FIAT FREEMONT 2012 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2012, Model line: FREEMONT, Model: FIAT FREEMONT 2012Pages: 356, PDF Size: 8.41 MB
Page 91 of 356

Zet de ruitenwissers uit als u door een
automatische autowasstraat gaat . De
ruitenwissers kunnen beschadigd raken
als u ze niet uitschakelt .
Zet bij koud weer de ruitenwisserschakelaar
eerst in de stand OFF en laat de ruitenwissers de
ruststand terugkeren voordat u het contact afzet
(OFF). Als de ruitenwisserschakelaar in de stand
ON blijft staan, vriezen de ruitenwissers aan de
voorruit vast en kan de ruitenwissermotor door-
branden wanneer de motor weer wordt gestart .
Verwijder altijd achtergebleven sneeuw als die
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet (OFF) en de ruitenwisserbladen kun-
nen niet terugkeren in de ruststand, kan de rui-
tenwissermoto worden beschadigd.
RUITENSPROEIERS
Druk de ruitenwisserschakelaar op het uiteinde van de
multifunctionele schakelaar tot de tweede stand in om
de ruitensproeiers in te schakelen.
Als u de ruitensproeiers inschakelt, terwijl de ruiten-
wissers in de intervalstand staan, maken de ruitenwis-
sers twee volledige, langzame wisbewegingen nadat u
de hendel hebt losgelaten en hervatten daarna het
gekozen interval. Als u de ruitensproeiers inschakelt als de ruitenwissers
zijn uitgeschakeld (OFF), maken deze twee of drie
wisbewegingen en schakelen weer uit (OFF).
WAARSCHUWING!
Een plotselinge verslechtering van het
zicht door de voorruit kan tot botsingen
leiden. Misschien ziet u andere voertuigen of
obstakels niet .Voorkom ijsvorming op de voorruit
door de voorruit eerst te verwarmen alvorens de
ruitensproeier te gebruiken.
TIPFUNCTIE
Druk de ruitensproeierschakelaar op het uiteinde van
de multifunctionele schakelaar tot de eerste stand in
om de ruitenwissers een wisbeweging te laten maken
en de ruit schoon te vegen. De wisbewegingen stoppen
pas als u de hendel loslaat. OPMERKING: De tipfunctie schakelt de sproeier-
pomp niet in. Er wordt daarom geen ruitensproeier-
vloeistof op de voorruit gesproeid. De wisfunctie moet
worden gebruikt om de voorruit te sproeien met
ruitensproeiervloeistof.
85
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 92 of 356

KOPLAMPSPROEIERS (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
De koplampsproeiers zijn verzonken in de bovenkant
van het spatbord, in het midden onder de koplamp.
Met de bedieningshendel voor de ruitenwissers/
sproeiers bedient u de koplampsproeiers als de con-
tactschakelaar AAN staat en de koplampen AAN zijn.
De hendel bevindt zich aan de linkerzijde van de stuur-
kolom.
Druk de koplampsproeierschakelaar op het uiteinde
van de multifunctionele schakelaar tot de tweede stand
in om de koplampsproeiers in te schakelen, en laat hem
los. Hierbij sproeien de twee stationaire sproeiers van
de koplampen een krachtige straal reinigingsvloeistof
op de koplampen. Ook de ruitensproeiers treden in
werking en de ruitenwissers maken een wisbeweging. OPMERKING:Nadat de contactschakelaar in de
stand ON is gezet en de koplampen zijn ingeschakeld,
treden de koplampwissers bij de eerste straal van de
ruitensproeiers in werking en vervolgens bij elke elfdestraal. FUNCTIES ACHTERRUIT
SCHAKELAAR ACHTERRUITWISSER/-
SPROEIER
De bedieningshendel voor de ruitenwissers/sproeier
bevindt zich rechts op de stuurkolom. (afb. 56)
Draai de schakelaar in de eerste stand naar boven
om de achterruitwisser in te schakelen.
Draai de schakelaar tot voorbij de eerste stand
om de achterruitsproeier in te schakelen. De
ruitensproeierpomp blijft werken zolang u de
schakelaar in deze stand houd. Na loslaten maakt de
ruitenwisser nog drie wisbewegingen en keert vervol-
gens in de ruststand terug. (afb. 57)
(afb. 56)
Achterruitwisser/-sproeier
86
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 93 of 356

Als de achterruitwisser is ingeschakeld wanneer het
contactslot in de stand LOCK wordt gezet, keert de
ruitenwisser automatisch in de ruststand terug. Wan-
neer u de motor weer wordt gestart, zal de wisser
weer gaan werken volgens de stand van de schakelaar.
Schakel de achterruitwisser uit als u
door een autowasstraat rijdt . Er kan
schade aan de achterruitwisser worden
veroorzaakt als de achterruitwisser ingeschakeld
blijft .
Laat bij koud weer de achterruitenwisser eerst
in de beginstand terugkeren vóór u het contact
uitzet en zorg dat de achterruitenwisserschake-
laar uitstaat . Als u de schakelaar van de achter-
ruitenwisser niet uitzet en de wisser vastvriest aan
de ruit , kan de wissermotor beschadigd raken
wanneer de auto weer wordt gestart .
Verwijder altijd opeengehoopte sneeuw als dit
verhindert dat de wisserbladen terugkeren naar
de ruststand. Wanneer u de ruitenwisserschake-
laar uitzet en de wisserbladen kunnen niet terug-
keren naar de ruststand, kan dit schade toebren-
gen aan de achterruitenwissermotor.
ACHTERRUITVERWARMING De knop van de achterruitverwarming bevindt
zich op het bedieningspaneel van de klimaatre-
geling. Druk op deze knop om de achterruitverwar-
ming en de buitenspiegelverwarming (voor bepaalde
uitvoeringen/markten) in te schakelen. Een controle-
lampje in de knop gaat branden om aan te geven dat de
(afb. 57) Achterruitwisser/-sproeier bedienen
87UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 94 of 356

achterruitverwarming aan staat. De achterruitverwar-
ming wordt na ongeveer 10 minuten automatisch uit-
geschakeld. OPMERKING:Gebruik de achterruitverwarming
uitsluitend terwijl de motor draait, om ontladen van de
accu te voorkomen.
Als er geen acht wordt geslagen op deze
waarschuwingen, kan er schade optreden
aan de verwarmingselementen.
Wees voorzichtig bij het schoonmaken van de
binnenkant van de achterruit . Gebruik geen schu-
rende schoonmaakmiddelen om de binnenzijde
van de ruit te reinigen. Gebruik een zachte doek
en een zacht zeepsopje en wrijf evenwijdig aan de
verwarmingselementen. U kunt stickers verwijde-
ren met warm water.
Gebruik geen schrapers, scherpe voorwerpen of
schurende schoonmaakmiddelen om de binnen-
zijde van de ruit te reinigen.
Zorg ervoor dat alle voorwerpen zich op veilige
afstand van de ruit bevinden. ELEKTRONISCHE
SNELHEIDSREGELING (voor
bepaalde uitvoeringen/markten)
Indien ingeschakeld neemt de elektronische snelheids-
regeling bij snelheden boven 40 km/u de werking van
het gaspedaal over.
De knoppen voor de elektronische snelheidsregeling
bevinden zich aan de rechterzijde van het stuurkolom.
(afb. 58) OPMERKING:
Om de correcte werking te waar-
borgen, is de elektronische snelheidsregeling zodanig
uitgevoerd dat het systeem wordt uitgeschakeld als u
(afb. 58)
1 — ON/OFF 2 — RES +
4 — CANCEL 3 — SET -
88
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 95 of 356

gelijktijdig meerdere functies van de elektronische snel-
heidsregeling bedient. Als dit gebeurt, kan het systeem
opnieuw in werking worden gesteld door de knop
ON/OFF van de elektronische snelheidsregeling in te
drukken en de gewenste snelheid opnieuw in te stellen.
IN WERKING STELLEN
Druk op de toets ON/OFF. Het controlelampje cruise-
regeling in de instrumentengroep gaat branden. Druk
nogmaals op de toets ON/OFF om het systeem uit te
schakelen. Het controlelampje cruise-regeling gaat uit.
Laat het systeem altijd uit staan als u het niet gebruikt.
WAARSCHUWING!
Het is gevaarlijk om de elektronische
snelheidsregeling ingeschakeld te hou-
den wanneer u deze niet gebruikt . U kunt het
systeem per ongeluk instellen en dan sneller gaan
rijden dan u wel wilt . U kunt zo de controle over
het stuur verliezen en een ongeval veroorzaken.
Laat het systeem altijd UIT staan als u het niet
gebruikt .
DE GEWENSTE SNELHEID INSTELLEN
Schakel de elektronische snelheidsregeling in. Wanneer
de auto de gewenste snelheid heeft bereikt, drukt u
kort op de toets SET (-). Laat het gaspedaal los en de
auto zal op de ingestelde snelheid blijven rijden. OPMERKING:
U mag pas op de toets SET drukken
als de auto moet met een gelijkmatige snelheid op een
vlakke weg rijdt.
BUITEN WERKING STELLEN
Als u het rempedaal licht aantikt, op de toets CANCEL
drukt of normale remdruk uitoefent terwijl de auto
vaart mindert, wordt de elektronische snelheidsrege-
ling uitgeschakeld zonder dat het geheugen wordt ge-
wist. Wanneer u op de toets ON/OFF drukt of de
contactschakelaar uitzet, wordt de ingestelde snelheid
gewist.
WEER OP INGESTELDE SNELHEID KOMEN
Als u wilt terugkeren naar een eerder ingestelde snel-
heid, drukt u kort op de toets RES (+). U kunt dan
opnieuw met elke snelheid boven 32 km/u gaan rijden.
INGESTELDE SNELHEID AANPASSEN
Wanneer de elektronische snelheidsregeling is inge-
steld, kunt u de snelheid verhogen door op de toets
RES (+) te drukken. Als u de toets ingedrukt houdt,
wordt de ingestelde snelheid continu verhoogd totdat
u de toets loslaat. De nieuwe snelheid zal vervolgens
worden ingesteld.
Als u eenmaal op de toets RES (+) drukt, wordt de
ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u. Met ieder
volgend tikje op de toets verhoogt u de snelheid met
2 km/u.
89
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 96 of 356

Als u de snelheid wilt verlagen terwijl de elektronische
snelheidsregeling is ingesteld, drukt u op de toets SET
(-). Als u de toets ingedrukt houdt in de stand SET (-),
wordt de ingestelde snelheid continu verlaagd totdat u
de toets loslaat. Laat de toets los zodra de gewenste
snelheid is bereikt. De nieuwe snelheid zal vervolgens
worden ingesteld.
Als u eenmaal op de toets SET (+) drukt, wordt de
ingestelde snelheid verhoogd met 2 km/u. Met ieder
volgend tikje op de toets verhoogt u de snelheid met
2 km/u.
ACCELEREREN OM IN TE HALEN
Trap het gaspedaal in op dezelfde wijze als u normaal
gesproken zou doen. Wanneer u het pedaal loslaat,
keert de auto terug naar de ingestelde rijsnelheid.
Elektronische snelheidsregeling gebruiken op
hellingen
De versnelling kan omlaag schakelen op hellingen om
de ingestelde snelheid van de auto te handhaven. OPMERKING:De elektronische snelheidsregeling
houdt de snelheid op hellingen en bij afdalingen con-
stant. Een kleine snelheidsverandering op flauwe hel-
lingen is normaal.
Op steile berghellingen kan de snelheid veel hoger of
lager worden, zodat het in die gevallen beter is om
zonder elektronische snelheidsregeling te rijden.
WAARSCHUWING!
Een elektronische snelheidsregeling kan
gevaarlijk zijn in situaties waar het sys-
teem geen constante snelheid kan aanhouden.
Uw auto kan gezien de omstandigheden te snel
gaan, waardoor u de controle over de auto kunt
verliezen en mogelijk een botsing veroorzaakt .
Gebruik de elektronische snelheidsregeling nooit
in druk verkeer of op bochtige, beijzelde, be-
sneeuwde of gladde wegen.
90
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 97 of 356

DAKCONSOLE
De dakconsole bevat de interieurverlichting, leeslamp-
jes, een bergvakje voor zonnebrillen, een observatie-
spiegel en een schakelaar voor het optionele, elektrisch
bedienbare schuifdak. (afb. 59)INTERIEURVERLICHTING/LEESLAMPJES
De dakconsole is voorzien van twee lampjes voor de
interieurverlichting. De lampjes gaan aan wanneer u
een voorportier, een schuifdeur of de achterklep
opent. Als uw auto afstandsbediende elektrische ver-
grendeling (RKE) heeft, gaan de lampen ook aan wan-
neer u de ontgrendeltoets op de afstandsbediening
indrukt. De instapverlichting fungeert ook als lees-
lampjes. Druk op de lens om deze lampjes aan te zetten
als u in de auto zit. Om elk lampje weer uit te schake-
len, drukt u opnieuw op de lamplens. U kunt de
schijnrichting van deze lampjes veranderen door de
buitenring in de richting van een van de vier pijltjes te
draaien. (afb. 60)(afb. 59)
Dakconsole
(afb. 60)Interieurverlichting / leeslampje
91
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 98 of 356

OPBERGVAKJE ZONNEBRIL
Om het bergvakje te openen drukt u de reliëfstangen
op het klepje van het bergvak in het midden van de
console kort in, dan zwaait het klepje open. (afb. 61)
ACHTERUITKIJKSPIEGEL VOOR BINNEN
De bolle achteruitkijkspiegel biedt de bestuurder en de
passagier voorin een breed zicht op de inzittenden
achterin. Als u de observatiespiegel wilt gebruiken,
drukt u op uitstekende staven van de klep voor het
opbergvak, waarna u de klep loslaat om deze naar
beneden te laten klappen. Vervolgens tilt u de klep
omhoog tot het opbergvak bijna is afgesloten en laat u
de klep los. De klep blijft in die stand staan zodat u in de
observatiespiegel kunt kijken.OPMERKING:
Vanuit de "observatiespiegelpositie"
kan de klep alleen worden gesloten.
Om de deur weer volledig te openen, moet hij eerst
worden gesloten en vervolgens opnieuw worden ge-
opend door nogmaals de vergrendeling in te drukken.
(afb. 62)
SCHAKELAAR ELEKTRISCH BEDIENBAAR
SCHUIFDAK (voor bepaalde uitvoeringen/
markten)
Raadpleeg “Elektrisch bedienbare schuifdak" voor
meer informatie.(afb. 61) Opbergvakje zonnebril
(afb. 62) Observatiespiegel
92
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD
Page 99 of 356

ALARMKNIPPERLICHTEN
De schakelaar voor de waarschuwingsknipperlichten
bevindt zich in het schakelaarpaneel op het instrumen-
tenpaneel boven de klimaatregelknoppen.Druk op de schakelaar om de alarmknipperlich-
ten in te schakelen. Zodra u de schakelaar in-
drukt, gaan alle richtingaanwijzers knipperen om
het verkeer te waarschuwen voor een noodsituatie.
Druk nogmaals op de schakelaar om de alarmknipper-
lichten uit te zetten.
Dit is een waarschuwingssysteem voor noodsituaties.
Gebruik het systeem niet terwijl u rijdt. Gebruik het
alleen wanneer u panne hebt en uw auto een gevaar
vormt voor andere weggebruikers.
Als u het voertuig moet verlaten om hulp te zoeken,
blijven de alarmknipperlichten ook werken wanneer
het contact is uitgeschakeld (OFF). OPMERKING: Bij langdurig gebruik van de alarm-
knipperlichten kan uw accu leeg raken. OPBERGVAKJE HANDSCHOENENKASTJE
Het handschoenenkastje bevindt zich aan de passagiers-
zijde in het instrumentenpaneel. Trek aan de handgreep
om het handschoenenkastje te openen. (afb. 63)OPBERGVAK IN VLOERCONSOLE
In de vloerconsole bevindt zich een open opbergvak.
(afb. 64)
OPBERGRUIMTE MIDDENCONSOLE
Onder de armsteun van de middenconsole bevindt zich
een opbergruimte. (afb. 65)
Trek de handgreep aan de voorzijde van de klep naar
boven om de opbergruimte te openen. (afb. 66)(afb. 63)
Handschoenenkastje
93
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD TECHNISCHE
SPECIFICATIESINHOUD
Page 100 of 356

Verschuifbare armsteun (alleen automatische
versnellingsbak)
Voor een eenvoudige toegang tot de opbergruimte kan
de middenarmsteun kan ook naar achteren worden
geschoven. (afb. 67)
WAARSCHUWING!
Het voertuig niet bedienen terwijl het
consolevak open staat .Tijdens het rijden
moeten mobiele telefoons, muziekspelers en an-
dere handbediende elektronische apparatuur
zijn opgeborgen. Gebruik van deze toestellen tij-
dens het rijden kan dodelijke ongelukken of ver-
wondingen veroorzaken omdat men wordt afge-
leid.
(afb. 64) Opbergvak in vloerconsole(afb. 65)
Middenconsole
(afb. 66)Geopende opbergruimte
94
UW AUTOVEILIGHEIDCORRECT
GEBRUIK VAN
DE AUTOWAARSCHU-
WINGSLAMPJES
EN MELDINGENNOODGEVALLENONDERHOUD
TECHNISCHE
SPECIFICATIES
INHOUD