FIAT TIPO 4DOORS 2019 Instructieboek (in Dutch)
Manufacturer: FIAT, Model Year: 2019, Model line: TIPO 4DOORS, Model: FIAT TIPO 4DOORS 2019Pages: 260, PDF Size: 7.25 MB
Page 131 of 260

Symbolen voor voertuigen op diesel
B7: Diesel met maximaal 7% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN590
B10: Diesel met maximaal 10% (V/V)
FAME (Fatty Acid Methyl Esters)
overeenkomstigEN16734
Symbolen voor voertuigen op
benzine/LPG
E5: Ongelode benzine met maximaal
2,7% (m/m) zuurstof en maximaal 5,0%
(V/V) ethanol overeenkomstigEN228
E10: Ongelode benzine met maximaal
3,7% (m/m) zuurstof en maximaal
10,0% (V/V) ethanol overeenkomstig
EN228
LPG: Auto-LPG overeenkomstig
EN589
BELANGRIJK
124)Monteer geen voorwerp/dop op de
rand van de vulopening die niet geschikt is
voor het voertuig. Het gebruik van
voorwerpen/doppen van het verkeerde
type kan de druk in de tank doen
toenemen, waardoor gevaarlijke situaties
kunnen ontstaan.
125)Breng geen open vuur of brandende
sigaretten in de buurt van de vulopening
van de tank: brandgevaar. Kom niet te
dicht met het gezicht bij de vulopening, om
geen schadelijke dampen in te ademen.
126)Maak geen gebruik van een mobiele
telefoon in de buurt van de benzinepomp:
brandgevaar.
127)Het brandstofsysteem niet openen bij
hoge druk met draaiende motor. De
werking van de motor zorgt voor een hoge
brandstofdruk. Een straal van brandstof
met hoge druk kan ernstig letsel of de
dood veroorzaken.
128)Indien
AdBlue®
in het reservoir
lange tijd tot boven een temperatuur van 50
°C oververhit wordt (bijvoorbeeld door
direct zonlicht), dan kan
AdBlue®
ontleden en ammoniakdampen
produceren. Ammoniakdampen hebben
een penetrante geur wanneer de dop van
het
AdBlue®
-reservoir wordt
opengedraaid. Zorg er daarom voor dat u
geen ammoniakdampen inademt die uit de
opening van het reservoir afkomstig zijn. In
deze concentratie, zijn de ammoniak
dampen niet schadelijk of gevaarlijk voor de
gezondheid.
BELANGRIJK
49)Gebruik voor dieselmotoren uitsluitend
dieselbrandstof voor motorvoertuigen
conform de Europese norm EN 590. Het
gebruik van andere producten of mengsels
kan de motor onherstelbaar beschadigen
en derhalve de garantie, door de
veroorzaakte schade, ongeldig maken. Als
per ongeluk andere brandstofsoorten
worden getankt, mag de motor niet gestart
worden. Ledig de tank. Als de motor ook
maar heel kort heeft gewerkt, moet behalve
de tank het complete
brandstoftoevoercircuit geledigd worden.
129
Page 132 of 260

AdBlue®-ADDITIEF
(UREUM) VOOR
DIESELUITSTOOT
De auto is uitgerust met een
UREUM-inspuitsysteem en een
Selectieve Katalytische Reductie om
aan de emissienormen te voldoen.
Deze twee systemen zorgen ervoor dat
aan de vereisten voor dieseluitstoot
wordt voldaan terwijl tegelijkertijd de
volledige efficiëntie, de bestuurbaarheid,
het koppel en het vermogen behouden
blijven. Raadpleeg voor de berichten en
systeemmeldingen de paragraaf
"Waarschuwingslampjes en -berichten"
in het hoofdstuk "Kennismaking met het
instrumentenpaneel".
AdBlue®
(UREUM) is een zeer stabiel
product met een lange houdbaarheid.
Wanneer dit product bij een
temperatuur LAGER dan 32 °C
bewaard wordt, heeft het een
houdbaarheid van minstens één jaar.
Raadpleeg voor meer informatie over
het type
AdBlue®
-vloeistof de
paragraaf “Vloeistoffen en
smeermiddelen” in het hoofdstuk
“Technische gegevens”.De auto is voorzien van een
automatisch
AdBlue®
-
verwarmingssysteem wanneer de
motor start dat ervoor zorgt dat het
systeem correct kan werken bij
temperaturen lager dan -11 °C.
BELANGRIJK
AdBlue®
bevriest bij
temperaturen lager dan -11 °C.
130
STARTEN EN RIJDEN
Page 133 of 260

NOODGEVALLEN
Een lekke band of een doorgebrand
lampje?
Soms kan een probleem uw reis in
gevaar brengen.
De pagina's over noodsituaties kunnen
u helpen om op zelfstandige en kalme
wijze kritieke situaties op te lossen.
Wij adviseren u om in een noodsituatie
het gratis telefoonnummer te bellen dat
in het garantieboekje is vermeld.
U kunt ook het gratis landelijke of
internationale universele
telefoonnummer bellen om het
dichtstbijzijnde Fiat Servicepunt te
vinden.ALARMKNIPPERLICHTEN......132
LAMP VERVANGEN..........132
ZEKERINGEN VERVANGEN.....139
EEN WIEL VERVANGEN........144
FIX&GO-KIT...............148
NOODSTART...............151
AFSLUITER VAN DE
BRANDSTOFTOEVOER........152
AUTOMATISCHE
VERSNELLINGSBAK..........155
SLEPEN VAN HET VOERTUIG. . . .157
131
Page 134 of 260

ALARMKNIPPER-
LICHTEN
CONTROLE
Druk op de knop fig. 108 om de lichten
in of uit te schakelen.
Wanneer de alarmknipperlichten
werken, knipperen de controlelampjes
en.
BELANGRIJK Het gebruik van de
alarmknipperlichten wordt geregeld
door de wegenverkeerswetgeving van
het land waar u rijdt: neem de wettelijke
voorschriften in acht.
Noodremmen
Bij het remmen in noodsituaties gaan
de alarmknipperlichten automatisch
branden, evenals de controlelampjes
enop het instrumentenpaneel.
De lichten gaan automatisch uit
wanneer het noodremmen ophoudt.
LAMP VERVANGEN
129) 130) 131) 132)
50)
ALGEMENE INSTRUCTIESControleer alvorens een lamp te
vervangen of de contacten zijn
geoxideerd;
vervang doorgebrande lampen door
exemplaren van hetzelfde type en
vermogen;
controleer na vervanging van een
gloeilamp in de koplamp altijd of de
koplampafstelling goed is;
als een lamp niet werkt, controleer
dan of de betreffende zekering is
doorgebrand alvorens de lamp te
vervangen. Om de zekeringen te vinden
wordt verwezen naar de paragraaf
“Zekeringen vervangen” in dit
hoofdstuk.
BELANGRIJK Bij koude of vochtige
weersomstandigheden of na hevige
regen of een wasbeurt, kan de
binnenzijde van de koplampen of
achterlichten enigszins beslagen zijn
en/of kunnen er condensdruppels
aanwezig zijn. Dit is geen defect maar
een natuurlijk verschijnsel dat
veroorzaakt wordt door de
temperatuur- en
luchtvochtigheidsverschillen tussen de
binnen- en buitenzijde van het glas, en
dat geen negatieve invloed heeft op de
normale werking van de lichten. Deze
aanslag verdwijnt geleidelijk aan (van
het midden tot de randen) zodra de
lichten worden ingeschakeld.
10808016J0001EM
132
NOODGEVALLEN
Page 135 of 260

TYPEN LAMPEN
Het voertuig is voorzien van de volgende lampen
Volglas lampen (type 1): klemmontage. Trek om te verwijderen.
Lamp met bajonet-sluiting (type 2): druk de lamp ietwat in en draai
linksom om hem uit de houder te verwijderen.
Halogeenlampen (type 3): om de lamp te verwijderen, aan de
stekker trekken en deze uitnemen.
Halogeenlampen (type 4): draai de lamp linksom om hem uit de
houder te verwijderen.
Xenon-gasontladingslamp (type 5):
(voor bepaalde versies/markten)
neem voor het verwijderen van de lamp contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
133
Page 136 of 260

Lampen Type Vermogen Referentieafbeelding
Voorste stadslichten/Dagrijlichten (DRL) H15 15W 4
Grootlicht (halogeen) H15 55W 4
Dimlicht H7 55W 3
Koplampen grootlicht/dimlicht (Xenon
gasontladingslampen)
(voor bepaalde versies/markten)D5S 25W 5
Richtingaanwijzers voor PY21W 21W 2
Kentekenverlichting W5W 5W 1
Stadslicht achter / remlichten P21W 21W 2
Richtingaanwijzers achter WY16W 16W 1
Achteruitrijlicht W16W 16W 1
Extra remlicht W5W 5W 1
Mistlampen H11 55W 4
Mistachterlicht W16W 16W 1
Plafondverlichting voor C5W 5W 1
Plafondverlichting voor (zonnekleppen) C5W 5W 1
Plafondverlichting achterin C5W 6W 1
Plafondverlichting bagageruimte W5W 5W 1
Verlichting dashboardkastje W5W 5W 1
134
NOODGEVALLEN
Page 137 of 260

LAMP
BUITENVERLICHTING
VERVANGEN
Voorste lamp positie
1. Dimlicht
2. Mistlampen
3. Grootlicht/Dagverlichting (DRL)
4. Richtingaanwijzer.
Dimlicht
Rechterkoplamp
Ga als volgt te werk om lamp 1
fig. 109 te vervangen:
draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 110 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
verwijder de rubberen dop;
maak de stekker los;
haal de lamp uit de houder door
deze van uit de borgveren los te
maken;
plaats de nieuwe lamp en voer de
eerder beschreven procedure in
omgekeerde volgorde uit.
Linkerkoplamp
werkend van binnen uit de
motorruimte, verwijder de rubberen kap
van de lamp van het dimlicht 1 fig. 109;
haal de lamp uit de houder door
deze van uit de borgveren los te
maken;
koppel de stekker los en vervang de
betreffende lamp 1 fig. 109;
sluit de elektrische connector aan op
de nieuwe lamp;
herplaats de samenstelling in de
zetel;
monteer de rubberen dop weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Mistlampen
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
10908026J0002EM
110P08026J004
111P08026J0012
135
Page 138 of 260

draai de wielen van het voertuig
helemaal naar binnen;
draai de schroef 1 fig. 111 met de
geleverde schroevendraaier los en
verwijder het inspectieklepje 2;
draai de lamp- lamphouderunit 1
fig. 112 linksom en verwijder hem dan
door hem naar buiten de schuiven;
maak de stekker los;
sluit de stekker aan op de nieuwe
unit: breng hem dan in, draai hem
rechtsom, en zorg dat hij correct sluit;
plaats ten slotte de inspectieklep
terug.
Grootlicht/Dagverlichting (DRL)
Ga als volgt te werk om lamp 3
fig. 109 te vervangen:
Werkend vanuit de binnenkant van
de motorruimte, verwijder rubberen kap
1 fig. 113;
draai de lamphouder linksom en trek
hem naar buiten;
sluit de elektrische connector af en
vervang de lamp/ lamphouder 2;
sluit de elektrische connector aan op
de nieuwe montage;
plaats vervolgens de samenstelling in
hun zitting en draai deze rechtsom,
verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is;
monteer de rubber kap 1 weer.
BELANGRIJK Vervang de lamp alleen
wanneer de motor uit is. Controleer ook
of de motor koud is, om het risico op
brandwonden te voorkomen.
Richtingaanwijzers voor
Ga als volgt te werk om lamp 4
fig. 109 te vervangen:
draai de lamp-lamphouderunit
linksom;
vervang de lamp met de
"bajonetsluiting";
plaats vervolgens de lamp/
lamphouder in zijn zitting en draai deze
rechtsom, verzeker u ervan dat hij goed
vergrendeld is.
Zijrichtingaanwijzer
Ga als volgt te werk om de lamp te
vervangen:
druk op het lampenglas 1
fig. 114 aan om de inwendige borgveer
2 in te drukken en trek de lichtunit naar
buiten;
draai de lamphouder 3 linksom,
verwijder de lamp 4 en vervang hem;
hermonteer de lamphouder 3 in het
lampenglas en draai hem rechtsom;
monteer de lichtunit zodat de
inwendige borgveer 2 op zijn plaats
vastklikt.
11208026J0016EM11308026J0025EM
11408026J0005EM
136
NOODGEVALLEN
Page 139 of 260

Versies met Xenon-
gasontladingskoplampen
Grootlicht/dimlicht
(voor bepaalde versies/markten)
Neem voor het vervangen van deze
lampen contact op met het Fiat
Servicenetwerk.
Achterste lamp positie
1. Achterlichten/remlichten
2. Richtingaanwijzers
3. Achteruitrijlicht
4. MistachterlichtAchterlichtunit
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
open de achterste klep en beweeg
de kap op de binnenste bekleding 5
fig. 116;
maak de centrale elektrische stekker
6 los, die op de betreffende
bevestigingen zijn aangebracht en draai
dan schroef 7 fig. 117 los;
verwijder de achterlichtunit, schuif
deze naar buiten zoals aangegeven in
fig. 118;
om de lamp van het achtermistlicht
te vervangen, de lamphouder 8
fig. 119 linksom draaien en de lamp
vervangen, door deze uit de
lamphouder te nemen;
om de andere lampen te vervangen,
de vier bevestigingsschroeven
fig. 119 losschroeven en de
lamphouder verwijderen;
11508026J0006EM
11608026J0007EM
11708026J0008EM
11808026J0017EM
119P08026J0018
137
Page 140 of 260

vervang de betreffende lamp
(fig. 120: 9 = stand; 10 = stop; 11 =
achteruit; 12 = richtingindicatoren);
hermonteer de lamphouderunit
correct op de achterlichtunit, door de
vier bevestigingsschroeven volledig vast
te draaien;
monteer de achterlichtunit weer op
de auto;
draai de bevestiging van de
achterlichtunit stevig vast en sluit de
elektrische stekkers weer aan;
herplaats de sectie van de binnenste
bekleding;
sluit het achterdeksel.
Lampjes 3
eremlicht
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
open de achterdeksel;
maak de stekker 1 fig. 121 los;
schroef de 2 zijmoeren los;
verwijder de lamphouder;
verwijder de lamp en vervang hem
fig. 122.
Kentekenverlichting
Ga als volgt te werk om de lampen te
vervangen:
verwijder, met de bijgeleverde
schroevendraaier, lampenglazen 1
fig. 123 en ga te werk in het
aangegeven punt;
draai de lamphouder 2
fig. 124 linksom, verwijder de lamp 3 en
vervang hem.
monteer de unit weer.
OPMERKING Breng, alvorens het
lampenglas te verwijderen, een
bescherming (bijv. een doek) aan op de
punt van de schroevendraaier, om te
voorkomen dat het lampenglas
beschadigd raakt.
12008026J0019EM12108026J0030EM
12208026J0031EM
12308026J0009EM
12408026J0026EM
138
NOODGEVALLEN