tow bar FIAT FREEMONT 2011 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2011, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2011Pages: 289, PDF Size: 5.06 MB
Page 197 of 289

STALLEN VAN DE AUTO
Als u meer dan 21 dagen geen gebruik maakt van uw
auto, wilt u misschien voorzorgsmaatregelen nemen
ter bescherming van de accu. U kunt:
Verwijder de IOD-zekeringen uit de volledig inge-bouwde krachtmodule die zich in de motorruimte
bevindt.
Of maak de massakabel van de accu los. RIJDEN MET EEN
AANHANGWAGEN
In dit hoofdstuk vindt u veiligheidstips en informatie
over wat u redelijkerwijs wel en niet met uw auto mag
trekken. Lees deze informatie aandachtig door voordat
u met een aanhangwagen gaat rijden, zodat u deze zo
efficiënt en veilig mogelijk kunt trekken.
Volg de vereisten en adviezen over rijden met een
aanhanger uit deze handleiding op, zodat de garantie
zijn geldigheid behoudt.
DEFINITIES VOOR RIJDEN MET AANHANGER
De onderstaande definities bieden een verklaring voor
de volgende begrippen:
Maximaal toelaatbaar totaalgewicht (GVWR)
Het GVWR is het maximaal toelaatbare totaalgewicht
van de auto. Dit is inclusief de bestuurder, passagiers,
bagage en het disselgewicht. De totale belasting moet
worden beperkt om zo het GVWR niet te
overschrijden.
Maximaal Toelaatbaar Aanhangergewicht (GTW)
GTW staat voor het gewicht van de aanhanger, plus het
gewicht van alle vracht, verbruiksgoederen en appara-
tuur (vast of tijdelijk) in of op de aanhanger in "geladen
en gebruiksklare" staat. De aanbevolen manier om het
GTW te meten is om de geladen aanhanger op een
weegbrug te plaatsen. Het volledige gewicht van de
aanhanger moet op de weegbrug rusten.
190
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 198 of 289

Maximaal toelaatbaar totaalgewicht van het
voertuig en de aanhanger samen (GCWR)
GCWR is het totaal toelaatbare gewicht van uw voer-
tuig met aanhanger als ze samen worden gewogen. OPMERKING:In het totaal toelaatbare gewicht
(GCWR) is rekening gehouden met een gewicht van
68 kg voor de bestuurder.
Maximaal toelaatbare asbelasting (GAWR)
Het GAWR is de maximumbelasting op de vooras en
op de achteras. Verdeel de lading gelijkmatig over de
voor- en achteras. Zorg dat u zowel voor als achter het
GAWR niet overschrijdt.
WAARSCHUWING!
Het is belangrijk dat het GAWR zowel
voor als achter niet wordt overschreden.
Als een van de waarden wordt overschreden,
kunnen gevaarlijke rijomstandigheden ontstaan.
U kunt de controle over het stuur verliezen en
een ongeval veroorzaken.
Disselgewicht (TW)
Het disselgewicht (TW) is de neerwaartse kracht die
door de aanhangwagen wordt uitgeoefend op de trek-
haakkoppeling. In de meeste gevallen mag dit niet
minder zijn dan 7% of meer dan 10% van de lading van
de aanhangwagen. Het disselgewicht moet niet hoger
zijn dan het gecertificeerde vermogen van de trekhaak
of het vermogen van het disselgewicht, wat minder is.
Dit mag nooit minder zijn dan 4% van de lading van de aanhangwagen en niet minder dan 25 kg. U moet de
disselbelading beschouwen als een deel van de belading
op uw auto en zijn GAWR.
WAARSCHUWING!
Een verkeerd ingesteld koppelsysteem
kan het rijgedrag, de stabiliteit vermin-
deren en kan een ongeluk veroorzaken. Neem
voor meer informatie contact op met de fabri-
kant(en) van de trekhaak en de aanhangwagen
of met een betrouwbare dealer van aanhangwa-
gens.
Voorste gedeelte
Het oppervlak van de voorzijde wordt bepaald door de
maximale hoogte van de aanhanger vermenigvuldigd
met de maximale breedte van de aanhanger.
Antislingerinrichting
Raadpleeg “Antislingerregeling (TSC)” in “Uw auto/
Elektronisch remsysteem” voor meer informatie. L OSTREK-BEVEILIGINGSKABEL
Europese voorschriften voor geremde aanhangwagens
tot maximaal 3.500 kg vereisen dat aanhangwagens zijn
voorzien van hetzij een secundaire koppelinrichting of
een breekkabel.
De aanbevolen plaats voor bevestiging van de beveili-
gingskabel voor normale aanhangers bevindt zich in de
gestanste sleuf op de zijwand van de aanhaakplek.
191
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 199 of 289

Met bevestigingspunt
Bij een afneembare trekhaak wordt de kabel doorhet bevestigingspunt geleid en aan zichzelf met een
klem vastgezet. (afb. 134)
Bij een vaste trekhaak met kogel de klem direct op het daartoe bestemde punt bevestigen. Deze alter-
natieve oplossing moet specifiek zijn toegelaten door
de fabrikant van de aanhanger, omdat de klem wel-
licht niet sterk genoeg is voor gebruik op deze
manier. (afb. 135)
Zonder bevestigingspunten
Bij een trekhaak met afneembare kogel dient u zich te houden aan de door de fabrikant of leverancier
aanbevolen werkwijze. (afb. 136)(afb. 134) Klem/lus-methode afneembare kogel
(afb. 135)
Klem/lus-methode vaste kogel(afb. 136)Hals/lus-methode afneembare kogel
192
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 202 of 289

Tijdens de eerste 805 km die met uw
nieuwe voertuig worden gereden, mag
geen aanhangwagen worden aangekop-
peld. Hierdoor kunnen de motor, de as of andere
onderdelen beschadigd raken.
Daarna mag tijdens de eerste 805 km die met
een aanhangwagen worden gereden niet harder
dan 80 km/u worden gereden en niet vol gas uit
stilstand worden weggereden. Op deze manier
kunnen de motor en overige onderdelen van het
voertuig op juiste wijze worden ingereden onder
zwaardere belasting.
Voer de onderhoudsbeurten uit zoals aangegeven in
het Onderhoudsschema. Als u wilt gaan rijden met een
aanhangwagen, mag de maximaal toelaatbare asbelas-
ting (GAWR) nooit worden overschreden.
WAARSCHUWING!
Onjuist trekken van een aanhanger kan
leiden tot ongevallen en letsel. Volg de
onderstaande richtlijnen om uw aanhanger zo
veilig mogelijk te trekken:
(Vervolgd)(Vervolgd)
Zorg dat de vracht stevig is vastgezet en tijdens
het rijden niet kan schuiven. Als u de vracht niet
goed vastzet , kunnen tijdens het rijden verande-
ringen in de gewichtsverdeling optreden die u als
bestuurder niet kunt controleren. U kunt de con-
trole over het stuur verliezen en een ongeval
veroorzaken.
Trekhaken mogen uitsluitend door bevoegde
vakmensen worden gemonteerd.
Als u vracht vervoert of een aanhanger trekt ,
belaad de auto of de aanhanger dan nooit te
zwaar. Overbelading kan ertoe leiden dat u de
macht over het stuur verliest , tot slechte presta-
ties of beschadiging van de remmen, assen, mo-
tor, transmissie, de stuurinrichting, het chassis of
de banden.
Breng altijd veiligheidskettingen aan tussen uw
auto en uw aanhanger. Maak de kettingen altijd
vast aan het frame of de daarvoor bestemde
haken aan de trekhaak.Voer de kettingen kruise-
lings onder de dissel door en zorg dat deze vol-
doende lang zijn om bochten te kunnen nemen.
Parkeer een auto met aanhanger nooit op een
helling. Als u een auto met aanhanger parkeert ,
bekrachtig dan altijd de handrem van de auto.
Plaats altijd blokken voor de wielen van de aan-
hanger.
(Vervolgd)195
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 203 of 289

(Vervolgd)
Overschrijd nooit het GCWR. Het totale gewicht moet worden verdeeld
tussen de auto en de aanhanger, zodat de
volgende vier waarden niet worden over-
schreden:
1. Maximaal voertuiggewicht
2. GTW
3. GAWR
4. Disselgewichtwaarde voor de gebruikte
trekhaak.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Banden Probeer de aanhanger niet te trekken wanneer een nood-
reservewiel is gemonteerd.
Voor een comfortabel en veilig gebruik van uw auto is een juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Zie "Banden
– algemene informatie" in "Technische gegevens" voor het
op de juiste wijze op spanning brengen van de banden.
Controleer de bandenspanning van de aanhanger alvorens deze te gebruiken.
Controleer de banden op slijtage of zichtbare bescha di-
gingen alvorens de aanhanger te gebruiken. Zie "Banden
— algemene informatie" in "Technische gegevens" voor
het op de juiste wijze inspecteren van de banden.
Raadpleeg bij het verwisselen van banden het gedeelte "Banden – algemene informatie" in "Technische gegevens"
voor het op de juiste wijze verwisselen van banden. Het
vervangen van banden door exemplaren met een hogere belastingscapaciteit leidt niet tot verhoging van de
GVWR- en GAWR-limieten van de auto.
Vereisten voor het trekken van een aanhanger
– Aanhangerremmen Sluit het hydraulische remsysteem of vacuümsysteem van
uw auto niet
aan op dat van de aanhanger. Dit kan
leiden tot onjuist remgedrag en lichamelijk letsel.
Bij het trekken van een aanhanger met hydraulisch ger e-
gelde remmen is geen elektronische remregelmodule
voor de aanhanger vereist.
Aanhangwagenremmen worden aanbevolen voor aan-
hangwagens van meer dan 450 kg en zijn verplicht op
aanhangwagens van meer dan 750 kg.
Als de aanhangwagen geladen meer
weegt dan 450 kg, moet deze zijn voor-
zien van eigen remmen met voldoende
capaciteit .Wanneer dit niet het geval is, slijten de
remvoeringen sneller, is meer pedaalkracht ver-
eist en wordt de remweg langer.
WAARSCHUWING!
Sluit de remmen van de aanhanger
niet aan op de hydraulische remleidin-
gen van uw auto. Dit kan leiden tot overbelasting
en uitval van het remsysteem. Dan kan het voor-
komen dat u niet kunt remmen wanneer dit
nodig is en zo een ongeval veroorzaakt .
(Vervolgd)
196
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 210 of 289

BESCHRIJVING
INSTRUMENTENGROEP
1. Waarschuwingslampje voor het airbagsysteemNadat de contactschakelaar in de stand ON/
RUN is gezet, gaat dit waarschuwingslampje
gedurende ongeveer vier tot zes seconden
branden om de werking ervan te controleren.
Wanneer het lampje niet brandt tijdens het starten,
blijft branden of gaat branden tijdens het rijden, moet
het systeem zo snel mogelijk door een erkende dealer
worden nagekeken. Raadpleeg “Veiligheidsgordelsyste-
men” in “Veiligheid” voor meer informatie.
2. Storingsindicatielampje (MIL)
Het storingsindicatielampje maakt deel uit van
het boorddiagnosesysteem (OBD) dat de elek-
tronische regelingen van de motor en de ver-
snellingsbak controleert. Het lampje gaat branden als
de contactsleutel in de stand ON/RUN wordt gezet,
voordat de motor start. Als het lampje niet gaat bran-
den wanneer u de sleutel van OFF naar ON draait, laat
uw auto dan direct controleren op storingen.
Door sommige omstandigheden, zoals een losse of
afwezige tankdop, slechte brandstofkwaliteit e.d., kan
na het aanslaan van de motor de storingsindicator
(MIL) gaan branden. De auto moet worden afgeleverd
voor onderhoud als het foutmeldingslampje aan blijft
tijdens een paar ritten zoals die voor u gebruikelijk zijn.
In de meeste gevallen kan dan normaal met de auto
worden gereden en is slepen niet nodig.
Langdurig rijden met het lampje aan kan
schade aan de motorbediening veroorza-
ken. Het kan ook van invloed zijn op de
brandstofzuinigheid en de rijprestatie. Als het
lampje knippert , zal de katalysator vrij snel ern-
stig defect raken en zal het motorvermogen afne-
men. Raadpleeg onmiddellijk uw dealer.
WAARSCHUWING!
Een niet goed werkende katalysator, zo-
als hierboven beschreven, kan warmer
worden dan een katalysator die wel goed werkt .
Hierdoor kan brand ontstaan als u langzaam
rijdt of boven brandbare stoffen parkeert , zoals
droge planten of hout of karton enz. Dit kan de
dood of ernstig letsel tot gevolg hebben voor de
bestuurder, de passagiers of anderen.
3. Controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) — indien aanwezig Het controle-/storingslampje elektronisch
stabiliteitsprogramma (ESC) op het instru-
mentenpaneel gaat branden wanneer de con-
tactschakelaar in de stand ON/RUN wordt
gezet. Wanneer de motor draait, behoort dit lampje uit
te gaan. Wanneer het ESC-indicatie-/storingslampje
permanent blijft branden terwijl de motor draait, is een
storing gedetecteerd in het ESC-systeem. Als het
lampje blijft branden nadat er verschillende keren is
gestart en het voertuig meerdere kilometers heeft
203UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU- WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 216 of 289

NOODGEVALLEN
STARTEN MET STARTKABELS
Wanneer de accu van uw auto leeg is, kan de motor
met behulp van een set startkabels en een accu in een
andere auto, of met een draagbare snellader weer
worden gestart. Bij onjuist gebruik kan het starten met
startkabels gevaarlijk zijn. Houd u dus zorgvuldig aan de
hier beschreven procedures. OPMERKING: Bij gebruik van een draagbare snella-
der moeten de door de fabrikant geleverde bedienings-
voorschriften en vereiste voorzorgmaatregelen wor-
den uitgevoerd.
Gebruik geen draagbare snellader of een
ander snellaadapparaat met een sys-
teemspanning groter dan 12 volt . Dit kan
schade aanbrengen aan accu, startmotor, dynamo
of het elektrisch systeem.
WAARSCHUWING!
Probeer het voertuig niet met behulp
van startkabels te starten wanneer de
accu bevroren is. De accu kan hierdoor open-
scheuren of exploderen, waarbij het gevaar op
persoonlijke verwondingen bestaat . VOORBEREIDING VOOR HET STARTEN
MET STARTKABELS
De accu in uw auto bevindt zich tussen de koplamp en
het linker binnenscherm. Om met hulpstartkabels te
kunnen starten, bevinden zich twee aansluitingen links
in de motorruimte. (afb. 142)
(afb. 142)
Locatie hulppolen
1 — Positieve (+) hulppool (afgedekt door beschermkap)
2 — Negatieve (-) hulppool 209
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 249 of 289

WAARSCHUWING!
Gebruik voor uw airco uitsluitend
door de fabrikant goedgekeurde com-
pressorsmeermiddelen en koelmiddelen. Som-
mige niet-goedgekeurde koelmiddelen zijn ont-
vlambaar, kunnen ontploffen en ernstig letsel
veroorzaken. Andere niet-goedgekeurde koel-
middelen of smeermiddelen kunnen de werking
verstoren en hoge reparatiekosten veroorzaken.
Het aircosysteem bevat een koelvloeistof on-
der hoge druk. Om persoonlijk letsel of schade
aan het systeem te voorkomen mag het bijvullen
van koelmiddel, of andere reparaties waarbij lei-
dingen moeten worden losgekoppeld, alleen wor-
den uitgevoerd door een vakbekwame en speci-
aal opgeleide monteur.
Koelmiddel terugwinnen en hergebruiken
Het airconditioningsysteem van uw auto bevat R-134a,
een koelmiddel dat de ozonlaag in de bovenste atmo-
sfeer niet aantast. De fabrikant adviseert om het on-
derhoud aan het airconditioningsysteem te laten uit-
voeren door een erkende dealer of een bedrijf dat
beschikt over een installatie om het koelmiddel op te
vangen en te recycleren. OPMERKING: Gebruik alleen vloeibare afdichtings-
middelen voor aircosystemen, producten voor het
stoppen van lekken, afdichtingsconditioners, compres- sorolie of koelmiddelen die goedgekeurd zijn door defabrikant.
A/C-LUCHTFILTER - INDIEN AANWEZIG
Raadpleeg "Onderhoudsschema" voor de juiste onder-
houdsintervallen.
WAARSCHUWING!
Het luchtfilter van het aircosysteem niet
verwijderen als de aanjager aanstaat ,
anders kan persoonlijk letsel het gevolg zijn.
Het luchtfilter van het aircosysteem bevindt zich in de
luchtinlaat achter het handschoenenkastje. Volg de
onderstaande stappen om het filter te vervangen:
1. Open het handschoenenkastje en neem alle voor- werpen eruit.
2. Druk het lipje aan weerszijden van het handschoe- nenkastje naar binnen en trek tegelijkertijd zachtjes
aan het klepje van het handschoenenkastje tot beide
lipjes vrijkomen en het klepje opengaat op het
instrumentenpaneel. (afb. 166)
3. Klap het handschoenenkastje naar beneden.
4. De twee houders waarmee het filterdeksel aan de ventilatiebehuizing is bevestigd losmaken en het
deksel verwijderen. (afb. 167)
5. Verwijder het luchtfilter van de airco door het recht uit de behuizing te trekken.
242
UW AUTO
VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 264 of 289

BANDEN — ALGEMENE
INFORMATIE
BANDENSPANNING
Voor een veilig en prettig gebruik van uw auto is een
juiste bandenspanning absoluut noodzakelijk. Als de
bandenspanning niet juist is, heeft dit de onderstaande
gevolgen:
Veiligheid
WAARSCHUWING!
Een verkeerde bandenspanning is ge-
vaarlijk en kan leiden tot ongelukken.
Bij een te lage bandenspanning heeft de band
te veel rek en dit kan resulteren in oververhitting
en lekrijden.
Bij een te hoge bandenspanning zal de band
schokken op het wiel minder goed opvangen.
Rommel op de weg en gaten in het wegdek
kunnen de banden beschadigen waardoor ze lek
raken.
Banden met een te hoge of te lage spanning
kunnen het rijgedrag van de auto beïnvloeden en
kunnen een klapband veroorzaken waardoor u
de controle over de auto kunt verliezen.
Als niet alle banden dezelfde spanning hebben,
kunnen besturingsproblemen optreden. U kunt
de controle over de auto verliezen.
(Vervolgd)(Vervolgd)
Bij een ongelijke bandenspanning aan beide
zijden van de auto kan deze naar links of rechts
gaan trekken.
Zorg dat alle banden altijd op de juiste span-
ning (voor koude banden) zijn.
Besparing
Een onjuiste bandenspanning kan leiden tot een onre-
gelmatig slijtagepatroon over het loopvlak van de band.
Deze abnormale slijtagepatronen verkorten de levens-
duur van de band, waardoor de band eerder vervangen
moet worden. Door een te lage bandenspanning wordt
ook de rolweerstand van de band hoger, waardoor het
brandstofverbruik toeneemt.
Rijcomfort en voertuigstabiliteit
Een juiste bandenspanning draagt bij tot comfortabele
rijeigenschappen. Bij een te hoge bandenspanning rijdt
de auto schokkerig en oncomfortabel.
BANDENSPANNINGEN
De juiste spanning voor koude banden staat vermeld
op de B-stijl aan de bestuurderszijde of op de achter-
rand van het bestuurdersportier.
Minstens één keer per maand moet u de bandenspan-
ning controleren en zo nodig aanpassen, evenals op
slijtage of zichtbare schade controleren. Gebruik een
zakmeter van goede kwaliteit om de bandenspanning te
controleren. Een visuele schatting van de spanning
volstaat niet. Radiaalbanden lijken soms de juiste span-
ning te hebben terwijl de spanning onvoldoende is. 257
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 270 of 289

Het monteren van een band met een
afwijkende bandmaat kan ervoor zorgen
dat de aanduiding van de snelheidsmeter
en de kilometerteller niet langer juist zijn. BRANDSTOFVEREISTEN —
DIESELMOTOR
Het gebruik van dieselolie van de hoogste kwaliteit met
een cetaangehalte van 50 of meer, die voldoet aan de
norm EN590, wordt sterk aanbevolen. Raadpleeg uw
dealer voor meer informatie over de beschikbare
brandstoffen in uw omgeving.
263
UW AUTO VEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUDTECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD