dashboard FIAT SCUDO 2014 Instructieboek (in Dutch)
[x] Cancel search | Manufacturer: FIAT, Model Year: 2014, Model line: SCUDO, Model: FIAT SCUDO 2014Pages: 227, PDF Size: 4.52 MB
Page 128 of 227

124LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
Imperiaal/skidrager
Verwijder de imperiaal of skidrager als u
deze niet gebruikt. Deze accessoires ver-
minderen de aerodynamica van de auto,
waardoor het brandstofverbruik toe-
neemt. Gebruik voor het vervoer van vo-
lumineuze voorwerpen bij voorkeur een
aanhanger.
Stroomverbruikers
Gebruik de elektrische installaties alleen
als u ze nodig hebt. De achterruitverwar-
ming, de verstralers, de ruitenwissers en
de aanjager van het ventilatie-/verwar-
mingssysteem vragen veel stroom, waar-
door het brandstofverbruik toeneemt (tot
aan 25% in stadsverkeer).
Airconditioning
De airconditioning gebruikt zeer veel
energie, waardoor het brandstofverbruik
sterk toeneemt (tot gemiddeld 20%): ge-
bruik wanneer de buitentemperatuur het
toelaat, bij voorkeur de functies van het
ventilatiesysteem.
Aerodynamische accessoires
Het gebruik van niet goedgekeurde aero-
dynamische accessoires kan de aerodyna-
mica negatief beïnvloeden, waardoor het
brandstofverbruik zal toenemen.RIJSTIJL
Starten
Laat de motor als de auto stilstaat, niet
warmdraaien met stationair toerental en
ook niet met een hoog toerental: onder
deze omstandigheden warmt de motor
veel langzamer op, terwijl het verbruik en
de schadelijke uitlaatgasemissie toenemen.
Het is beter om rustig weg te rijden en
geen hoge toerentallen te gebruiken: op
deze manier warmt de motor sneller op.
Overbodige handelingen
Trap het gaspedaal niet in als u stilstaat
voor een stoplicht of voordat u de mo-
tor afzet. Deze handeling heeft evenals het
overschakelen met tussengas, geen enkel
nut. Het kost brandstof en verhoogt de
uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Keuze van de versnellingen
Gebruik als het verkeer en de weg het
toelaten de hoogste versnelling. Het in-
schakelen van een lage versnelling voor
een snelle acceleratie verhoogt het brand-
stofverbruik.
Bij het oneigenlijke gebruik van een hoge
versnelling neemt het verbruik en de
schadelijke uitlaatgasemissie toe. Boven-
dien slijt de motor hierdoor sneller.
BRANDSTOFBESPARINGHierna volgen enkele nuttige tips, waar-
door het brandstofverbruik zo laag mo-
gelijk blijft en de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen zoveel mogelijk beperkt
wordt.
ALGEMENE OPMERKINGEN
Onderhoud van de auto
Zorg voor een goed onderhoud van de au-
to door de controles en afstellingen die in
het “Geprogrammeerd Onderhoudssche-
ma” staan vermeld, te laten uitvoeren.
Banden
Controleer regelmatig, ten minste een
keer per maand, de spanning van de ban-
den: als de spanning te laag is, wordt de
weerstand groter en neemt het verbruik
toe.
Overbodige bagage
Rijd niet met een overbeladen bagage-
ruimte. Het gewicht van de auto (vooral
in stadsverkeer) en de wieluitlijning heb-
ben grote invloed op het brandstofver-
bruik en de stabiliteit.
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 124
Page 129 of 227

125
LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENLAMPJES EN
BERICHTENSTARTEN EN
RIJDEN
GEBRUIKSOMSTANDIGHEDEN
Koude start
Bij korte ritten en regelmatig koud star-
ten bereikt de motor niet de optimale be-
drijfstemperatuur. Hierdoor neemt niet al-
leen het brandstofverbruik toe (van 15 tot
aan 30% in stadsverkeer), maar ook de uit-
stoot van uitlaatgassen.
Verkeerssituatie en conditie van
het wegdek
Op een drukke weg, bijvoorbeeld bij file-
rijden, waarbij overwegend lage versnel-
lingen worden gebruikt, of in de stad waar
zich veel verkeerslichten bevinden, zal het
brandstofverbruik aanzienlijk hoger zijn.
Bochtige trajecten, bergwegen en een
slecht wegdek verhogen eveneens het
brandstofverbruik.
Stilstaan in het verkeer
Als u langere tijd stilstaat (bijv. spoorweg-
overgangen), is het raadzaam de motor uit
te zetten. Maximum snelheid
Het brandstofverbruik neemt aanzienlijk
toe bij een hogere snelheid. Rijd daarom
zoveel mogelijk met een gelijkmatige snel-
heid, vermijd overbodig remmen en op-
trekken. Dit kost brandstof en verhoogt
de uitstoot van schadelijke uitlaatgassen.
Acceleratie
Met vol gas optrekken kost veel brandstof
en verhoogt de uitstoot van schadelijke
uitlaatgassen: het is beter geleidelijk op
te trekken en het toerental, waarbij het
maximum koppel wordt geleverd, niet te
overschrijden.TREKKEN VAN AANHANGERS
BELANGRIJKE TIPS
Voor het trekken van aanhangwagens of
caravans moet de auto uitgerust zijn met
een trekhaak van een goedgekeurd type
en een adequate elektrische installatie.
Om schade aan het elektrische systeem
van de auto te voorkomen, moet een spe-
ciale regeleenheid voor de aanhanger wor-
den geïnstalleerd.
De montage van de trekhaak moet door
gespecialiseerd personeel worden uitge-
voerd. Ook moet documentatie worden
overhandigd m.b.t. het rijden met een aan-
hanger.
Monteer zo nodig speciale en/of extra ach-
teruitkijkspiegels, waarmee u voldoet aan
de geldende verkeerswetgeving.
Let er op dat het maximum klimvermogen
van de auto door het gewicht van een aan-
hanger wordt beperkt. Bovendien wordt
de remweg langer en is meer tijd nodig om
in te halen.
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 125
Page 130 of 227

126LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
TREKHAAK MONTEREN
De trekhaak moet door gespecialiseerd
personeel aan de carrosserie worden be-
vestigd waarbij de richtlijnen die hierna zijn
opgenomen, moeten worden aangehou-
den. Schakel een lage versnelling in tijdens het
afdalen om te voorkomen dat u constant
moet remmen.
Het gewicht van de aanhanger dat op de
trekhaak rust, moet worden afgetrokken
van het laadvermogen van de auto.
Om er zeker van te zijn dat u het maxi-
mum toelaatbaar aanhangergewicht niet
overschrijdt (aangegeven op de type-
goedkeuring), moet u er rekening mee
houden dat het maximum betrekking
heeft op het totale gewicht van de aan-
hangwagen of caravan, inclusief accessoi-
res en bagage.
Houdt u aan de snelheidsbeperkingen die
voor auto’s met aanhanger gelden. U mag
in geen geval sneller rijden dan 100 km/h.
Het ABS werkt niet op het
remsysteem van de aanhan-
ger. Wees daarom extra voorzichtig
op gladde wegen.
ATTENTIE!
Voer in geen geval modifica-
ties aan het remsysteem van
de auto uit. Het remsysteem van de
aanhanger moet geheel onafhanke-
lijk van het hydraulisch remsysteem
van de auto worden bediend.
ATTENTIE!
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 126
Page 131 of 227

127
LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENLAMPJES EN
BERICHTENSTARTEN EN
RIJDEN
BELANGRIJK Als u winterbanden ge-
bruikt waarvan de maximum toegestane
snelheid lager is dan de topsnelheid van de
auto (met een marge van 5%), dan dient u
in het interieur van de auto een voor de
bestuurder duidelijk zichtbaar waarschu-
wingsplaatje te plaatsen met de maximum
toegestane snelheid wanneer met die win-
terbanden wordt gereden (overeenkom-
stig de EU-normen).
Monteer op alle vier de wielen dezelfde
banden (zelfde merk en profieldiepte)
voor meer veiligheid tijdens het rijden en
remmen en voor een betere bestuur-
baarheid.
Keer de draairichting van de banden niet
om.
SNEEUWKETTINGENHet gebruik van sneeuwkettingen is af-
hankelijk van de voorschriften van het land
waar wordt gereden.
De sneeuwkettingen mogen alleen op de
voorwielen gemonteerd worden (aange-
dreven wielen). Wij raden u het gebruik
aan van sneeuwkettingen uit het Fiat Li-
neaccessori-programma.
Controleer na enkele tientallen meters rij-
den of de kettingen nog goed gespannen
zijn.
BELANGRIJK Geef bij gemonteerde
sneeuwkettingen voorzichtig gas om het
doorslippen van de aangedreven wielen te
voorkomen of zoveel mogelijk te beper-
ken. Hierdoor wordt het breken van de
kettingen voorkomen en daarmee be-
schadiging van de carrosserie en de me-
chanische onderdelen.
WINTERBANDENGebruik winterbanden die dezelfde maat
hebben als de standaard geleverde banden.
Het Fiat Servicenetwerk kan u adviseren
welke band het meest geschikt is voor het
doel waarvoor u deze wilt gebruiken.
De specifieke eigenschappen van winter-
banden verminderen aanzienlijk als de pro-
fieldiepte minder is dan 4 mm. In dat ge-
val is het veiliger ze te vervangen.
Door de specifieke eigenschappen van
winterbanden zijn de prestaties onder
niet-winterse omstandigheden of wanneer
er lange afstanden op de snelweg worden
gereden, minder dan die van de standaard
gemonteerde banden. Beperk het gebruik
van winterbanden tot die omstandigheden
waarvoor ze zijn goedgekeurd.
Bij winterbanden met de in-
dicatie “Q” geldt een maxi-
mum snelheid van 160 km/h; bij win-
terbanden met de indicatie “T” geldt
een maximum snelheid van 190 km/h;
bij winterbanden met de indicatie “H”
geldt een maximum snelheid van 210
km/h. Deze maximum snelheden zijn
in overeenstemming met de huidige
wetgeving.
ATTENTIE!
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 127
Page 132 of 227

128LAMPJES EN
BERICHTENNOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEID
STARTEN EN
RIJDEN
AUTO LANGERE TIJD
STALLENTref de volgende maatregelen als de au-
to enkele maanden niet wordt gebruikt:❒
zet de auto in een overdekte, droge en
zo mogelijk goed geventileerde ruimte;
❒
schakel een versnelling in;
❒
zorg ervoor dat de handrem is aange-
trokken;
❒
maak de minklem los van de accu en
controleer de acculading. Gedurende
het stallen moet deze controle iedere
drie maanden worden herhaald. Laad
de accu op als de optische meter een
donkere kleur heeft zonder een groen
middenstuk;
❒
maak de gespoten plaatdelen schoon en
behandel ze met een beschermende
was;
❒
reinig en conserveer de glimmende me-
talen delen met daarvoor geschikte
middelen;
❒
smeer de wisserrubbers van de ruiten-
wissers en achterruitwisser in met talk-
poeder en laat ze los van de ruit staan;
❒
zet de ruiten een klein stukje open;
❒
dek de auto af met een stoffen of een
ademende kunststof hoes. Gebruik
geen dichte plastic hoes, omdat het in
en op de auto aanwezige vocht dan niet
kan verdampen.
❒
breng de bandenspanning + 0,5 bar bo-
ven de normaal voorgeschreven span-
ning en controleer deze regelmatig;
❒
als u de accukabels niet loskoppelt,
moet de lading iedere maand gecon-
troleerd worden en laad de accu op als
de optische meter een donkere kleur
heeft zonder groen middenstuk;
❒
tap het koelsysteem van de motor niet
af.
BELANGRIJK Als de auto is uitgerust met
een diefstalalarm, schakel dan het alarm
uit met de afstandsbediening.
Beperk de snelheid als u
sneeuwkettingen gebruikt; rijd
niet harder dan 50 km/h. Ver-
mijd kuilen, stoepranden en
andere obstakels en rijd, om
de auto en het wegdek niet te
beschadigen, geen lange stukken op
sneeuwvrije wegen.
ATTENTIE!
119-128 SCUDO LUM NL 27/11/13 17.02 Pagina 128
Page 133 of 227

129
NOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
ALGEMENE OPMERKINGEN............................................ 130
TE LAAG REMVLOEISTOFNIVEAU................................. 130
AANGETROKKEN HANDREM........................................ 130
STORING AIRBAG ............................................................... 131
TE HOGE KOELVLOEISTOFTEMPERATUUR.............. 131
ACCU WORDT NIET VOLDOENDE
OPGELADEN......................................................................... 132
TE LAGE MOTOROLIEDRUK/TE HOGE
MOTOROLIETEMPERATUUR .......................................... 132
STORING ELEKTRISCHE STUURBEKRACHTIGING 133
NIET GOED GESLOTEN PORTIEREN............................ 133
NIET OMGELEGDE VEILIGHEIDSGORDELS............... 134
STORING EBD ...................................................................... 134
STORING IN INSPUITSYSTEEM ....................................... 134
UITGESCHAKELDE AIRBAG PASSAGIERSZIJDE ......... 134
STORING ABS ....................................................................... 135
STOP ........................................................................................ 135
BRANDSTOFRESERVE ........................................................ 136
MISTACHTERLICHTEN ...................................................... 136
ALGEMENE STORINGSMELDING................................... 136
STORING ESC ...................................................................... 136VERSLETEN REMBLOKKEN.............................................. 137
DIMLICHT.............................................................................. 137
MISTLAMPEN VOOR.......................................................... 137
ACHTERWIELOPHANGING MET LUCHTVERING ... 137
RICHTINGAANWIJZER LINKS........................................ 137
RICHTINGAANWIJZER RECHTS.................................... 137
GROOTLICHT....................................................................... 137
CRUISE-CONTROL ............................................................ 138
SNELHEIDSBEGRENZER.................................................... 138
VOORGLOEI-INSTALLATIE............................................... 138
WATER IN BRANDSTOFFILTER....................................... 138
GEPROGRAMMEERD ONDERHOUD ........................... 138
L L
A A
M M
P P
J J
E E
S S
E E
N N
B B
E E
R R
I I
C C
H H
T T
E E
N N
129-138 SCUDO LUM NL 09/12/13 09.42 Pagina 129
Page 134 of 227

130NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
LAMPJES EN
BERICHTENALGEMENE OPMERKINGEN
Als het lampje gaat branden, verschijnt er
bij bepaalde uitvoeringen ook een bijbe-
horende melding op het instrumentenpa-
neel en/of klinkt een geluidssignaal. Deze
meldingen zijn beknopt en uit voorzorg
en moeten als een aanvulling worden ge-
zien en niet als alternatief voor de infor-
matie in dit instructieboekje. Wij raden u
daarom aan dit instructieboekje goed door
te lezen. Houdt u bij een storing altijd
aan de aanwijzingen die in dit hoofd-
stuk beschreven worden.
BELANGRIJK De storingsmeldingen die
op het display verschijnen, zijn onderver-
deeld in twee categorieën: ernstigesto-
ringen en minder ernstige storingen.
De ernstigestoringen worden langdurig
“cyclisch” herhaald.De minder ernstigestoringen worden ge-
durende een kortere tijd “cyclisch” herhaald.
TE LAAG
REMVLOEISTOFNIVEAU
(rood)
AANGETROKKEN
HANDREM (rood)
Als u de contactsleutel in stand Mdraait,
gaat het lampje branden. Na enkele se-
conden moet het lampje doven.
Te laag remvloeistofniveau
Het lampje gaat branden als het rem-
vloeistofniveau in het reservoir onder het
minimum niveau is gedaald, bijvoorbeeld
door lekkage in het remsysteem.
x
Als het lampje
x
tijdens het
rijden gaat branden (op en-
kele uitvoeringen verschijnt ook een
melding op het display), stop dan on-
middellijk en wendt u tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
ATTENTIE!
Aangetrokken handrem
Het lampje gaat branden als de handrem
wordt aangetrokken.
Als de auto in beweging is, hoort u bij en-
kele uitvoeringen ook een akoestisch sig-
naal.
BELANGRIJK Als het lampje tijdens het
rijden gaat branden, controleer dan of de
handrem niet is aangetrokken. MELDINGEN EN LAMPJES OP HET INSTRUMENTENPANEEL
129-138 SCUDO LUM NL 09/12/13 09.42 Pagina 130
Page 135 of 227

131
NOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
AIRBAGSYSTEEM
(rood)
Als u de contactsleutel in stand Mdraait,
gaat het lampje branden. Na enkele se-
conden moet het lampje doven.
Als het lampje continu blijft branden, geeft
dit een storing in het airbagsysteem aan.
¬
Als u de contactsleutel in
stand M draait en het lamp-
je
¬
gaat niet branden of blijft bran-
den tijdens het rijden, dan is er moge-
lijk een storing in de veiligheidssyste-
men; in dat geval kunnen de airbags of
gordelspanners niet geactiveerd wor-
den bij een ongeval of, in een zeer be-
perkt aantal gevallen, niet op de juis-
te wijze geactiveerd worden. Voordat u
verder rijdt , dient u contact op te ne-
men met het Fiat Servicenetwerk om
het systeem direct te laten controleren.
ATTENTIE!
Een defect lampje
¬
(lamp-
je gedoofd) wordt aangege-
ven doordat het lampje voor de uit-
geschakelde frontairbag aan passa-
gierszijde
“
langer dan de normale
4 seconden knippert .ATTENTIE!
TE HOGE
KOELVLOEISTOF
TEMPERATUUR (rood)
Als u de contactsleutel in stand Mdraait,
gaat het lampje branden. Na enkele se-
conden moet het lampje doven.
Als het lampje gaat knipperen, dan is het
koelvloeistofniveau van de motor te laag.
Het lampje gaat branden als de motor te
warm is.
Als het lampje gaat branden, moeten de
volgende maatregelen worden genomen:
❒tijdens een normale rit: breng de
auto tot stilstand, zet de motor af en
controleer of het koelvloeistofniveau
in het reservoir zich onder het MIN-
teken bevindt. Als dit het geval is,
wacht dan tot de motor is afgekoeld,
draai vervolgens langzaam en voor-
zichtig de dop open, vul koelvloeistof
bij en controleer of het peil zich tus-
sen het MIN- en MAX-teken op het
reservoir bevindt. Controleer ook op
de aanwezigheid van vloeistoflekken.
Als na het starten het lampje opnieuw
gaat branden, neem dan contact op
met het Fiat Servicenetwerk;
u
129-138 SCUDO LUM NL 09/12/13 09.42 Pagina 131
Page 136 of 227

132NOODGEVALLENONDERHOUD EN
ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTEN
VEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
TE LAGE
MOTOROLIEDRUK/
TE HOGEMOTOROLIETEMPERATUUR(rood)
Als u de contactsleutel in stand Mdraait,
gaat het lampje branden. Het moet doven
nadat de motor is gestart.
v
Als het lampje
v
tijdens
het rijden gaat branden, zet
dan onmiddellijk de motor uit en
wendt u tot het Fiat Servicenetwerk.
ATTENTIE!
❒Als de auto onder zware bedrijf-
somstandigheden wordt gebruikt
(bijvoorbeeld het bergopwaarts trek-
ken van een aanhanger of bij volbela-
den auto): verlaag de snelheid en
breng, als het lampje blijft branden, de
auto tot stilstand. Wacht 2 tot 3 mi-
nuten met draaiende motor en geef
iets gas voor een snellere circulatie van
de koelvloeistof. Zet vervolgens de
motor uit. Controleer het vloeistofni-
veau zoals hiervoor beschreven.
BELANGRIJK Bij zware bedrijfsomstan-
digheden is het raadzaam de motor en-
kele minuten te laten draaien met iets in-
getrapt gaspedaal voordat u de motor uit-
zet.ACCU WORDT NIET
VOLDOENDE
OPGELADEN (rood)
Als u de contactsleutel in stand Mdraait,
gaat het lampje branden. Het moet doven
nadat de motor is gestart (als de motor
stationair draait, kan het voorkomen dat
het lampje iets later dooft).
Als het lampje permanent blijft branden,
wendt u dan onmiddellijk tot het Fiat Ser-
vicenetwerk.
Als het lampje blijft knipperen: dan staat
de auto in de “economische modus”,
waarbij enkele niet direct noodzakelijke
functies zijn uitgeschakeld.
w
129-138 SCUDO LUM NL 09/12/13 09.42 Pagina 132
Page 137 of 227

133
NOODGEVALLENONDERHOUD
EN ZORGTECHNISCHE
GEGEVENSALFABETISCH
REGISTERDASHBOARD EN
BEDIENINGSE-
LEMENTENVEILIGHEIDSTARTEN EN
RIJDENLAMPJES EN
BERICHTEN
STORING
ELEKTRISCHE
STUURBEKRACHTIGING
(geel)
Als u de contactsleutel in stand Mdraait,
gaat het lampje branden. Na enkele se-
conden moet het lampje doven.
Als het lampje blijft branden, werkt de
elektrische stuurbekrachtiging niet meer
en is meer kracht nodig voor het draaien
van het stuur: wendt u tot het Fiat Servi-
cenetwerk.
Als het lampje
v
knip-
pert , wendt u dan onmiddel-
lijk tot het Fiat Servicenetwerk voor
de verversing van de motorolie en het
uitschakelen van het betreffende
lampje op het instrumentenpaneel.
ATTENTIE!
»
NIET GOED GESLOTEN
PORTIEREN (rood)
Het lampje gaat (bij bepaalde
uitvoeringen) branden, als een of meer
portieren niet goed gesloten zijn.
Als het lampje brandt, controleer dan of
de portieren van de cabine, de achter-
deuren, de zijdeuren en de motorkap goed
gesloten zijn.
Als de auto in beweging is met geopende
portieren, dan klinkt er een akoestisch sig-
naal.
9
129-138 SCUDO LUM NL 09/12/13 09.42 Pagina 133