Hyundai Kona 2018 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2018, Model line: Kona, Model: Hyundai Kona 2018Pages: 540, PDF Size: 9.01 MB
Page 81 of 540

2-65
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Bij een aanrijding op een helling of
onder een hoek kan de kracht van de
aanrijding de inzittenden in een
bepaalde richting verplaatsen, waar
de airbags geen extra bescherming
zouden bieden, een reden waaromde sensoren de airbags daarom ook
niet activeren.Net voor een aanrijding remmen
bestuurders vaak sterk af. Door zo
sterk af te remmen, zakt de voorzijde
van de auto in, waardoor deze
gemakkelijker onder een voertuig
met een grotere grondspeling zou
kunnen schieten. De airbags worden
in een dergelijke situaties soms niet
geactiveerd omdat de deceleratie die
door de sensoren gemeten wordt,
lager is dan de deceleratie die zou
worden gemeten als de auto niet
onder de voorligger zou schuiven.Als de auto over de kop slaat, bieden
de airbags vóór geen extra
bescherming. Ze worden dan ook
niet geactiveerd.
Informatie
• Auto's uitgerust met rollover-sensor De zijairbags en curtain airbags
kunnen worden geactiveerd als de
auto over de kop slaat, wanneer dit
door de rollover-sensor wordt
gedetecteerd.
• Auto's zonder rollover-sensor De zijairbags en/of curtain airbags,
indien aanwezig, kunnen worden
opgeblazen als de auto bij een
aanrijding van opzij over de kop
slaat.
i
OTL035069OTL035068OOS037055
Page 82 of 540

2-66
Veiligheidssysteem van uw auto
De airbags worden soms niet
geactiveerd bij een aanrijding tegen
een boom of paal, waarbij de
botskracht zich concentreert en de
botsingsenergie door de constructie
van de auto wordt geabsorbeerd.
Onderhoud aanvullend veiligheidssysteem
Het aanvullende veiligheidssysteem
is nagenoeg onderhoudsvrij en bevat
geen onderdelen waaraan u zelf
veilig onderhoud kunt plegen. Als het
waarschuwingslampje AIRBAG niet
gaat branden wanneer het contact in
stand ON wordt gezet of continu blijft
branden, laat het systeem danonmiddellijk controleren door een
officiële HYUNDAI-dealer.
We adviseren u alle werkzaamheden
aan het aanvullend
veiligheidssysteem, zoals het
verwijderen, het plaatsen of het
repareren ervan, of werkzaamhedenaan het stuurwiel, het
dashboardpaneel boven het
dashboardkastje, de voorstoelen en
de dakstijlen te laten uitvoeren door
een officiële HYUNDAI-dealer. Een
onjuiste behandeling van het
aanvullend veiligheidssysteem kan
leiden tot ernstig letsel.Om de kans op ernstig letsel te
beperken, moeten de volgende
voorzorgsmaatregelen getrof
-
fen worden:
•Wijzig onderdelen van het
aanvullend veiligheids-systeem of de bedrading niet,
neem deze onderdelen of de
bedrading ervan niet los,
breng geen stickers, enz. op
afdekkappen van het systeemaan en wijzig niets aan de
carrosseriestructuur.
•Plaats geen voorwerpen op of
in de buurt van de
airbagmodules in het
stuurwiel, op het dashboard
of op het dashboardpaneel
boven het dashboardkastje.
WAARSCHUWING
OOS037056
Page 83 of 540

2-67
Veiligheidssysteem van uw auto
2
Aanvullende
voorzorgsmaatregelen metbetrekking tot de veiligheid
De inzittenden moeten tijdens het
rijden niet uit hun stoel komen of
van plaats wisselen.Een inzittende
die zijn veiligheidsgordel niet draagt,
kan tijdens een aanrijding of een
noodstop door de auto wordengeslingerd, tegen andere inzittenden
aan worden geslingerd of zelfs uit de
auto worden geslingerd.
Bevestig geen accessoires aan de
veiligheidsgordels. Accessoires die
claimen het comfort voor de
inzittenden te verbeteren of die degordel anders geleiden, kunnen de
beschermende werking van de
veiligheidsgordel in negatieve zin
beïnvloeden en de kans op ernstig
letsel bij een aanrijding vergroten.
Modificeer de voorstoelen niet.
Modificatie van de voorstoelen kan
de werking van de sensoren van het
aanvullend veiligheidssysteem of
van de zijairbags in negatieve zin
beïnvloeden. Plaats niets onder de voorstoelen.
Het plaatsen van voorwerpen onder
de voorstoelen kan de werking van
de sensoren van het aanvullend
veiligheidssysteem of van de
bedrading in negatieve zin
beïnvloeden.
Voorkom dat portieren hard
worden geraakt.
Voorkom dat de
portieren hard worden geraakt als
het contact in stand ON staat: dit kan
tot gevolg hebben dat de airbags
worden geactiveerd.
Monteren van accessoires of
modificaties aan uw metairbags uitgeruste auto
Als u modificaties aan het chassis,
de bumper, de voorzijde, het
plaatwerk opzij of de rijhoogteaanbrengt of laat aanbrengen, kan
dat invloed hebben op de werking
van het airbagsysteem van uw auto.
•Reinig de afdekkappen van de
airbags met een zachte doek
die vochtig is gemaakt met
schoon water. Oplos- en
reinigingsmiddelen kunnen
het materiaal van deafdekkappen aantasten en de
werking van het systeem in
negatieve zin beïnvloeden.
•Laat geactiveerde airbags
vervangen door een officiële
HYUNDAI-dealer.
•Als onderdelen van het
airbagsysteem moeten
worden afgevoerd of als de
auto in zijn geheel moet
worden afgevoerd, moeten
bepaalde voorzorgsmaat
-
regelen met betrekking tot de
veiligheid in acht worden
genomen. Neem voor de
benodigde informatie contact
op met een officiële HYUNDAI-
dealer. Het niet opvolgen van
deze voorzorgsmaatregelen
vergroot de kans op letsel.
Page 84 of 540

2-68
Veiligheidssysteem van uw auto
Waarschuwingslabels airbags
De waarschuwingslabels van de airbags zijn bedoeld om de
passagiers te waarschuwen voor de
mogelijke gevaren van hetairbagsysteem.
Lees alle informatie over de airbags
van uw auto in dit instructieboekje.
OOS037079L
Page 85 of 540

Kenmerken van uw auto
Toegang tot uw auto .............................................3-4Afstandsbediening.............................................................3-4
Smart Key ............................................................................3-8
Startblokkeersysteem ....................................................3-13
Sloten .....................................................................3-14 Portiersloten van buitenaf vergrendelen/
ontgrendelen ....................................................................3-14
Portiersloten van binnenuit vergrendelen/
ontgrendelen ...................................................................3-15
Supervergrendeling.........................................................3-18
Kenmerken van de automatische
portiervergrendeling/-ontgrendeling.........................3-18
Kindersloten achterportieren .......................................3-19
Antidiefstalsysteem .............................................3-20
Stuurwiel ...............................................................3-21 Elektrische stuurbekrachtiging (EPS) ........................3-21
In hoogte en lengte verstelbare stuurkolom............3-22
Stuurwielverwarming ......................................................3-23
Claxon ................................................................................3-23
Spiegels .................................................................3-24 Binnenspiegel ...................................................................3-24
Buitenspiegel ....................................................................3-26 Ruiten.....................................................................3-29
Elektrisch bedienbare ruiten ........................................3-29
Schuifdak ..............................................................3-34 Schuifdak openen en sluiten .......................................3-35
Schuifdak open-/dichtschuiven ..................................3-35
Schuifdak kantelen .........................................................3-36
Zonnescherm....................................................................3-37
Schuifdak resetten .........................................................3-37
Waarschuwingslampje open schuif-/kanteldak ......3-38
Exterieur ...............................................................3-39 Motorkap ...........................................................................3-39
Achterklep .........................................................................3-40
Tankdopklep .....................................................................3-43
Instrumentenpaneel .............................................3-46 Bediening instrumentenpaneel ....................................3-47
Meters en tellers .............................................................3-48
Waarschuwingslampje gladheid...................................3-51
Schakelindicator transmissie ........................................3-52
Waarschuwings- en controlelampjes.........................3-53
Meldingen LCD-display..................................................3-69
LCD-display (instrumentenpaneel Type B, C) .3-75 Bediening LCD-display...................................................3-75
Modi LCD-display............................................................3-76
3
Page 86 of 540

Tripcomputer en onderhoudsherinnering
(instrumentenpaneel Type A) ............................3-84Tripcomputer ....................................................................3-84
Onderhoudsherinnering.................................................3-87
Tripcomputer (Type B, Type C) ..........................3-89 Modi tripcomputer ..........................................................3-89
Head-up display (HUD) .......................................3-93
Verlichting .............................................................3-96 Verlichting buitenzijde ...................................................3-96
Statische verlichting Low Beam Assist....................3-105
Welcome-systeem ........................................................3-106
Interieurverlichting .......................................................3-106
Ruitenwissers en ruitensproeiers ....................3-109 Ruitenwissers voor .......................................................3-110
Ruitensproeiers voorruit .............................................3-111
Schakelaar achterruitenwisser en -sproeier .........3-112
Rijhulpsysteem ...................................................3-113 Rear View Monitor .......................................................3-113
Parking Distance Warning-systeem (achteruit) ....3-115
Parking Distance Warning-systeem
(achteruit/vooruit) ........................................................3-118 Ontwaseming ......................................................3-122
Achterruitverwarming ..................................................3-122
Handbediend verwarmings-
en ventilatiesysteem..........................................3-123 Verwarming en airconditioning..................................3-124
Werking systeem...........................................................3-127
Onderhoud van het systeem ......................................3-130
Automatisch verwarmings-
en ventilatiesysteem..........................................3-132 Automatische verwarming en airconditioning .......3-133
Handmatig bediende verwarming en
airconditioning ...............................................................3-133
Werking systeem...........................................................3-137
Onderhoud van het systeem ......................................3-139
Voorruit ontdooien en ontwasemen ...............3-141 Verwarmings- en ventilatiesysteem,
handbediend ...................................................................3-142
Automatisch verwarmings- en ventilatiesysteem .3-143
Automatisch ontwasemings-systeem
(alleen voor verwarmings- en ventilatiesysteem) .. 3-144
3
Page 87 of 540

Extra voorzieningen verwarmings-
en ventilatiesysteem..........................................3-145Luchtreiniger instrumentenpaneel ..........................3-145
Automatische ventilatie ...............................................3-145
Luchtcirculatie ...............................................................3-145
Opbergvak ...........................................................3-146 Opbergvak middenconsole..........................................3-146
Dashboardkastje ...........................................................3-146
Opbergvak voor zonnebril ..........................................3-147
Multifunctioneel vak ....................................................3-147
Opbergvak bagageruimte ............................................3-148
Overige voorzieningen ......................................3-149 Bekerhouder...................................................................3-149
Zonneklep .......................................................................3-150
12V-aansluiting..............................................................3-151
Draadloos laadsysteem mobiele telefoon...............3-152
Klok ...................................................................................3-153
Jashaak ............................................................................3-154
Bevestigingspunt (EN) vloermat ................................3-155
Bagagenet (houder) .....................................................3-155
Hoedenplank ..................................................................3-156
Exterieur .............................................................3-157 Roof rack ........................................................................3-157
3
Page 88 of 540

3-4
Kenmerken van uw auto
Afstandsbediening
(indien van toepassing)
De afstandsbediening van uw
HYUNDAI kunt u gebruiken om de
portieren (en de achterklep) te
vergrendelen of ontgrendelen en
zelfs om de motor te starten.
1. Portieren vergrendelen
2. Portieren ontgrendelen
3. Achterklep ontgrendelen
Vergrendelen
Vergrendelen :
1. Sluit alle portieren, de motorkapen de achterklep.
2. Druk op de vergrendeltoets voor de portieren (1) op de afstands- bediening.
3. De portieren worden vergrendeld. De alarmknipperlichten knipperen.
Daarnaast zullen de
buitenspiegels worden ingeklapt
als de schakelaar voor de
inklapbare buitenspiegels in stand
AUTO staat.
4. Controleer of de portieren vergrendeld zijn door de stand van
de vergrendelknoppen voor de
portieren in de auto te controleren.
TOEGANG TOT UW AUTO
OPDE046001 Laat kinderen niet zonder
toezicht achter met de sleutels
in de auto. Kinderen die zonder
toezicht achterblijven, kunnende sleutel in het contactslot
steken en de elektrischbedienbare ruiten of andere
bedieningsorganen in werking
stellen. Het is zelfs mogelijk dat
ze de auto in beweging zetten,wat tot ernstig letsel kan leiden.
WAARSCHUWING
Page 89 of 540

3-5
Kenmerken van uw auto
3
Ontgrendelen
Ontgrendelen:
1. Druk op de ontgrendeltoets voorde portieren (2) op de afstands- bediening.
2. De portieren worden ontgrendeld. De alarmknipperlichten knipperen
tweemaal. Daarnaast zullen de
buitenspiegels worden uitgeklapt
als de schakelaar voor de
inklapbare buitenspiegels in stand
AUTO staat.
Informatie
Als 30 seconden na het ontgrendelen
van de portieren niet een van de
portieren is geopend, worden ze
automatisch weer vergrendeld.
Ontgrendelen van de achterklep
Ontgrendelen :
1. Houd de ontgrendeltoets voor de achterklep (3) op de afstandsbediening langer dan 1
seconde ingedrukt.
2. De alarmknipperlichten knipperen tweemaal.
Informatie
Op de schakelaar staat HOLD
(ingedrukt houden) om aan te geven
dat u de schakelaar moet indrukken
en langer dan 1 seconde ingedrukt
moet houden.
Starten
Zie voor meer informatie "Contactslot"in hoofdstuk 5.
Voorkom beschadiging van deafstandsbediening :
• Houd de afstandsbediening uit de buurt van water en andere
vloeistoffen, en van vuur. Als het
binnenste van de Smart Key
vochtig wordt (door vloeistof of
damp) of te heet wordt, kan er
een defect ontstaan in het
interne circuit en kan de
garantie vervallen.
• Zorg ervoor dat u de afstandsbediening niet laat
vallen en gooi er niet mee.
• Bescherm de afstandsbediening tegen extreme temperaturen.
AANWIJZING
i
i
Page 90 of 540

3-6
Kenmerken van uw auto
Mechanische sleutel
Als de afstandsbediening niet
normaal werkt, kunt u de portierenmet de mechanische sleutel
vergrendelen of ontgrendelen.Druk de ontgrendelknop in om de
sleutel open te klappen. De sleutelklapt dan automatisch open. Houd om de sleutel in te klappen de
ontgrendelknop ingedrukt en klap desleutel handmatig in. Klap de sleutel niet in zonder de
ontgrendelknop ingedrukt te
houden. Hierdoor kan de sleutel
beschadigd raken.
Voorzorgsmaatregelen met
betrekking tot de afstandsbediening
In de volgende gevallen werkt deafstandsbediening niet :
• Als de sleutel in het contactslot is gestoken.
• Als u zich buiten het bereik bevindt (ongeveer 30 m).
• Als de batterij van de afstandsbediening bijna leeg is.
• Als het signaal wordt geblokkeerd door andere auto's of objecten.
• Als de buitentemperatuur extreem laag is.
• Als de afstandsbediening zich bevindt in de buurt van een zender
(bijvoorbeeld van een radiozender
of een luchthaven), waardoor de
normale werking van de
afstandsbediening verstoord kan
worden.
AANWIJZING
■Type A ■Type B
OED036001A/OFD047002-A
■ Type C
OPDE046003