FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 261 of 289

Om krassen tot een minimum te beperken en de
lichtopbrengst maximaal te houden, mogen de kop-
lamplenzen niet met een droge doek worden schoon-
gemaakt. Verwijder vuil met een sopje van zachte zeep
en spoel goed na.
Gebruik nooit schurende reinigingsmiddelen, oplos-
middelen, staalwol of andere bijtende stoffen om de
lenzen te reinigen.
Ruitoppervlakken
Alle ruiten behoren regelmatig met een normale glas-
reiniger te worden gereinigd. Gebruik nooit een reini-
ger met schuurmiddelen. Wees voorzichtig bij het
schoonmaken van de binnenkant van de achterruit als
deze voorzien is van een elektrische ontdooi-
inrichting. Gebruik geen schrapers of andere scherpe
voorwerpen die de elementen kunnen beschadigen.
Wanneer u de spiegels schoonmaakt, moet u het rei-
nigingsmiddel op de gebruikte doek aanbrengen. Spuit
de reinigingsvloeistof niet rechtstreeks op de spiegel.Reinigen van kunststoflenzen in
instrumentenpaneel
De lenzen voor de meetinstrumenten in deze auto zijn
vervaardigd uit glasheldere kunststof. Wees bij het
reinigen hiervan extra voorzichtig om geen krassen te
veroorzaken.
1. Reinig met een zachte bevochtigde doek. Eventueel
kan een sopje van zachte zeep worden gebruikt,
maar gebruik in geen geval reinigingsalcohol of bij-
tende of schurende reinigingsmiddelen. Verwijder
de zeep met een schone, vochtige doek.
2. Drogen met een zachte doek.
Verzorging van autogordels
Bleek of verf de gordels nooit en reinig ze niet met
chemische oplosmiddelen of schurende reinigingsmid-
delen. De gordelband kan hierdoor worden aangetast.
Ook zonnestraling kan de stof aantasten.
Als u de gordels moet reinigen, gebruik dan een lauw
sopje van zachte zeep. Verwijder de gordels hiertoe
niet uit de auto. Drogen met een zachte doek.
Laat de gordels vervangen wanneer ze gaan rafelen,
slijtplekken vertonen of wanneer de gespsluitingen niet
goed functioneren.
SCHOONMAKEN VAN DE BEKERHOUDERS
Maak ze schoon met een vochtige doek of handdoek en
een zacht schoonmaakmiddel.
254
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 262 of 289

ROULEREN VAN BANDEN
De banden die gebruikt worden aan de voorzijde van
de auto krijgen een andere belasting te verwerken dan
de banden aan de achterzijde. De functies bij de bestu-
ring, de aandrijving en het remmen zijn verschillend.
Hierdoor slijten de voor- en achterbanden ongelijksnel.
Dit effect kunt u verminderen door de banden onder-
ling te rouleren. De voordelen van rouleren komen
vooral tot uiting bij groffe profieltypen, zoals het profiel
van allseasonbanden. Rouleren zorgt voor een langere
levensduur van de band en geeft langere tijd een goede
tractie in modder, sneeuw en op een nat wegdek.
Bovendien draagt rouleren bij tot soepele en rustige
rijeigenschappen.255
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 263 of 289

TECHNISCHE SPECIFICATIES
CHASSISNUMMER
Het chassisnummer (VIN) bevindt zich vooraan op de
linkerhoek van het instrumentenpaneel en is van bui-
tenaf door de voorruit zichtbaar. Dit nummer is ook
ingeslagen in de dorpel van het rechtervoorportier
onder de sierlijst en staat ook vermeld op het voer-
tuiginformatielabel dat op een van de autoruiten is
aangebracht, in de voertuigregistratie en in het eigen-
domsbewijs. (afb. 170) (afb. 171)
(afb. 170) Plaats van het VIN
(afb. 171)Plaats van het ingeslagen VIN
256
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 264 of 289

BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BANDENSPANNING
Voor een veilig en prettig gebruik van uw auto is een
juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Als de
bandenspanning niet juist is, heeft dit de onderstaande
gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
Een verkeerde bandenspanning is ge-
vaarlijk en kan leiden tot ongelukken.
Bij een te lage bandenspanning heeft de band
te veel rek en dit kan resulteren in oververhitting
en lekrijden.
Bij een te hoge bandenspanning zal de band
schokken op het wiel minder goed opvangen.
Rommel op de weg en gaten in het wegdek
kunnen de banden beschadigen waardoor ze lek
raken.
Banden met een te hoge of te lage spanning
kunnen het rijgedrag van de auto beïnvloeden en
kunnen een klapband veroorzaken waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Als niet alle banden dezelfde spanning hebben,
kunnen besturingsproblemen optreden. U kunt
de controle over de auto verliezen.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Bij een ongelijke bandenspanning aan beide
zijden van de auto kan deze naar links of rechts
gaan trekken.
Zorg dat alle banden altijd op de juiste span-
ning (voor koude banden) zijn.
Besparing
Een onjuiste bandenspanning kan leiden tot een onre-
gelmatig slijtagepatroon over het loopvlak van de band.
Deze abnormale slijtagepatronen verkorten de levens-
duur van de band, waardoor de band eerder vervangen
moet worden. Door een te lage bandenspanning wordt
ook de rolweerstand van de band hoger, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.
Rijcomfort en voertuigstabiliteit
Een juiste bandenspanning draagt bij tot comfortabele
rijeigenschappen. Bij een te hoge bandenspanning rijdt
de auto schokkerig en oncomfortabel.
BANDENSPANNINGEN
De juiste spanning voor koude banden staat vermeld
op de B-stijl aan de bestuurderszijde of op de achter-
rand van het bestuurdersportier.
Minstens één keer per maand moet u de bandenspan-
ning controleren en zo nodig aanpassen, evenals op
slijtage of zichtbare schade controleren. Gebruik een
zakmeter van goede kwaliteit om de bandenspanning te
controleren. Een visuele schatting van de spanning
volstaat niet. Radiaalbanden lijken soms de juiste span-
ning te hebben terwijl de spanning onvoldoende is. 257
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 265 of 289

Plaats na het controleren of aanpassen
van de bandenspanning altijd de ventiel-
dop terug. Hierdoor voorkomt u dat het
ventiel beschadigd raakt door binnendringend
vocht of vuil.
De gespecificeerde bandenspanningswaarden op het
plaatje gelden altijd voor "koude banden". Dit zijn
banden van een auto waarmee minstens 3 uur niet is
gereden, of waarmee minder dan 1,6 km is gereden na
een periode van 3 uur stilstaan. De spanning van een
koude band mag nooit hoger zijn dan de maximum-
spanning die op de zijkant van de band staat vermeld.
Controleer de bandenspanning vaker als de buitentem-
peraturen zeer verschillend zijn, omdat de bandenspan-
ning varieert met de temperatuur.
De bandenspanning verloopt ongeveer 7 kPa per 7°C
temperatuurverandering. Denk hieraan als u de druk
meet in een verwarmde garage, vooral in de winter.
Voorbeeld: als de temperatuur in de garage 20°C en de
buitentemperatuur 0°C bedraagt, moet u de banden-
spanning verhogen met 21 kPa, gelijk aan 7 kPa voor
elke 7°C temperatuurverschil.
Tijdens gebruik kan de bandenspanning onder invloed
van de temperatuur 13 tot 40 kPa oplopen. Laat de
banden in dat geval NOOIT gedeeltelijk leeglopen, de
bandenspanning is anders te laag zodra de band weer is
afgekoeld. Bandenspanning bij hogere rijsnelheden
De fabrikant is een voorstander van het rijden met een
veilige snelheid, volgens de geldende snelheidsbeper-
kingen. Wanneer de omstandigheden het toelaten om
met hoge snelheden te rijden, is de juiste bandenspan-
ning erg belangrijk. Mogelijk moet u de bandenspanning
verhogen en de belading van de auto verminderen als u
met hoge snelheden wilt rijden. Neem contact op met
de oorspronkelijke of een erkende bandenleverancier
voor de aanbevolen veilige rijsnelheid, de juiste bela-
ding en de correcte koude bandenspanning.
WAARSCHUWING!
Het rijden met hoge snelheden in een
maximaal beladen auto is gevaarlijk. De
extra belasting op uw banden kan defecten ver-
oorzaken. U kunt zo een ernstig ongeval krijgen.
Rij niet sneller dan 120 km/u in een auto die tot
het maximale laadvermogen is beladen.
RADIAALBANDEN
WAARSCHUWING!
Het gecombineerd monteren van radi-
aalbanden en andere bandentypes heeft
een negatieve invloed op het weggedrag van uw
auto. Dit stabiliteitsverlies kan ongevallen ver-
oorzaken. Als u radiaalbanden gebruikt , moeten
dat er altijd vier zijn. Combineer ze nooit met
andere bandtypes.
258
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 266 of 289

Een gat of scheur in het loopvlak van een radiaalband is
mogelijk nog te repareren, in tegenstelling tot schade
aan de zijkant van de band. Vraag advies aan uw erkende
bandenleverancier over reparatie van radiaalbanden.
RESERVEWIEL PASSEND BIJ STANDAARD
GELEVERDE BANDEN EN VELGEN –
INDIEN AANWEZIG
Uw voertuig kan zijn uitgerust met een reserveband en
velg die zowel in uiterlijk als in gebruik gelijk zijn aan de
standaard geleverde banden en velgen op de voor- en
achterassen van uw voertuig. Dit reservewiel mag wor-
den gebruikt bij het rouleren van banden voor uw auto.
Als uw voertuig beschikt over deze optie kunt u een
erkende bandenleverancier raadplegen voor het aanbe-
volen roulatieschema.
Als uw auto niet is uitgerust met een reservewiel dat
past bij de standaard geleverde banden en wielen, dan
kan uw auto worden uitgerust met een niet-passend
noodreservewiel. Noodreservewielen zijn ontwikkeld
om alleen te worden gebruikt bij uw auto. Uw auto kan
zijn uitgerust met een van de volgende typen niet-
passende noodreservewielen; compact, volmaats of
thuiskomer. Monteer tegelijkertijd nooit meer dan één
niet-passend noodreservewiel of niet-passende reser-
veband aan de auto.
Door de verminderde grondspeling kunt
u uw auto niet in een automatische was-
straat wassen wanneer het noodreserve-
wiel (compact , volmaats of thuiskomer) is gemon-
teerd. De auto kan zo schade oplopen.
NOODRESERVEWIEL – INDIEN AANWEZIG
Het noodreservewiel mag alleen in noodgevallen wor-
den gebruikt. U kunt vaststellen of uw auto is uitgerust
met een noodreservewiel door te kijken naar de be-
schrijving van het reservewiel op de band- en beladings-
informatiesticker op de portieropening aan bestuur-
derszijde of op de bandwang. Beschrijvingen van
noodreservewielen beginnen met de letter "T" of "S"
vóór aanduiding van de maat. Voorbeeld: T145/80D18103M.
T, S = Tijdelijke reserveband
Omdat het profiel op deze band een beperkte levens-
duur heeft, moet de originele band zo snel mogelijk
worden gerepareerd (of vervangen) en weer gemon-
teerd worden.
Probeer nooit een wieldop aan te brengen of een
conventionele band te monteren op het noodreserve-
wiel, omdat het wiel specifiek voor de noodreserve-
band is gemaakt. Monteer nooit meer dan één
noodreserveband/-wiel tegelijkertijd aan de auto.
259
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 267 of 289

WAARSCHUWING!
Noodreservewielen mogen alleen wor-
den gebruikt in noodgevallen. Met deze
banden mag u maximaal 80 km/u rijden. Nood-
reservewielen hebben een beperkte levensduur.
Als het loopvlak is versleten tot op de slijtindica-
toren, dient u de band van het noodreservewiel
('thuiskomertje') te vervangen. Let op de waar-
schuwingen met betrekking tot uw reservewiel.
Anders kan het reservewiel beschadigd worden
en veroorzaakt u misschien een ongeval.
VOLMAATS RESERVEWIEL – INDIEN AANWEZIG
Het volmaatse reservewiel mag alleen in noodgevallen
worden gebruikt. Mogelijk lijkt dit noodreservewiel op
het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de
auto. Het heeft echter andere eigenschappen. Dit re-
servewielen heeft wellicht een beperkte levensduur.
Als het loopvlak is versleten tot op de slijtindicatoren,
dient u de band van het volmaatse reservewiel te
vervangen. Aangezien het niet dezelfde band is, moet u
de oorspronkelijke band zo spoedig mogelijk vervangen
of herstellen en terugplaatsen.
NOODRESERVEWIEL - INDIEN AANWEZIG
Het noodreservewiel mag u alleen in geval van nood
gebruiken. De band en het reservewiel zijn voorzien
van een sticker. De sticker bevat de rijbeperkingen
voor dit reservewiel. Mogelijk lijkt dit noodreservewiel
op het oorspronkelijke wiel op de voor- of achteras van de auto. Het heeft echter andere eigenschappen. Het
rijgedrag van de auto verandert wanneer u dit noodre-
servewiel monteert. Aangezien het niet dezelfde band
is, moet u de oorspronkelijke band zo spoedig mogelijk
vervangen of herstellen en terugplaatsen.
WAARSCHUWING!
Het noodreservewiel mag u alleen in
geval van nood gebruiken. Het rijgedrag
van de auto verandert wanneer u dit noodreser-
vewiel monteert . Rijd met dit reservewiel niet
harder dan de snelheid vermeld op het noodre-
servewiel. De spanning van een koude band mag
nooit hoger of lager zijn dan de waarde die op de
band- en beladingsinformatiesticker staat op de
portieropening aan de bestuurderszijde.Vervang
(of herstel) de oorspronkelijke band zo spoedig
mogelijk en plaats deze terug. Anders veroor-
zaakt u misschien een ongeval.
DOORSLIPPEN VAN DE WIELEN
Als u vast komt te zitten in modder, zand, sneeuw of ijs,
mag u de wielen niet sneller dan 48 km/uur of meer dan
30 seconden continu laten draaien zonder te stoppen.
Raadpleeg “Een vastzittende auto weer vrijkrijgen” in
“Noodgevallen” voor meer informatie.
260
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 268 of 289

WAARSCHUWING!
Het laten doorslippen van de wielen is
gevaarlijk. De krachten die vrijkomen bij
extreem hoge wielsnelheden kunnen de banden
beschadigen. Er kan een band exploderen, waar-
door iemand gewond kan raken. Laat de wielen
van uw auto niet met een snelheid boven de
48 km/u of langer dan 30 seconden ononderbro-
ken ronddraaien. Zorg ook dat er geen personen
aanwezig zijn in de nabijheid van een doorslip-
pend wiel, ongeacht de snelheid waarmee het
wiel ronddraait .
BANDENSLIJTAGE-INDICATOREN
In de originele banden zijn bandenslijtage-indicatoren
aangebracht, die u helpen om te bepalen wanneer uw
banden moeten worden vervangen. (afb. 172)
Deze indicatoren zijn in de bodem van het profiel
geperst. Ze verschijnen als ringen als de profieldiepte
nog slechts 2 mm bedraagt. Als het loopvlak is versle-
ten tot op de slijtindicatoren dient u de band te
vervangen.
LEVENSDUUR VAN EEN BAND
De levensduur van een band is afhankelijk van verschil-
lende factoren, waaronder maar niet beperkt tot:
Rijstijl
Bandenspanning
Gereden afstand
WAARSCHUWING!
De banden en de reserveband dienen na
zes jaar te worden vervangen ongeacht
het resterende profiel op de banden. Als u deze
waarschuwing niet in acht neemt , kan een band
het plotseling begeven. U kunt de controle over
de auto verliezen en een ongeval veroorzaken
met ernstige of zelfs fatale gevolgen.
Bewaar banden die niet worden gebruikt op een koele,
droge plaats en stel ze zo weinig mogelijk bloot aan
licht. Voorkom dat de banden in aanraking komen met
olie, vet en benzine.
(afb. 172) 1 — Versleten band
2 — Nieuwe band 261
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 269 of 289

VERVANGENDE BANDEN
De banden van uw nieuwe auto bieden een optimaal
evenwicht tussen allerlei verschillende eigenschappen.
Controleer daarom de banden regelmatig op de juiste
spanning (van koude banden) en op slijtage. De fabri-
kant raadt u ten zeerste aan banden te monteren van
dezelfde specificaties als de banden waarmee de auto
werd afgeleverd wat betreft maat en kwaliteits- en
prestatieniveau (zie de paragraaf "Slijtage-
indicatoren"). Voor meer informatie over de juiste
bandenmaat raadpleegt u het plaatje met informatie
over banden en belasting. De lastindex en het snel-
heidssymbool vindt u op de wang van de originele band.
Raadpleeg de tabel voor bandenmaten in de sectie met
informatie over veiligheid van banden in deze gebrui-
kershandleiding voor meer informatie over de lastin-
dex en het snelheidssymbool van een band.
Wij adviseren u de twee voorbanden of de twee
achterbanden gelijktijdig als paar te vervangen. Het
vervangen van slechts een band kan het rijgedrag van
uw auto sterk beïnvloeden. Wanneer u een velg wilt
vervangen, moet u ervoor zorgen dat de specificaties
van de nieuwe velg overeenkomen met die van de
standaardvelgen.
Wij raden u aan contact op te nemen met uw oor-
spronkelijke of een erkende bandenleverancier voor
alle vragen omtrent de juiste band. Wanneer u een
ander type band monteert, kan dat de veiligheid, de
wegligging en het rijgedrag van uw auto in gevaar
brengen.
WAARSCHUWING!
Gebruik geen andere soort band of
velgmaat of een band met een andere
belastingsindex dan voor uw auto is voorgeschre-
ven. Door sommige niet-goedgekeurde banden
en wielen gecombineerd te gebruiken verandert
u mogelijk de dimensies en eigenschappen van de
wielophanging, waardoor de besturing, het weg-
gedrag en de remwerking veranderen. Dat kan
onvoorspelbaar stuurgedrag en spanningen in de
stuurinrichting en de wielophanging veroorza-
ken. U kunt de controle over de auto verliezen en
een ongeval veroorzaken met ernstige of zelfs
fatale gevolgen. Kies daarom uitsluitend banden
en velgmaten met een belastingsindex die voor
uw auto is goedgekeurd.
Gebruik nooit een band met een lagere belas-
tingsindex of capaciteit dan waarmee uw voer-
tuig oorspronkelijk is uitgerust . Als u een band
met een lagere belastingsindex gebruikt , kan de
band te zwaar worden belast en defect raken. U
kunt hierdoor de controle over het voertuig ver-
liezen wat tot aanrijdingen kan leiden.
Wanneer uw banden niet geschikt zijn voor uw
rijsnelheid, kan dat een klapband veroorzaken en
kunt u de controle over de auto verliezen.
262
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 270 of 289

Het monteren van een band met een
afwijkende bandmaat kan ervoor zorgen
dat de aanduiding van de snelheidsmeter
en de kilometerteller niet langer juist zijn. BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de hoogste kwaliteit met
een cetaangehalte van 50 of meer, die voldoet aan de
norm EN590, wordt sterk aanbevolen. Raadpleeg uw
dealer voor meer informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving.
263
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD