tow FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 238 of 289

WAARSCHUWING!
Blijf van de auto's vandaan wanneer u
de sleepogen gebruikt . Sleepbanden en
-kettingen kunnen breken en zo ernstig letsel
toebrengen.
GEBRUIK VAN HET SLEEPOOG VOOR
De aansluiting voor het sleepoog voor bevindt zich
rechtsonder op het frontpaneel.
Om het sleepoog te plaatsen verwijdert u de rubber
plug en brengt u het sleepoog in de aansluiting aan.
Steek het platte uiteinde van de krikhendel door het
sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel
verwisselen" voor meer informatie. Het sleepoog
moet volledig aanliggen tegen de bevestigingssteun ach-
ter het bumperpaneel, zoals is afgebeeld. Als de sleep-
haak niet goed aan het sleepoog bevestigd kan worden,
mag u de auto niet slepen. (afb. 163)
GEBRUIK VAN HET SLEEPOOG ACHTER
De aansluiting voor het sleepoog achter bevindt zich
achter een klep op de bumperbeschermer linksachter.
Om het sleepoog te plaatsen opent u de klep met een
autosleutel of smalle schroevendraaier, en leidt u het
sleepoog door de aansluiting.
Steek het platte uiteinde van de krikhendel door het
sleepoog en draai vast. Raadpleeg "Opkrikken en wiel
verwisselen" voor meer informatie. Het sleepoog
moet volledig aanliggen tegen de bevestigingssteun ach- ter het bumperpaneel, zoals is afgebeeld. Als de sleep-
haak niet goed aan het sleepoog bevestigd kan worden,
mag u de auto niet slepen. (afb. 164)
(afb. 163)
Sleepoog voor geplaatst(afb. 164)Sleepoog achter geplaatst 231
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 239 of 289

WANNEER DE MOTOR OVERVERHIT RAAKT
In elk van de hierna volgende gevallen kunt u met de
passende maatregelen het gevaar op oververhitting
verminderen.
Rijdend op de snelweg — Minder snelheid.
In stadsverkeer: zet de versnellingsbak in NEU-TRAAL wanneer u stilstaat, maar verhoog het stati-
onair toerental niet.
Als u blijft rijden met een oververhit koel-
systeem kunt u schade aan de auto ver-
oorzaken. Wanneer de temperatuurme-
ter in de "H"-zone staat , zet dan de auto veilig stil
langs de kant van de weg. Laat de auto met
uitgeschakelde airco stationair draaien tot de me-
ternaald weer in het normale bereik staat . Als de
meternaald in de "H"-zone blijft staan en u on-
onderbroken geluidssignalen hoort , zet de motor
dan direct af en waarschuw de wegenwacht . OPMERKING:
Er zijn verschillende manieren om
dreigende oververhitting van de motor te voorkomen:
Als de airco (A/C) aanstaat, zet hem dan uit. Het
aircosysteem voert warmte af naar het koelsysteem en
dat gebeurt niet als u de airco uitzet.
U kunt ook de temperatuurregelknop op de hoogste
stand zetten, de vloer ventilatieroosters openen en de
aanjager op de hoogste stand zetten. Zo ondersteunt
het kachelblok de werking van de radiator bij de afvoer
van warmte uit het koelsysteem.
WAARSCHUWING!
Zowel u als iemand in uw omgeving kan
ernstige brandwonden oplopen door
hete koelvloeistof (antivries) en stoom uit de
radiator. Als u stoom van onder de motorkap
hoort of ziet komen, mag u de motorkap pas
openen nadat de radiator voldoende is afge-
koeld. Open nooit de vuldop van een drukkoel-
systeem als de radiator of het expansiereservoir
heet is.
232
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 240 of 289

SLEPEN VAN EEN DEFECTE AUTO
Sleepmethode Wielen LOS van de grond MANUAL TRANSMISSION
Slepen met alle wielen op de grond Geen
Transmissie in de stand
NEUTRAL
Contactsleutel in stand ACC
Slepen met behulp van een wiellift of dolly Achter
NEE
Voor OK
Autoambulance ALLE BESTE METHODE
Het juiste sleep- of takelgereedschap is vereist om
schade aan uw auto te voorkomen. Gebruik uitsluitend
sleepstangen en andere apparaten welke voor dit spe-
cifieke doel zijn ontwikkeld. Volg hierbij altijd nauwge-
zet de instructies van de fabrikant. Het gebruik van
veiligheidskettingen is verplicht. Bevestig sleepstangen
of andere sleepmiddelen altijd aan een dragend deel van
het voertuig, nooit aan bumpers of hieraan bevestigde
beugels. De nationale en plaatselijke wetten m.b.t. het
slepen van voertuigen moeten worden opgevolgd.
Wanneer u tijdens het slepen accessoires wenst te
gebruiken (ruitenwissers, ruitontdooier, enz.), dient de
contactschakelaar in stand ON/RUN te staan en niet in
stand ACC.
Gebruik geen takelsysteem met sleep-
lus om de auto te slepen. Dit kan de
bumper beschadigen.
Bij het vastmaken van de auto op een sleepwa-
gen mogen de onderdelen in de wielophanging
vóór of achter niet worden vastgemaakt . Door
een foutieve sleepwijze kan uw auto worden be-
schadigd.
Duw of sleep deze auto niet met een andere
auto aangezien schade aan de bumper en de
versnelling kan worden toegebracht .
Als de te slepen auto bestuurbaar moet blijven,
dient de contactschakelaar in de stand ON te
staan, en niet in de stand LOCK of ACC.
233
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 241 of 289

MANUAL TRANSMISSION
De fabrikant raadt aan de auto op bijvoorbeeld een
autoambulance te vervoeren (alle wielen van de grond).
Uw voertuig kan ook in voorwaartse richting worden
gesleept, met vier wielen aan de grond, de versnelling-
hendel in de stand NEUTRAL en de contactsleutel in
de stand ACC. Als de transmissie niet werkt, moet het
voertuig gesleept worden met de voorwielen LOS van
de grond (gebruik een oprijauto, wieldolly's of hefap-
paratuur voor het optillen de voorwielen).ZONDER CONTACTSLEUTEL
Er moeten speciale voorzorgsmaatregelen worden ge-
nomen wanneer de auto wordt gesleept met het con-
tact in de stand LOCK. De beste methode om uw auto
te vervoeren is op een trailer of dieplader. Als deze
echter niet beschikbaar is, mag uw auto met een
takelwagen met een "bril" worden gesleept. Het ach-
terwaarts slepen (met de voorwielen op de grond) is
niet toegestaan, omdat de transmissie dan wordt be-
schadigd. Als het achterwaarts slepen het enige alter-
natief is, moeten de voorwielen op een dolly worden
geplaatst. Geschikte sleepuitrusting is noodzakelijk om
schade aan de auto te voorkomen.
Het niet toepassen van deze sleepmetho-
den kan de transmissie ernstig beschadi-
gen. Dergelijke schade wordt niet gedekt
door de beperkte garantie van een nieuw voer-
tuig.
234
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGEN
NOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 242 of 289

ONDERHOUD
ONDERHOUDSSCHEMA
Verplichte onderhoudsbeurten
In duizenden kilometers 30 60 90 120 150 180
Maanden 24 48 72 96 120 144
Banden op conditie/slijtage controleren en bandenspanning
eventueel corrigeren
Werking verlichting controleren (koplampen, richtingaanwijzers,
waarschuwingsknipperlichten, interieurverlichting,
waarschuwingslampjes instrumentenpaneel enz.)
Werking ruitenwisser/-sproeier controleren.
Stand van wisserbladen voor/achter controleren en wisserbladen
op slijtage controleren.
Conditie en slijtage van de remblokken vóór en de werking van het
slijtage-indicatielampje controleren.
Remblokken achter op conditie en slijtage controleren.
Conditie en visuele controle: buitenzijde carrosserie,
chassisbescherming, pijpen en slangen (uitlaat, brandstofsysteem,
remsysteem), rubberdelen (hoezen - manchetten enz.),
homokinetische koppelingen, voorwielophanging,
spoorstangeinden en stofhoezen. Indien nodig vervangen.
Controleer of de grendels van de motorkap schoon zijn en
controleer of de koppelingen gesmeerd en schoon zijn.
Alle vloeistofniveaus (motorkoelvloeistof, remvloeistof en vloeistof
van de hydraulische koppeling, ruitensproeiervloeistof, accuzuur,
enz.) controleren en zo nodig bijvullen.
235
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 243 of 289

In duizenden kilometers30 60 90 120 150 180
Maanden 24 48 72 96 120 144
De slag van de parkeerremhefboog controleren en zo nodig
bijstellen.
Uitlaatgassen-/emissies controleren.
Accustatus controleren en zo nodig bijladen.
Werking motorsysteem controleren (via diagnosestekker).
Doe een visuele controle van de conditie van de hulpaandrijfriem.
De hulpaandrijfriemen vervangen.
Toestand van distributieriem controleren.
Distributieriem vervangen (*).
Oliefilter vervangen (of minstens elke 24 maanden vervangen).
Luchtfilterelement vervangen (of minstens elke 24 maanden
vervangen).
Motorolie verversen en oliefilterelement vervangen (**) (***).
Remvloeistof verversen.
Pollenfilter vervangen.
* Ongeacht het aantal gereden kilometers moet de
distributieriem elke 4 jaar vervangen worden bij ge-
bruik in bijzonder zware omstandigheden (koud kli-
maat, stadsverkeer, langdurig stationair draaien) en ten
minste elke 5 jaar. ** Als minder dan 10.000 km per jaar met de auto
wordt gereden, moet om de 12 maanden de motorolie
worden ververst en het oliefilterelement worden ver-vangen.
236
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 244 of 289

*** Het werkelijke interval voor het verversen van de
motorolie en het vervangen van het oliefilterelement is
afhankelijk van het gebruik van de auto en wordt
aangegeven door een meter of bericht (indien aanwe-
zig) op het dashboard, of is ten minste elke 24 maan-den.
Als het vereiste onderhoud achterwege
wordt gelaten, kan uw auto hierdoor
schade oplopen.
Periodieke controles
Na elke 1.000 km of voorafgaand aan lange ritten het
volgende controleren en eventueel bijvullen:
motorkoelvloeistof, remvloeistof, ruitensproeier- vloeistof en vloeistof voor stuurbekrachtiging;
bandenspanning en bandenconditie;
werking verlichting (koplampen, richtingaanwijzers, waarschuwingsknipperlichten, enz.);
werking ruitenwissers/-sproeiers, wisserbladenstand en slijtage aan voor- en achterwisserbladen;
Controleer het motoroliepeil en vul zo nodig olie aan na elke 3.000 km. Gebruik van de auto onder zware
omstandigheden
Als u de auto voornamelijk onder een van de volgende
omstandigheden gebruikt:
trekken van aanhangwagen of caravan;
stoffige wegen;
korte (minder dan 7-8 km) en herhaalde ritten bij
temperaturen onder het vriespunt;
regelmatig stationair draaien, rijden van lange afstan- den met lage snelheden of het langdurig niet-
gebruiken van de auto. Voer de volgende controles
vaker uit dan is vermeld in het onderhoudsschema:
controleer remblokken voor op conditie en slijtage;
controleer of de grendels van de motorkap schoon zijn en controleer of de koppelingen gesmeerd en
schoon zijn.
controleer visueel de conditie van: motor versnel- lingsbak, pijpen en leidingen (uitlaat - brandstof -
remmen), rubberdelen (hoezen, manchetten enz.);
controleer de accustatus en het accuzuurniveau (elektrolyt);
doe een visuele controle van de conditie van de hulpaandrijfriemen;
controleer en vervang zo nodig de motorolie en het oliefilter;
Controleer en vervang zo nodig het pollenfilter;
Controleer en vervang zo nodig het luchtfilter.
controleer en vervang zo nodig het brandstoffilter.
237
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 245 of 289

MOTORCOMPARTIMENT — 2,0L DIESEL (afb. 165)(afb. 165)1 — Reservoir motorkoelvloeistof 5 — Reservoir remvloeistof
2 — Reservoir stuurbekrachtigingsvloeistof 6 — Volledig geïntegreerde vermogensmodule (zekeringen)
3 — Vulopening motorolie 7 — Luchtfilter
4 — Peilstok motorolie 8 — Reservoir ruitensproeiervloeistof
238
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 246 of 289

ONDERHOUDSPROCEDURES
De volgende pagina's bevatten devereisteonder-
houdswerkzaamheden zoals vastgesteld door de fabri-
kant van uw auto.
Naast de onderhoudsaspecten die genoemd zijn in het
onderhoudsschema zijn er nog andere componenten
die op een later tijdstip onderhouden of vervangen
moeten worden.
Het niet goed onderhouden van uw
voertuig of het achterwege laten van be-
nodigde beurten en reparaties kan leiden
tot duurdere reparaties, schade aan andere on-
derdelen of slechtere prestaties van het voertuig.
Laat mogelijke storingen onmiddellijk onderzoe-
ken bij een erkende dealer of garagebedrijf.
Uw auto is geproduceerd met verbeterde vloei-
stoffen, waardoor de prestaties en duurzaamheid
van uw auto behouden blijven en er langere on-
derhoudsintervallen mogelijk zijn. Gebruik geen
chemicaliën voor het spoelen van deze onderde-
len, omdat de chemicaliën uw motor, versnellings-
bak, stuurbekrachtiging of airconditioning kun-
nen beschadigen. Dergelijke schade wordt niet
gedekt door de beperkte garantie van een nieuw
voertuig. Als het nodig is om te spoelen vanwege
een storing, gebruik daarvoor dan alleen de voor-
geschreven vloeistof. MOTOROLIE
Oliepeil controleren — 2,0 L dieselmotoren
Om een optimale smering van de motor te waarbor-
gen, moet het juiste motoroliepeil gehandhaafd blijven.
Controleer het oliepeil daarom regelmatig, bijvoor-
beeld bij elke tankstop.
Het ideale tijdstip voor een controle van het motor-
oliepeil is ca. 5 minuten nadat u een bedrijfswarme
motor hebt afgezet, of ‘s ochtends voordat u de motor
de eerste keer start.
Controleer het oliepeil als de auto op een vlakke
ondergrond staat. Zo krijgt u een meer nauwkeurige
meting. Het oliepeil moet gehandhaafd blijven tussen
de MIN en MAX merktekens op de peilstok. Als u bij
deze motoren 1,0 liter olie bijvult met het peil op het
MIN merkteken, stijgt het peil naar het MAX
merkteken.
Motorolie verversen — 2,0 L dieselmotoren
Raadpleeg "Onderhoudsschema" voor de juiste
onderhoudsintervallen.
Viscositeit motorolie – 2,0L dieselmotor
Voor de beste prestaties en grootst mogelijke bescher-
ming onder alle omstandigheden adviseert de fabrikant
het gebruik van volledig synthetische 5W-30 motorolie
met een laag asgehalte, die voldoet aan de vereisten van
FIAT-specificatie 9,55535-S1 en ACEA C1/C2.
239
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 247 of 289

Additieven voor motorolie
Voeg geen andere additieven toe aan de motorolie,
behalve kleurstoffen om lekken op te sporen. Motor-
olie is een geavanceerd en hoogwaardig product waar-
van de prestaties door additieven nadelig kunnen wor-
den beïnvloed.
Afvoeren van afgewerkte motorolie en
oliefilters
Wees zorgvuldig bij het afvoeren van afgewerkte mo-
torolie en een gebruikte motoroliefilter. Willekeurig
afgevoerde olie en motoroliefilters kunnen een belas-
ting voor het milieu vormen. Neem contact op met uw
dealer, een benzinestation of de gemeentelijke over-
heid voor advies over de juiste en veilige manier om
verouderde olie of een gebruikt oliefilter af te voeren.
LUCHTREINIGINGSFILTER
BENZINEMOTOR
Raadpleeg "Onderhoudsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen.
WAARSCHUWING!
Het luchtinlaatsysteem (luchtfilterhuis,
slangen, enz.) biedt bescherming tegen
terugslaan van de motor. Verwijder het luchtin-
laatsysteem (luchtfilterhuis, slangen, enz.) alleen
als dat nodig is in verband met onderhoud of
reparatie. Zorg dat er niemand in de nabijheid
van de motorruimte staat voordat u de motor
start terwijl het luchtinlaatsysteem (luchtfilter-
huis, slangen, enz.) is verwijderd. Er bestaat an-
ders kans op ernstig letsel.
Motorluchtfilter kiezen
De kwaliteit van vervangende motorluchtfilters is sterk
wisselend. Alleen hoogwaardige filters mogen gebruikt
worden.
ONDERHOUDSVRIJE ACCU
U hoeft nooit water bij te vullen of onderhoudswerk-
zaamheden uit te voeren. OPMERKING: De accu bevindt zich in de ruimte
achter het linker voorspatbord en is bereikbaar via de
wielholte. Het wiel- en bandensamenstel hoeven niet
verwijderd te worden om bij die ruimte te komen. Om
de auto met een hulpaccu te starten, bevinden zich in
de motorruimte extra aansluitklemmen.
Om de accu te bereiken draait u het stuurwiel volledig
naar rechts en verwijdert u het wielkuippaneel.
240
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD