
PlaatsNOOITeen kinderzitje tegen de
rijrichting in op de voorstoel met een
actieve passagiersairbag. Als bij een
botsing de airbag wordt opgeblazen,
kan dit leiden tot dodelijk letsel van het
kind.NeemALTIJDde aanwijzingen vermeld
op het label op de zonneklep aan
passagierszijde fig. 119 in acht.
Handmatige
uitschakeling van
frontairbag en zijairbag
aan passagierszijde
(voor bepaalde versies/markten)
Als een kind in een kinderzitje dat
achterstevoren op de voorstoel
is geplaatst vervoerd moet worden, dan
kunnen de frontairbag en de zijairbag
aan de passagierszijde worden
uitgeschakeld (voor bepaalde
markten/versies).
BELANGRIJK Voor het handmatig
uitschakelen van de frontairbag en de
zijairbag aan de passagierszijde (voor
bepaalde versies/markten) wordt
verwezen naar de paragraaf “Display” in
het hoofdstuk “Kennismaking met het
instrumentenpaneel”. De led op de
knop gaat branden om aan te geven
dat het systeem uitgeschakeld is.
De led die bij het symbool
fig. 120
op het dashboard hoort, geeft de
toestand van de
passagiersbescherming aan. Als de led
niet brandt, is de
passagiersbescherming ingeschakeld.
117F1A0312
118F1A0159
119F0T0950
117
Page 120 of 316

Wanneer de frontairbag en zijairbag aan
de passagierszijde (voor bepaalde
versies/markten) weer worden
ingeschakeld, gaat het
waarschuwingslampje uit.
Wanneer het voertuig wordt gestart
(sleutel in stand MAR), brandt de led
circa 8 seconden, als ten minste 5
seconden na de vorige uitschakeling
zijn verstreken. Als dit niet het geval is,
neem dan contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Als het voertuig binnen 5 seconden
opnieuw wordt in-/uitgeschakeld, kan
de led gedoofd blijven. Controleer in dit
geval de correcte ledwerking, schakel
het voertuig uit, wacht minstens 5
seconden en schakel weer in.Tijdens de eerste 8 seconden geeft het
branden van de led niet de werkelijke
toestand van de
passagiersbescherming aan, maar
heeft alleen tot doel om de correcte
werking ervan te controleren.
Ook in landen waarin de
uitschakelfunctie van de
passagiersbescherming niet geboden
wordt, wordt de test van de led
uitgevoerd, welke minder dan een
seconde gaat branden wanneer de
sleutel naar MAR wordt gedraaid, en
vervolgens weer dooft.
Het controlelampje kan met
verschillende lichtsterkte branden,
afhankelijk van de voertuigcondities. De
lichtsterkte kan ook tijdens dezelfde
sleutelcyclus variëren.
120F1A0374
118
VEILIGHEID