Hyundai Santa Fe 2016 Handleiding (in Dutch)
Manufacturer: HYUNDAI, Model Year: 2016, Model line: Santa Fe, Model: Hyundai Santa Fe 2016Pages: 729, PDF Size: 67.42 MB
Page 461 of 729

513
Rijden met uw auto
Starten van de motor✽✽AANWIJZING
- Kickdown-mechanisme
(indien van toepassing)
Het kickdown-mechanisme in het
gaspedaal voorkomt dat er onbedoeld
met volgas wordt gereden door het
gaspedaal extra weerstand te geven. Als
het gaspedaal echter voor meer dan
80% wordt ingetrapt, wordt er mogelijk
al met volgas gereden en zal het
gemakkelijker zijn om het pedaal
verder in te trappen. Dit duidt niet op
een storing.(Vervolg)
Steek nooit tijdens het rijden uw hand door het stuurwiel om de
toets Engine Start/Stop of andere
bedieningsorganen te bedienen.
Hierdoor kunt u de controle over
de auto verliezen, wat kan leiden
tot een ongeval en ernstig letsel.
Plaats geen losse voorwerpen rondom de bestuurdersstoel.
Deze kunnen tijdens het rijden
gaan bewegen en de bestuurder
hinderen, wat kan leiden tot een
ongeval.
WAARSCHUWING
Draag altijd geschikte schoenen tijdens het rijden. Ongeschikte
schoenen (hoge hakken,
skischoenen, enz.) kunnen het
bedienen van het rempedaal, hetgaspedaal en het
koppelingspedaal.
Start de auto niet terwijl het gaspedaal wordt ingetrapt. De
auto kan in beweging komen, wat
kan leiden tot een ongeval.
Wacht totdat het motortoerental normaal is. De auto kan
plotseling in beweging komen als
het rempedaal wordt losgelatenbij een hoog toerental.
Page 462 of 729

Rijden met uw auto
14
5
Starten van de benzinemotor
1. Zorg ervoor dat u de Smart Key bij u
hebt of laat deze in de auto.
2. Controleer of de parkeerrem goed is geactiveerd.
3. Handgeschakelde transmissie - Tr a p
het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingspook in de vrijstand.
Houd het koppelingspedaal en het
rempedaal ingetrapt terwijl u de motor
start.
Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met de selectiehendel in stand N.
4. Druk de toets Engine Start/Stop in.
Hij dient gestart te worden zonder het
gaspedaal in te trappen.
5. Breng de motor niet op bedrijfstemperatuur door hem
stationair te laten draaien. Ga rijden
met gematigde motortoerentallen.
(Vermijd krachtig accelereren endecelereren.)
Starten van de dieselmotor
Om de dieselmotor te starten bij koude
motor moet deze voorgegloeid worden
voordat de motor wordt gestart, en
vervolgens opgewarmd worden voordat
u gaat rijden.
1. Controleer of de parkeerrem isgeactiveerd.
2. Handgeschakelde transmissie - Tr a p
het koppelingspedaal volledig in en zet
de versnellingspook in de vrijstand.
Houd het koppelingspedaal en het
rempedaal ingetrapt terwijl u de toets
Engine Start/Stop in de stand START
drukt.
Automatische transmissie - Zet de
selectiehendel in stand P. Trap het
rempedaal volledig in.
De motor kan ook worden gestart met
de selectiehendel in stand N.
3. Druk de toets Engine Start/Stop in terwijl u het rempedaal ingetrapt houdt.
4. Houd het rempedaal ingetrapt totdat het controlelampje voorgloeien dooft.
(ongeveer 5 seconden)
5. De motor start wanneer het controle- lampje voorgloeien dooft.
✽✽ AANWIJZING
Als u de toets Engine Start/Stop
nogmaals indrukt terwijl de motor
voorgegloeid wordt, kan de motor
aanslaan.
W-60
Controlelampje voorgloeien
Page 463 of 729

515
Rijden met uw auto
Starten en afzetten van een motor met
turbo/intercooler
1. Voer het toerental van de motor niet tehoog op en accelereer niet direct na
het starten van de motor.
Laat een koude motor enkele
seconden stationair draaien voordat u
wegrijdt om ervoor te zorgen dat de
turbocompressor voldoende smering
krijgt.
2. Na het rijden met hoge snelheid of een lange rit met een zware motorbelasting
dient de motor voor het afzetten
ongeveer 1 min stationair te draaien. Door de motor stationair te laten
draaien zal de turbo afkoelen voordat
de motor wordt afgezet. Zelfs als de Smart Key zich in de auto
bevindt, maar op enige afstand van u,zal de motor mogelijk niet aanslaan.
Wanneer de toets Engine Start/Stop in stand ACC of daarboven staat,
controleert het systeem of de Smart
Key aanwezig is wanneer een van de
portieren geopend wordt. Als de Smart
Key zich niet in de auto bevindt, gaathet controlelampje ""
branden en
verschijnt op het instrumentenpaneel
en het LCD-display de melding
"Sleutel niet in het voertuig" (of "Key
not in vehicle"). En wanneer alle
portieren gesloten worden, zal de
zoemer 5 seconden klinken. Het
controlelampje of de waarschuwing
dooft wanneer de auto rijdt. Zorg dat u
altijd de Smart Key bij u hebt.
WAARSCHUWING
De motor zal alleen aanslaan
wanneer de Smart Key zich in de
auto bevindt. Laat kinderen of anderen die niet
vertrouwd zijn met de auto nooit de
toets Engine Start/Stop of
aanverwante onderdelen aanraken.
OPMERKING
Zet de motor nooit direct af nadat hij zwaar belast is geweest. Dit kanzware schade veroorzaken aan demotor of de turbocompressor.
OPMERKING
Probeer de selectiehendel niet instand P te zetten wanneer de motor
tijdens het rijden afslaat. Als de verkeersomstandigheden hettoelaten kunt u de selectiehendel in stand N (vrijstand) zetten terwijl de
auto nog rijdt en vervolgens detoets Engine Start/Stop indrukken om te proberen de motor opnieuw
te starten.
Page 464 of 729

Rijden met uw auto
16
5
✽✽
AANWIJZING
Als de batterij bijna leeg is of de Smart Key niet goed werkt, kunt u de
motor starten door de toets ENGINE
START/STOP direct met de Smart
Key in te drukken. De zijde met de
vergrendeltoets moet rechtstreeks de
toets ENGINE START/STOP
aanraken. Als u de Smart Key
rechtstreeks tegen de toets ENGINE
START/STOP houdt, moeten de
Smart Key en de toets ENGINE
START/STOP onder de juiste hoek
ten opzichte van elkaar staan. (Vervolg)(Vervolg)
Wanneer de remlichtzekering is
doorgebrand, kunt u de motor niet
normaal starten. Vervang de zekering
door een nieuwe. Als het niet mogelijk
is, kunt u de motor starten door de
toets Engine Start/Stop in stand ACC
10 seconden ingedrukt te houden. De
motor kan aanslaan zonder dat het
rempedaal ingetrapt wordt. Trap voor
uw eigen veiligheid echter altijd het
rempedaal en het koppelingspedaal in
voordat u de motor start.
OPMERKING
Druk de toets ENGINE
START/STOP nooit langer dan 10
seconden in, behalve wanneer de remlichtzekering is doorgebrand.
Zet het contact niet in stand START terwijl de motor draait.
Anders raakt de startmotor mogelijk beschadigd.
ODM052007
Page 465 of 729

517
Rijden met uw auto
Bedienen van de
handgeschakelde transmissie De handgeschakelde transmissie heeft
6 (zes) versnellingen vooruit.
Het schakelpatroon is aangebracht in
de pookknop. Alle vooruitversnellingen
zijn volledig gesynchroniseerd zodat
het schakelen naar een hogere of
lagere versnelling soepel verloopt.
Trap het koppelingspedaal tijdens het schakelen geheel in en laat het
langzaam opkomen.
Wanneer uw auto is uitgerust met een
startknop, kunt u de motor niet starten
zonder het koppelingspedaal in te
trappen.
Voordat de achteruitversnelling kan worden ingeschakeld, moet de
versnellingspook eerst in de vrijstand
worden gezet. De knop die zich direct
onder de pookknop bevindt, moet
omhoog worden getrokken om de
versnellingspook in de R (achteruit)
stand te kunnen zetten.
Zorg ervoor dat de auto volledig tot stilstand is gekomen voordat de R(achteruit) wordt ingeschakeld.
Laat de motor nooit met een toerentaldraaien dat in het rode gebied van de toerenteller ligt.
HANDGESCHAKELDE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
OPMERKING
Bij het terugschakelen van de vijfde naar de vierde versnelling
moet erop worden gelet dat de versnellingspook niet zo ver opzijwordt gedrukt dat per ongeluk detweede versnelling wordt
ingeschakeld. Hierdoor zou hetmotortoerental zo hoog kunnen oplopen dat de naald van de
toerenteller in het rode gebied terecht zou kunnen komen.Dergelijke hoge toerentallenkunnen ernstige motorschade
veroorzaken.
Schakel niet meer dan 2 versnellingen tegelijk terug enschakel niet terug als de motormet een hoog toerental draait
(5.000 omw/min of meer).Terugschakelen onder dergelijkeomstandigheden kan schade aan de motor, de koppeling en de
transmissie veroorzaken.
ODM052010
De knop moet omhoog worden getrokken
als de versnellingspook wordt bediend.
De versnellingspook kan worden bediend
zonder de knop omhoog te trekken.
Page 466 of 729

Rijden met uw auto
18
5
Bij zeer lage buitentemperaturen kan
het schakelen wat moeizamer gaan
zolang de transmissieolie nog koud is.
Dat is normaal en niet schadelijk voor
de transmissie.
Als de auto geheel tot stilstand is gekomen en de 1e versnelling of de R
(achteruit) moeilijk ingeschakeld
kunnen worden, zet dan de
versnellingspook in de vrijstand en laat
de koppeling opkomen. Trap het
koppelingspedaal weer in en schakeel
vervolgens de 1e versnelling of de R
(achteruit) in.OPMERKING
Laat, om vroegtijdige slijtage en
beschadiging van de koppeling te
voorkomen, uw voet tijdens hetrijden niet op het koppelings-pedaal rusten. Gebruik de koppeling ook niet om de auto stil
te laten staan op een helling(bijvoorbeeld bij eenverkeerslicht, enz.).
Laat tijdens het rijden uw hand niet op de versnellingspookrusten omdat hierdoor voortijdigeslijtage aan de schakelvorken inde transmissie op kan treden.
Rijd, om mogelijke schade aan het koppelingssysteem tevoorkomen, niet weg in de 2e(tweede) versnelling, tenzij u wegrijdt vanuit stilstand op een
gladde weg.WAARSCHUWING
Trek altijd de parkeerrem stevig aan en zet de motor af alvorens
de auto te verlaten. Zet de
transmissie vervolgens in de 1e
versnelling als de auto op een
vlakke ondergrond of opwaartse
helling staat, of schakel de
achteruitversnelling in als de
auto op een neerwaartse helling
staat. Als deze voorzorgsmaat-
regelen niet worden opgevolgd
kan de auto onverwacht en
plotseling in beweging komen.
Als uw auto is uitgerust met een handgeschakelde transmissie en
niet is voorzien van een
contactslot, kan de auto in
beweging komen en een ernstig
ongeval veroorzaken als de
motor wordt gestart zonder dat
het koppelingspedaal wordt
ingetrapt terwijl de parkeerremvrij is en de selectiehendel niet instand N staat.
(Vervolg)
Page 467 of 729

519
Rijden met uw auto
Bedienen van de koppeling
Het koppelingspedaal moet geheel
worden ingetrapt alvorens de
versnellingspook te verplaatsen en moet
daarna weer langzaam worden
losgelaten. Het koppelingspedaal moet
tijdens het rijden altijd geheel zijn
losgelaten. Laat tijdens het rijden uw voet
niet op het koppelingspedaal rusten. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Laat de
koppeling ook niet gedeeltelijk in
aangrijping komen om de auto op een
helling op zijn plaats te houden. Dat
veroorzaakt onnodige slijtage. Gebruik
de voetrem of de parkeerrem om de autoop een helling op zijn plaats te houden.
Trap het koppelingspedaal nietherhaaldelijk snel achter elkaar in.
Terugschakelen
Schakel in druk verkeer of bij het oprijden
van een steile helling terug voordat de
motor te hard moet werken. Door terug te
schakelen wordt de kans op afslaan
beperkt en kan beter worden
geaccelereerd wanneer u uw snelheid
weer op moet voeren. Als de auto op een
steile helling naar beneden rijdt, kan door
terug te schakelen een veilige snelheid
worden gehandhaafd en wordt
bovendien de levensduur van de
remmen verlengd.(Vervolg)
Rem op een glad wegdek nietsnel af op de motor (schakelen
vanuit een hoge naar een lage
versnelling).
Anders kan de auto in een slip
raken en een ongeval
veroorzaken.
OPMERKING
Trap het koppelingspedaal volledig
in om het koppelingspedaal tebedienen. Indien u de koppeling
niet volledig intrapt, kan dekoppeling lawaai maken ofbeschadigd raken.
Page 468 of 729

Rijden met uw auto
20
5
Goede rijgewoonten
Laat de auto nooit in zijn vrij een
helling af rijden. Dit is bijzonder
gevaarlijk. Laat de auto bij het afrijden
van een helling altijd in een versnellingstaan.
Houd het rempedaal niet langdurig achter elkaar ingetrapt. Hierdoor
kunnen de remmen oververhit raken
en dienst gaan weigeren. Schakel in
plaats daarvan bij het afrijden van een
lange helling terug naar een lagere
versnelling. Hierdoor remt de auto af
op de motor.
Vertraag de snelheid voordat u terugschakelt. Hiermee voorkomt u datde motor met een te hoog toerental
gaat draaien, hetgeen schadelijk kan
zijn voor de motor.
Verlaag uw snelheid ook als u geconfronteerd wordt met zijwind. Dankunt u de auto beter onder controlehouden. Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat de R
(achteruit) wordt ingeschakeld. Als dat
niet het geval is, kan de transmissie
beschadigd raken. Trap het
koppelingspedaal in, zet de
versnellingspook in de vrijstand, wacht
3 seconden en zet daarna de
versnellingspook in de R (achteruit).
Wees vooral voorzichtig bij het rijden op een gladde ondergrond. Let in dat
geval vooral op bij het remmen,
gasgeven en schakelen. Op een glad
wegdek kan een abrupte
snelheidsverandering leiden tot verlies
van grip van de aangedreven wielen,
waardoor u de controle over uw auto
kunt verliezen.
WAARSCHUWING
Draag altijd uw veiligheidsgordel! Bij een aanrijding lopen inzittenden die hun veiligheids-
gordel niet dragen een veel
grotere kans op ernstig letsel daninzittenden die hun veiligheids-
gordel wel dragen.
Pas uw snelheid aan voordat u een bocht aansnijdt of gaat keren.
Maak geen plotselinge stuurbewegingen bij het wisselen
van rijbaan of bij het nemen van
snelle, scherpe bochten.
De kans dat de auto over de kop slaat wanneer u de macht over
het stuur verliest, is veel groter
bij hogere snelheden.
Meestal verliest de bestuurder de macht over de auto wanneer twee
of meer wielen van de weg raken
en de bestuurder het stuuromgooit om de auto weer de wegop te sturen.
Gooi het stuur niet om wanneer uw auto van de weg raakt. Minder
in plaats daarvan snelheid
voordat u de auto terug de weg
op stuurt.
Houd u altijd aan de snelheidslimieten.
Page 469 of 729

521
Rijden met uw auto
Bediening automatische transmissie De uiterst efficiënte automatische
transmissie heeft 6 versnellingen vooruit
en 1 versnelling achteruit. De
verschillende versnellingen worden
automatisch ingeschakeld, welke
versnellingen er beschikbaar zijn, is
afhankelijk van de stand van deselectiehendel.
✽✽AANWIJZING
Het schakelen bij een nieuwe auto kan,
als de accukabels losgenomen zijn
geweest, de eerste paar keer wat
schokkerig verlopen. Dat is een normaal
verschijnsel en na een paar keer
schakelen zal de TCM (Transaxle
Control Module) of de PCM
(Powertrain Control Module) het
schakelgedrag aanpassen.
AUTOMATISCHE TRANSMISSIE (INDIEN VAN TOEPASSING)
ODM052011
++++((((OOOOppppsssscccchhhhaaaakkkkeeeelllleeeennnn))))
----((((TTTTeeeerrrruuuuggggsssscccchhhhaaaakkkkeeeelllleeeennnn))))
Daarna kunt u de selectiehendel in een andere stand zetten.
Druk de vergrendelknop in tijdens het schakelen.
Trap het rempedaal in en druk de knop in tijdens het schakelen. (Als de auto niet uitgerust
is met een schakelblokkeersysteem is het niet nodig het rempedaal in te trappen.
Geadviseerd wordt echter het rempedaal toch in te trappen om te voorkomen dat de auto
onbedoeld in beweging komt.
Page 470 of 729

Rijden met uw auto
22
5
Trap voor een soepele en veilige
bediening het rempedaal in bij hetoverschakelen van stand N naar eenvooruitversnelling of de achteruit
-versnelling.
Standen selectiehendel
De schakelstandindicator in het
instrumentenpaneel geeft, als het
contact in stand ON staat, aan in welkestand de selectiehendel staat.
P (parkeren)
Zorg ervoor dat de auto volledig tot
stilstand is gekomen voordat stand P
wordt ingeschakeld. In deze stand zijn de
transmissie en de voorwielen geblok
-keerd.
WAARSCHUWING
- Automatische transmissie
Controleer altijd de omgeving rond de auto op de aanwezigheid
van anderen, in het bijzonder
kinderen, alvorens u detransmissie in stand D (Drive) of
R (Reverse) zet.
Controleer altijd of stand P is ingeschakeld, trek de parkeerrem
volledig aan en zet de motor uit
voordat u de auto verlaat. Als
deze voorzorgsmaatregelen niet
worden opgevolgd kan de auto
onverwacht en plotseling in
beweging komen.
Rem op een glad wegdek niet snel af op de motor (schakelen vanuit
een hoge naar een lage
versnelling).
Anders kan de auto in een slip
raken en een ongeval veroorzaken.
OPMERKING
Geef, om schade aan de
transmissie te voorkomen, geen
gas wanneer stand R of een vande vooruitversnellingen isingeschakeld en het rempedaal ingetrapt is.
Houd de auto bij stilstaan op een helling nooit op zijn plaats doorgas te geven. Gebruik debedrijfsrem of de parkeerrem.
Schakel niet van stand N of P in stand D of R wanneer hetmotortoerental hoger is dan hetstationaire toerental.