display FIAT FULLBACK 2018 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2018, Model line: FULLBACK, Model: FIAT FULLBACK 2018Pages: 332, PDF Size: 10.64 MB
Page 105 of 332

Opmerking De afstand wordt
weergegeven in eenheden van 100 km
(100 mijl). De tijd wordt weergegeven in
eenheden van maanden.
2. Dit geeft aan dat het tijd is voor de
periodieke inspectie. Wendt u tot het
Fiat Servicenetwerk.
3. Nadat bij een Fiat Servicepunt
inspectie is verricht, wordt de tijd tot de
volgende periodieke inspectie
weergegeven.
Resetten
De weergave van "---" kan worden
gereset met de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "OFF".
1. Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van de herinnering voor
onderhoud.2. Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ongeveer 2 seconden of meer ingedrukt
om ervoor te zorgen dat het symbool
van de moersleutel gaat knipperen. (Als
er tijdens het knipperen gedurende
ongeveer 10 seconden geen
handelingen worden verricht, keert het
display terug naar de oorspronkelijke
weergave.)
3. Druk tijdens het knipperen van het
symbool zachtjes op de knop van het
multi-informatiedisplay om de weergave
te veranderen van "---" naar "CLEAR".
Hierna wordt de tijd tot de volgende
periodieke inspectie weergegeven.
50)
De weergave van "---" kan niet worden
gereset, zolang de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" staat.
Als "---" wordt weergegeven, wordt de
weergave na een bepaalde afstand of
tijdsperiode gereset en wordt de tijd totde volgende periodieke inspectie
weergegeven.
Raadpleeg het Fiat Servicenetwerk als
u de weergave per ongeluk reset.
De functie-instellingen wijzigen
De instellingen van “Average fuel
consumption reset mode” (resetmodus
gemiddeld brandstofverbruik), “Fuel
consumption unit” (eenheid
brandstofverbruik) en “Temperature
unit” (temperatuureenheid) kunnen naar
wens worden aangepast, als de
contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" staat.
117)
118)
De resetmodus voor het
gemiddelde brandstofverbruik
wijzigen
De modusinstellingen voor de weergave
van het gemiddelde brandstofverbruik
kunnen worden overgeschakeld tussen
"Auto reset" (automatisch resetten) en
"Manual reset" (handmatig resetten).
1. Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van het rijbereik. Raadpleeg
“Informatieweergave”.
2. Iedere keer dat u de knop van het
multi-informatiedisplay tijdens de
weergave van het rijbereik 2 seconden
of meer ingedrukt houdt, kunt u de
192AHA101338
193AHA101341
103
Page 106 of 332

resetmodus voor het gemiddelde
brandstofverbruik overschakelen (A:
automatische resetmodus, B:
handmatige resetmodus).
A — Automatische resetmodus
B — Handmatige resetmodus
Handmatige resetmodus
Als het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven en u de knop van
het multi-informatiedisplay ingedrukt
houdt, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik dat op dat moment
wordt weergegeven, gereset.
Als de volgende handeling wordt
verricht, wordt de modusinstelling
automatisch overgeschakeld van
handmatig naar automatisch. Behalve
voor voertuigen uitgerust met het
Keyless Operation-systeem: draai de
contactschakelaar van de stand "ACC"
of "LOCK" naar de stand "ON". Voor
voertuigen uitgerust met het KeylessOperation-systeem: verander de
bedieningsmodus van "ACC" of "OFF"
naar "ON".
De overschakeling naar automatisch
gebeurt automatisch. Als echter wordt
overgeschakeld naar de handmatige
modus, worden de gegevens van de
laatste reset weergegeven.
Automatische resetmodus
Als het gemiddelde brandstofverbruik
wordt weergegeven en u de knop van
het multi-informatiedisplay ingedrukt
houdt, wordt het gemiddelde
brandstofverbruik dat op dat moment
wordt weergegeven, gereset.
Als de motorschakelaar of de
bedieningsmodus op de volgende
standen staat, wordt de weergave van
het gemiddelde brandstofverbruik
automatisch gereset. Behalve voor
voertuigen uitgerust met het Keyless
Operation-systeem: de
contactschakelaar staat ongeveer 4 uur
of langer op de stand "ACC" of
"LOCK". Voor voertuigen uitgerust met
het Keyless Operation-systeem: de
bedieningsmodus staat ongeveer 4 uur
of langer op "ACC" of "OFF".
BELANGRIJK De weergave van het
gemiddelde brandstofverbruik kan
afzonderlijk voor de automatische
resetmodus en de handmatige
resetmodus worden gereset.BELANGRIJK Het geheugen van de
handmatige resetmodus of de
automatische resetmodus van de
weergave van het gemiddelde
brandstofverbruik wordt gewist, als de
accu wordt ontkoppeld.
De oorspronkelijke (standaard) instelling
is "Auto reset mode" (automatische
resetmodus).
De weergegeven eenheid van het
brandstofverbruik wijzigen
De weergegeven eenheid van het
brandstofverbruik kan worden
gewijzigd. De eenheden van de afstand
en de hoeveelheid kunnen ook worden
gewijzigd, in aansluiting op de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik.
Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van gemiddelde
brandstofverbruik. Raadpleeg
“Informatieweergave”.
Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ongeveer 5 seconden of meer ingedrukt
tot de zoemer twee keer afgaat.
Druk op de knop van het
multi-informatiedisplay en houd hem
ingedrukt om over te schakelen in de
volgorde van “km/l” > “l/100 km” >
“mpg” > “km/l”.
194AHA101354
104
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 107 of 332

De weergegeven eenheden van het
rijbereik en het gemiddelde
brandstofverbruik worden
overgeschakeld, maar de eenheden
van de snelheidsmeter, de
kilometerteller, de tripmeter en de
herinnering voor onderhoud blijven
ongewijzigd.
Als de accu wordt ontkoppeld, wordt
het geheugen van de instelling van de
eenheid gewist en wordt automatisch
de fabrieksinstelling hersteld.
De eenheden van de afstand worden in
overeenstemming met de
geselecteerde eenheid van het
brandstofverbruik ook in de
onderstaande volgorde veranderd.
Brandstof-
verbruikAfstand (rijbereik)
km/l km
l/100 km km
mpg mijl(en)
De temperatuureenheid veranderen
De weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur kan worden
gewijzigd.
1. Als u de knop van het
multi-informatiedisplay een paar keer
zachtjes indrukt, schakelt de
informatieweergave over naar de
weergave van de buitentemperatuur.
Raadpleeg “Informatieweergave”.
2. Iedere keer dat tijdens de weergave
van de buitentemperatuur de knop van
het multi-informatiedisplay 2 seconden
of meer wordt ingedrukt, kunt u de
weergegeven eenheid van de
buitentemperatuur overschakelen van
°C naar °F of van °F naar °C.
De temperatuurwaarde op het paneel
van de airconditioning wordt op het
multi-informatiedisplay afgewisseld met
de weergave van de buitentemperatuur.
"°C" of "°F" wordt echter niet op het
temperatuurdisplay van een
airconditioning weergegeven.
BELANGRIJK
115)Zelfs als dit symbool niet knippert, zou
er ijs op de weg kunnen liggen, dus rijd
voorzichtig.
116)Als de koelvloeistof oververhit raakt,
gaat "
" knipperen. Het staafdiagram
staat in dit geval in de rode zone. Zet
onmiddellijk het voertuig stil op een veilige
plaats en tref de vereiste maatregelen.
Raadpleeg "Oververhitting van de motor".
117)De bestuurder dient het display niet te
bedienen tijdens het rijden.
118)Zet het voertuig op een veilige plek
stil, voordat u het systeem bedient.
BELANGRIJK
49)Ga niet rijden met een extreem laag
brandstofpeil, een laag brandstofpeil kan
schade aan het brandstofsysteem
veroorzaken.
50)Het is de verantwoordelijkheid van de
klant om ervoor te zorgen dat de periodieke
inspectie en het geprogrammeerde
onderhoud worden verricht. Inspecties en
onderhoud moeten worden verricht om
ongelukken en storingen te voorkomen.
195AHA101367
105
Page 108 of 332

INDICATIE- EN WAARSCHUWINGSLAMPJES
1. Indicatielampje mistkoplampen* 2. Indicatielampjes richtingaanwijzers/alarmknipperlichten 3. Indicatielampje grootlicht
4. Indicatielampje Start&Stop* 5. Indicatielampje rijstrookwaarschuwing (LDW) stand-by waarschuwingslampje (groen)* —
Rijstrookwaarschuwing (LDW) lamp (geel)* 6. Indicatielampje positielichten* 7. Indicatielampje rijstrookwaarschuwing (LDW)
AAN* 8. Indicatielampje mistachterlichten* 9. Indicatielampje cruise control* 10. Waarschuwingslampje dieselroetfilter (DPF)*
11. Indicatielampje dieselvoorverwarming 12. Waarschuwingslampje lading 13. Waarschuwingslampje motor controleren
14. Indicatielampje brandstoffilter 15. Waarschuwingslampje vloeistoftemperatuur automatische versnellingsbak (voertuigen
met automatische versnellingsbak). 16. Waarschuwingslampje oliedruk 17. Indicatielampje Start&Stop OFF*
18. Waarschuwingslampje peil ruitensproeiervloeistof* 19. Multi-informatiedisplay 20. Raadpleeg voor nadere informatie
"Activering waarschuwingen" (indien aanwezig) 21. Raadpleeg voor nadere informatie "Activering waarschuwingen" (indien
aanwezig) 22. Waarschuwingslampje portier open 23. Herinnering/waarschuwingslampje veiligheidsgordel
24. Waarschuwingslampje antiblokkeersysteem (ABS) 25. Indicatielampje Elektronische stabiliteitsregeling (ESC)
26. Indicatielampje Elektronische stabiliteitsregeling (ESC) UIT 27. Waarschuwingslampje aanvullend veiligheidssysteem (SRS)
28. Waarschuwingslampje rem 29. Indicatielampje achterste differentieelslot* 30. Indicatielampjes 2WD-/4WD-besturing*
31. Indicatielampje lage gearing* 32. Indicatielampjes 2WD-/4WD-besturing* 33. Indicatielampje lage gearing*
* - Indien aanwezig
196AH1100948
106
KENNISMAKING MET HET INSTRUMENTENPANEEL
Page 166 of 332

WERKING VAN DE
TURBOCOMPRESSOR
(indien aanwezig)
Turbocompressor
104) 105)
De turbocompressor verhoogt het
motorvermogen door grote
hoeveelheden lucht in de cilinders van
de motor te persen. De vinnen in de
turbocompressor draaien op extreem
hoge snelheden en worden
onderworpen aan extreem hoge
temperaturen. Ze worden gesmeerd en
gekoeld door de motorolie. Als de
motorolie niet op de gespecificeerde
intervallen wordt ververst, kunnen de
lagers vastlopen of vreemde geluiden
maken.
1. Luchtcompressor 2. Perslucht
3. Cilinder 4. Vin turbocompressor
5. Turbine 6. Uitlaatgas
BELANGRIJK
104)Laat de motor niet direct na het
starten hoge toeren maken (door bijv. het
toerental op te voeren of snel te versnellen).
105)Zet de motor niet onmiddellijk af nadat
met hoge snelheid of heuvelopwaarts is
gereden. Laat eerst de motor stationair
draaien om de turbocompressor de kans te
geven om af te koelen.
START&STOP-
SYSTEEM
Het Start&Stop-systeem zet
automatisch de motor af en start hem
weer op zonder gebruik van de
contactschakelaar of motorschakelaar,
als het voertuig stilstaat, voor bijv. een
verkeerslicht of in een file, om de
hoeveelheid uitlaatgassen en het
brandstofverbruik te verlagen.
Opmerking De totale tijd dat de motor
door het Start&Stop-systeem is
afgezet, wordt weergegeven op het
multi-informatiedisplay. Raadpleeg
"Start&Stop-bewaking".
106)
De motor automatisch afzetten
Iedere keer dat de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, wordt het Start&Stop-systeem
automatisch ingeschakeld.
Het systeem kan worden uitgeschakeld
door op de schakelaar "OFF" van het
Start&Stop-systeem te drukken.
Raadpleeg "Uitschakelen"
Als het Start&Stop-systeem in werking
treedt, gaat het indicatielampje branden
om de bestuurder hiervan op de hoogte
te stellen.
252AA0020860
164
STARTEN EN RIJDEN
Page 169 of 332

Uitschakelen
Iedere keer dat de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, wordt het Start&Stop-systeem
automatisch ingeschakeld. Het systeem
kan worden uitgeschakeld door op de
schakelaar "OFF" van het
Start&Stop-systeem te drukken.
Als het Start&Stop-systeem wordt
uitgeschakeld, gaat het indicatielampje
branden.
Druk op de schakelaar "OFF" van
Start&Stop om het Start&Stop-systeem
opnieuw in te schakelen; het
indicatielampje gaat uit.Opmerking Als de contactschakelaar of
de bedieningsmodus op "ON" wordt
gezet, gaat dit indicatielampje ook een
paar seconden branden.
Als het indicatielampje
knippert
tijdens het rijden
Als het indicatielampje
knippert, is er
sprake van een storing in het
Start&Stop-systeem en werkt het
systeem niet.
We raden u aan het Fiat Servicenetwerk
te raadplegen.
BELANGRIJK
106)Als het voertuig langere tijd stil blijft
staan, of als u het voertuig onbewaakt
achterlaat, zet de motor dan af.
107)Neem de volgende
voorzorgsmaatregelen in acht als de motor
automatisch wordt afgezet. Anders zou zich
een onverwacht ongeval voor kunnen doen
als de motor automatisch herstart: trap het
gaspedaal niet in om de motor te laten
razen, terwijl het voertuig stilstaat (ongeacht
of de motor draait of is afgezet). Anders zou
zich een onverwacht ongeval voor kunnen
doen als de motor automatisch herstart;
verlaat het voertuig niet als de motor
automatisch is afgezet. Aangezien de motor
automatisch herstart als de
veiligheidsgordel van de bestuurder wordt
losgemaakt of het bestuurdersportier wordt
geopend, zou zich een onverwacht ongeval
voor kunnen doen als het voertuig in
beweging komt; zet de versnellingspook
niet op een andere stand dan "N"
(vrijstand). Als de versnellingspook op een
andere stand dan "N" (vrijstand) wordt
gezet, gaat het indicatielampje/-display
knipperen en gaat de zoemer af. Als de
versnellingspook weer op "N" (vrijstand)
wordt gezet, stopt het indicatielampje met
knipperen en gaat de zoemer uit. De motor
herstart niet als de versnellingspook in een
andere stand staat dan "N" (vrijstand).
256AHA106333
257AHA106346
167
Page 173 of 332

Opmerking Als het rempedaal niet
ingetrapt wordt gehouden, wordt het
schakelslot ingeschakeld om te
voorkomen dat de versnellingspook uit
de stand "P" (parkeren) wordt gezet.
Als de versnellingspook niet uit de
stand "P" (parkeren) kan worden
geschakeld
Als de versnellingspook niet vanuit de
stand "P" (parkeren) in een andere
stand kan worden gezet, terwijl het
rempedaal ingetrapt wordt gehouden
en de contactschakelaar of
bedieningsmodus op "ON" staat, zou
de accu leeg kunnen zijn of zou er
sprake kunnen zijn van een storing in
het schakelslot. Laat het voertuig
onmiddellijk nakijken door het Fiat
Servicenetwerk.
Schakel als volgt met de
versnellingspook als u het voertuig
moet verplaatsen.
Voor voertuigen met linkse
besturing
1. Zorg ervoor dat de parkeerrem
volledig is ingeschakeld.
2. Zet de motor af, als deze draait.
3. Steek een platte schroevendraaier
met een doek over de punt in de
uitsparing (A) van de afdekking. Wrik
voorzichtig met de schroevendraaier,
zoals weergegeven, om de afdekking te
verwijderen.4. Trap het rempedaal in.
5. Steek een platte schroevendraaier in
het gat (B) voor de ontgrendeling van
het schakelslot. Zet de versnellingspook
in de stand "N" (vrijstand), terwijl u de
platte schroevendraaier omlaag drukt.Voor voertuigen met rechtse
besturing
1. Zorg ervoor dat de parkeerrem
volledig is ingeschakeld.
2. Zet de motor af, als deze draait.
3. Trap het rempedaal met de
rechtervoet in.
4. Steek een platte schroevendraaier in
het gat (A) voor de ontgrendeling van
het schakelslot. Zet de versnellingspook
in de stand "N" (vrijstand), terwijl u de
platte schroevendraaier omlaag drukt.
Weergave stand versnellingspook
Als de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet,
wordt de stand van de versnellingspook
op het multi-informatiedisplay
weergegeven.
263AHA106304
264AHA106043
265AHA103589
171
Page 206 of 332

Bedieningsschakelaars
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
Op het stuurwiel zitten 4 schakelaars
om de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) mee te bedienen.
Type 1
Type 2A - Aan-/uitschakelaar SPEED
LIMITER
Om de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) in/uit te schakelen.
B — Schakelaar - SET
Om de huidige voertuigsnelheid op een
vaste snelheid in te stellen of de
instelsnelheid te verlagen.
C — Schakelaar RES +
Om met de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) de opgeslagen snelheid te
hervatten of de instelsnelheid te
verhogen.
D — CANCEL-schakelaar
Om de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) te annuleren.
Opmerking Druk de schakelaars één
voor één in. De snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) kan automatisch
worden uitgeschakeld als twee of meer
schakelaars tegelijkertijd worden
ingedrukt.
Informatie snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) in gedeelte
multi-informatiedisplay
De informatie van de
snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
wordt weergegeven op de
combinatiemeter in het gedeelte van
het multi-informatiedisplay.A - Controlestatus
Er zijn twee controlestatussen, zoals
hieronder weergegeven.
LIMIT OFF
Als de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) op STAND-BY staat, mag de
voertuigsnelheid de instelsnelheid
overschrijden.
LIMIT
Als de snelheidsbegrenzer (Speed Limiter)
is ingeschakeld. De voertuigsnelheid wordt
zo geregeld dat de instelsnelheid niet
wordt overschreden.
B - Aanduiding SPEED LIMITER
AAN
Als de snelheidsbegrenzer (Speed
Limiter) wordt opgestart, wordt het
symbool van de snelheidsbegrenzer
(Speed Limiter) weergegeven.
C - Instelsnelheid
Als een instelsnelheid is opgeslagen,
wordt deze weergegeven.
311AA0113771
312AHA110510
313AHA105004
204
STARTEN EN RIJDEN
Page 212 of 332

RIJSTROOK-
WAARSCHUWING
(indien aanwezig)
Doordat door middel van een camera
(A) de rijstrook wordt herkend waarover
het voertuig rijdt, laat de
rijstrookwaarschuwing (LDW) een
audiovisueel alarm afgaan op het
informatiescherm van het
multi-informatiedisplay, als uw voertuig
de rijstrook dreigt te verlaten.
Gebruik van de LDW
De aanduiding verandert als volgt,
afhankelijk van de systeemstatus.
Het systeem inschakelen
Als u de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" zet, gaat
een indicatielampje branden om aan te
geven dat het LDW-systeem aanstaat.Het systeem uitschakelen
Als u de schakelaar van het
LDW-systeem indrukt, gaat het
indicatielampje uit om aan te geven dat
het LDW-systeem uitstaat. Druk
nogmaals op de schakelaar om het
systeem weer aan te zetten.
Instelling van de LDW-startstatus
U kunt de LDW ON/OFF-status instellen
wanneer de contactschakelaar of de
bedieningsmodus op "ON" wordt gezet.
LDW 1 (fabrieksinstelling): De LDW
wordt elke keer automatisch
ingeschakeld.
LDW 2: De LDW ON/OFF-status
wordt opslagen voordat de
contactschakelaar wordt gedraaid op
“LOCK” of de bedieningsmodus wordt
geplaatst op “OFF”.
De LDW-modus instellen:
1- Schakel de LDW uit met een druk op
de LDW-schakelaar.
335AA0114055
336AHA106359
337AHA106375
338AHA106388
210
STARTEN EN RIJDEN
Page 215 of 332

als over een stuk weg wordt gereden waar
het aantal rijstroken toe-/afneemt of waar
meerdere rijstroken elkaar kruisen; als de
rijstrook is gemarkeerd met dubbele of
andere speciale lijnen; als over een
slingerweg of ruig terrein wordt gereden;
als over een gladde weg bedekt met
regenwater, sneeuw, ijs, enz. wordt
gereden; als ergens wordt gereden waar
de lichtomstandigheden plotseling
veranderen, zoals de in- of uitgang van een
tunnel; als scherpe bochten worden
genomen; als het wegdek het licht
reflecteert dat afkomstig is van de
tegengestelde richting van de rijrichting; als
het voertuig slingert als over drempels of
andere onregelmatigheden in het wegdek
wordt gereden; als de verlichting van de
koplampen niet voldoende is omdat de
koplampen vuil, verslechterd of verkeerd
gericht zijn; als het voertuig teveel naar één
kant helt door een zware belading of een
verkeerde bandenspanning; als de
koplampen van tegemoetkomend verkeer
in de LDW-camera schijnen; als het
voertuig is uitgerust met andere banden
dan de standaardbanden (zelfs bij
overmatig versleten banden en tijdelijke
reservewielen), sneeuwtractiesystemen
(sneeuwkettingen), of ongespecificeerde
componenten, zoals een aangepaste
ophanging; als de voorruit is bedekt met
regenwater, sneeuw, stof, enz.160)Volg de onderstaande instructies om
ervoor te zorgen dat de LDW goed blijft
werken: houd altijd de voorruit schoon;
vermijd harde stoten of grote druk op de
LDW-camera. Probeer de camera niet te
demonteren; manipulatie of verwijdering
van de LDW-camera is onder geen beding
toegestaan. De camera is in de fabriek
nauwkeurig gericht; plak geen stickers en
dergelijke op het gebied van de voorruit
voor de lens van de LDW-camera; gebruik
alleen ORIGINELE onderdelen voor de
vervanging van de wisserbladen.ACHTERUITKIJK-
CAMERA
(indien aanwezig)
De achteruitkijkcamera is een systeem
waarmee het zicht achter het voertuig
op een scherm van het
multicommunicatiesysteem (MCS), het
Smartphone Link Display Audio of het
DISPLAY AUDIO wordt weergegeven.
260) 261) 262)
161)
Blikveld van de achteruitkijkcamera
Het blikveld van de achteruitkijkcamera
is beperkt tot het gebied dat in de
afbeeldingen wordt weergegeven. De
camera kan niet beide zijden en de
onderkant van de achterbumper, enz.
weergeven. Controleer voordat u
achteruitrijdt de veiligheid rondom het
voertuig.
343AHA103707
213