Hyundai Genesis Coupe 2011 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2011, Model line: Genesis Coupe, Model: Hyundai Genesis Coupe 2011Pages: 377, PDF Size: 35.65 MB
Page 141 of 377

Kenmerken van uw auto
66
4
D190402AEN
Stand dimlicht ( )
Als de lichtschakelaar in de stand dimlicht staat (2e stand), gaan de
koplampen, de achterlichten, de
kentekenplaatverlichting en de
dashboardverlichting branden.
✽✽
AANWIJZING
Om de verlichting in te kunnen schakelen moet het contact in stand ON staan.
D190403AUN
Stand automatische verlichting
(indien van toepassing)
Als de lichtschakelaar in stand AUTO
staat, worden de achterlichten en
koplampen automatisch in- of
uitgeschakeld, afhankelijk van hoe
donker het buiten is.
OBK049047N
OAM049042
Type B Type A
OBK049048
Type B Type A
OBK049048N
OPMERKING
Bedek de sensor (1) op het
dashboard nooit, zodat eenoptimale werking van de automatische verlichtinggegarandeerd blijft.
Reinig de sensor niet met een ruitenreiniger. Deze laat eendunne laag achter op de sensor,waardoor deze niet meer goed
werkt.
Als de voorruit van uw auto getint glas heeft of is voorzien van eenmetaalhoudende coating,functioneert het automatische
verlichtingssysteem mogelijk nietgoed.
Page 142 of 377

467
Kenmerken van uw auto
D190500AUN
Grootlicht
Druk de combischakelaar van u af om
het grootlicht in te schakelen. Trek de
schakelaar naar u toe om het dimlicht in
te schakelen.
Het controlelampje voor het grootlicht
gaat branden wanneer het grootlicht
wordt ingeschakeld.
Om te voorkomen dat de accu ontladen
raakt, dient u de verlichting niet
gedurende langere tijd te laten branden
terwijl de motor niet draait.Trek de combischakelaar naar u toe om
een lichtsignaal te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie (dimlicht). De verlichting hoeft niet
ingeschakeld te zijn om een lichtsignaal
te kunnen geven.
WAARSCHUWING
Gebruik het grootlicht niet wanneer
er andere voertuigen in de buurt
zijn. Het gebruik van grootlicht kan
het zicht van de andere
bestuurders belemmeren.
OBK049050N
OAM049044
Type B Type A
OBK049049N
OAM049043
Type B Type A
Page 143 of 377

Kenmerken van uw auto
68
4
D190600AUN
Richtingaanwijzers
Om de richtingaanwijzers te laten
werken, moet het contact in stand ON
staan. Beweeg de combischakelaaromhoog of omlaag (A) om de
richtingaanwijzers in te schakelen. De groene, pijlvormige controlelampjes
op het instrumentenpaneel geven aan
welke richtingaanwijzer in werking is.
Na het nemen van de bocht, wordt de
verlichting automatisch uitgeschakeld.
Zet de combischakelaar handmatig terugin de middenstand als de
richtingaanwijzers na een bocht blijvenknipperen.
Beweeg de combischakelaar gedeeltelijk
naar beneden of naar boven en houd
hem vast (B) om een wisseling van
rijstrook aan te geven. Als u de
combischakelaar loslaat, keert deze
weer terug naar zijn oorspronkelijke
positie.
Wanneer een controlelampje blijft
branden, niet knippert of abnormaal
knippert, kunnen één of meer lampen
doorgebrand zijn en dienen deze
vervangen te worden.✽✽
AANWIJZING
Als de richtingaanwijzer abnormaal snel of langzaam knippert, duidt dit opeen kapotte lamp of een slecht contact in
het circuit van de richtingaanwijzers.
D190700ABH Mistlampen vóór
(indien van toepassing)
De mistlampen dienen voor een beter
zicht en ter voorkoming van ongevallen
onder omstandigheden waarbij het zicht
sterk verminderd wordt door mist, regen,
sneeuwval enz. Zet de schakelaarmistlampen vóór (1) in stand ON om de
mistlampen in te schakelen. Dit is alleen
mogelijk als het dimlicht is ingeschakeld.
Zet de schakelaar in stand OFF om de
mistlampen uit te schakelen.
OBK049051N
OAM049045
Type B
Type A
OBK049052N
OAM049046
Type B Type A
Page 144 of 377

469
Kenmerken van uw auto
D190800AHM
Mistachterlicht
(indien van toepassing)
Schakel de koplampen in met de
combischakelaar en druk de schakelaar
van het mistachterlicht in om het
mistachterlicht in te schakelen (het
controlelampje in de schakelaar gaat
branden).
De mistachterlichten gaan branden als
de schakelaar van het mistachterlicht
wordt ingedrukt nadat de schakelaar van
de mistlampen vóór is ingeschakeld en
de combischakelaar in de stand
parkeerlicht is gezet. (indien vantoepassing)Druk nogmaals op de schakelaar of zet
de verlichting uit om het mistachterlicht
uit te schakelen.
✽✽
AANWIJZING
Het contact moet in stand ON staan om
de schakelaar van het mistachterlicht inte schakelen.
OPMERKING
De mistlampen verbruiken zeer veel stroom. Gebruik de mistlampen
alleen bij slecht zicht om tevoorkomen dat de laadstroomvolledig wordt gebruikt door de mistlampen en de accu leegraakt.
OBK049119L
Page 145 of 377

Kenmerken van uw auto
70
4
D190900AAM
Motorvoertuigverlichting overdag
(MVO) (indien van toepassing)
Door motorvoertuigenverlichting overdag
(MVO) kunnen medeweggebruikers uw
auto overdag beter zien. MVO kan onder
verschillende rijomstandigheden handig
zijn, maar vooral in de periode rond
zonsopgang en zonsondergang.
De MVO wordt uitgeschakeld wanneer:
1. De parkeerlichten worden
ingeschakeld.
2. De motor wordt afgezet. Koplampverstelling
(indien van toepassing) D191001ABK
Handmatig
De koplamphoogte kan worden afgesteld
en worden aangepast aan het aantal
inzittenden en de hoeveelheid bagage in
de auto door de schakelaar voor de
koplamphoogte te verdraaien.
Hoe hoger het nummer op de
schakelaar, hoe lager de hoogte van de
lichtbundel. Zorg ervoor dat de
koplampen niet te hoog staan om
verblinding van andere weggebruikers te
voorkomen.Hieronder staan voorbeelden van een
correcte afstelling. Stel bij een andere
mate van belasting dan hieronder
vermeld de koplampen af volgens de
situatie in het overzicht die zoveel
mogelijk aansluit bij de actuele situatie.
Beladingstoestand Alleen bestuurderBestuurder +
voorpassagier
Alle zitplaatsen bezet
Alle zitplaatsen bezet +Maximaal toelaatbarebeladingBestuurder + Maximaaltoelaatbare belading
Stand schakelaar
0 01 2 3
OBK049118L
Page 146 of 377

471
Kenmerken van uw auto
D191002AEN
Automatisch
De hoogte van de lichtbundel wordt automatisch aangepast aan het aantal
passagiers en de hoeveelheid bagage in
de auto. Dit systeem zorg ervoor dat de
lichtbundel onder alle omstandigheden
correct is.
WAARSCHUWING
Als dit niet correct werkt hoewel uw
auto toch achterover helt als gevolg
van het aantal passagiers of de
lichtbundel in de hoogste of laagste
stand staat, dient u uw auto te latennakijken door een officiële
Hyundai-dealer.
Probeer niet zelf de bedrading te
controleren of te repareren omdat
dan storingen kunnen ontstaan.
Page 147 of 377

Kenmerken van uw auto
72
4
A : Snelheidsregelknop ruitenwissers
· (MIST) – Eénmaal wissen · 0 (OFF) – Uit
· --- (INT) – Intervalstand wissen· 1 (LO) – Lage wissersnelheid· 2 (HI) – Hoge wissersnelheid
B : Instelling lengte Interval
C : Sproeien en kort wissen (Voor) D200100CEN
Ruitenwissers voor
De werking is als volgt als het contact in stand ON staat.
(MIST) : Druk v oor een enkele
wisbeweging de
bedieningsschakelaar
omhoog en laat hem weer
los in de stand 0 (UIT). De
ruitenwissers zullen blijven
werken zolang de
schakelaar omhoog wordt
gedrukt en wordt
vastgehouden.
0 (OFF) : Ruitenwisser is uitgeschakeld
--- (INT) : De ruitenwissers werken met regelmatige intervallen.
Gebruik deze stand bij
motregen of mist. Draai aan desnelheidsregelknop om desnelheid te wijzigen (1).
1 (LO) : Normale wissersnelheid
2 (HI) : Hoge wissersnelheid
✽✽ AANWIJZING
Maak de ruit vrij van sneeuw en ijs
alvorens de ruitenwissers te gebruiken
of ontdooi de voorruit gedurende 10
min. Anders werken de ruitenwissersmogelijk niet goed en kunnen zebeschadigd raken.
RUITENWISSERS EN RUITENSPROEIERS
Ruitenwisser en -sproeier
Type B
Type A
1
1
OBK049900L/OAM049100L
Page 148 of 377

473
Kenmerken van uw auto
D200200ABK
Ruitensproeier voorruit
Trek de hendel naar voren om de
ruitensproeier in te schakelen. Als de
ruitenwisser in stand O staat, zal deze 1-
3 wisslagen maken.
Gebruik deze functie om de voorruit te reinigen.
De ruitensproeier en de ruitenwissers
blijven werken tot u de hendel loslaat.
Controleer het peil van de
ruitensproeiervloeistof als de
ruitensproeiers niet werken. Vul het
reservoir met een geschikte, niet
schurende ruitensproeiervloeistof
wanneer het peil te laag is.De vulpijp van het reservoir bevindt zich
vooraan in de motorruimte aan
passagierszijde.
OPMERKING
Gebruik de ruitensproeiers niet
wanneer het reservoir leeg is, ombeschadiging van de
ruitensproeierpomp te voorkomen.
WAARSCHUWING
Gebruik de ruitensproeiers niet bij temperaturen onder het vriespunt
zonder eerst de voorruit met behulp
van de voorruitontwaseming te
hebben verwarmd; de vloeistof kan
anders op de voorruit bevriezen en
uw uitzicht belemmeren.
OPMERKING
Zet de ruitenwisserschakelaar 's winters voor het starten van de
motor in stand O. Als deruitenwissers worden ingeschakeldterwijl de wisserbladen vastgevroren zijn, kunnen deze beschadigd raken.
Verwijder alle sneeuw en ijs van devoorruit voordat de ruit enwissers
worden ingeschakeld.
OPMERKING
Schakel de ruitenwissers niet in als de ruit droog is om
beschadiging van de wissers en de voorruit te voorkomen.
Gebruik geen benzine, petroleum, thinner of andere oplosmiddelen
in de buurt van deruitenwisserbladen om beschadiging te voorkomen.
Probeer de ruitenwissers nooit met de hand te bewegen om
beschadiging van deruitenwisserarmen en van andere onderdelen te voorkomen.
Page 149 of 377

Kenmerken van uw auto
74
4
D210000AEN
D210100ABK
Kaartleeslampje
Druk het lampglas van het
kaartleeslampje in om het lampje in of uit
te schakelen. Dit lampje heeft een
gerichte lichtbundel waarmee de
bestuurder en de voorpassagier in het
donker een kaart of iets anders kunnen
lezen. : De verlichting gaat branden
als er een portier (of de
achterklep) wordt geopend,
ongeacht de stand van het
contact. Als de portieren
worden ontgrendeld met deafstandsbediening (of de
Smart Key) blijft de verlichting
gedurende ongeveer 30
seconden branden als er geen
portier wordt geopend. De
verlichting gaat ongeveer 30
seconden na het sluiten van
het portier langzaam uit.
Als het contact in stand ON
staat of alle portieren worden
vergrendeld, zal de
interieurverlichting echter
onmiddellijk uitgaan. Als er
een portier wordt geopendterwijl het contact in stand
ACC of LOCK staat, blijft de
verlichting nog ongeveer 20
minuten branden. Als er echter
een portier wordt geopendterwijl het contact in stand ON
staat, blijft de verlichting
continu branden.
INTERIEURVERLICHTING
OPMERKING
Laat de interieurverlichting niet te
lang branden als de motor nietdraait.
Hierdoor kan de accu ontladenraken.
WAARSCHUWING
Gebruik de interieurverlichting niet wanneer u in het donker rijdt.
Doordat de interieurverlichting het
zicht kan beperken, kunnen
ongevallen ontstaan OBK049055N
Page 150 of 377

475
Kenmerken van uw auto
D210300ABH
Bagageruimteverlichting
De bagageruimteverlichting gaat
branden zodra de achterklep wordtgeopend.D210500AUN
Verlichting dashboardkastje
De verlichting in het dashboardkastje
gaat branden als het dashboardkastje
wordt geopend.
De verlichting in het dashboardkastje
werkt alleen als de parkeerlichten of
koplampen in de stand ON staan.D210600ABK
Verlichting make-upspiegel
Als u de zonneklep naar beneden trekt,
kunt u door het indrukken van de
schakelaar de make-upspiegelverlichting
in- en uitschakelen.
: Inschakelen van de verlichting.
O : Uitschakelen van de verlichting.
OBK049056
OPMERKING
De bagageruimteverlichting brandt
zolang de achterklep is geopend.Sluit de achterklep volledig na
gebruik van de bagageruimte om tevoorkomen dat het laadsysteemonnodig ontladen raakt.
OPMERKING
Schakel de verlichting na gebruik
uit met de schakelaar om tevoorkomen dat het laadsysteem onnodig ontladen raakt.
OBK049057OTD049088